Wijziging algemene regel GW1, GW3, GW4, GW5 en wijziging beleidsregel 5.17 behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;

 

Op voordracht van de directieraad van 9 mei 2022;

 

Overwegingen:

 

Na de langdurige droogte in de zomers van 2017-2020 in relatie tot het Natura 2000-gebied De Bruuk wordt voorgesteld om een verbod in te stellen op nieuwe grondwateronttrekkingen in een zone direct rondom De Bruuk.

 

Wettelijk kader:

 

Waterschapswet

Keur Waterschap Rivierenland 2014

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de wijziging van algemene regel GW1, GW3, GW4 en GW5, en vast te stellen de wijziging van beleidsregel 5.17.

Artikel I. Wijzigingen

De algemene regels GW1, GW3, GW4 en GW5 behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014 als volgt te wijzigen:

 

A

 

De algemene regels GW1, GW3, GW4 en GW5 komen te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 1, 2, 3 en 4 bij dit besluit.

 

De beleidsregel 5.17 behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland als volgt te wijzigen:

 

B

 

De beleidsregel 5.17 komt te luiden als de tekst opgenomen in bijlage 5

Artikel II. Overgangsrecht

De aangepaste beleidsregel en algemene regels gaan gelden voor nieuwe te melden en aan te vragen grondwateronttrekkingen. Voor bestaande grondwateronttrekkingen wordt een overgangsregeling voorgesteld. Deze bestaande grondwateronttrekkingen zijn onder te verdelen in twee categorieën:

 

  • -

    Categorie A, bronnen die zonder melding/vergunning geplaatst zijn (illegaal).

  • -

    Categorie B, bronnen die gemeld/vergund zijn (legaal).

De eigenaren van kunstmatige bronnen in categorie A wordt de mogelijkheid geboden om hun bron alsnog te melden. Alle particulieren en bedrijven woonachtig en/of gevestigd binnen de rode zonering zullen per brief worden geïnformeerd. Daarin krijgen zij de mogelijkheid om zich binnen vier weken te melden. De gemelde bronnen zullen vervolgens worden getoetst (en moeten voldoen) aan het bestaande beleid (legalisering). Gelegaliseerde bronnen zullen worden toegevoegd aan categorie B. Na het verstrijken van de (vier weken) termijn zullen resterende bestaande niet gemelde bronnen onder het nieuwe beleid vallen. Deze zullen worden beschouwd als nieuwe onttrekkingen en dus verboden zijn. Bij het constateren van een onbekende onttrekkingsbron zal per situatie een afweging worden gemaakt voor een aanpak waarbij zo nodig ook een handhavingstraject kan worden ingezet.

Artikel III. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel IV. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tot wijziging algemene regel GW1, GW3, GW4, GW5 en wijziging beleidsregel 5.17 behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland van 10 mei 2022 te Tiel.

de secretaris-directeur,

ir. Z.C. Vonk

de dijkgraaf,

prof. dr. J.C. Verdaas

BIJLAGE 1  

 

GW 1. Bouwput, sleuf en proefbemaling en grondsanering

 

Artikel 1. Criteria

 

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering, voor zover:

 

  • 1.

    de onttrekking plaatsvindt in de provincie Gelderland of de provincie Noord Brabant (B-gebied) en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant en niet is gelegen in de zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in en rondom Natura 2000 – gebied de Bruuk in de provincie Gelderland en de onttrekking:

     

    • a.

      niet meer bedraagt dan 250 m³ per uur, en

    • b.

      niet meer bedraagt dan 100.000 m³ per maand, en

    • c.

      niet langer duurt dan 6 maanden, of;

  • 2.

    de onttrekking plaatsvindt in de provincie Zuid-Holland of Utrecht (C-gebied), voor zover de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid-Holland en de onttrekking:

     

    • a.

      niet meer bedraagt dan 60 m³ per uur, en

    • b.

      niet meer bedraagt dan 40.000 m³ per maand, en

    • c.

      niet langer duurt dan 6 maanden, en;

  • 3.

    de onttrekking niet plaatsvindt in de keur- of beschermingszone van de waterkering.

Artikel 2. Voorwaarden

 

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

 

  • 1.

    verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

  • 2.

    plaatst een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen als een spanningsbemaling wordt toegepast;

  • 3.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 4.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 5.

    voert werkzaamheden uit conform protocol BRL 2101;

  • 6.

    brengt bij een retourbemaling het grondwater in het watervoerende pakket terug waaruit het onttrokken grondwater afkomstig is;

  • 7.

    voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • 8.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen;

  • 9.

    doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding.

  • 10.

    doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding.

Artikel 3. Maatwerk

 

Het waterschap kan met betrekking tot plaatsing van peilbuizen en meetputten, monitoring, zettingen en retourbemaling, maatwerkvoorschriften stellen..

