Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2023, 13984 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2023, 13984 | beleidsregel |
Deze beleidsregel gaat over het aanbrengen, wijzigen of verwijderen van een bouwwerk in het beperkingengebied van waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en bergingsgebieden, voor zover vergunningplichtig op grond van de waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Opmerkingen met betrekking tot de regeling
Deze beleidsregel geeft specifieke richtlijnen en toetsingscriteria voor een specifieke activiteit. Daarnaast gelden altijd de bepalingen met betrekking tot de zorgplicht en de algemene regels uit de waterschapsverordening
Toetsingscriteria voor Bouwwerken
Het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van bouwwerken binnen het beheergebied van HHSK is in veel gevallen vergunningplichtig op grond van de waterschapsverordening.
De vergunningplicht voor (duurzaam gefundeerde) bouwwerken is vastgelegd in paragraaf 6.8 van de waterschapsverordening. Voor het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een bouwwerk in de werkingsgebieden van een waterstaatswerk (een oppervlaktewaterlichaam, een bergingsgebied of een waterkering, met inbegrip van de daarin gelegen ondersteunende kunstwerken) geldt in bepaalde gevallen een meldplicht. In andere gevallen geldt een vergunningplicht. De vergunningplicht voor niet duurzaam gefundeerde bouwwerken, in deze beleidsregel ook wel semipermanente bouwwerken genoemd, is ook vastgelegd in H8 van de waterschapsverordening, vaste stoffen en voorwerpen. Onder voorwerpen in dit hoofdstuk worden ook ongefundeerde bouwwerken verstaan.
Op het realiseren van een bouwwerk kan ook de vergunningplicht voor het aanbrengen van verhard oppervlak van toepassing zijn (WSV art.2.2 lid 4 en 5).
Deze beleidsregel gaat niet over het aanbrengen, wijzigen of hebben van een bouwwerk bij een windwatermolen (wsv H10) buiten een bergingsgebied en buiten het beperkingengebied van een waterkering of oppervlaktewaterlichaam.) Binnen het werkingsgebied van windwatermolens gelden, aanvullend op eventueel van toepassing zijnde regels vanuit deze beleidsregel, beoordelingsregels op basis van het algemeen deel van de beleidsregels voor vergunningverlening.
Deze beleidsregel gaat niet over de andere paragrafen in hoofdstuk 6 van de Waterschapsverordening specifiek genoemde werken die ook als een bouwwerk gezien zouden kunnen worden (zoals bijvoorbeeld een brug).
Deze beleidsregel geeft aan hoe het hoogheemraadschap vergunningaanvragen voor het aanleggen, wijzigen en verwijderen van bouwwerken beoordeelt, hoe belangen worden afgewogen en welke eisen daarbij kunnen worden gesteld. De regels in de Waterschapsverordening over bouwwerken (en voorwerpen die kunnen worden gezien als bouwwerken) zijn volgens de Waterschapsverordening H1, paragraaf 6.8 en H8 gericht op het beschermen van waterstaatswerken, met inbegrip van het belang van de toekomstige verruiming daarvan, en de doelmatige werking daarvan voor het keren van water, het bergen van water, het aan- en afvoeren van water en de bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit.
2. Bouwwerken bij OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN
De regels in dit hoofdstuk gaan alleen over het aanbrengen, wijzigen of verwijderen van bouwwerken in (bestaande) oppervlaktewaterlichamen, niet over lozingsactiviteiten met betrekking tot bouwwerken (WSV H3). De extra beoordelingscriteria die gelden voor krw-oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in paragraaf 2.2. De regels in dit hoofdstuk gelden naast eventuele regels voor een waterkering of bergingsgebied.
In Figuur 1 zijn ter verduidelijking een aantal van de gebruikte begrippen weergegeven.
2.1. Bij oppervlaktewaterlichamen geldende regels
Deze regels gelden voor alle bouwwerken in alle categorieën van oppervlaktewaterlichamen en gelden naast de specifieke regels per situatie.
Bouwwerken binnen het profiel van een oppervlaktewaterlichaam en binnen 10 meter van een (bijbehorend) kunstwerk zijn in principe ongewenst en worden, afgezien van de overige bepalingen in deze beleidsregel, slechts toegestaan (overwogen) als daar zwaarwegende argumenten voor zijn.
