Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Rijnland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Rijnland | Waterschapsblad 2022, 5179 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Rijnland | Waterschapsblad 2022, 5179 | beleidsregel |
Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland hebben op 6 december 2016 de Nota Naleving vastgesteld.
Het doel dat Rijnland nastreeft met deze Nota Naleving is het stimuleren van gewenst gedrag binnen het watersysteem.
Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland;
In oktober 2011 hebben dijkgraaf en hoogheemraden de Nota Naleving vastgesteld. Een nota waarmee richting is gegeven aan het naleefbeleid in de periode 2012 tot en met 2016 (11.45238). Aangezien de Nota Naleving een tijdelijk karakter heeft, is er vanaf 1 januari 2017 nieuw beleid noodzakelijk. Onderhavig nota is daarom de opvolger van de Nota Naleving 2012- 2016.
1.2 Evaluatie Nota Naleving 2012-2016
Ter voorbereiding op de herziening van het beleid is de Nota Naleving gëevalueerd (16.041803). Uit deze evaluatie blijkt dat er draagvlak is voor het beleid uit de Nota Naleving, het beleid uitvoerbaar is en dat het beleid bijdraagt aan het realiseren van de gewenste resultaten. Het beleid is echter niet perfect. Tijdens de evaluatie is duidelijk geworden dat het wenselijk is het beleid op een aantal onderdelen te wijzigen. Daarom zijn de volgende aanbevelingen gedaan:
1.3 Belangrijkste veranderingen
Anders dan de oude Nota Naleving heeft deze nota geen harde einddatum. Doel is dat deze nota actueel is. Dit doet Rijnland door een jaarlijkse evaluatie, waarbij noodzakelijke actualisaties van de nota via het NUP worden belegd (zie verder hoofdstuk 6). Dit heeft als voordeel dat het beleid en ook de prioritering een stuk dynamischer is.
1.3.2 Naast voorkomen overtreding ook stimuleren gewenst gedrag
De oude Nota Naleving zag primair op het stimuleren van naleving. Dit betekent dat de focus volledig lag op het grensvlak tussen onacceptabel en acceptabel gedrag. De nieuwe nota heeft een bredere focus, waarbij Rijnland ook gewenst gedrag stimuleert. De verschuiving van plantoetsing naar planadvisering past hier goed bij.
1.3.3 Risico- en kansenanalyse
De oude Nota Naleving bevatte een vrij gedetailleerde risicoanalyse, waarbij is geprobeerd de kans op een overtreding en het potentiele effect van die overtreding te kwantificeren. Hierbij werd gebruik gemaakt van de volgende formule: risico = kans x effect. In deze nota is voor een andere methode gekozen. Een methode waarbij voornamelijk een kwalitatieve beschrijving van de risico’s is gegeven. Hierbij is nauw aangesloten bij het WBP5. De kansenanalyse is nieuw.
1.3.4 Prioritering en doorvertaling naar activiteiten
In de oude Nota Naleving zijn de risico’s direct vertaald naar activiteiten. In de praktijk werd deze aanpak als een te dwingende manier van prioriteren beleefd. In deze nota is dit daarom anders geregeld. Op basis van de risico- en kansenanalyse zijn prioriteiten gesteld. Hierbij krijgen verschillende belangen topprioriteit, hoge prioriteit, gemiddelde prioriteit of een lage prioriteit. In deze nota is dit niet vertaald naar activiteiten. De vertaling naar activiteiten vindt jaarlijks via het NalevingUitvoeringsProgramma (NUP) plaats. Deze nota geeft kaders mee voor het uitwerken van dit NUP. Dit geeft de flexibiliteit om in te spelen op ontwikkelingen en biedt ruimte om nieuwe activiteiten te ontplooien.
Ook de manier waarop Rijnland bepaalt of de gestelde doelen worden behaald gaat veranderen. Tijdens de evaluatie bleek dat de cijfermatige benadering van het naleefgedrag niet het gewenste inzicht gaf. De manier waarop de evaluatie zelf was vormgegeven gaf echter wel het gewenste beeld. Daarom is ervoor gekozen om de methode van de evaluatie te gebruiken. Meer hierover in paragraaf 6.2.
