Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor water en bodem Utrecht en Zuid-Holland

Intitulé

Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor water en bodem Utrecht en Zuid-Holland

(Subsidieregeling water en bodem AGV Utrecht en Zuid-Holland)

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht,

 

Gelet op:

  • artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet;

  • titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en

  • Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard. (Pb L. 327);

 

Overwegende

  • dat de waterschappen streven naar een betere waterkwaliteit in het agrarisch gebied;

  • dat daarbij de inzet van de agrariërs van groot belang is;

  • dat het voorgaande door AGV ook is erkend in onder meer het Waterbeheerplan 2022-2027 en de meerjarenbegroting AGV waarin budget voor agrarisch waterbeheer is gereserveerd;

  • dat uit overleg tussen LTO, collectieven, Provincie Utrecht, waterschappen AGV en HDSR, de noodzaak bleek voor een eigen subsidieregeling voor integrale, kleine subsidieaanvragen door boeren

  • dat na het aflopen van de voorgaande regeling (Subsidieregeling … 2018-2021) en na evaluatie de behoefte aan een regeling voor kleine investeringen nog steeds actueel is.

  • dat AGV de inzet van bovenwettelijke maatregelen door agrariërs wil stimuleren waaronder het financieren van DAW (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer) investeringsmaatregelen uit de maatregelenlijst van het Bestuurlijk Overleg Open Teelten (te noemen BOOT-lijst);

  • dat het de wens van bovengenoemde partijen is om een laagdrempelig programma voor in eerste instantie kleinschalige investeringen en projecten in de agrarische sector aan te bieden;

  • dat het van belang is dat geen ongeoorloofde staatssteun verleend wordt; dat de subsidieverlening daarom plaatsvindt binnen de mogelijkheden van de Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening EU-nummer 2022/2472, PBEU L 327/1 van 14 december 2022;

 

Besluit de volgende subsidieregeling vast te stellen.

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;

  • Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • BOOT lijst: lijst met maatregelen die kunnen worden getroffen om de waterkwaliteit, waterkwantiteit of bodemkwaliteit te verbeteren zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en Veehouderij

  • Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • LVV: Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening EU-nummer 2022/2472, PBEU L 327/1 van 14 december 2022);

  • Maatregelenlijst: lijst van de subsidiabele maatregelen zoals vastgesteld door het Dagelijks Bestuur;

  • Niet-productieve maatregel: een maatregel die geen aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • Productieve maatregel: een maatregel die een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • Subsidieverordening: Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, in werking getreden op 1 november 2016;

 

Artikel 2 Doel

De doelstelling van de subsidie is om agrariërs te stimuleren om bovenwettelijke maatregelen te treffen welke een positief effect hebben op de kwaliteit van water en bodem en de biodiversiteit met regionaal maatwerk. Deze maatregelen zijn gericht op integraal waterbeheer. Het subsidieprogramma draagt ook bij aan meer bewustwording bij agrariërs over waterbeheer en/of kennisoverdracht.

 

Artikel 3 Doelgroep

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische bedrijven die zijn aan te merken als kleine, middelgrote of micro-ondernemingen als bedoeld in artikel 2 van bijlage 1 bij de LVV.

 

Artikel 4 Subsidiabele maatregelen

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor maatregelen genoemd in de maatregelenlijst en die worden uitgevoerd in de Provincies Utrecht en Zuid-Holland, voor zover gelegen binnen het beheergebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

 

Artikel 4a Uitvoering subsidieregeling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van deze subsidieregeling.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd de maatregelenlijst te wijzigen. Aan de maatregelenlijst worden uitsluitend maatregelen toegevoegd die op de BOOT-lijst staan.

  • 3.

    Het besluit bedoeld in lid 2 wordt voorbereid met toepassing van de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 5 Openstelling

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend volgens de dan geldende openstellingsbesluiten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan één of meer openstellingsbesluiten vaststellen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt per openstellingsbesluit vast:

    • a.

      Een of meer subsidieplafonds;

    • b.

      Per plafond een periode waarbinnen een aanvraag om subsidie moet zijn ontvangen.

  • 4.

    In het openstellingsbesluit kan het dagelijks bestuur nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      De doelgroep;

    • b.