De stroomsnelheid in het oppervlaktewaterlichaam ter plaatse van het bouwwerk neemt niet toe tot meer dan 0,2 m/s bij maatgevende afvoer; ook toetsen wij de invloed van het bouwwerk op het optredende verhang.
Het beschikbare volume voor het bergen van water dat verloren gaat door het bouwwerk wordt gecompenseerd.
Het ontwerp van het bouwwerk dat gevoelig is voor wateroverlast moet zijn afgestemd op een marge van 0,20 m boven het ter plaatse gehanteerde maatgevende peil voor wateroverlast.
Bij de beoordeling van de activiteit wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van en eisen aan het watersysteem.
In wateren die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland kunnen nadere eisen worden gesteld om de barrièrewerking van een bouwwerk voor plant en dier te beperken.
Wateren en oevers vervullen een belangrijke rol als leefgebied en verbindingsroutes voor plant en dier. Bebouwing kan echter een obstakel zijn voor deze maatschappelijke functie van de oppervlaktewaterlichamen. In het bijzonder binnen het Natuurnetwerk Nederland (zie deze link voor de kaart) moet dit zo veel mogelijk worden voorkomen. Bijvoorbeeld door de oeverzone in stand te houden, en/of de bebouwing op andere manieren ‘eco-passeerbaar’ te maken. |
In oppervlaktewaterlichamen bedraagt de afstand tot een gemaal ten minste 10 meter; bij een ander kunstwerk kan, afhankelijk van de situatie, eventueel met minder afstand worden volstaan.
In vaarwegen en andere bevaarbare wateren kunnen nadere eisen worden gesteld met het oog op de vaargelegenheid. De Beleidsuitwerking Varen HHSK biedt hiervoor nadere uitgangspunten.
Het oppervlaktewaterlichaam en de bijbehorende kunstwerken moeten op een duurzame, kostenefficiënte en veilige manier kunnen worden beheerd en onderhouden.
Beschermingszones langs oppervlaktewateren voor aan- en afvoer worden vrijgehouden van bebouwing voor zover dat nodig is voor de uitvoering van het onderhoud van het water.
2.2. Aanvullende beoordelingscriteria voor bouwwerken m.b.t. krw-oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 1. Toepassingsbereik beoordelingscriteria uit deze paragraaf
De regels in deze paragraaf gelden voor:
Onderdeel 2. Algemeen aanvullend criterium: krw-oppervlaktewaterlichamen
Onderdeel 3. Hardheidsclausule
In afwijking van het tweede onderdeel kan een omgevingsvergunning worden verleend, voor zover:
4. Bouwwerken bij WATERKERINGEN
HHSK heeft de wettelijke taak om de waterkeringen (ook dijken of kades genoemd) te beheren om overstromingen te voorkomen. Voor ons bestaat een ideale dijk uit klei met een grasmat, die erosiebestendig is. De dijk is bovendien zoveel mogelijk vrij van ‘niet-waterkerende’ objecten, zoals bouwwerken, bomen en overige beplanting.
Onze dijken zien er lang niet overal zo uit. Uit maatschappelijk oogpunt is dat ook niet wenselijk, bijvoorbeeld omdat er mensen wonen of er bedrijven gevestigd zijn. En ook landschap, natuur en cultuurhistorie kunnen een rol spelen bij de inrichting van een dijk.
Bij de inrichting en het gebruik van dijken staan waterveiligheid en efficiënt beheer bij HHSK voorop. Vandaar de inrichting van de dijk zoals wij die het liefste zien. Aanvragen voor ‘niet-waterkerende objecten’ zoals bouwwerken toetsen we daarom aan ons ideaalbeeld. Wij kijken daarbij naar:
Een bouwwerk belemmert de mogelijkheden voor beheer, inspectie en in het bijzonder versterkingen. Ook kan het invloed hebben op de overstromingskans. Deze criteria vormen daarom de basis van deze beleidsregel voor bouwwerken.
Een woning, bedrijfsruimte of ander bouwwerk kan op verschillende manieren de overstromingskans vergroten.
Een bouwwerk in of op de dijk kan gevolgen hebben voor de sterkte van de dijk. Bijvoorbeeld door een diepe kelder. In feite wordt dan een stuk van de dijk weggenomen.
In een dijk kunnen door de druk van het buitenwater en grondwaterstroming tunnels (piping) ontstaan. Kleilagen in, onder en op de dijk voorkomen dit. Wanneer er voor een bouwwerk moet worden gegraven, vermindert de weerstand tegen piping.