 

Artikel 4. Melding

 

  • 1.

    Degene die werkzaamheden uitvoert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

     

    • a.

      naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;

    • b.

      het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;

    • c.

      een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie van onttrekking en lozingspunt, legenda en noordpijl.

    • d.

      het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

    • e.

      het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

    • f.

      een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

    • g.

      de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

    • h.

      de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

    • i.

      de pompcapaciteit in m³ per uur en het te installeren vermogen in m³ per uur per put;

    • j.

      de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

    • k.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

  • 3.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 5. Overgangsrecht

 

  • 1.

    Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.

  • 2.

    Als het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 3.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

 

Kader

 

Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering. Op grond van artikel 3.10 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.

 

Begripsbepaling

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Bouwput- of sleufbemaling:

het onttrekken van grondwater met als doel het kunnen uitvoeren van werkzaamheden in de bodem. Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn: het aanleggen van kabels, leidingen of riolering en het bouwen van kelders. De bouwputbemaling kan via verschillende methoden worden uitgevoerd.

Proefbemaling:

het onttrekken van grondwater met als doel het onderzoeken van de hoeveelheid grondwater dat tijdens toekomstige werkzaamheden moet worden onttrokken. Een proefbronnering is veelal kortdurend.

Grondsanering:

Bij een grondsanering wordt veelal in verontreinigde grond gegraven. Als de verontreiniging zich uitsluitend in de bodem en niet in het grondwater bevindt, is de onttrekking van grondwater vergelijkbaar met een bouwputbemaling. Het doel is in het droge uitvoeren van de grondwerkzaamheden.

Spanningsbemaling:

Het onttrekken van grondwater uit het watervoerende pakket met als doel de opwaartse druk te verlagen om opbarsten van de bodem te voorkomen.

 

Risico’s

 

In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven. Hierbij is het uitgangspunt dat de minder risicovolle onttrekkingen worden vrijgesteld. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat aan alle criteria is voldaan. Het betreft dus een cumulatieve opsomming. Hierbij moet worden opgemerkt dat de genoemde hoeveelheden maximale hoeveelheden zijn.

 

Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning

 

De risico’ s van de onttrekking zijn sterk aan de locatie gebonden. Hierdoor is het onwenselijk om voor het gehele beheergebied dezelfde vrijstellingscriteria te hanteren. Gekozen is voor een gebiedsbenadering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in: A-gebieden (provinciale milieu- en grondwaterbeschermingsgebieden), B-gebieden (klei en zandgebied)), C-gebieden (veen-weide gebieden).

 

A-gebieden

 

De A-gebieden zijn gebieden met de grootst mogelijke bescherming. In deze gebieden is voor iedere bouwputbemaling een vergunning nodig. De algemene regel is in deze gebieden dan ook niet van toepassing.

 

B en C-gebieden

 

De B en C-gebieden behoeven minder bescherming dan A gebieden.

 

Gebied

Debiet

Debiet

Tijdsduur

B

< 250 m³/uur

< 100.000 m³/maand

< 6 maanden

C

< 60 m³/uur

< 40.000 m³/maand

< 6 maanden

 

Natura 2000 - gebied De Bruuk (provincie Gelderland):

 

In Natura 2000 – gebied de Bruuk hebben grondwateronttrekkingen in en rondom het gebied negatieve gevolgen voor de grondwaterstand, grondwaterstroming en verdroging in het gebied. Daarom is er rondom dit gebied een grondwaterbeschermingszones ingesteld (zie kaart zonering beperkingen grondwateronttrekkingen De Bruuk ). Deze rode zone die bestaat uit het natuurgebied De Bruuk + 300 meter hydrologische beïnvloedingszone. In de rode zone geldt een algeheel verbod op permanente kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen. Voor tijdelijke kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen, zoals bijvoorbeeld voor bouwput en rioolaanleg, geldt een vergunningsplicht.

 

Maximale verlaging grondwaterstand/stijghoogte

 

De freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket mag niet meer worden verlaagd dan noodzakelijk. Dit betekent in ieder geval dat de freatische grondwaterstand niet meer mag worden verlaagd dan 0,5 meter beneden het actuele ontgravingsniveau. Hierdoor kan de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket per fase van de werkzaamheden verschillen, afhankelijk van de ontgravingsdiepte per fase.

 

Peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

 

Voor de handhaafbaarheid van de maximale verlaging van de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket is het noodzakelijk dat het niveau gemeten kan worden. Hiervoor moet een peilbuis of meetput op een doelmatige locatie worden geplaatst. Vanuit het streven naar zo laag mogelijke lasten, is het plaatsen van een peilbuis of meetput niet bij alle onttrekkingen voorgeschreven. Deze verplichting beperkt zich tot de onttrekkingen via spanningsbemaling.