      De categorieën van maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen;

    • c.

      De territoriale begrenzing van de openstelling.

    • d.

      Een maximumbedrag of percentage dat per deelnemer of per maatregel zal worden vergoed;

    • e.

      Het minimale aantal deelnemers;

    • f.

      De gegevens of bescheiden die bij de aanvraag voor subsidie overlegd moeten worden;

    • g.

      Overige verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd.

  • 5.

    Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verstrekt, kan het dagelijks bestuur het resterende bedrag toevoegen aan een ander subsidieplafond dat op grond van deze subsidieregeling is vastgesteld voor datzelfde of een volgend tijdvak.

 

Artikel 6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor subsidie wordt ingediend met het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag bevat naast het aanvraagformulier:

    • a.

      een agrarisch waterplan waarin tenminste is opgenomen:

    • i.

      een beschrijving van de aanleiding van het project/de wateropgave in het gebied

    • ii.

      een beschrijving van de doelstellingen en ligging van het project;

    • iii.

      een beschrijving van de maatregelen die benodigd zijn om het waterplan en het project uit te voeren;

    • iv.

      de verwachte resultaten van het project;

    • v.

      de verwachte realisatietermijn van het project.

    • b.

      een financieel overzicht waarin tenminste is opgenomen;

    • i.

      een begroting van de maatregelen zoals beschreven in het projectplan;

    • ii.

      een financieringsplan van de kosten van de maatregel;

    • iii.

      een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde maatregelen bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 4.

    De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst - overeenkomstig artikel 5, derde lid van de Subsidieverordening - behandeld.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag conform artikel 7 van de Subsidieverordening.

  • 6.

    Indien een aanvraag onvolledig is ingediend, geeft het waterschap de aanvrager de gelegenheid de aanvraag binnen een nader te bepalen termijn aan te vullen, de dag waarop de aanvraag compleet is geldt dan als datum van subsidieaanvraag.

  • 7.

    Wanneer meerdere subsidieaanvragen op dezelfde dag zijn ontvangen en verstrekking van subsidie voor deze aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden in artikel 4:25 lid 2 en 4:35 Awb en artikel 8 van de Subsidieverordening wordt subsidie geweigerd indien:

  • 1.

    De aanvrager een onderneming in moeilijkheden betreft, zoals bedoeld in artikel 2 sub 59 LVV;

  • 2.

    Voor dezelfde maatregelen op grond van enige regeling reeds subsidie of een andere vorm van staatssteun is vertrekt tot de op grond van de in de Landbouwvrijstellingsverordening toegestane maximale steunintensiteit;

  • 3.

    Er voor dezelfde maatregel en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt onder deze regeling of onder een subsidieregeling van een ander bestuursorgaan;

  • 4.

    Met het uitvoeren van de maatregelen is gestart voordat de subsidie is aangevraagd;

  • 5.

    Tegen de onderneming van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • 6.

    de subsidieverstrekking anderszins in strijd zou zijn met de Landbouwvrijstellingsverordening;

  • 7.

    De maatregelen niet grotendeels ten goede komen aan de landbouwsector in het beheergebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht in de provincie Utrecht en/of Zuid-Holland;

  • 8.

    De maatregel onvoldoende bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstelling van deze subsidieregeling zoals omschreven in artikel 2.

 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De minimale subsidie bedraagt €1.000,-- per aanvraag conform artikel 8 van de Subsidieverordening.

  • 2.

    De maximale subsidie bedraagt:

    • a.

      Voor niet-productieve maatregelen zoals genoemd in de maatregelenlijst onder a: 75% van de kosten voor realisatie van concrete, eenmalige (fysieke) maatregelen.

    • b.

      Voor productieve maatregelen zoals genoemd in de maatregelenlijst onder b: 40% van de kosten voor realisatie van de fysieke maatregelen.

    • c.

      Per maatregel: € 5.000,--.

    • d.

      Per deelnemer: € 10.000,--.

 

Artikel 9 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Uitsluitend aan derden betaalde kosten inzake de uitvoering van de maatregelen genoemd in artikel 4 zijn subsidiabel. Verder komen alleen de kosten genoemd in artikel 17 lid 5 van de LVV voor steun in aanmerking.