Wanneer er water over de dijk heen slaat, stroomt het langs de bouwwerken. Dat kan door de overgangen in de dijkconstructie en stroomconcentraties op die plaatsen leiden tot erosie van de dijk. Aan de buitenzijde van de dijk kunnen bouwwerken waterstromen tegen de dijk aan veroorzaken.
In een dijk kan een waterkerende constructie zitten, bijvoorbeeld een betonwand of damwand. Het is dan feitelijk niet alleen de dijk zelf, maar ook de constructie in de dijk die voor de veiligheid zorgt. Waterkerende constructies in de dijk hebben dan ook grote invloed op de overstromingskans. Wat wel en niet kan en mag staat beschreven in paragraaf 4.5.
Invloed op beheer en onderhoud van de dijk
Een bouwwerk kan efficiënt en doelmatig onderhoud en beheer van dijken belemmeren. Dijken kunnen minder toegankelijk worden voor onderhoudsmaterieel. Een bouwwerk kan de periodieke inspecties in de weg staan. Ook kan een bouwwerk indirect voor een risico zorgen doordat bij een bouwwerk meestal ook tuinen, wegen en kabels en leidingen aangelegd worden.
Invloed op uitbreidbaarheid van de dijk
Voor dijkversterkingen is ruimte nodig. Bijvoorbeeld om een nieuwe of extra kleilaag aan te brengen of om een waterkerende constructie aan te brengen. Dijkversterkingen zullen altijd nodig blijven. Bouwwerken zijn bij veel versterkingsprojecten de grootste belemmering voor uitbreiding van de dijk.
Voor de beoordeling van bebouwing wordt gebruik gemaakt van een profiel van vrije ruimte. Dit is een driedimensionale ruimtereservering om toekomstig beheer en onderhoud aan de waterkering mogelijk te maken en de stabiliteit van de waterkering te waarborgen. Het profiel van vrije ruimte is een hulpmiddel om te bepalen op welke plekken in het profiel van de waterkering wel of geen bebouwing wordt toegestaan en onder welke voorwaarden. Per soort waterkering wordt dit verder toegelicht
Het hoogheemraadschap staat geen nieuwe permanente of semipermanente bouwwerken toe binnen de begrenzing van het profiel van vrije ruimte van de kade of dijk. Ook herbouw van bouwwerken staan we hier in principe niet toe. Het profiel van vrije ruimte is namelijk nodig voor de waterkerende functie van de dijken en voor dijkversterking in de toekomst.
We hebben wel oog voor het publieke belang van herbouw van bouwwerken. Op delen van onze dijken staat (lint)bebouwing. Iedere vergunningaanvraag bekijken we afzonderlijk. Daarbij hanteren we de volgende uitgangspunten:
Van de beleidsregel kan door het hoogheemraadschap mogelijk worden afgeweken wanneer:
Bij bouwwerken kan sprake zijn van nieuwbouw, herbouw, verbouw of uitbreiding. In de regels is hierin onderscheid gemaakt. Onder nieuwbouw verstaan we het opzetten van permanente bouwwerken op een locatie waar daarvoor geen bouwwerk aanwezig was. Onder herbouw verstaan we het vernieuwen van een bestaande permanente bouwwerken binnen dezelfde contouren. Onder verbouw verstaan we elke verandering, zonder uitbreiding, aan een bestaand permanent bouwwerk, met uitzondering van:
Deze uitzonderingen beschouwen we als herbouw of nieuwbouw.
Onder uitbreiding verstaan we het vergroten van de oppervlakte van de bestaande permanente bouwwerken op een zodanige wijze dat het bebouwde oppervlak toeneemt.
In de volgende paragrafen zijn de regels per soort waterkering verder uitgewerkt.
De regels gelden naast de eventuele regels voor een oppervlaktewaterlichaam of bergingsgebied.
4.1. Bij alle waterkeringen geldende regels
Het gebruik van de dijk door bewoners of bedrijven kan gevolgen hebben voor het beheer en onderhoud. Om die reden moeten de dijken altijd toegankelijk en zichtbaar zijn. Als gebruik anders dan door het waterschap of gebruik anders dan voor de waterkerende functie zorgt voor extra onderhoud, dan is de medegebruiker daarvoor ook zelf verantwoordelijk.
