Beleidsregel inzake regeling bepaling hoeveelheid ingenomen water

Het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg;

 

overwegende, dat de hoogte van de aanslagen zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing voor veel bedrijfsruimten wordt bepaald aan de hand van het aantal m³ ingenomen water. Relatief weinig bedrijven nemen aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar de watermeter(s) op. De inname moet dan op een andere wijze worden bepaald. Met een beleidsregel wordt beoogd hierbij een consistente werkwijze vast te stellen.

 

Gelet op het bepaalde in artikel 122d Waterschapswet, artikel 7.2 Waterwet, artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, artikel 12, derde lid van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Limburg 2022 en artikel 13, derde lid van de Verordening verontreinigingsheffing Waterschap Limburg 2022;

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen, de beleidsregel inzake regeling bepaling hoeveelheid ingenomen water.

 

Preambule

Grote industriële bedrijven moeten op grond van wetgeving hun afvalwater meten, bemonsteren en analyseren om de aanslagen verontreinigingsheffing en zuiveringsheffing vast te stellen.

Voor bedrijven waarvan de vervuilingswaarde meer beperkt is, bestaat wettelijk een eenvoudigere methode van vaststelling van aanslagen. De aanslag zuiveringsheffing wordt dan vastgesteld met toepassing van de Tabel Afvalwatercoëfficiënten (artikel 122k Waterschapswet) in samenhang met het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009 (verder: het Besluit). Met betrekking tot de aanslag verontreinigingsheffing geldt op grond van artikel 7.5, vijfde lid van de Waterwet eenzelfde toepassing van de Tabel afvalwatercoëfficiënten in samenhang met het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009. De rekeneenheid is dan het aantal m³ ingenomen water (ingenomen leidingwater, onttrokken grond- en/of oppervlaktewater, opgevangen hemelwater) in het betreffende heffingsjaar, gelijk aan het kalenderjaar. Wanneer de meterstanden steeds rond de jaarwisseling worden opgenomen wordt de aanslag uiteraard berekend over het werkelijk verbruik van het betreffende jaar. Er zijn echter weinig tabelbedrijven waar dit gebeurt. Het aantal m³ ingenomen water moet dan op een andere wijze worden bepaald. In deze beleidsregel wordt aangegeven op welke wijze de hoeveelheid ingenomen water wordt bepaald indien de meterstand niet rond de jaarwisseling wordt opgenomen. De in deze beleidsregel bepaalde werkwijze houdt feitelijk een formalisering in van de werkwijze zoals deze al sinds jaren probleemloos wordt toegepast bij de aanslagregeling tabelbedrijven van het waterschap Limburg.

Innamevarianten

Behoudens kleine vervuilers, waarbij op grond van een forfait voor kleine bedrijfsruimten een aanslag wordt opgelegd in het heffingsjaar, kunnen bedrijfsaanslagen eerst worden vastgesteld na afloop van het heffingsjaar. Dit vindt plaats aan de hand van gegevens in een digitale aangifte of schriftelijke aangifte (in deze aangifte dient het bedrijf de hoeveelheid ingenomen water aan te geven) of door een geautomatiseerde aanslagregeling (aanslag zonder tussenkomst van een aangifte). De volgende situaties kunnen zich voordoen.

  • 1.

    Inname gemeten leidingwater van een drinkwaterbedrijf

    • 1.

      Afrekening verbruiksperiode drinkwaterbedrijf is gelijk aan het kalenderjaar.

      Voor de berekening van de ingenomen hoeveelheid leidingwater wordt deze hoeveelheid gehanteerd.

    • 2.

      Afrekening verbruiksperiode drinkwaterbedrijf is niet gelijk aan het kalenderjaar.

      Voor de berekening van de hoeveelheid ingenomen water wordt het herleide jaarverbruik gehanteerd. Het herleide jaarverbruik is het door het drinkwaterbedrijf gehanteerde verbruik dat is omgerekend naar 365 dagen. Indien sprake is van een schrikkeljaar vindt omrekening plaats naar 366 dagen.

    • Daarbij gelden de volgende regels:

      • a.

        indien de eindopnamedatum van watermeter ≤ 30-04 van een kalenderjaar is, dan wordt het herleide jaarverbruik aan ingenomen leidingwater toegepast ten behoeve van het bepalen van de hoeveelheid ingenomen water voor het daaraan voorafgaande kalenderjaar;

      • b.

        indien de eindopname datum van de watermeter ≥ 01-05 van een kalenderjaar is, dan wordt het herleide jaarverbruik aan ingenomen leidingwater toegepast ten behoeve van het bepalen van de hoeveelheid ingenomen leidingwater voor dat kalenderjaar.

  • De hiervoor genoemde vaststelling van de hoeveelheid ingenomen leidingwater geldt zowel voor bedrijven die het gehele jaar worden geëxploiteerd als voor seizoenbedrijven.

  • 2.

    Inname water op andere wijze

    • 1.

      Doorlevering leidingwater aan- of doorgeleverd leidingwater van derden.

      De hoeveelheid doorgeleverd leidingwater dient altijd via een tussenwatermeter vastgesteld te kunnen worden. Bij het ontbreken van een tussenwatermeter zal de hoeveelheid ingenomen leidingwater door de ambtenaar belast met de heffing worden bepaald door middel van schatting;

    • 2.

      Onttrokken grond- en/of oppervlaktewater.

      De hoeveelheid onttrokken grond- en/of oppervlaktewater dient door middel van een watermeter te worden vastgesteld. Bij het ontbreken van een watermeter wordt de hoeveelheid onttrokken grond- en/of oppervlaktewater vastgesteld aan de hand van een door het bedrijf overgelegde berekening van de capaciteit en het aantal bedrijfsuren van de pompen. Indien niet gemeten wordt of geen berekening wordt overgelegd, dan zal de hoeveelheid onttrokken grond- en/of oppervlaktewater door de ambtenaar belast met de heffing worden bepaald door middel van schatting.

    • 3.

      Opgevangen hemelwater

      De hoeveelheid opgevangen hemelwater dient door meting of door middel van een berekening te worden vastgesteld. Indien geen berekening wordt overgelegd zal de hoeveelheid opgevangen hemelwater door de ambtenaar belast met de heffing worden bepaald door middel van schatting.

      In alle gevallen geldt dat indien de hoeveelheid ingenomen water niet via meting dan wel door middel van een deugdelijke berekening heeft plaatsgevonden, deze hoeveelheid wordt bepaald door middel van schatting.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De beleidsregel inzake regeling bepaling hoeveelheid ingenomen water aanslagen zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing BsGW, vastgesteld bij besluit van 31-12-2012 van de ambtenaar belast met de heffing van waterschapsbelastingen van BsGW, wordt ingetrokken met ingang van de dag dat dit besluit in werking treedt met dien verstande dat deze van kracht blijft op feiten die zich voor deze datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Beleidsregel inzake regeling bepaling hoeveelheid ingenomen water aanslagen zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing BsGW 2022".

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 21 juni 2022

De wnd. secretaris-directeur,

ir. E.M. van der Kuil

De dijkgraaf,

drs. ing. P.F.C.W. van der Broeck

Naar boven