  • 2.

    Alle bedragen die voor de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten worden gebruikt, zijn bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken die duidelijk, specifiek en actueel zijn.

  • 3.

    De belasting over de toegevoegde waarde (BTW) komt niet voor subsidie in aanmerking, behalve wanneer zij niet terugvorderbaar is krachtens de nationale btw-wetgeving.

  • 4.

    Kosten verbonden aan het opstellen van het waterplan zoals genoemd in artikel 6 lid 2 sub a of het aanvragen van de subsidie zijn niet subsidiabel.

 

Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger dient de opgedane ervaringen en kennis op verzoek van het waterschap te delen, binnen de grenzen van het redelijke.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht binnen zes maanden na subsidieverlening met de uitvoering van de gesubsidieerde maatregelen te starten.

  • 3.

    De uitgevoerde maatregelen dienen minimaal 5 jaar in stand te worden gelaten.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger de gesubsidieerde materialen binnen 3 jaar na vaststelling vervreemdt, dient hij het waterschap hiervan op de hoogte te stellen.

  • 5.

    De subsidieontvanger doet melding aan het dagelijks bestuur, zodra aannemelijk is dat het project, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zal worden verricht of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen kan worden voldaan die zijn opgelegd bij de verlening van de subsidie.

  • 6.

    In communicatie-uitingen over het gesubsidieerde project vermeldt de subsidieontvanger de logo’s van Samenwerken aan Bodem & Water zoals geplaatst op het Landbouwportaal.

 

Artikel 11 Voorschot

Op aanvraag kan een voorschot worden aangevraagd tot maximaal 50% van de verleende subsidie met een minimum van €1000,00.

 

Artikel 12 Subsidievaststelling

  • 1.

    Binnen zes maanden na afronding van de maatregelen dient de aanvrager een aanvraag om vaststelling in, conform artikel 12 lid 1 en in afwijking van artikel 11 lid 1 van de Subsidieverordening. De aanvraag om vaststelling gaat vergezeld van een vaststellingsformulier waaruit blijkt dat de gesubsidieerde prestatie overeenkomstig de opgelegde verplichtingen is gerealiseerd. In afwijking van artikel 19 van de Subsidieverordening worden de werkelijk gemaakte kosten daarbij gestaafd met facturen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van deze aanvraag overeenkomstig artikel 14 van de Subsidieverordening en artikel 4:46 Awb.

  • 3.

    De uitbetaling van het subsidiebedrag zal na het besluit tot subsidievaststelling per individuele deelnemer plaatsvinden.

 

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan van deze regeling afwijken indien toepassing in een individueel geval leidt tot onevenredige onbillijkheid.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 17 juli 2023.

  • 2.

    Deze subsidieregeling is van toepassing tot en met 30 juni 2029

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling water en bodem AGV Utrecht en Zuid-Holland“. 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur op 6 juli 2023,

De dijkgraaf,

De secretaris,

Toelichting

 

Algemene Toelichting

 

Aanleiding

Deze regeling is tot stand gekomen vanuit een samenwerkingsproces tussen de waterschappen HDSR en AGV die beide in overleg met LTO (DAW), agrarische collectieven (in Utrecht en Zuid-Holland), programmabureau Utrecht-West en provincie Utrecht. Beide waterschappen willen vormgeven aan een regionaal programma met de volgende aanleidingen:

Waterschappen streven het verbeteren van de waterkwaliteit na in het agrarisch gebied en dit kan niet zonder inzet van de agrariërs. De waterschappen willen de bovenwettelijke inzet van agrariërs stimuleren op verschillende wijze waaronder het financieren van DAW-investeringsmaatregelen.

Landelijk recente signalen van Rijn-West, Adviesgroep Water en PBL met de oproep om meters te gaan maken met een integrale gebiedsgerichte aanpak gericht op gemeenschappelijke doelen met meer agrariërs.

Het is de wens van de samenwerkingspartners om een laagdrempelig programma voor in eerste instantie kleinschalige investeringen en projecten in de agrarische sector te ontwikkelen. Want juist die vallen nu buiten de subsidieregelingen.