 

Locatie peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

 

Afhankelijk van de aard van de onttrekking en de specifieke locatie kan de locatie van de peilbuis of meetput belangrijk zijn. In deze gevallen kan het bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschrijven waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

 

Peilbuis of meetput bij freatische onttrekkingen

 

Bij freatische onttrekkingen is het plaatsen van een peilbuis of meetput in beginsel niet noodzakelijk. Deze algemene regel schrijft dit daarom niet voor. Desondanks kan de lokale situatie aanleiding geven tot het plaatsen van een peilbuis of meetput. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van zettinggevoelige objecten. Met een maatwerkvoorschrift kan het bestuur in deze uitzonderlijke situaties een peilbuis of meetput voorschrijven. Hierbij kan tevens worden bepaald waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

 

Uitwisseling grondwater

 

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Terugbrengen grondwater

 

Als retourbemaling wordt toegepast, is het vanuit een oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk dat het grondwater wordt teruggebracht in het grondwaterpakket waaruit het is onttrokken. Hiermee wordt ongewenste uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten voorkomen.

 

Verplichte retourbemaling

 

Het uitgangspunt van deze algemene regel is: verstandig omgaan met grondwater. Onttrekkingen van grondwater uit de zoetwaterreserve kunnen dit uitgangspunt in gevaar brengen. Als de onttrekking een te grote impact heeft op de zoetwaterreserve is het mogelijk om retourbemaling via een maatwerkvoorschrift af te dwingen. Hierbij wordt het grondwater teruggebracht in de zoetwaterreserve.

 

Zorgplicht

 

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

 

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, als daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

 

Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

 

Meten en rapporteren

 

Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of als de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.

BIJLAGE 2  

 

GW 3. Grondwatersanering

 

Artikel 1. Criteria

 

  • 1.

    Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en niet is gelegen in de zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in en rondom Natura 2000 – gebied de Bruuk in de provincie Gelderland en voor zover de onttrekking:

     

    • a.

      niet meer bedraagt dan 20 m³ per uur, en;

    • b.

      niet meer bedraagt dan 100.000 m³, en;

    • c.

      niet langer duurt dan 10 jaar, en;

  • 2.

    de onttrekking niet plaatsvindt in de keur- of beschermingszone van de waterkering.

Artikel 2. Voorwaarden

 

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

 

  • 1.

    onttrekt niet meer grondwater dan noodzakelijk voor een doelmatige uitvoering van de grondwatersanering;

  • 2.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 3.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 4.

    voert werkzaamheden uit conform protocol BRL 2101;

  • 5.

    voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • 6.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen, en

  • 7.

    doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding.

  • 8.

    doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding.

Artikel 3. Maatwerk

 

Het waterschap kan met betrekking tot plaatsing van peilbuizen en meetputten, monitoring, zettingen en retourbemaling, maatwerkvoorschriften stellen

 

Artikel 4. Melding

 

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, meldt dit ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

     

    • a.

      het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

    • b.

      een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

    • c.

      de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

    • d.

      de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

    • e.

      de pompcapaciteit in m³ per uur en het te installeren vermogen in m³ per uur per put;

    • f.

      de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar;

    • g.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken, en

    • h.

      een beschrijving van de verontreinigingssituatie (saneringsplan of saneringsonderzoek)

  • 3.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 5. Overgangsrecht

 

  • 1.

    Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.

  • 2.

    Als het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 3.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

 

Kader

 

Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur, dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van de grondwatersaneringen wordt vervangen door algemene regels.

 

Begripsbepaling

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Grondwatersanering :

Een grondwatersanering is het onttrekken van verontreinigd grondwater met als doel de verontreinigde bodem te reinigen en het verontreinigde grondwater te verwijderen. Het onttrokken verontreinigde grondwater wordt in het algemeen na zuivering afgevoerd naar het gemeente riool of oppervlaktewater. De lozing wordt in andere wet- en regelgeving gereguleerd. Ook een onttrekking die wordt toegepast als beheermaatregel uitgevoerd in het kader van een saneringsplan valt onder deze algemene regel.

 

Risico’s

 

In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven.

 

Grondwateronttrekkingen voor grondwatersaneringen worden veelal voor een langer duur met een laag debiet uitgevoerd. De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Gekozen is voor een gebiedsbenadering waarbij voor alle gebieden zijn vrijgesteld van vergunningsplicht met uitzondering de gebieden die deel uitmaken van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de grondwaterbeschermingszones rondom Natura 2000 – gebied de Bruuk in de provincie Gelderland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking niet meer bedraagt dan 20 m³ per uur en niet langer duurt dan 10 jaar.