1.3.6 Invoering landelijke handhavingstrategie
Met deze nota geeft Rijnland uitvoering aan de afspraak met andere waterschappen om de landelijke handhavingstrategie te gaan gebruiken. Hiermee levert Rijnland een bijdrage aan de landelijke harmonisatie in de handhaving.
Hoofdstuk 2 maakt duidelijk welk doel Rijnland met deze nota nastreeft. Vervolgens biedt hoofdstuk 3 een overzicht van de risico’s en kansen die Rijnland ziet voor het functioneren van het watersyteem. Op basis van deze risico’s bepaald hoofdstuk 4 welke prioriteiten aan de verschillende belangen wordt gegeven. Hoofdstuk 5 maakt duidelijk op welke wijze Rijnland deze risico’s en prioriteiten vertaald naar activiteiten en een daarbij behorende aanpak. Tot slot biedt hoofdstuk 6 duidelijkheid over de wijze waarop Rijnland de effecten van het beleid en de uitvoering inzichtelijk maakt.
2. Doel: zoveel mogelijk zorgen voor gewenst gedrag
Bij het gebruik van en wijzigingen in het watersysteem is het effect hiervan op het functioneren van het watersysteem afhankelijk van het gedrag van de betrokkenen. Rijnland onderscheidt de volgende drie typen van gedrag:
Het doel dat Rijnland nastreeft met deze Nota Naleving is het stimuleren van het gewenste gedrag. Dit betekent zo veel mogelijk betrokkenen die het gewenste gedrag vertonen en zo weinig mogelijk betrokkenen die onacceptabel gedrag vertonen.
Van gewenst gedrag is sprake wanneer de betrokkenen rekening houden met de belangen van het watersysteem en bereid zijn om vanwege deze belangen een extra inspanning te verrichten. Met andere woorden: het watersysteem gaat erop vooruit door het gebruik of de wijzigingen van betrokkenen. Een concreet voorbeeld: een projectontwikkelaar legt vrijwillig extra oppervlaktewater aan.
Van acceptabel gedrag is sprake wanneer de betrokkenen rekening houden met de belangen van het watersysteem en zich daarbij houden aan de (wettelijke) normen. Met andere woorden: het watersysteem gaat er niet of slechts beperkt op achteruit door het gebruik of de wijzigingen van betrokkenen. Het naleven van de (wettelijke) normen is hierbij de ondergrens. Die normen zijn bijvoorbeeld vastgelegd in de Keur en daarbij behorende uitvoeringsregels. Een concreet voorbeeld: een projectontwikkelaar legt exact de minimale hoeveelheid oppervlaktewater aan, die volgens de regels vereist is.
Van onacceptabel gedrag is sprake wanneer de betrokkenen onvoldoende rekening houden met de belangen van het watersysteem en daarbij de (wettelijke) normen overtreden. Met andere woorden: het watersysteem gaat er op achteruit door het gebruik of de wijzigingen van betrokkenen. Een concreet voorbeeld: een projectontwikkelaar legt minder oppervlaktewater aan, dan volgens de regels vereist is.
Risico- en kansenanalyse: waarom willen we gedrag beïnvloeden?
Handelingen van burgers, bedrijven en medeoverheden kunnen bepaalde risico’s met zich meebrengen en in andere gevallen juist kansen bieden voor het goed functioneren van het watersysteem. De risico- en kansenanalyse is opgebouwd langs de drie waterthema’s zoals die beschreven zijn in het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP5): waterveiligheid, voldoende water en gezond en schoon water.
Rijnland beschermt het beheergebied en de Rijnlandse inwoners en bedrijven zo goed mogelijk tegen overstromingen vanuit zee, de rivieren en het regionale watersysteem. Zoals in het WBP5 (p. 19-23) is beschreven, doet Rijnland dit door:
Een waterkering heeft meerdere functies, naast het beschermen tegen overstromingen wordt de waterkering nog voor een groot aantal andere doelen gebruikt. Denk hierbij onder andere aan wonen, recreatie, verkeer en het houden van vee. Dit gebruik van de waterkering kan invloed hebben op de toekomstbestendigheid van de waterkering. Zo kan dit gebruik toekomstig onderhoud of verbetering van de waterkering bemoeilijken. Daarnaast kan dit gebruik de stabiliteit van de waterkering in gevaar brengen. Met andere woorden: dit gebruik van de waterkering kan een effectieve bescherming tegen overstromingen hinderen. Om dit te voorkomen heeft Rijnland in de keur en legger regels gesteld aan het gebruik van de waterkering. Wanneer deze regels worden nageleefd (acceptabel gedrag) is het niet aannemelijk dat deze problemen ontstaan. Echter, wanneer deze normen niet worden nageleefd (onacceptabel gedrag) is de kans op negatieve effecten reëel.
