Aanpassing delegatiebesluiten van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard in verband met de invoering van de Omgevingswet en de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (Aanpassingsbesluit delegatiebesluiten 2022)

De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

 

Op de voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 3 mei 2022;

 

Gelet op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet en de artikelen 2.8 en 15.9 van de Omgevingswet;

 

B E S L U I T :

Artikel I. Algemeen delegatiebesluit 2005

Het Algemeen delegatiebesluit 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Onderdeel l vervalt, onder vernummering van de onderdelen m tot en met p tot l tot en met o.

  • b.

    De punt aan het slot van onderdeel n (nieuw) wordt vervangen door een puntkomma.

  • c.

    In onderdeel o (nieuw) wordt ‘de wet gemeenschappelijke regelingen’ vervangen door ‘de Wet gemeenschappelijke regelingen’ en wordt de punt aan het slot vervangen door ‘; en’.

  • d.

    Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • p.

    het vaststellen van een legger als bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet.

B

In artikel II, onderdeel b, wordt de punt aan het slot ververvangen door ‘; en’.

C

Na artikel II wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

IIa Dat de bevoegdheid tot het vaststellen of wijzigen van een legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet wordt overgedragen in de Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Artikel II. Delegatiebesluit leggerbesluiten

Het Delegatiebesluit leggerbesluiten wordt ingetrokken.

Artikel III. Delegatiebesluit waterschapsverordening

Het Delegatiebesluit waterschapsverordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.4, vierde lid, vervalt ‘doorvertaling’.

B

Hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3 Aanwijzing en begrenzing van werkingsgebieden

 

Artikel 3.1 Aanpassing geometrische begrenzing van werkingsgebieden

  • 1.

    Dijkgraaf en hoogheemraden kunnen de geometrische begrenzing een werkingsgebied, als bedoeld in artikel 1.4 en opgenomen in bijlage 2 van de waterschapsverordening, wijzigen voor zover het gaat om een ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassing.

  • 2.

    Het eerste lid geldt ook voor het in overeenstemming brengen van de begrenzing van werkingsgebieden met voltooide feitelijke ontwikkelingen op de daarbij behorende locaties of met de vaststelling van de ligging, vorm afmeting of constructie van een waterstaatswerk.

C

In hoofdstuk 6 wordt worden de artikelen 6.1 en 6.2 vernummerd tot 6.2 en 6.3.

D

Aan hoofdstuk 6 wordt voor artikel 6.2 (nieuw) een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 6.1 Overige

  • 1.

    Dijkgraaf en hoogheemraden kunnen delen van de waterschapsverordening wijzigen ten behoeve van een goede implementatie van de wet of het digitaal stelsel Omgevingswet.

  • 2.

    Dijkgraaf en hoogheemraden kunnen in de waterschapsverordening nadere regels stellen over de onderwerpen die daarin zijn geregeld, ten behoeve van een goede uitvoering van de wet.

  • 3.

    Dijkgraaf en hoogheemraden kunnen delen van de waterschapsverordening wijzigen ten behoeve van een goede tekstkwaliteit van de waterschapsverordening.

Artikel IV. Overgangsrecht

De bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van een legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet, bedoeld in het Delegatiebesluit leggerbesluiten, geldt als de bevoegdheid tot het vaststellen van een legger als bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, bedoeld in artikel I, onder p (nieuw), van het Algemeen delegatiebesluit 2005.

Artikel V. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard in werking treedt.

Rotterdam, 29 juni 2022

de verenigde vergadering voornoemd,

secretaris,

voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Met de invoering van de Omgevingswet wordt het jargon binnen het omgevingsrecht op enkele punten aangepast. Daarnaast komen enkele wetten en de daaruit volgende bevoegdheidsgrondslagen te vervallen en worden nieuwe bevoegdheidsgrondslagen in de Omgevingswet opgenomen.

 

Het Algemeen delegatiebesluit 2005 wordt slechts aangepast aan het nieuwe jargon van het omgevingsrecht en wordt aangevuld met een grondslag uit het Delegatiebesluit leggerbesluiten. Het Delegatiebesluit leggerbesluiten kan hierdoor worden ingetrokken, zonder dat de delegatiebepalingen uit dat besluit verloren gaan. Zie hiervoor ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel II.

 

Het Delegatiebesluit waterschapsverordening is nog niet in werking getreden. Bij het opstellen van de Wijzigingsverordening waterschapsverordening 2022 zijn nieuwe inzichten opgedaan met betrekking tot welke grondslagen nodig zijn om noodzakelijke en beleidsarme wijzigingen aan te brengen in de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (waterschapsverordening) die op 25 november 2020 is vastgesteld. Deze nieuwe inzichten hebben geleid tot de conclusie dat een uitbreiding van het Delegatiebesluit waterschapsverordening noodzakelijk is om een gewijzigde versie van de waterschapsverordening door dijkgraaf en hoogheemraden (D&H) vast te laten stellen.