 

Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of Als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

 

Natura 2000 - gebied De Bruuk (provincie Gelderland):

 

In Natura 2000 – gebied de Bruuk hebben grondwateronttrekkingen in en rondom het gebied negatieve gevolgen voor de grondwaterstand, grondwaterstroming en verdroging in het gebied. Daarom is er rondom dit gebied een grondwaterbeschermingszones ingesteld (zie kaart zonering beperkingen grondwateronttrekkingen De Bruuk ). Deze rode zone die bestaat uit het natuurgebied De Bruuk + 300 meter hydrologische beïnvloedingszone. In de rode zone geldt een algeheel verbod op permanente kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen. Voor tijdelijke kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen, zoals bijvoorbeeld voor bouwput en rioolaanleg, geldt een vergunningsplicht.

 

Hoeveelheid te onttrekken grondwater

 

De onttrekking van grondwater is noodzakelijk voor het verwijderen van de grondwaterverontreiniging. Voor het beheer van het grondwater is het echter belangrijk dat de onttrekking niet groter is dan noodzakelijk. Dit artikel geeft een beperking aan de onttrekking.

 

Uitwisseling grondwater

 

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Zorgplicht

 

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

 

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

 

Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

 

Meten en rapporteren

 

Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, als de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

 

Start- en afmelding van de onttrekking

 

Ter controle van de opgegeven start- en einddatum, moet de daadwerkelijke startdatum ten minste 24 uur van tevoren worden doorgegeven. Voor de einddatum geldt dat deze maximaal 24 uur na einde van de onttrekking moet worden doorgegeven.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.

BIJLAGE 3  

 

GW 4. Beregening, bevloeiing en veedrenking

 

Artikel 1. Criteria

 

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening, veedrenking of bevloeiing en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en niet is gelegen in de zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in en rondom Natura 2000 – gebied de Bruuk in de provincie Gelderland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking niet meer kan bedragen dan 60 m³ per uur.

 

Deze algemene regel geldt niet voor beregening en gietwater in de glastuinbouw.

 

Artikel 2. Voorwaarden

 

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

 

  • 1.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 2.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 3.

    voert werkzaamheden uit conform protocol BRL 2101;

  • 4.

    voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • 5.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

  • 6.

    hoeft bij totale pompcapaciteit van minder dan 10 m3 per uur en minder dan 12.000 m3 jaar, alsmede onttrekkingen ten behoeve van particuliere woningen zijn niet te voldoen aan de meet- en rapportageplicht, genoemd in artikel 6.11, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit.

Artikel 3. Melding

 

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, meldt dit ten minste 2 weken voor aanvang aanleg onttrekkingsfilter aan het bestuur.

  • 2.

    Grondwateronttrekkingen ten behoeve van particuliere woningen en tuinen zijn niet meldingsplichtig.

  • 3.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

     

    • a.

      het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

    • b.

      het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

    • c.

      een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

    • d.

      de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

    • e.

      de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

    • f.

      de pompcapaciteit in m³ per uur en het te installeren vermogen in m³ per uur per put;

    • h.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4. Overgangsrecht

 

  • 1.

    Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.

  • 2.

    Als het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 3.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

 

Kader

 

Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor agrarische doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur, dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van onttrekkingen voor agrarische doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord wordt vervangen door algemene regels.

 

Begripsbepaling

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Agrarische doeleinden :

een bemaling voor beregening, bevloeiing of veedrenking met uitzondering van de glastuinbouw.

 

Risico’s

 

In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven.

 

Grondwateronttrekkingen voor beregening, bevloeiing of veedrenking worden veelal voor korte perioden met een vaste pompcapaciteit uitgevoerd. De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

 

Gekozen is voor een gebiedsbenadering waarbij voor alle gebieden zijn vrijgesteld van vergunningsplicht met uitzondering de gebieden die deel uitmaken van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland de locatie geen deel uitmaakt van de grondwaterbeschermingszones rondom Natura 2000 – gebied de Bruuk in de provincie Gelderland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking niet meer kan bedragen (pompcapaciteit) dan 60 m³ per uur.

 

Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

 

Natura 2000 - gebied De Bruuk (provincie Gelderland):

 

In Natura 2000 – gebied de Bruuk hebben grondwateronttrekkingen in en rondom het gebied negatieve gevolgen voor de grondwaterstand, grondwaterstroming en verdroging in het gebied. Daarom is er rondom dit gebied een grondwaterbeschermingszones ingesteld (zie kaart zonering beperkingen grondwateronttrekkingen De Bruuk ). Deze rode zone die bestaat uit het natuurgebied De Bruuk + 300 meter hydrologische beïnvloedingszone. In de rode zone geldt een algeheel verbod op permanente kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen. Voor tijdelijke kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen, zoals bijvoorbeeld voor bouwput en rioolaanleg, geldt een vergunningsplicht.

 

Uitwisseling grondwater

 

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Zorgplicht

 

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

 

Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

 

Verbod bij waterschaarste

 

De Keur bepaalt dat het waterschap tijdelijk een onttrekkingverbod kan instellen, als er een tekort aan oppervlakte- en grondwater ontstaat of dreigt te ontstaan.