In de planfase kan Rijnland partijen uitdagen om slimme keuzes te maken over de inrichting van het beheergebied en gebouwen. Denk hierbij aan het hoger plaatsen van gebouwen, het toepassen van drijvende woningen en het waterrobuust bouwen. Door niet alleen te voldoen aan de normen, maar verder te denken (gewenst gedrag) kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk worden beperkt.
Rijnland zorgt voor droge voeten en voldoende oppervlaktewater van de juiste kwaliteit. Zoals in het WBP5 (p. 25-31) is beschreven, doet Rijnland dit door:
Water wordt door veel mensen en bedrijven op een directe manier gebruikt. Denk hierbij onder andere aan wonen op of aan het water, werken met het water of waterrecreatie. Dit betekent dat veel partijen gebruik maken van het watersysteem of wijzigingen aanbrengen in dit watersysteem. Hierbij kunnen negatieve effecten voor het watersysteem ontstaan. Zo kan wateroverlast ontstaan wanneer de aan- en afvoerende capaciteit wordt beperkt of het bergend vermogen wordt verkleind. Ook kan een te lage grondwaterstand als gevolg van grondwateronttrekkingen of onderbemalingen leiden tot bodemdaling en funderingsproblemen. Verder kan er als gevolg van beperkingen in de aanvoerende functie of een toename van zoute kwel een gebrek aan zoetwater ontstaan. Vooral de drie Greenports en de Natura2000 laagveengebieden zijn hiervoor gevoelig. Door te sturen op acceptabel gedrag kunnen deze negatieve effecten voor het watersysteem worden voorkomen.
Rijnland ziet in de planfase kansen om een robuuster watersysteem te bereiken. Water kan namelijk een belangrijke bijdrage leveren aan een plezierige woon-, werk- en recreatieomgeving en helpen om effecten van klimaatverandering (zoals toename neerslag en droogte) op te vangen. Door vroegtijdig stil te staan bij deze nuttige functies van water is het soms mogelijk om binnen plangebieden meer oppervlaktewater te creëren of ervoor te zorgen dat de watergangen goed zijn te onderhouden. Wanneer in stedelijk gebied geen of onvoldoende ruimte aanwezig is voor extra oppervlaktewater zijn er wellicht wel kansen voor alternatieve manieren om de neerslag te bergen. De omgevingsvisies zijn hierbij een kansrijk intstrument om deze kansen te borgen.
Rijnland zet zich in om te komen tot realistische verwachtingen voor de zoetwatervoorziening. Door inzicht te geven in hoeveel water van welke kwaliteit beschikbaar is en welke risico’s op watertekort bestaan, hoopt Rijnland gebruikers een handelingsperspectief te bieden voor eigen investeringen en innovaties.
Door niet alleen te voldoen aan de normen, maar verder te denken (gewenst gedrag) kan wezenlijk worden bijgedragen aan het doel voldoende water. Denk hierbij aan het voorbeeld waarin een particulier vrijwillig ruimte voor water creeërt.
Samen met de partners zorgt Rijnland voor schoon en gezond water dat past bij de verschillende functies in het gebied. Zoals in het WBP5 (p. 33-37) is beschreven doet Rijnland dit door:
Het grootste probleem is de hoge concentraties meststoffen. Dit veroorzaakt algenbloei en grote hoeveelheden kroos, flab (drijvende algenpakketten) en kroosvarens. Daarnaast ervaart Rijnland in gebieden met intensieve landbouw problemen met gewasbeschermingsmiddelen. De emissie van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen is daarom een groot risico.
De laatste jaren ontstaat het beeld dat naast meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen ook ‘nieuwe stoffen’ zoals medicijnresten, microplastics en nanodeeltjes tot waterkwaliteitsproblemen leiden.
Een ander risico is het niet adequaat onderhouden van watergangen. In het bijzonder baggerachterstanden kunnen leiden tot zuurstofproblemen en vissterfte. Een ander risico voor de ecologie is het beschadigen of vernietigen van waardevolle oevers, oevers die een belangrijke leefomgeving vormen voor flora en fauna.