Voor AGV ligt het accent van de regeling op het verbeteren van de waterkwaliteit. Het verbeteren van bodem- en waterkwaliteit draagt bij aan het verbeteren van de biodiversiteit (ecologie in het water). Maatregelen dragen waar mogelijk ook bij aan het verbeteren van biodiversiteit op het land, bijvoorbeeld aan weidevogeldoelen. Voor de overige wateren (buiten de KRW-waterlichamen) zijn in het Waterbeheerplan handelingsperspectieven opgenomen. Deze geven aan waar AGV mogelijkheden ziet om in samenwerking met gebiedspartijen de (ecologische) waterkwaliteit te verbeteren door uitvoering van haalbare en betaalbare maatregelen. Daarvan is deze subsidieregeling een van de uitwerkingen. In Noord-Holland is via het samenwerkingsprogramma bodem en water Noord-Holland ook een gebiedsgerichte regeling uitgewerkt.

 

Strategie

Gebiedsgerichte aanpak. Stimuleren en investeren in waterpartnerschap: regionale samenwerking waterschappen-agrariërs waarbij het initiatief bij agrariërs ligt om met voorstellen (binnen kaders) te komen en waterschappen aangeven waar welke wateropgaven in het gebied liggen en verder maatregelen faciliteren. We laten de uitvoering over aan agrariërs in het gebied.

Proces en investeringen. We zetten in op een koppeling van procesondersteuning (en kennisoverdracht) met concrete fysieke investeringen op bedrijfs- én effect op gebiedsniveau. Het uitsluitend inzetten op bijdragen aan investeringen óf alleen inzetten op kennis/bewustwording lijkt ons niet effectief en niet aansluiten bij drive en cultuur van boeren op dit moment. Ook met hagel schieten (losse intekening van individuele boeren zonder koppeling in een gebied) is niet gewenst-effectief. We sluiten aan bij lopende projecten zoals Polderkennis op Peil, uit deze studieclubs kunnen investeringswensen voortkomen.

Keep it simple: een eenduidige en eenvoudig programma/ /aanpak. Zo min mogelijk bureaucratie en overhead voor alle indieners en partners binnen wat wettelijk kan. Dat vraagt om vertrouwen.

Inhoudelijke afbakening: de regeling onderscheidt zich van beheer en onderhoud-programma’s (ANLB/GBD). Daarom valt beheer niet onder dit programma. Er lopen al diverse projecten rond kennisdeling zoals polderkennis op peil. Daarom richt dit programma zich vooral op investeringen. Kennisdelen en communicatie zijn hierbij zeer belangrijk voor een duurzame toepassing en gebruik van de investering en goede landbouwpraktijk.

 

De werkwijze, het agrarisch waterplan en de watermakelaar

Agrariërs in een gebied leggen een voorstel voor gebiedsgerichte maatregelen integraal agrarisch waterbeheer, die bijvoorbeeld binnen 1-2 jaar realiseerbaar zijn, voor aan een waterschap. Ze geven daarin aan wie betrokken zijn (deelnemers), waar welke maatregelen getroffen kunnen worden (kaart, aantal ha’s/meters in welk beheergebied, aantal maatregelen) met welk verwacht effect, wat investeringen kosten. Kortom concreet en controleerbaar.

Inzet watermakelaar. Het waterschap stelt naast een investeringsbudget voor fysieke watermaatregelen budget beschikbaar (buiten deze subsidieregeling om) voor procesondersteuning door een watermakelaar om tot een groeps/gebiedsaanpak te komen en te werken aan waterbewustzijn en kennisdeling. Uiteraard stelt het waterschap kennis en advies beschikbaar over het watersysteem en opgaven op initiatief van een watermakelaar namens een groep boeren.

 

Staatssteun

Voorafgaand aan de vaststelling van de subsidieregeling is onderzocht of de subsidieverlening past binnen de Europese regels omtrent staatssteun. Op grond van dit onderzoek is geconcludeerd dat subsidieverlening is toegestaan, mits daarbij voldaan wordt aan de Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening (EU) 2022/2472702/2014, PBEU L 327/1 193/1 van 14 december 20221 juli 2014) en dat deze subsidieregeling binnen de mogelijkheden van de Landbouwvrijstellingsverordening valt.

