Toelichting participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022
Inleiding
Deze participatie– en inspraakverordening regelt de betrokkenheid van ingezetenen en belanghebbenden bij de ontwikkeling, waaronder de voorbereiding, uitvoering en evaluatie, van het beleid van de bestuursorganen. De verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop het bestuur reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van ingezetenen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.
Aanleiding
Deze verordening geeft uitvoering aan (het te wijzigen) artikel 79 van de Waterschapswet. Artikel 79 van de Waterschapswet schrijft nu (nog) voor dat het algemeen bestuur een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van dat bestuur worden betrokken. De bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Afdeling 3.4 van de Awb beschrijft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ter voldoening aan artikel 79 van de Waterschapswet is op 27 september 2006 de Inspraakverordening Schieland en de Krimpenerwaard vastgesteld.
Naar verwachting wordt het wetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau in de zomer van 2022 ingediend bij het parlement. Met het wetsvoorstel heeft de regering een verbreding van de inspraakverordening naar een participatieverordening op het oog. De regering vindt het wenselijk dat het bestuur voorziet in een regeling die inwoners duidelijkheid geeft over hun mogelijkheden tot participatie en wat zij mogen verwachten van decentrale overheden. Inwoners kunnen naast inspraak (bijdrage aan het proces dat aan besluitvorming vooraf gaat) ook een waardevolle bijdrage leveren in andere fasen van het beleidsproces (uitvoering en evaluatie van beleid). De participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022 loopt vooruit op deze wetswijziging. In deze verordening worden participatie en inspraak duidelijk onderscheiden van elkaar.
De op handen zijnde wetswijziging biedt de mogelijkheid om het uitdaagrecht (right to challenge) op te nemen in de participatieverordening. Het uitdaagrecht is het recht van inwoners en maatschappelijke initiatieven om de uitvoering van een taak van het waterschap over te nemen. Er bestaat geen verplichting om dit recht op te nemen in de verordening. Op dit moment is nog onduidelijk of en zo ja, welke waterschapstaken in aanmerking komen om op basis van het uitdaagrecht overgenomen te worden. Om deze reden is er voor gekozen om het uitdaagrecht vooralsnog niet op te nemen in de verordening van Schieland en de Krimpenerwaard.
Gelijktijdig met de vaststelling van de participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022 zal de Inspraakverordening Schieland en de Krimpenerwaard worden ingetrokken.
Omgevingswet/participatiebeleid Schieland en de Krimpenerwaard
De Omgevingswet treedt naar verwachting eind 2022 of begin 2023 in werking en heeft participatie als belangrijke pijler. In de Omgevingswet wordt onder een participatieve aanpak verstaan: ‘het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit’.
Door de Motie Nooren (Kamerstukken I 2019/20, 34 986, nr. AA) wordt het algemeen bestuur van een waterschap verplicht om participatiebeleid op te stellen. De wet stelt participatie bij sommige besluiten verplicht. Bij andere besluiten kent de wet deze verplichting niet, maar wordt ervan uitgegaan dat participatie wordt toegepast. Het waterschap bepaalt zelf hoe de participatie wordt uitgevoerd.
Het ontwerp van deze verordening wordt gelijktijdig met de nota participatie ter vaststelling aan het algemeen bestuur aangeboden.
Inspraak
In beginsel zijn alle door het algemeen bestuur te nemen besluiten aan inspraak onderhevig. De verordening noemt een aantal uitzonderingsgevallen.
Inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Voor besluiten waarvoor het dagelijks bestuur bevoegd is, is inspraak niet verplicht gesteld in de Waterschapswet. Via een afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur kan, in daartoe geëigende gevallen, toch tot toepassing van deze inspraakverordening worden besloten.
Het doel van inspraak is tweeledig. Enerzijds wordt aan ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een beleidsvoornemen van het bestuur kenbaar te maken. Anderzijds is de inspraak een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.
Voor wat betreft het onderdeel inspraak wordt met deze verordening ongewijzigd de bestaande regelgeving gecontinueerd.
Inspraak in de Omgevingswet
Afdeling 16.3 van de (nog niet in werking getreden) Omgevingswet beschrijft de totstandkomingsprocedures. In diverse artikelen wordt afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard voor de waterschapsverordening (artikel 16.32), het peilbesluit (artikel 16.32a), het waterbeheerprogramma (artikel 16.27) en een projectbesluit (artikel 16.71). Dit houdt in dat ter inzagelegging verplicht is en zienswijzen kunnen worden ingediend.