Met betrekking tot zwemwater is het grootste risico een negatief zwemadvies door met name blauwalg, botulisme en een te hoge concentratie voedingsstoffen. In de omgeving van overstorten en zuiveringen kunnen de e-colis problemen veroorzaken voor waterspeeltuinen.
Door te sturen op gewenst gedrag ziet Rijnland kansen om samen met de agrarische sector de waterkwaliteit verder te verbeteren. Denk hierbij aan mogelijkheden om de emissie van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Daarnaast ziet Rijnland mogelijkheden om samen met de agrarische sector in het agrarischgebied verbeteringen door te voeren in ‘het huis van de vis’. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en het ecologisch onderhouden van het watersysteem.
Ook de toenemende aandacht voor klimaatverandering biedt kansen voor de waterkwaliteit. Hierbij zorgt Rijnland ervoor dat de waterkwaliteit bij het klimaatbestendig maken niet uit het oog wordt verloren. Zo ziet Rijnland mogelijkheden om bij de inrichting van extra waterberging te zorgen voor een ecologische inrichting van deze waterberging.
Daarnaast ziet Rijnland kansen in samenwerking in de afvalwaterketen, om samen met gemeenten riooloverstorten en ongerioleerde lozingen aan te pakken.
4. Prioriteiten: op welke gedragsbeïnvloeding zetten we in?
Om te zorgen dat burgers, bedrijven en medeoverheden rekening houden met het goed functioneren van het watersysteem, kan Rijnland diverse instrumenten inzetten om het gedrag te beïnvloeden. Daarbij zijn keuzes nodig. In dit hoofdstuk geeft Rijnland de prioritering.
De onderstaande prioriteiten gelden bij elk onderdeel van het proces van beleidsontwikkeling, voorlichting, planadvisering, vergunningverlening, toezicht en sanctioneren. Per onderdeel van dit proces wordt bekeken welke prioriteiten relevant zijn.
In onderstaande prioritering wordt gewezen op gedrag. Dit gedrag kan zowel actief handelen (iets doen) als het gebrek aan acties handelen (niets doen) betreffen. De prioriteit geld hierbij niet alleen voor het actief handelen, maar ook voor het gebrek hieraan. Denk bijvoorbeeld aan het niet uitvoeren van een (onderhouds)verplichting.
Gezien de risico’s geeft Rijnland een hoge prioriteit aan: aan- en afvoer in hoofdwatergangen, de waterberging, emissies van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Hieronder staat kort weergegeven waar Rijnland zich bij deze onderwerpen op richt.
Aan- en afvoer in hoofdwatergangen
Bedrijven waar grote hoeveelheden meststoffen ontstaan of worden gebruikt
Bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen gebruiken
Emissie van prioritaire stoffen
Rijnland geeft een gemiddelde prioriteit aan: de aan- en afvoerfunctie van overige watergangen, grondwater, zoetwatervoorziening, ecologie, emissies uit de awzi’s, het vaarwegbeheer en zwemwater. Hieronder staat kort weergegeven waar Rijnland zich bij deze onderwerpen op richt.
Aan- en afvoerfunctie in overige watergangen.
5. Aanpak en activiteiten: welke instrumenten zetten we in?
In het proces van beleidsontwikkeling, planadvisering, vergunningverlening, toezicht en sanctioneren staat de gewenste positieve stimulering van het gedrag centraal. Om dit gedrag daadwerkelijk te kunnen stimuleren, is het noodzakelijk om te weten waardoor het huidige gedrag wordt gevormd en hoe dit valt te beïnvloeden. Voor deze analyse van het gedrag en de daarbij passende interventies gebruikt Rijnland het ‘Interventiekompas’ (www.interventiekompas.nl).
De uitkomsten van deze analyse kunnen per doelgroep en mogelijk zelfs per jaarverschillen, daarom kan in deze nota geen gedetailleerde opsomming van activiteiten worden opgenomen. Rijnland kiest ervoor om in het jaarlijkse NalevingUitvoeringsProgramma (NUP) een uitwerking van de activiteiten op te nemen. Hiermee ontwikkelt het NUP zich van afdelingsplan tot een organisatiebreed plan. Het NUP2018 zal voor de eerste keer een uitwerking van deze nota betreffen.