 

De uitbreiding van het Delegatiebesluit waterschapsverordening heeft vooral vorm gekregen in de herformulering van bepalingen en de toevoeging van nieuwe bepalingen. Iedere uitbreiding van de bevoegdheidsoverdracht is hierbij beperkt tot de noodzakelijke wijzigingen voor het laten vaststellen van een nieuwe versie van de waterschapsverordening door D&H.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I. Algemeen delegatiebesluit 2005

A

Nadeelcompensatie

De delegatiebepaling voor het afhandelen van verzoeken om nadeelcompensatie op grond van de Waterwet in onderdeel l is na de invoering van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Ow niet langer nodig. Op grond van artikel 2.27, onder H, van de Invoeringswet Omgevingswet vervallen paragrafen 3 en 4 van hoofdstuk 7 van de Waterwet. In paragraaf 3 van hoofdstuk 7 staat in artikel 7.14 de grondslag voor schadevergoeding op grond van de Waterwet. Met de invoering van de Omgevingswet zal de grondslag in artikel 15.1 van de Ow komen te staan.

In artikel 15.8 van de Ow is bepaald dat D&H het bestuursorgaan is dat nadeelcompensatieverzoeken behandelt, ook wanneer de schade het gevolg is van een besluit van het algemeen bestuur. De bevoegdheid nadeelcompensatieverzoeken te behandelen, tot welk bedrag dan ook, komt vanaf de invoering van titel 15.1 van de Ow dus altijd aan het D&H toe en niet aan het algemeen bestuur.

 

Leggerbesluiten

Het Delegatiebesluit leggerbesluiten wordt ingetrokken (zie artikel II) en de delegatiegrondslag voor het vaststellen van een normatieve legger wordt daarom opgenomen in dit delegatiebesluit. De bevoegdheid tot het opstellen van een normatieve legger is vastgelegd in artikel 5.1 van de Waterwet. In de legger waar het hier om gaat wordt vastgelegd waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Deze bevoegdheidsgrondslag komt met de invoering van de Omgevingswet te vervallen. Vanaf de invoering van de Omgevingswet is de bevoegdheidsgrondslag voor het vaststellen van een normatieve legger opgenomen in artikel 2.39 van de Omgevingswet. Het is de delegatie van deze nieuwe bevoegdheidsgrondslag die door dit artikel in het Algemeen delegatiebesluit wordt opgenomen.

 

De overige wijzigingen hebben slecht betrekking op het herstel van een kennelijke verschrijving.

 

B

Herstel van een kennelijke verschrijving.

 

C

Deze bepaling bepaald dat de overdracht van de bevoegdheid tot het vaststellen van het deel van de legger dat gaat over onderhoud aan D&H wordt gedelegeerd in de Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De bepaling bevat zelf overdracht van die bevoegdheid, de bepaling geeft slecht aan dat de bevoegdheid in een andere regeling van het waterschap wordt overgedragen. Zie ook de toelichting bij artikel II van dit besluit.

 

Artikel II. Delegatiebesluit leggerbesluiten

De bevoegdheid tot het vaststellen van de leggers is uit te splitsen in de bevoegdheid tot het vaststellen van de onderhoudslegger (art. 78 Waterschapswet) en de bevoegdheid tot het vaststellen van de normatieve legger (art. 5.1 Waterwet). De bevoegdheidsgrondslag voor het vaststellen van een normatieve legger komt met de invoering van de Omgevingswet in artikel 2.39 van die wet te staan.

 

De delegatie aan het dagelijks bestuur van de bevoegdheid tot het vaststellen van een legger, op grond van artikel 2.39 van de Omgevingswet, wordt opgenomen in het Algemeen delegatiebesluit 2005. Zie artikel I, onder A, subonderdeel d. De delegatie van de bevoegdheid tot het vaststellen of wijzigen van de onderhoudslegger (artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet) wordt opgenomen in de Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Zie ook de toelichting bij artikel I, onder C, van dit besluit. Hierdoor is niet langer een apart delegatiebesluit nodig voor de leggers en kan het Delegatiebesluit leggerbesluiten worden ingetrokken.

 

De verschillende grondslagen voor delegatie van de bevoegdheden tot het vaststellen van de leggers komen hierdoor in verschillende besluiten te staan. Dit heeft geen invloed op de wijze waarop de leggers kunnen worden vastgesteld. De huidige praktijk van het vaststellen van de leggers wordt juist in stand gehouden, zij het dat de bevoegdheidsgrondslagen in een ander jasje worden gestoken.

 

Artikel III. Delegatiebesluit waterschapsverordening

A

Herstel van een kennelijke verschrijving.

 

B

Herstel van een kennelijke verschrijving in de kop van het hoofdstuk, in de kop van het artikel en in de tekst van het artikel. Het hoofdstuk heeft namelijk betrekking op de bevoegdheid tot het aanwijzen en geometrisch begrenzen van werkingsgebieden, niet van locaties. De termen locatie en locaties zijn daarom, waar relevant, aangepast naar de termen werkingsgebied respectievelijk werkingsgebieden.