 

Meet- -en rapportageplicht

 

Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, als de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

 

Onttrekkingen met een totale pompcapaciteit van minder dan 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar, alsmede onttrekkingen ten behoeve van particuliere woningen hoeven niet te voldoen aan de meet- en rapportageplicht, genoemd in artikel 6.11, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.

 

Kleine bronpompen voor gebruik bij particuliere woningen zijn vanwege het geringe belang uitgezonderd van de meldingsplicht.

BIJLAGE 4  

 

GW 5. Overige doeleinden

 

Artikel 1. Criteria

 

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van overige doeleinden en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en niet is gelegen in de zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in en rondom Natura 2000 – gebied de Bruuk in de provincie Gelderland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking:

 

  • a.

    niet meer bedraagt dan 10 m³ per uur, en;

  • b.

    niet meer bedraagt dan 50.000 m³ per jaar, en;

  • c.

    het geen permanente voorziening betreft voor het drooghouden van ondergrondse bouwwerken.

Artikel 2. Voorwaarden

 

Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:

 

  • 1.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 2.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 3.

    voert werkzaamheden uit conform protocol BRL 2101;

  • 4.

    voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn, en

  • 5.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3. Melding

 

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, meldt dit ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

  • 3.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

     

    • a.

      het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

    • b.

      het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

    • c.

      een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

    • d.

      de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

    • e.

      de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

    • f.

      de pompcapaciteit in m³ per uur en het te installeren vermogen in m³ per uur per put;

    • g.

      de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

    • h.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken start binnen een jaar na dagtekening van de instemmingsbrief van het waterschap. Als dit niet het geval is, vervalt de instemming.

Artikel 4. Overgangsrecht

 

  • 1.

    Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.

  • 2.

    Als het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

  • 3.

    Een watervergunning verleend voor inwerkingtreding van deze algemene regel voor ingevolge deze algemene regel meldingsplichtige werkzaamheden, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

 

Kader

 

Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor overige doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur. Dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van overige onttrekkingen die niet in andere algemene regels zijn verwoord wordt vervangen door algemene regels.

 

Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning

 

Begripsbepaling

 

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

 

Overige onttrekkingen :

Een onttrekking van grondwater die niet valt onder bouwputbemalingen, sleufbemaling proefbronneringen, grondsaneringen, grondwatersaneringen, noodvoorzieningen (brandputten), agrarische beregening en veedrenking. Tevens geldt dat er geen polderprincipe oftewel permanent droog houden van werken mag plaats vinden.

 

Gietwater ten behoeve van de glastuinbouw en de pot- en containerteelt vallen eveneens niet onder deze algemene regel voor overige onttrekkingen.

 

Risico’s

 

Natura 2000 - gebied De Bruuk (provincie Gelderland):

 

In Natura 2000 – gebied de Bruuk hebben grondwateronttrekkingen in en rondom het gebied negatieve gevolgen voor de grondwaterstand, grondwaterstroming en verdroging in het gebied. Daarom is er rondom dit gebied een grondwaterbeschermingszones ingesteld (zie kaart zonering beperkingen grondwateronttrekkingen De Bruuk ). Deze rode zone die bestaat uit het natuurgebied De Bruuk + 300 meter hydrologische beïnvloedingszone. In de rode zone geldt een algeheel verbod op permanente kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen. Voor tijdelijke kunstmatige grondwateronttrekkingsbronnen, zoals bijvoorbeeld voor bouwput en rioolaanleg, geldt een vergunningsplicht.

 

Uitwisseling grondwater

 

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Zorgplicht

 

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

 

Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, Als daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.

 

Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

 

Meten en rapporteren

 

Op grond van artikel 6.11 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.

 

Melding

De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.

 

Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.

BIJLAGE 5  

 

5.17 Grondwateronttrekkingen

 

Kader

 

Inleiding

 

In de Waterwet (art 6.5.b) is aangegeven dat het waterschap het bevoegd gezag is voor het onttrekken en infiltreren van grondwater. Uitzondering vormt een drietal categorieën waar de provincie bevoegd gezag is: drinkwaterwinning, open bodemenergie systemen en industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3/jaar. Voor gesloten bodemenergiesystemen in de gemeente bevoegd gezag.

 

Het beleid van het waterschap is afgestemd met het beleid van de provincies Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Utrecht en het Waterbeheersplan van het waterschap.

 

  • -

    Doelmatige en duurzame benutting van het grondwater.

  • -

    In beeld (laten) brengen van gevolgen van de onttrekking en beëindiging en waar relevant laten toepassen van mitigerende maatregelen.

Via vergunningverlening stelt het waterschap eisen aan deze activiteiten. De basis hiervoor is de Keur. Voor bepaalde categorieën van grondwateronttrekkingen en infiltraties zijn beneden een bepaalde omvang grenzen gesteld waarbij kan worden volstaan met een melding. Deze omvangscriteria zijn vastgelegd in algemene regels. In deze algemene regels zijn ook voorwaarden opgenomen waaronder deze onttrekkingen mogen worden uitgevoerd.