Nieuwbouw aan de buitenzijde van waterkeringen wordt alleen toegestaan als er voldoende hoog en breed voorland aanwezig is.
4.2. Primaire waterkeringen en voorliggende waterkeringen
Bij bouwwerken in of bij primaire- en voorliggende waterkeringen kijken we niet alleen naar de huidige dijk. We kijken ook naar de dijk zoals die eruit moet gaan zien in de toekomst. Bijvoorbeeld als gevolg van klimaatverandering. De afmetingen van de toekomstige dijk zijn vastgelegd in het ‘profiel van vrije ruimte’. Het zijn de afmetingen die de dijk moet hebben in het jaar 2100, bij een versterking zonder constructies. Een nieuwe dijk vraagt in de regel meer ruimte dan de huidige. We houden namelijk rekening met hogere rivierafvoeren en zeespiegelstijging.
Figuur 2: Schematische weergave profiel van vrije ruimte
In bijlage 1 ‘Profiel van vrije ruimte’ is per dijkvak de vrije ruimte voor de primaire waterkeringen beschreven. Met de ‘begrenzing van het profiel van vrije ruimte’ (zie figuur 2) bedoelen we het gebied waarbinnen het profiel ligt. Daarbuiten stellen we geen aanvullende eisen aan de bouwwerken.
Bij voorliggende waterkeringen komt het profiel van vrije ruimte overeen met het in de legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, aangegeven profiel plus een horizontale afstand van 5 meter. De begrenzing van het profiel van vrije ruimte komt overeen met de kernzone.
Of er gebouwd mag worden en onder welke voorwaarden, hangt af van de plek en van de bouwwerken. Bijlage 2 ‘Voorbeelden van PVVR’ toont verschillende plaatsen binnen de vrije ruimte waar een bouwwerk kan voorkomen.
De volgende criteria zijn van toepassing op alle vergunningaanvragen voor bouwwerken in het werkingsgebied van primaire- en voorliggende waterkeringen:
Een bouwwerk is bestand tegen toekomstige dijkversterking. Grondaanvulling en het aanbrengen van een dam-/diepwand blijft mogelijk.
Werkzaamheden in de kernzone van de primaire waterkering die de waterkerende toestand verminderen worden uitgevoerd buiten het stormseizoen.
Hieronder verstaan we onder meer bouwketen en tuinhuisjes, die eenvoudig te verwijderen zijn en niet staan op een in de grond geslagen of soortgelijke fundatie. Het bouwwerk/de constructie kan een verplaatsbare eenheid zijn of bestaan uit meerdere losse elementen die op relatief eenvoudige wijze te demonteren zijn. Woningen vallen hier niet onder, onder meer door de aanvullende voorzieningen die woningen nodig hebben.
De grondslag voor de vergunningplicht voor deze ‘bouwwerken’ is te vinden in de artikelen 8.6 en 8.8 van de WSV.
Let op: dit betekent dat hierop ook de algemene regels van artikel 8.2 WSV van toepassing zijn en dat het toepassingsbereik wordt bepaald door artikel 8.1 en de oogmerken die daarin zijn genoemd.
Semipermanente bebouwing mag in principe alleen buiten de kernzone (zie Figuur 2). Kan dat niet, dan is deze bebouwing binnendijks alleen toegestaan minimaal 0,5 meter uit de onderranden van de dijk (teen), tenzij het onderhoud van de dijk daardoor belemmerd wordt.
Semipermanente bebouwing buitendijks is alleen toegestaan op voorland boven MHW (maatgevend hoog water) op een minimale afstand van 5 meter uit de (theoretische) kruinlijn (zie bijlage 2 afbeelding 5 en 6).
Nieuwbouw permanente bouwwerken
Onder permanente bouwwerken verstaan we alle niet tijdelijke gebouwen en andere bijzondere bouwwerken. Bijzondere bouwwerken zijn bijvoorbeeld ook windmolens en (zend)masten. Onder nieuwbouw verstaan we het opzetten van permanente bouwwerken op een locatie waar daarvoor geen bouwwerk aanwezig was
Nieuwbouw binnendijks buiten het profiel van vrije ruimte komt in aanmerking voor een vergunning (zie Bijlage 2 afbeelding 1).