 

Artikelsgewijze toelichting

Voor zover nodig is hierna per artikel van de subsidieregeling een toelichting opgenomen.

 

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische bedrijven, werkzaam in de primaire landbouwproductie. Deze bedrijven kunnen zich in allerlei vormen voordoen zoals eenmanszaken, vennootschappen onder firma en besloten vennootschappen. Aangezien de subsidie alleen kan worden verleend, wanneer dit past binnen de kaders van de Landbouwvrijstellingsverordening, moeten de aanvragers ook kunnen worden aangemerkt als kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in artikel 2 van bijlage 1 bij de Landbouwvrijstellingsverordening. Dit artikel luidt als volgt:

 

Artikel 2 Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen

1. Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo's”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

2. Binnen de categorie kmo's is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt.

3. Binnen de categorie kmo’s is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

 

Artikel 4a Uitvoering subsidieregeling

De subsidiabele maatregelen zijn opgenomen in de maatregelenlijst bij deze regeling.

Deze maatregelen komen uit de zogenaamde BOOT-lijst die door het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en veehouderij (BOOT) is vastgesteld. Het BOOT kan deze lijst wijzigen. Wanneer het wenselijk is dat nieuw opgenomen maatregelen op deze lijst ook in het kader van deze Subsidieregeling water en bodem AGV Utrecht en Zuid-Holland subsidiabel zijn of andere aanpassingen in de BOOT-lijst aan de orde zijn, kan het Dagelijks Bestuur de maatregelenlijst in die zin aanpassen. Het Dagelijks Bestuur is niet bevoegd maatregelen in de lijst op te nemen die niet vallen onder de maatregelen die in de BOOT-lijst zijn opgenomen of niet passen binnen de kaders van de Landbouwvrijstellingsverordening.

 

Artikel 5 Openstelling

Deze subsidieregeling zal naar verwachting worden opengesteld in 2023 t/m 2029 omdat de Landbouwvrijstellingsverordening tot 31 december 2029 geldt. Aanvragen kunnen gedurende de in het openstellingsbesluit aangegeven periode worden aangevraagd. Aanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst. Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag compleet is ingediend, met alle bijbehorende gegevens en bescheiden. Worden meerdere aanvragen op een dag ingediend en zou de verlening van subsidies voor deze aanvragen leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, dan wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald. Dit om te voorkomen dat een subsidieplafond moet worden overschreden.

 

Artikel 6 Subsidieaanvraag

Het voor de aanvraag benodigde aanvraagformulier is te vinden op de website van AGV, www.agv.nl.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden onder 1 tot en met 6 zijn gebaseerd op de Landbouwvrijstellingsverordening. Op grond van deze regeling mag geen steun worden verleend:

- aan een onderneming in moeilijkheden;

- wanneer de maximaal toegestane steun al is verleend;

- wanneer met het uitvoeren van de maatregel is gestart voordat de subsidie is aangevraagd. Nadat de aanvraag is ingediend, mag met de uitvoering worden gestart. De aanvrager loopt dan wel het risico dat de subsidie toch niet (geheel) wordt verleend;

- wanneer op een ander punt niet aan de vereisten van de Landbouwvrijstellingsverordening is voldaan.

Maatregelen worden één keer gesubsidieerd (onderdeel 3). Wordt een maatregel door dezelfde aanvrager meerdere malen maar op verschillende locaties uitgevoerd, dan is sprake van verschillende maatregelen en kunnen meerdere subsidies worden verstrekt. Wordt voor eenzelfde maatregel op dezelfde locatie subsidie aangevraagd door verschillende aanvragers, dan zal een van de aanvragen – de laatst ingediende - worden afgewezen.

De weigeringsgrond onder 7 benadrukt dat de maatregelen ten goede moeten komen aan de bedrijven in het beheergebied van AGV en dat de subsidie niet bestemd is voor agrarische bedrijven buiten dit gebied. De aanvraag voor een maatregel in het beheergebied van een ander waterschap door een ondernemer wiens bedrijf in twee beheergebieden is gelegen, wordt op deze grond afgewezen.