Participatie
Participatie gaat over de interactie tussen het hoogheemraadschap en de omgeving en over de manier waarop bewoners, bedrijven, partners, medeoverheden, belangenorganisaties worden betrokken bij de totstandkoming van beleid, plannen, beheer, onderhoud en uitvoeringsprojecten. Participatie is één van de bouwstenen om tot een goed resultaat te komen bij de realisatie van een opgave.
Door belanghebbenden in een vroegtijdig stadium te betrekken bij plannen in de fysieke leefomgeving ontstaat meer draagvlak en betrokkenheid bij deze plannen. Overheid en initiatiefnemers kunnen er voor zorgen dat de verschillende invalshoeken, belangen en ideeën uit de omgeving vanaf het begin af aan in beeld zijn.
Onder participatie vallen niet alleen de formele momenten waarop partijen op grond van de wet zienswijzen kunnen indienen, maar juist ook het betrekken van partijen bij het besluitvormingsproces voordat de formele besluitvormingsprocedure aanvangt.
Participatie in de Omgevingswet
Een aantal participatieverplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de Omgevingswet. Participatie is vanuit de Omgevingswet verplicht bij de procedures tot vaststelling van de waterschapsverordening, het waterbeheerprogramma en projectbesluiten.
Als het gaat om de waterschapsverordening en een waterbeheerprogramma moet worden aangeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid (motiveringsplicht). Voor een projectbesluit geldt een kennisgevings- en een motiveringsplicht.
Een aanvrager van een omgevingsvergunning moet aangeven of hij aan participatie heeft gedaan, hoe de omgeving is betrokken en zo ja, wat de resultaten zijn. Hoe hier invulling aan wordt gegeven, valt niet onder de inspraak- en participatieverordening.
De Omgevingswet schrijft niet voor welke vorm participatie moet hebben. Daar is het bevoegd gezag en de initiatiefnemer vrij in. Ze kunnen eigen keuzes maken voor de inrichting van een participatieproces. Het gaat om maatwerk omdat de locatie, het soort besluit, de omgeving en de betrokkenen elke keer anders zijn. Ook het moment waarop de participatie start, verschilt per situatie.
Milieu-aangelegenheden
Europese richtlijn 2003/35/EG en het Verdrag van Aarhus ziet op inspraak voor burgers bij het opstellen van plannen en programma’s in milieuaangelegenheden. Het publiek moet in een vroeg stadium, wanneer alle opties open zijn, een reële mogelijkheid tot inspraak krijgen. Daarnaast moeten bevoegde instanties bij de besluitvorming ook naar behoren rekening houden met de resultaten van de inspraak en moet dit aspect ook terugkomen bij de motivering van het besluit, plan of programma. Op grond van het Verdrag van Aarhus moet bijzondere aandacht zijn voor de kring van belanghebbenden bij participatie en het tijdstip van participatie.
Artikelsgewijze toelichting
Alleen de bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder b
Inspraak is een speciale vorm van (publieks)participatie. Inspraak vindt gewoonlijk plaats in de laatste fase van besluitvorming. Inspraak heeft niet alleen tot doel het draagvlak van een besluit na te gaan. Inspraak geeft ook gelegenheid om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Bij de besluitvorming moet het bestuur rekening houden met de belangen van alle burgers, niet alleen met de belangen van diegenen die hebben ingesproken, en met publieke belangen, zoals natuur en beschikbare budgetten e.d.
Onder d
De verschillende vormen van (publieks)participatie worden beschreven in de Nota Participatie van Schieland en de Krimpenerwaard. De vormen van participatie komen terug in de waterladder. De linkerzijde van de ladder beschrijft de rol van de omgeving, de rechterzijde toont de bestuursstijl die hierop aansluit. De waterladder biedt houvast in bepalen van de positie van het hoogheemraadschap bij eigen initiatieven en bij initiatieven van medeoverheden en derden.
De Nota Participatie beschrijft vier participatievormen:
meeweten - informeren
meedenken - raadplegen/advies vragen
meewerken - co-creëren
(mee)bepalen – faciliteren.
Artikel 2 Reikwijdte
Lid 2
Alleen inwoners uit het beheersgebied (ingezetenen) en belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen participeren. De raadpleging van externe deskundigen is geen vorm van publieksparticipatie zoals bedoeld in deze verordening.