Naast de activiteiten die worden gebaseerd op het interventiekompas hanteert Rijnland in het proces van beleidsontwikkeling, planadvisering, vergunningverlening, toezicht en sanctioneren de onderstaande aanpak.
In de fase van beleidsontwikkeling legt Rijnland de basis voor het stimuleren van het gedrag. In deze fase wordt de wettelijke norm en daarmee de grens tussen acceptabel en onacceptabel gedrag ontwikkeld. Om naleving van deze norm en onacceptabel gedrag te voorkomen zorgt Rijnland ervoor dat:
Rijnland is terughoudend met het inzetten van subsidies of heffingen als instrument om de naleving van de norm te stimuleren. Wel kunnen subsidies of heffingen worden ingezet als instrumenten om betrokkenen te stimuleren het gewenste gedrag (extra’s ten opzichte van de norm) te vertonen. Daarnaast zorgt Rijnland ervoor dat de regels geen overbodige hindernissen bevatten die verbeteringen aan het watersysteem in de weg staan.
In de fase van planadvisering heeft Rijnland de kans om betrokkenen te stimuleren het gewenste gedrag te vertonen en het onacceptabele gedrag te voorkomen. Hierbij zorgt Rijnland ervoor dat:
In de fase van vergunningverlening doet zich tijdens het vooroverleg soms nog de kans voor om betrokkenen te stimuleren het gewenste gedrag te vertonen. Tijdens het vooroverleg zorgt Rijnland ervoor dat:
Wanneer er een aanvraag is ingediend, heeft Rijnland de taak om die betreffende aanvraag te beoordelen. Hierbij is de centrale vraag: is het initiatief van de aanvrager acceptabel? Hierdoor is dit moment voornamelijk gericht op het voorkomen van onacceptabel gedrag. Daarnaast is er soms nog een kans om bij te sturen naar gewenst gedrag, lang niet altijd is er namelijk vooroverleg geweest. Daarbij kan onacceptabel gedrag worden omgebogen naar gewenst gedrag, van minimalistisch naar ruime verbeteringen met het oog op de toekomst. Na de ontvangst van een aanvraag zorgt Rijnland ervoor dat :
In de fase waarin toezicht wordt gehouden kan Rijnland vooral voorkomen dat onacceptabel gedrag wordt vertoond. Om dit te realiseren zorgt Rijnland er in deze fase voor dat:
Zodra Rijnland op de hoogte is van een overtreding gaat de fase van het toepassen van sancties in. In deze fase zet Rijnland zich in om reeds geconstateerd onacceptabel gedrag bij te sturen, de effecten van het gedrag ongedaan te maken/te beperken danwel te stimuleren dat herhaling wordt voorkomen. Ook kan door de afschrikkende werking op andere partijen het onacceptabele gedrag worden voorkomen. Om dit te realiseren zorgt Rijnland er in deze fase voor dat:
Om een goede uitvoering van deze nota te borgen gelden de volgende kaders bij het opstellen van het NUP:
5.3.1 Inzet van het ‘interventiekompas’
Voor alle activiteiten met topprioriteit of hoge prioriteit wordt jaarlijks een analyse via het ‘Interventiekompas’ gemaakt. Bij het NUP wordt onderbouwd waarom een bepaalde interventie of mix aan interventies is gekozen en hoeveel capaciteit daarvoor nodig is.
Bij de activiteiten met een gemiddelde prioriteit maakt Rijnland minimaal één maal per 4 jaar een analyse op basis van het ‘Interventiekompas’. Wel beschrijft het NUP ieder jaar welke (mix van) interventies Rijnland voor al deze activiteiten inzet.
Bij activiteiten met een lage prioriteit wordt in beginsel geen analyse via het ‘Interventiekompas’ gemaakt. Wanneer daar echter toch aanleiding voor is, kan dit natuurlijk wel.
5.3.2 Aansluiten bij prioriteiten
Zoals is aangegeven gelden de gestelde prioriteiten bij elk onderdeel van het proces van beleidsontwikkeling, planadvisering, vergunningverlening, toezicht en sanctioneren. In het NUP wordt op een inzichtelijke manier aansluiting gemaakt tussen de gestelde prioriteiten en de onderdelen van dit proces. Dit betekent dat uit het NUP duidelijk wordt op welke wijze Rijnland de gestelde prioriteiten invult.