De weigeringsgrond onder 8 zorgt ervoor dat aanvragen die aan de vereisten van de subsidieregeling voldoen, toch kunnen worden geweigerd wanneer zij niet bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van deze regeling.

 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

Op grond van de Landbouwvrijstellingsverordening geldt dat de steun maximaal 65% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten mag bedragen, tenzij het steun voor niet-productieve investeringen als bedoeld in artikel 14, derde lid, onder e, f en g van de Landbouwvrijstellingsverordening betreft. In dat geval mag de steun binnen deze regeling maximaal100% van de investering bedragen met inachtneming van het voor die maatregel geldende maximum. Op grond van deze subsidieregeling geldt echter een maximumpercentage van 75%.

 

Artikel 10 Subsidiabele kosten

Op grond van de Landbouwvrijstellingsverordening artikel 14 lid 6 geldt dat de steun de volgende in aanmerking komende kosten dekt (voor zover van toepassing op deze regeling):

a) de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;

b) de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

c) de algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;

d) de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;

e) uitgaven voor niet-productieve investeringen in verband met de specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen als bedoeld in lid 3, punten e), f) en g);

 

Artikel 12 Voorschotten

Op grond van de Europese staatsteunregels (artikel 14 lid 10 van de Landbouwvrijstellingverordening en artikel 45 lid 4 van Verordening 1305/2013 Plattelandsontwikkeling) mogen voorschotten bij investeringssteun niet meer bedragen dan 50%.

 

Artikel 13 Vaststelling van de subsidie

Uit de Awb volgt dat na afronding van de maatregelen een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend. Op dat moment legt de subsidieontvanger rekening en verantwoording af: er wordt aangetoond dat de gesubsidieerde maatregelen zijn uitgevoerd en wat deze hebben gekost. Op basis van de aanvraag tot vaststelling, wordt het subsidiebedrag berekend waar de ontvanger uiteindelijk recht op heeft. Is slechts een deel van de maatregelen uitgevoerd, dan wordt de subsidie op een lager bedrag vastgesteld. Zijn voorschotten uitbetaald voor een bedrag dat hoger is dan het bedrag waarop de subsidie is vastgesteld, dan kan het dagelijks bestuur het teveel betaalde terugvorderen.

Het subsidiebedrag is afhankelijk van de werkelijke kosten van de maatregelen waarvoor subsidie is verleend. Dit kan ertoe leiden dat een subsidie (voor een maatregel) op nul of een lager bedrag wordt vastgesteld. Het betekent ook dat kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie, niet in aanmerking worden genomen (artikel 4:46, derde lid, Awb).

Een subsidie kan nooit hoger worden vastgesteld. Wanneer de subsidie niet een vast bedrag per maatregel bedraagt, maar een percentage van de subsidiabele kosten, wordt in de verleningsbeschikking het maximumbedrag vermeld waarop de subsidie kan worden vastgesteld.

In principe vindt betaling van de subsidie pas plaats nadat alle maatregelen waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Een subsidieverlening kan meerdere maatregelen omvatten, die gefaseerd worden uitgevoerd. In zo’n geval kan het lange tijd duren voordat de subsidieontvanger een deel van zijn investeringen terugkrijgt en een groot bedrag moet voorschieten. Voor die gevallen bestaat de mogelijkheid een voorschot aan te vragen.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

Ten gevolge van Europese wetgeving rondom staatssteun – de Landbouwvrijstellingsverordening - is het nodig deze subsidieregeling kennis te geven bij de Europese Commissie. De subsidieregeling moet kennisgegeven worden binnen 20 werkdagen na inwerkingtreding. De Europese Commissie controleert of de verordening in overeenstemming is met de Europese staatssteunregels.

 

Deze regeling heeft als einddatum 30 juni 2029, omdat de Landbouwvrijstellingsverordening tot 31 december 2029 geldt. Op grond van de Landbouwvrijstellingsverordening vrijgestelde steunmaatregelen mogen daarna nog zes maanden van kracht blijven zonder dat ze bij de Europese Commissie aangemeld moeten worden.

 

Naar boven