 

Keur

 

Deze beleidsregel gaat over keurartikelen 2.12, 3.7, 3.8, 3.9 en 3.11.

 

Verklaring van een aantal begrippen

 

Er is sprake van infiltratie als er schoon water in de bodem wordt gebracht met als doel dit op een later tijdstip te onttrekken. Schoon water is water dat voldoet aan de chemische waterkwaliteitsnormen genoemd in de "Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewater".

Retourbemaling is het terugbrengen van schoon grondwater dat eerder aan de bodem was onttrokken.

 

De Waterwet biedt geen mogelijkheid het retourneren van grondwater te reguleren.

 

Wel kan de aanvrager een retourbemaling in de aanvraag voor een grondwateronttrekking meenemen als maatregel om de gevolgschade van de onttrekking te beperken. Nadeel hierbij is dat als tijdens de uitvoering van de onttrekking blijkt dat de retourbemaling niet uitvoerbaar is, geen inzicht meer bestaat op de gevolgen van de onttrekking. In dat geval wordt er grondwater onttrokken in afwijking van de watervergunning en moet de nieuwe situatie door middel van een nieuwe aanvraag inzichtelijk worden gemaakt.

 

Waar geldt deze beleidsregel?

 

Deze beleidsregel is van toepassing op het gehele beheergebied van Waterschap Rivierenland. In de algemene regels GW 1 t/m GW 5 is een gebiedspecifiek beleid uitgewerkt. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de kwetsbare veen-weide gebieden en overige zand- en kleigebieden.

 

Raakvlakken met ander beleid of regelgeving.

 

In het algemeen kan worden gesteld dat daar waar grondwater wordt onttrokken, ook grondwater moet worden afgevoerd. Dit kan door middel van retourbemaling in de bodem of als lozing van (verontreinigd)grondwater op oppervlaktewater of riool. Bij lozing op riool of oppervlaktewater is de regelgeving vanuit het Besluit Lozen buiten inrichtingen, het Activiteitenbesluit en de vergunningsplicht Waterwet van belang. Dit voor wat de kwalitatieve aspecten betreft. Ook deze regelingen kennen de mogelijkheden om de doelmatigheid van de activiteit te toetsen en te waarborgen. Bij vergunningverlening voor de grondwateronttrekkingen zullen ook deze toetsingscriteria integraal moeten worden meegewogen.

 

Voor infiltratie van hemelwater met als doel dit vervolgens te onttrekken worden de eisen van de grondwaterkwaliteitsbeheerder (Wet Bodembescherming) gevolgd ten aanzien van de kwalitatieve aspecten zoals monitoring en behandeling.

 

Doel van het beleid

 

Het doel van het beleid is om zo effectief mogelijk en zo weinig mogelijk grondwater te onttrekken aan het watersysteem. Daarnaast richt het beleid zich op het voorkomen van schade ten gevolge van deze onttrekkingen.

 

De pijlers zijn het borgen van duurzaam en doelmatige gebruik van grondwater, het in beeld (laten) brengen van effecten en het voorkomen van negatieve gevolgen. Daarbij zal de onttrekking/infiltratie en de gevolgen daarvan worden beschouwd vanuit het integrale watersysteem inclusief de beleidsdoelen zoals de verdrogingbestrijding, beheer strategische zoetwaterreserves en tegengaan van bodemdaling. Met name in het vooroverleg zal het waterschap actief inbrengen dat ook naar alternatieven moet worden gekeken om nadelige gevolgen voor het integrale watersysteem te beperken.

 

De toepassing van bovengenoemde uitgangspunten is ook afhankelijk van het doel waarvoor de onttrekking wordt uitgevoerd.

 

Toetsingscriteria

 

Grondwateronttrekkingen moeten zo doelmatig en duurzaam mogelijk en met de laagst mogelijke hoeveelheid te onttrekken grondwater worden uitgevoerd. De criteria hiervoor zijn afhankelijk van het doel van de onttrekking. Hierbij worden de volgende typen onttrekkingen onderscheiden met hun bijbehorende toetsingscriteria.

 

  • 1.

    Koelwater en proceswateronttrekkingen

  • Grondwater dat wordt toegepast als koelwater en proceswater wordt getoetst aan doelmatig gebruik. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagwaardig en hoogwaardig gebruik. Een nieuwe of uitbreiding van onttrekkingen ten behoeve van doorstroomkoeling wordt niet toegestaan. Er bestaat voorkeur voor hergebruik van koelwater als proces of spoelwater bij bestaande doorstroomkoelsystemen. Ook is er voorkeur voor hergebruik van (gezuiverd) proceswater als spoelwater boven het gebruik van grondwater. Bij de beoordeling van doelmatigheid en alternatieven zal een integrale afweging worden gemaakt tussen alle factoren zoals kosten, milieubelasting, volksgezondheid en natuur.