Naast deze bewuste inzet van interventies zorgt Rijnland ervoor dat voldoende toezicht wordt gehouden om te weten wat er in het veld gebeurt. Heeft Rijnland nog het juiste beeld over de mate van naleving en eventuele risico’s? Zijn er ontwikkelingen die aanleiding zijn tot bijsturing van deze nota of het NUP? Met andere woorden: voldoende vinger aan de pols. In het NUP wordt aangegeven hoe deze vinger aan de pols wordt ingevuld.
Aan de kwaliteit van de uitvoering worden eisen gesteld. Soms zijn deze eisen vanuit de Rijksoverheid opgelegd. In andere gevallen komen deze eisen voort uit afspraken met andere waterschappen of legt Rijnland deze eisen aan zichzelf op. Denk hierbij onder andere aan kwaliteitseisen met betrekking tot opleidingsniveau, ervaring, doorlooptijden, beslistermijnen en afronding van handhavingszaken.
In het NUP geeft Rijnland inzicht in de geldende kwaliteitseisen. Daarnaast biedt het NUP duidelijkheid over de wijze hoe Rijnland deze kwaliteitseisen invult.
5.3.5 Uitvoering wettelijke taak
Rijnland zorgt ervoor dat zij haar wettelijke taak naar behoren uitvoert. Dat betekent dat Rijnland in ieder geval uitvoering geeft aan taken die uitgevoerd moeten worden. Denk hierbij onder andere aan toezicht op de registratie van emissies (EPRT-R verplichting) of ten aanzien van de inkomenssteun voor agrarische ondernemers (cross compliance). Maar ook aan advisering en handhaving bij BRZO bedrijven. Het NUP biedt duidelijkheid over de aard en omvang van deze taken en borgt een goede uitvoering.
6. Effectmeting: hoe meten we het doelbereik?
Het doel dat Rijnland nastreeft met deze nota is het positief stimuleren van het gedrag van burgers, bedrijven en medeoverheden in de richting van een goed functionerend watersysteem. Hoe weten we of we dit doel bereiken?
6.1 Zekerheid is niet te geven
Het gedrag van burgers, bedrijven en medeoverheden wordt gevormd door een complex aan omstandigheden en belangen. Door gerichte activiteiten probeert Rijnland dit gedrag positief te beïnvloeden. Rijnland is echter niet de enige prikkel die het gedrag zal beïnvloeden. Hierdoor is het onmogelijk om een verband tussen de Rijnlandse interventies en een waargenomen gedragsverandering aan te tonen. Dit betekent dat Rijnland niet met zekerheid kan stellen in welke mate deze nota en de daarop gebaseerde activiteiten en aanpak bijdragen aan de doelstelling.
Wel kan Rijnland jaarlijks terugkijken op de belangrijkste ontwikkelingen. Wat is er gebeurd? Welke ontwikkelingen zijn er? Wat ging er goed? Wat moet beter? Deze vragen worden beantwoord aan de hand van cijfers en gebruikerservaringen (expert-judgement). Hiermee is voor ieder onderdeel van deze nota een beeld naar voren gekomen. Dit beeld wordt via onderstaande afbeelding gevisualiseerd. De blauwe pijl geeft voor dat onderdeel aan waar Rijnland zich bevind.
6.2.1 Voorkomen van ongewenst gedrag
In dit onderdeel wordt onderzocht of Rijnland het doel zo weinig mogelijk onacceptabel gedrag realiseert. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
6.2.2 Stimuleren van gewenst gedrag
In dit onderdeel wordt onderzocht of Rijnland het doel zo veel mogelijk gewenst gedrag stimuleren realiseert. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
In dit onderdeel wordt onderzocht wat de stand van zaken is in het deelproces beleidsontwikkeling. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
In dit onderdeel wordt onderzocht wat de stand van zaken is in het deelproces planadvisering. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
In dit onderdeel wordt onderzocht wat de stand van zaken is in het deelproces vergunningvelening. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
In dit onderdeel wordt onderzocht wat de stand van zaken is in het deelproces toezicht. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
In dit onderdeel wordt onderzocht wat de stand van zaken is in het deelproces sanctioneren. In dit onderdeel kunnen de volgende punten aan bod komen:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2022-5179.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.