Nieuwbouw buitendijks komt in aanmerking voor een vergunning als er sprake is van hoog voorland van voldoende breedte en de bebouwing boven het profiel van vrij ruimte op een horizontale afstand van minimaal 5,00 meter uit de teen van het boventalud of, als er geen talud aanwezig is uit de (theoretische) kruinlijn komt te staan (zie bijlage 2 afbeelding 5 en 6).
Onder herbouw verstaan we het vernieuwen van bestaande permanente bouwwerken binnen dezelfde contouren.
Herbouw binnen het profiel van vrije ruimte maar niet in de dijk is onder strikte voorwaarde toegestaan. Dit geldt alleen als herbouw buiten of boven het profiel van vrije ruimte niet mogelijk is. In dat geval komt de herbouw zo hoog mogelijk en op een zo groot mogelijke afstand van de dijk. De constructie van een bouwwerk mag de waterkerende functie niet verminderen (zie Bijlage 2 afbeelding 2).
Herbouw in de dijk moet worden voorkomen. Kan dat niet, dan moet de bouwconstructie zodanig zijn dat de waterkerende functie ook op termijn gewaarborgd is. De constructie moet voldoende sterk zijn. Dus het ontwerp van de grond kerende onderdelen moeten zodanig zijn dat deze voldoende sterk zijn om de gronddruk vanuit de hoge kant, onder maatgevende omstandigheden, op te kunnen nemen. De constructie als geheel moet voldoende stabiel zijn. Daarbij gelden de van kracht zijnde normen en leidraden (zie Bijlage 2 afbeelding 4).
De aanvrager moet voldoende informatie verstrekken waarmee aangetoond kan worden dat alternatieven die vanuit de waterkering bezien gunstiger zijn, niet mogelijk geacht worden zodat een goede belangenafweging gemaakt kan worden.
Uitbreiding permanente bouwwerken
Onder uitbreiding verstaan we het vergroten van de oppervlakte van de bestaande permanente bouwwerken op een zodanige wijze dat het bebouwde oppervlak toeneemt. Toename van bebouwd oppervlak met minder dan 10% ten opzichte van bestaande bebouwing, met een maximum van 10 m2 wordt beoordeeld als uitbreiding. Een uitbreiding met meer dan 10% en/of meer dan 10 m2 wordt beoordeeld als nieuwbouw.
Uitbreiding binnen het profiel van vrije ruimte mag, maar niet meer dan 10 m2 en niet in de richting van de dijk (zie Bijlage 2 afbeelding 2,3 en 4).
Omliggend maaiveld mag niet worden afgegraven voor de uitbreiding.
Hiermee wordt voorkomen dat delen van de bebouwing die in het profiel een kerende functie hebben verder worden uitgebreid. |
Verbouw van bestaande permanente bouwwerken
Onder verbouw verstaan we elke verandering, zonder uitbreiding, aan een bestaand permanent bouwwerk, met uitzondering van:
4.3. Achterliggende waterkeringen
Achterliggende waterkeringen (voorheen secundaire waterkeringen) zijn waterkeringen die achter de primaire waterkering liggen en daar voor extra veiligheid zorgen bij falen van de primaire waterkeringen. Het bouwbeleid voor achterliggende waterkeringen is vooral gericht op het in stand houden van het huidige profiel, in overeenstemming met de voor deze regionale waterkeringen door PZH vastgestelde norm ‘Handhaven (theoretisch) profiel legger.
Het profiel van vrije ruimte van een achterliggende waterkering wordt gevormd door het minimaal profiel, zoals dat is vastgesteld in de legger van de waterkeringen, gecombineerd met een bebouwingsvrije afstand van 2,5 meter ter weerszijden van de as van de waterkering, zoals die is vastgelegd in de legger bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet (zie Figuur 3).
Figuur 3: Schematische weergave profiel van vrije ruimte bij achterliggende waterkeringen
In het geval dat een bouwwerk binnen de bebouwingsvrije afstand of door het profiel van vrije ruimte vergund wordt, moet het bouwwerk zo worden uitgevoerd dat de waterkerende functie aantoonbaar in stand blijft en in stand gehouden kan worden. De constructie moet voldoende sterk zijn en als geheel voldoende stabiel zijn.
