Wijziging Beleidsregels werken in het profiel van wateren

De Beleidsregels Werken in het profiel van wateren zien onder meer op de aanleg en vervanging van bruggen over een primaire watergang (die geen vaarweg is). In deze beleidsregels zijn eisen gesteld aan de minimale brughoogte om onderhoud aan die watergangen niet te belemmeren. Voor wateren met varend onderhoud is de minimale brughoogte 1 m en voor wateren met rijdend onderhoud is dit 0,5 m.

 

In de praktijk botsen de eisen ten behoeve van onderhoud van Delfland regelmatig met de belangen van de omgeving. De brughoogte-eis van 1 m voor wateren met varend onderhoud wordt als beperkend ervaren door de aanvragers van vergunningen en leidt tot technische haalbaarheidsproblemen en extra kosten bij de aanleg of de vervanging van een brug.

 

Dijkgraaf en hoogheemraden hebben daarom op 22 augustus 2023 het besluit genomen de "Beleidsregels Werken in het profiel van wateren" van 11 mei 2009 en gewijzigd op 14 november 2017 gedeeltelijk te wijzigen, zoals hieronder weergegeven.

 

  • 1.

    Onder het toetskader “3.2. Werken in de onderhoudsstrook” wordt Toetscriteria punt 3, vierde bullit vervangen.

     

    De tekst verandert van:

    (…)

    • Minimale doorvaarbare hoogte: 1 m.

    (…)

     

    Naar:

    (…)

    • Minimale doorvaarbare hoogte: 0,7 m.

    (…)

  • 2.

    Onder het toetskader “3.2. Werken in de onderhoudsstrook” wordt Toetscriteria 3, ad 3 vervangen.

     

    De tekst verandert van:

    Ad 3: Vanwege de ruimtelijke inpassing kan het wenselijk zijn om voor nieuw aan te leggen wateren voor varend onderhoud te kiezen in plaats van onderhoud vanaf de kant. Ook bij bestaande wateren kan een wijziging van onderhoud vanaf de kant naar varend onderhoud wenselijk of noodzakelijk zijn. Hiervoor worden echter wel eisen aan de wateren gesteld. Te korte trajecten maken onderhoud relatief erg duur. Bovendien is bij elk traject een opstelplaats noodzakelijk om de onderhoudsboten in en uit het water te laten.

    Daarnaast is voldoende diepgang en breedte nodig voor de vaartuigen om vastlopen en te veel omwoeling en vertroebeling te voorkomen. De minimale breedte van de watergang van 3,5 meter geldt ook direct aan weerszijden van kunstwerken. De diepgang van een onderhoudsboot is ongeveer 0,5 meter, waardoor een waterdiepte van 1 meter minimaal noodzakelijk is. Bij een ondiepere watergang zou de onderhoudsboot te veel omwoeling veroorzaken.

     

    (…).

    Naar:

    Ad 3: Vanwege de ruimtelijke inpassing kan het wenselijk zijn om voor nieuw aan te leggen wateren voor varend onderhoud te kiezen in plaats van onderhoud vanaf de kant. Ook bij bestaande wateren kan een wijziging van onderhoud vanaf de kant naar varend onderhoud wenselijk of noodzakelijk zijn. Hiervoor worden echter wel eisen aan de wateren gesteld. Te korte trajecten maken onderhoud relatief erg duur. Bovendien is bij elk traject een opstelplaats noodzakelijk om de onderhoudsboten in en uit het water te laten.

    Daarnaast is voldoende diepgang en breedte nodig voor de vaartuigen om vastlopen en te veel omwoeling en vertroebeling te voorkomen. De minimale breedte van de watergang van 3,5 meter geldt ook direct aan weerszijden van kunstwerken.

     

    (…).

  • 3.

    Onder het toetskader “4. Aanvullende inrichtingscriteria bruggen” wordt punt 4 vervangen.

     

    De tekst verandert van:

    De minimale brughoogte, oftewel de onderkant brug boven de middelste breedte van 3,1 m t.o.v. het referentiepeil, moet bedragen:

    • Wateren met varend onderhoud: 1 m.

    • Wateren met rijdend onderhoud: 0,5 m.

    • Vaarwegen: zie provinciale eisen.

  • Naar:

    De minimale brughoogte, oftewel de onderkant brug boven de middelste breedte van 3,1 m t.o.v. het referentiepeil, moet bedragen:

    • Wateren met varend onderhoud: 0,7 m.

    • Wateren met rijdend onderhoud: 0,5 m.

    • Vaarwegen: zie provinciale eisen.

  • 4.

    Onder het toetskader “4. Aanvullende inrichtingscriteria bruggen” wordt ad 4 vervangen.

     

    De tekst verandert van:

    Ad 4: Om met de onderhoudsboten de watergangen te kunnen bevaren, is een minimale doorvaarthoogte van 1 meter nodig. De minimale brughoogte van vaarwegen is vastgelegd in de provinciale verordening. Delfland stelt geen aanvullende eisen aan hoogte ten aanzien van het vaarwegbelang. Hiervoor wordt naar de provincie Zuid-Holland verwezen.

     

    Naar:

    Ad 4: Om met de onderhoudsboten de watergangen te kunnen bevaren, is een minimale doorvaarthoogte van 0,7 meter nodig. De minimale brughoogte van vaarwegen is vastgelegd in de provinciale verordening. Delfland stelt geen aanvullende eisen aan hoogte ten aanzien van het vaarwegbelang. Hiervoor wordt naar de provincie Zuid-Holland verwezen.

Naar boven