Artikel 3 Onderwerp van inspraak en publieksparticipatie
Lid 4
Dit lid geeft een opsomming van besluiten ten aanzien waarvan geen inspraak of publieksparticipatie plaats vindt. Soms is publieksparticipatie zinloos als het bevoegdheden betreft van andere bestuursorganen, omdat het bestuur in zijn handelen gebonden is aan hogere wetgeving of omdat hogere wetgeving participatie uitsluit. Soms is publieksparticipatie overbodig, als dit proces al is doorlopen.
Artikelen 4 tot en met 7
Artikelen 4 tot en met 7 zijn een uitwerking van bepalingen in de Awb. In artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het te nemen besluit kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. In artikel 3, vierde lid van de verordening is bepaald in welke gevallen geen inspraak wordt verleend.
Artikel 4 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van de inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 79 van de Waterschapswet, namelijk ingezetenen en belanghebbenden. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd: ‘degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’. Deze definitie heeft ook gelding voor regelgeving buiten de Awb.
Artikel 5 Inspraakprocedure
Lid 2
In de Memorie van Toelichting op de Wet uniforme voorbereidingsprocedure Awb (TK 1999-2000, 27 023, nr. 3, blz. 31) is te lezen dat in de Inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 van de Awb. Volgens de Memorie kan dit laatste bijvoorbeeld plaatsvinden in gevallen waarin het wenselijk is om wel het ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren of om te werken met andere termijnen. Het college kan in concrete gevallen maatwerk leveren.
Lid 3
Voor de vaststelling van begroting en jaarrekening is de termijn van inspraak korter dan de standaardtermijn van zes weken. Aansluiting is gezocht bij de in de Waterschapswet genoemde termijn van twee weken.
Artikel 7 Eindverslag
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 van de Awb. In artikel 3:17 van de Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van wat tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Onder het in dit artikel genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Awb onverkort toegepast? Wanneer is het te nemen besluit ter inzage gelegd enz? De eindrapportage moet een volledig overzicht bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. In de Memorie van Toelichting bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte zienswijze en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven tot welk resultaat de zienswijzen heeft geleid. In het derde lid is bepaald dat het eindverslag wordt toegezonden aan degenen die een zienswijze naar voren heeft gebracht. Tot slot verdient het aanbeveling om tijdens een inspraakavond al duidelijkheid te verschaffen omtrent de communicatie.
Artikel 8 Procedure publieksparticipatie
Lid 2 onder e
Bij een publieksparticipatietraject worden belangen breed in beeld gebracht. Vanzelfsprekend wordt erop ingezet om belanghebbenden die dat willen deel te laten nemen aan een participatietraject. Hierbij schenkt het waterschap / het bestuur extra aandacht aan het bereiken van doelgroepen die minder makkelijk te bereiken lijken.
Artikel 10
Lid 3
Het besluit van het college om al dan niet deel te nemen aan een publieksinitiatief is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat daartegen bezwaar en beroep openstaan.
Lid 4
Een publieksinitiatief kan worden ingediend door ingezetenen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Als een publieksinitiatief wordt ingediend door een ingezetene dan moet deze ingezetene kiesgerechtigd zijn voor de waterschapsverkiezingen omdat het publieksinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van het bestuur te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 2a van de Kieswet. Om ook jongeren meer te betrekken is de leeftijd waarop initiatiefvoorstellen kunnen worden ingediend verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze (vroegtijdig) betrokken worden bij het waterschap.
Lid 5
In dit lid zijn mogelijke weigeringsgronden opgenomen. Deze weigeringsgronden hebben geen automatische werking. Het college kan afwegen of de hier genoemde weigeringsgronden voldoende relevant zijn om tot weigering over te gaan.
Lid 6
In dit lid zijn absolute weigeringsgronden opgenomen. Als een van deze gronden van toepassing is, wordt het verzoek om overheidsparticipatie afgewezen.
De beperkingen die dit lid stelt aan de inhoud van een publieksinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om het bestuur te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover het
uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Ook een vraag over waterschapsbeleid kan geen onderwerp van een publieksinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of algemeen bestuursvergadering. Verder moet worden voorkomen dat het publieksinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het publieksinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het bestuur kan inhouden. Ten slotte is het niet de bedoeling dat zaken die recent in het bestuur aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een publieksinitiatief. Dit zou de besluitvorming in het bestuur te zeer kunnen frustreren.