4.4. Boezemwaterkeringen en peilscheidingen A
Bij bouwwerken in of bij boezemwaterkeringen en peilscheidingen A kijken we vooral naar de invloed op de aanwezige dijk of kade en de mogelijkheden om deze in stand te blijven houden. Door zetting moeten deze waterkeringen met relatief grote regelmaat op hoogte gehouden worden door het uitvoeren van grondaanvullingen. De minimaal benodigde vrije ruimte om dit onderhoud uit te kunnen voeren is in de legger vastgelegd met een bebouwingsvrije afstand. Buiten die bebouwingsvrije afstand gelden ook eisen die afhankelijk zijn van de mate waarin het profiel van vrije ruimte en het minimaal benodigde profiel van de waterkering worden doorsneden. De minimale afmetingen van de boezemwaterkeringen zijn vastgelegd in leggerprofielen. Deze leggerprofielen vormen samen met de bebouwingsvrije afstand de basis voor het ‘profiel van vrije ruimte’.
Deze leggers staan op de website van het Hoogheemraadschap en zijn te vinden via deze link.
De horizontale ‘begrenzing van het profiel van vrije ruimte’ (zie Figuur 4) valt bij boezemwaterkeringen en peilscheidingen A samen met het werkingsgebied bestaande uit de kern- en beschermingszones van de waterkering.
Figuur 4: Schematische weergave profiel van vrije ruimte BWK en PSA
Of er gebouwd mag worden en onder welke voorwaarden, hangt af van de plek en van de bouwwerken. Bijlage 2 ‘Voorbeelden van PVVR’ toont verschillende plaatsen binnen de vrije ruimte waar een bouwwerk kan voorkomen.
Hieronder verstaan we onder meer bouwketen en tuinhuisjes, die eenvoudig te verwijderen zijn en niet staan op een in de grond geslagen of soortgelijke fundatie. Het bouwwerk/de constructie kan een verplaatsbare eenheid zijn of bestaan uit meerdere losse elementen die op relatief eenvoudige wijze te demonteren zijn. Woningen vallen hier niet onder, onder meer door de aanvullende voorzieningen die woningen nodig hebben.
De grondslag voor de vergunningplicht voor deze ‘bouwwerken’ is te vinden in de artikelen 8.6 en 8.8 van de WSV.
Let op: dit betekent dat hierop ook de algemene regels van artikel 8.2 WSV van toepassing zijn en dat het toepassingsbereik wordt bepaald door artikel 8.1 en de oogmerken die daarin zijn genoemd.
Semipermanente bouwwerken mogen op percelen die in gebruik zijn als tuin van een perceel met woonfunctie in principe binnen de bebouwingsvrije afstand op maaiveld maar tenminste boven het leggerprofiel geplaatst worden, mits er geen alternatieve plek buiten de bebouwingsvrije afstand mogelijk is en het bouwwerk ten behoeve van het buitengewoon onderhoud eenvoudig verwijderd kan worden.
Nieuwbouw permanente bouwwerken
Onder permanente bouwwerken verstaan we alle niet tijdelijke gebouwen en andere bijzondere bouwwerken. Bijzondere bouwwerken zijn bijvoorbeeld ook windmolens en (zend)masten. Onder nieuwbouw verstaan we het opzetten van permanente bouwwerken op een locatie waar daarvoor geen bouwwerk aanwezig was.
Nieuwbouw of aanbouw aan de buitenzijde (waterzijde) wordt alleen vergund buiten de bebouwingsvrije afstand van 4 meter uit de as van de waterkering en boven het profiel van vrije ruimte.
Nieuwbouw van een bouwwerk buiten de bebouwingsvrije zone maar binnen het profiel van vrije ruimte is alleen toegestaan als daar zwaarwegende belangen voor zijn.
Nieuwbouw van een bouwwerk buiten de bebouwingsvrije zone maar binnen het profiel van vrije ruimte is mogelijk wanneer de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering in combinatie met de constructie of een functie scheidende vervangende waterkering zijn aangetoond.
Onder herbouw verstaan we het vernieuwen van bestaande permanente bouwwerken binnen dezelfde contouren.
Herbouw binnen de bebouwingsvrije afstand en binnen het profiel van vrije ruimte is alleen onder strikte voorwaarde toegestaan. Dit geldt alleen als herbouw buiten de bebouwingsvrije afstand of boven het profiel van vrije ruimte niet mogelijk is. In dat geval komt de herbouw zo hoog mogelijk en op een zo groot mogelijke afstand van de dijk. De constructie van een bouwwerk mag de waterkerende functie niet verminderen.