  • 2.

    Grond- en grondwatersanering

  • Een grondwateronttrekking moet voldoen aan de algemene zorgplicht van de Wet bodembescherming. Er moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden van saneringstechnieken waarbij het belang van een minimale onttrekking evenredig wordt meegenomen. Een saneringsplan waarbinnen toestroming van schoon grondwater en verdunning van het onttrokken verontreinigde grondwater wordt voorkomen.

  • 3.

    Bronneringen

  • Bij bronbemalingen moet worden gestreefd naar minimalisatie van de onttrekking door het aanpassen van bouwtechnieken (onderwaterbeton, damwanden e.d.) en zorgvuldige planning van de bouwwerkzaamheden. Grondwateronttrekking tijdens hoogwater in kwelgebieden moet worden voorkomen. Variabele peilbeheersing door middel van dataloggers en gestuurde pompen wordt aanbevolen.

  • 4.

    Beregening

  • Bij beregening moet bij voorkeur gebruik worden gemaakt van oppervlaktewater. Als er niet voldoende (schoon) oppervlaktewater aanwezig is of als ten gevolge van langdurige droogte het onttrekken van oppervlaktewater niet is toegestaan kan onttrekking van grondwater worden toegestaan.

  • 5.

    Permanente drooglegging

    Onderbemaling van onbepaalde tijd ten behoeve van drooglegging wordt, ongeacht de grootte van de onttrekking, niet toegestaan. Alleen als door de aanvrager wordt aangetoond dat dit redelijkerwijs niet is te voorkomen en als voldoende door de aanvrager is aangetoond dat het aangevraagde debiet niet aanmerkelijk zal toenemen (door bijvoorbeeld ondeugdelijke constructies of materialen) kan vergunning worden verleend.

  • 6.

    Noodvoorzieningen en veedrenking

    Geen beleidsregels

Een grondwateronttrekkingsvergunning is er op gericht om schade te voorkomen. Iedere voorgenomen onttrekking moet voor de volgende thema’s aan de daarbij horende criteria worden getoetst:

 

  • 1.

    Gevolgschade

     

    Zetting

     

    Volgens NEN 6740 is een klink kleiner dan 0,05 meter onder gebouwen of een klinkverhang kleiner dan 1:300 acceptabel. Als de grondwaterstand niet wordt verlaagd tot onder het niveau van de gemiddelde laagste grondwaterstand wordt er geen ontoelaatbare zetting verwacht.

     

    Als de verlaging niet toelaatbaar is kunnen de volgende maatregelen worden voorgeschreven:

     

    • 1.

      beperken onttrekking door plaatsen damwanden;

    • 2.

      retourbemaling toepassen;

    • 3.

      actuele staat van gebouwen opnemen;

    • 4.

      monitoren van de staat van bebouwing;

    • 5.

      monitoren van de verlaging van de grondwaterstand.

  • Landbouw

     

    In het algemeen is een verlaging tot 0,05 meter ten opzichte van de GLG grondwaterpeil ter plaatse van de landbouwgrond toelaatbaar. Bij verlagingen van meer dan 0,05 meter bij landbouwgronden met droogtegevoelige gewassen of grond, of bij kapitaalintensieve gewassen, zoals bij boom- en heesterteelt, kunnen de volgende maatregelen worden voorgeschreven:

     

    • 1.

      beperken onttrekking door plaatsen damwanden;

    • 2.

      retourbemaling toepassen;

    • 3.

      actuele staat van gewassen opnemen;

    • 4.

      monitoren van de staat van gewassen;

    • 5.

      monitoren van de verlaging van de grondwaterstand.

De noodzaak tot het nemen van maatregelen is ook afhankelijk van de duur van de onttrekking of peilverlaging en de periode van het groeiseizoen.

 

Archeologie

 

In het algemeen is een verlaging tot 0,05 meter ten opzichte van de GLG ter plaatse van het archeologisch object toelaatbaar. Bij een verlaging van meer dan 0,05 meter ten opzichte van de GLG ter plaatse van het object vindt afstemming plaats met de Rijks Archeologische Dienst over de toelaatbaarheid van de onttrekking en de te voor te schrijven maatregelen.

 

Natuur

 

Veel natte natuurgebieden (zie kaart 11 uit het bijlagenrapport van het Waterbeheerplan 2010-2015) lijden onder verdroging. Een eventuele grondwateronttrekking in (de nabijheid van) deze gebieden kan een negatieve invloed hebben op de grondwaterstand en/ of grondwaterstroming in die gebieden. Voor de natte natuurgebieden geldt in het algemeen dat een verlaging van de grondwaterstand in het gebied tot maximaal 0,05 meter toelaatbaar is voor tijdelijke onttrekkingen. Permanente onttrekkingen mogen geen negatieve invloed hebben op de grondwaterstand van natte natuurgebieden.