 

Met de toevoeging aan het tweede lid zijn 3 verschillende aanleidingen denkbaar voor het aanpassen van de geometrische begrenzing van locaties in bijlage 2 bij de waterschapsverordening door D&H:

  • 1.

    De wijziging van de legger, bedoeld in art. 2.39 Ow, met gevolgen voor de geometrische begrenzing van een locatie;

  • 2.

    Een nieuw of aangepast projectbesluit tot aanleg of wijziging van een waterstaatswerk met gevolgen voor de geometrische begrenzing van waterstaatswerken; en

  • 3.

    Een omgevingsvergunning voor een activiteit met gevolgen voor de geometrische begrenzing van een waterstaatswerk.

Voor alle drie de gevallen kan dan een aanpassing worden doorgevoerd. Dit staat los van de vraag of de aanpassing in de praktijk al heeft plaatsgevonden; het gaat om de vraag of de Omgevingswetlegger, bedoeld in artikel 2.39 Ow, is aangepast. Dit legitimeert de actualisatie van de werkingsgebieden.

 

De actualisatie is geen verplichting, maar een bevoegdheid die wordt gedelegeerd aan D&H. Het is aan D&H om een afweging te maken of het wenselijk is deze bevoegdheid te in te zetten en de geometrische begrenzing van werkingsgebieden aan te passen. Het sluit ook niet uit dat eerst een waterstaatswerk buiten wordt aangepast en pas later de geometrische begrenzing van het werkingsgebied in bijlage 2 wordt geactualiseerd.

 

Met de formulering van de invoeging wordt aangesloten bij de formulering van art. 2.39 Ow. Het besluitbegrip is nadrukkelijk niet meegenomen in deze formulering, omdat de Omgevingswetlegger (art. 2.39 Ow) geen besluit is in de zin van de Awb.

 

C

Aanpassingen zijn nodig in het licht van de aanpassing, bedoeld in onderdeel d.

 

D

Het eerste lid zal vooral relevant zijn bij de eerste invoering, bijvoorbeeld vernummeringen en aanhalingen (vgl. art. 5.5 Invoeringswet Omgevingswet) etc. Al is niet uit te sluiten dat hiervan ook, onverhoopt na inwerkingtreding van de wet nog gebruik gemaakt zal moeten worden. Voor onderhoudsverplichtingen die voorheen op basis van artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet waren opgenomen in de Keur (o.a. hoofdstuk 2) geldt dat nog een keuze wordt gemaakt in de regelgeving van het Rijk over de vraag of deze niet – zoals nu het geval gelet op artikel 2.2, tweede lid, onder a, van het Omgevingsbesluit – of toch wel in de Waterschapsverordening opgenomen dient te worden. Als dat alsnog verplicht gesteld zal worden, kan dit door D&H worden ingevoegd in de waterschapsverordening, op grond van artikel 1.4 van dit delegatiebesluit. Als dat geen verplichting wordt maar een bevoegdheid, dan kan dit gebeuren op grond van dit artikel, omdat dit een goede implementatie van de wet ten goede komt.

 

Het tweede lid kan gelezen worden als ruimere vangnetbepaling; hierbij is enige terughoudend in omgang nodig. De Omgevingswet en de daarbij behorende AMvB’s zijn in de afgelopen jaren vaak gewijzigd. Het is niet uit te sluiten dat nadere wijzigingen worden doorgevoerd die een soepele inwerkingtreding van de wet of de waterschapsverordening kunnen tegenwerken. Met het oog hierop is een algemene nadere delegatievoorziening gewenst, opdat niet telkens wijziging door de VV nodig is voor doorwerking van bindende verplichtingen in de regimes die de wet inhoudt voor verschillende deelonderwerpen. In de Waterwet en diverse andere wetten zijn dergelijke bepalingen ook terug te vinden.

 

Het derde lid stelt D&H in staat om ook in de loop van de tijd, de redactionele kwaliteit van de verordening op peil te houden.

 

Artikel IV. Overgangsrecht

Op grond van artikel 4.59 van de Invoeringswet Omgevingswet geldt een legger die is vastgesteld op grond van artikel 5.1 van de Waterwet, na de invoering van de Omgevingswet al als een legger op grond van artikel 2.39 van de Omgevingswet. De leggers die door D&H zijn vastgesteld vinden hun grondslag in het Delegatieleggerbesluiten, waarin de bevoegdheid tot het vaststellen van een legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet is overgedragen. Om te voorkomen dat de leggers, die op grond van het Delegatiebesluit leggerbesluiten zijn vastgesteld, hun werking verliezen is deze overgangsbepaling opgenomen.

 

Voor het deel van de leggers dat betrekking heeft op het aanwijzen van onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen is een overgangsbepaling opgenomen in de Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Zie ook de toelichting bij de artikelen I, onder C, en II van dit besluit.

Naar boven