De aanvrager moet voldoende informatie verstrekken waarmee aangetoond kan worden dat alternatieven die vanuit de waterkering bezien gunstiger zijn, niet mogelijk geacht worden zodat een goede belangenafweging gemaakt kan worden.
Uitbreiding permanente bouwwerken
Onder uitbreiding verstaan we het vergroten van de oppervlakte van de bestaande permanente bouwwerken op een zodanige wijze dat het bebouwde oppervlak toeneemt. Toename van bebouwd oppervlak met minder dan 10% ten opzichte van bestaande bebouwing, met een maximum van 10 m2 wordt beoordeeld als uitbreiding. Een uitbreiding met meer dan 10% en/of meer dan 10 m2 wordt beoordeeld als nieuwbouw.
Uitbreiding binnen de bebouwingvrije afstand buiten het profiel van vrije ruimte mag, maar niet meer dan 10 m2 en niet in de richting van de dijk.
Omliggend maaiveld mag niet worden afgegraven voor de uitbreiding.
Hiermee wordt voorkomen dat delen van de bebouwing die in het profiel een kerende functie hebben verder worden uitgebreid. |
Verbouw van bestaande permanente bouwwerken
Onder verbouw verstaan we elke verandering, zonder uitbreiding, aan een bestaand permanent bouwwerk, met uitzondering van:
4.5. Bouwwerken bij constructies in (primaire) waterkeringen
Deze regels gelden naast de regels in paragraaf 4.1 t/m 4.4.
Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen constructies. Elk type constructie brengt mogelijkheden en beperkingen met zich mee.
Type 1-constructies bepalen de sterkte en hoogte van de dijk. Type 1-constructies zijn vaak een diepwand (betonnen wand diep in de dijk) of een kistdam (twee aan elkaar verankerde damwanden parallel in dijk). In plaats van een diepwand kan ook een zeer zwaar uitgevoerde damwand als type 1-constructie worden gebruikt.
Figuur 5: Voorbeelden van een type 1-constructie. In de eerste afbeelding een diepwand in de tweede afbeelding een kistdam.
In principe blijft bij primaire waterkeringen de vrije ruimte achter een type 1-constructie behouden voor toekomstige aanpassingen of versterkingen van de dijk.
Bij een type 1 constructie worden daarom de regels voor de locatie van de bebouwing toegepast alsof er geen constructie is. |
Type 2-constructies bestaan meestal uit damwandconstructies. Ze worden aangebracht omdat er onvoldoende ruimte is om de dijk in de grond te versterken. Type 2-constructies vormen samen met de gronddijk de waterkering en hebben alleen invloed op de stabiliteit van de waterkering.
Aanwezige drainagevoorzieningen moeten bereikbaar blijven.
Bij de constructies zijn vaak drainagevoorzieningen aangebracht voor de afvoer van grondwater. Voorzieningen als doorspuitputten moeten bereikbaar blijven voor het uitvoeren van onderhoud. |
Erosieschermen zijn aangebracht om te voorkomen dat de dijk van buitenaf erodeert. Het schermt vervangt op voorland (een deel van) de buitenbekleding.
Bijlage 1 Profiel van vrije ruimte primaire waterkering
Achtergrond profiel van vrije ruimte
Voor het bepalen van het profiel van vrije ruimte is een dijkversterkingsvariant vastgesteld, waarbinnen in principe geen bouwwerk is toegestaan. Uitgangspunt daarbij is dat de dijk vierkant naar binnen wordt verschoven om de extra hoogte van de dijk (waar nodig) te realiseren. Omdat in veel gevallen opdrijven van het binnendijkse maaiveld een probleem is, is ook rekening gehouden met een oplossing in de vorm van een berm aan de binnenzijde van de dijk. Het profiel van vrije ruimte wordt voor circa dertig locaties vastgesteld. Voor het bepalen van de benodigde dijkhoogte in het jaar 2100 is uitgegaan van het middenscenario met een zeespiegelstijging van 0,6 m en een maximale afvoer van de Rijn bij Lobith van 17.600 m3/s. Het hier vastgestelde profiel van vrije ruimte is alleen bedoeld voor gebruik bij de afweging voor de mogelijkheden van nieuwbouw en herbouw.
De ligging van de dijkvakken met de dijkvakcode voor uw situatie vindt u in de legger. Klik hier voor de legger.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2023-13984.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.