 

Specifieke regelgeving:

 

Voor alle Natura 2000 gebieden in het beheersgebied van WSRL geldt dat een grondwateronttrekking in de nabijheid hiervan geen (negatieve) invloed mag hebben op de zogenaamde instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied. Veelal betekent dit dat een grondwateronttrekking in (de nabijheid van) een Natura 2000 gebied geen gevolgen mag hebben voor de grondwaterstand en/of grondwaterstroming in het gebied.

 

In Natura 2000 – gebied de Bruuk hebben grondwateronttrekkingen in en rondom het gebied negatieve gevolgen voor de grondwaterstand, grondwaterstroming en verdroging in het gebied. Daarom is er rondom dit gebied een zone met beperkingen voor grondwateronttrekkingen ingesteld (zie kaart Zonering beperkingen grondwateronttrekkingen in de bijlage). Deze rode contourlijn bestaat uit het natuurgebied De Bruuk + 300 meter hydrologische beïnvloedingszone. In de rode contour geldt een algeheel verbod op permanente kunstmatige grondwateronttrekkingen/-bronnen. Voor tijdelijke grondwateronttrekkingen/-bronnen, zoals bijvoorbeeld voor bouwput en rioolaanleg, geldt een vergunningsplicht.

 

In Gelderland zijn beschermingszones natte landnatuur (zie kaart Provinciaal Waterplan) aangewezen. Voor deze beschermingszones geldt dat de inrichting en beheer van het waterhuishoudkundige systeem mede gericht is op:

 

  • 1.

    het instellen van een peilbeheer en het bepalen van de maximale omvang van grondwateronttrekkingen zó, dat de (benedenstrooms gelegen) natte natuur is veiliggesteld;

  • 2.

    het bewerkstelligen van een minimale nadelige invloed van menselijk handelen op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater;

  • 3.

    het uitsluiten van nadelige effecten van grondwateronttrekkingen en oppervlaktewaterbeheer in de omgeving van de aangewezen gebieden.

De provincie Noord-Brabant kent een specifiek beschermingsbeleid voor alle natte natuurparels (zie kaart 11 uit het bijlagenrapport van het Waterbeheerplan 2010-2015, alle natte natuurparels in Noord-Brabant zijn aangewezen als TOP lijst gebied). Ingrepen in de waterhuishouding (waaronder dus grondwateronttrekkingen) die niet gericht zijn op behoud of versterking van de natuurwaarden zijn niet toegestaan binnen de natte natuurparels én in een zone daaromheen van gemiddeld 75,00 meter in het kleigebied en gemiddeld 500 m. daaromheen in het zandgebied.

 

Bodemverontreinigingen

 

In het algemeen zal een verlaging tot 0,05 ten opzichte van de GLG meter ter plaatse van de grondwaterverontreiniging (bepaald door de contouren van grenswaarde grondwater) geen nadelige gevolgen hebben. Bij een verlaging van meer dan 0,05 meter wordt in overleg met het bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming bepaald of de onttrekking toelaatbaar is en de aanvullende maatregelen moeten worden voorgeschreven. Indien naar verwachting de verontreinigingscontour van de interventiewaarde meer dan 30 meter wordt verplaatst is eveneens toestemming nodig van de betreffende provincie.

 

Drinkwatervoorziening

 

Grondwateronttrekkingen die plaats vinden binnen een grondwaterbeschermingsgebied vinden plaats na afstemming met de provincie en het betreffende drinkwaterbedrijf over de toelaatbaarheid van de onttrekking en de voor te schrijven maatregelen.

Voor permanente onttrekkingen worden in deze gebieden geen vergunningen verleend. Uitsluitend voor tijdelijke onttrekkingen ten behoeve van grond(water)saneringen en civieltechnische bronneringen kan een vergunning worden verleend.

 

  • 2.

    Andere onttrekkingen binnen invloedssfeer

  • De grondwateronttrekking mag geen nadelige invloed hebben op andere grondwateronttrekkingen die binnen de invloedssfeer liggen van de grondwateronttrekking.

  • De gegevens van het Landelijk Grondwater Register zijn hiervoor bepalend.

  • 3.

    Retourbemaling

  • Retourbemaling heeft vanuit waterkwaliteitsoverwegingen de voorkeur boven lozing van het onttrokken grondwater op oppervlaktewater. Retourbemaling wordt alleen toegestaan als de effecten van de retourbemaling in de vergunningsaanvraag zijn opgenomen en is vastgesteld dat de gevolgen acceptabel zijn. De gevolgen van een retourbemaling worden op de zelfde wijze beoordeeld als de onttrekking. Retourbemaling is dan ook alleen toegestaan als dit in de vergunning is voorgeschreven.

 

Naar boven