Waterschapsblad van Waterschap Vechtstromen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Vechtstromen | Waterschapsblad 2022, 3815 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Vechtstromen | Waterschapsblad 2022, 3815 | beleidsregel |
Nota visbeleid waterschap Vechtstromen
De huidige visstand in onze wateren wordt sterk beïnvloed door ons waterbeheer; de inrichting, het onderhoud, het gebruik en de kwaliteit van het water. Ook het direct ingrijpen in de visstand door het uitzetten van vis en het wegvangen van vis heeft invloed op de visstand.
Welke visstand we graag willen, hoe we dat willen realiseren en hoe we met die visstand om willen gaan staat in dit document. Een groot deel van dit document zal dus ook gaan over de hengelsport die gebruik maakt van deze visstand en op vele vlakken een onmisbare partner is van het waterschap. Deze nota is dan ook in samenwerking met Sportvisserij Oost-Nederland en Sportvisserij Groningen Drenthe (verder: de federaties) opgesteld.
Na de fusie tot waterschap Vechtstromen kregen we te maken met 2 verschillende beleidsdocumenten, 2 visstandbeheercommissies (VBC) en 3 huurovereenkomsten van de voormalige waterschappen met de federaties. Dit stuk streeft naar harmonisatie van de oude documenten. Daarnaast zijn in de tussenliggende periode nieuwe ontwikkelingen en inzichten t.a.v. visstandbeheer gewijzigd.
Omdat we graag toe willen naar een beleid dat recht doet aan de vragen die nu actueel zijn en omdat we ook administratief de zaken goed in orde willen maken is besloten tot een update van het visbeleid en het op orde brengen van onze huurovereenkomsten.
Dit document heeft als doel om alle zaken rond het visstandsbeheer en de hengelsport bij waterschap Vechtstromen overzichtelijk en duidelijk weer te geven. Het is een visie voor de komende jaren. Daar waar we raken aan ander beleid, is geprobeerd het bij een verwijzing te houden. Hiermee komen de 2 oude beleidsdocumenten van de voormalige waterschappen te vervallen en zullen de nieuwe afspraken in 1 huurovereenkomst per federatie worden vastgelegd.
Ook zal er een nieuw VBC-convenant opgesteld worden waarmee de 2 oude vervallen. Dit convenant heeft als doel de goede samenwerking te benadrukken die er al jaren is tussen het waterschap, de federaties en ook Sportvisserij Nederland.
Draagvlak: omdat het document alleen waarde heeft als onze partners ook achter de inhoud staan zijn de federaties en Sportvisserij Nederland inhoudelijk betrokken bij het tot stand komen van deze beleidsnotitie. Ook hebben we dankbaar gebruik mogen maken van de kennis van onze partners.
Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit document. In hoofdstuk 2 en 3 staat achtergrondinformatie over wetgeving en ons watersysteem. Hoofdstuk 4 bevat de belangrijkste beleidskeuzes ten aanzien van de verschillende onderwerpen rond de visstand. Hoofdstuk 5 richt zich specifiek op (voorkomen van) dode vis, een belangrijk thema, wat we graag willen voorkomen en waar we goed mee om willen gaan als het wel gebeurt.
Hoofdstuk 6 gaat kort in op het onderwerp vismigratie. Dit stuk is geen vismigratiebeleid, maar gaat wel in op de meest belangrijke zaken rond vismigratie. Hoofdstuk 7 gaat dieper in op de monitoring die we als waterschap uitvoeren aangaande visstand en de vismigratie.
In hoofdstuk 8 ten slotte staan onze beleidskeuzes ten aanzien van de benutting van de visstand door de hengelsport en de beroepsvisserij; deze laatste staan wij trouwens niet toe.
Let op de grijs gemarkeerde delen; deze helpen u om snel te laten zien wat de gemaakte beleidskeuzes zijn.
Waterschap Vechtstromen is vanuit haar taak als waterkwaliteitsbeheerder, sinds 2000 (Start KRW) ook de verantwoordelijke organisatie voor het nemen van maatregelen die bijdragen tot de realisatie van vis gerelateerde doelen.
In de Nederlandse regelgeving wordt er onderscheid gemaakt tussen de termen waterbeheer, visstandbeheer en visserijbeheer. Deze vertonen een grote overlap zoals onderstaande afbeelding laat zien.
De huurders van het volledige visrecht bij waterschap Vechtstromen zijn de hengelsportfederaties Sportvisserij Oost-Nederland en Sportvisserij Groningen Drenthe. Als visrechthebbenden hebben zij op grond van de Visserijwet als enige de bevoegdheid om vis te vangen, vis uit te zetten en regels ten aanzien van de visserij te stellen. Dat laatste onder de voorwaarden die het waterschap als de verhuurder daaraan heeft gesteld. De visrechthebbenden zijn daarmee in privaatrechtelijke zin -volgens de Visserijwet- bevoegd tot het visserijbeheer. Waterschap Vechtstromen blijft als waterkwaliteitsbeheerder een eigen verantwoordelijkheid behouden voor het visstandbeheer (publiekrechtelijk). Dit laatste kan inhouden dat het waterschap in het kader van natuurherstel ook vissoorten als zeeforel en kwabaal kan uitzetten.
Het waterbeheer ligt primair bij het waterschap, het visserijbeheer voornamelijk bij de visrechthebbenden; dat zijn veelal de federaties en de hengelsportverenigingen. Het visstandsbeheer is waar waterschap en hengelsport elkaar vinden.
Er is een scala aan wet- en regelgeving die betrekking heeft op de visstand, de benutting hiervan en de vismigratie. De Europese Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 worden hieronder kort besproken. Een overzicht van alle geldende nationale en Europese regelingen is opgenomen in bijlage 1.
Het waterschap heeft in een aantal documenten zaken vastgelegd die een sterke relatie hebben met de te ontwikkelen visstand. Hierbij wordt vooral gestuurd op het creëren van goede leefomstandigheden voor de vissen. Dit doen we door middel van het nemen van maatregelen die betrekking hebben op de inrichting en waterkwaliteit van de waterlopen.
Hierbij vormt de realisatie van de Kader Richtlijn Water doelen met de daarbij behorende maatregelenpakketten de basis.
Vis is één van de biologische kwaliteitselementen in het bereiken van de goede ecologische toestand binnen de KRW. Voor de verschillende wateren heeft het waterschap aan de hand van de landelijke maatlatten doelen geformuleerd.
De doelen en benodigde maatregelen om deze doelen te bereiken zijn door het waterschap vastgelegd in het waterbeheerplan.
Een nadere toelichting op de KRW wordt gegeven in bijlage 1: Nationale en Europesewetgeving.
In dit kader is ook het realiseren van het vismigratienetwerk zeer belangrijk. Als waterschap hebben we een vismigratienetwerk gedefinieerd welke we in 2019 gereed willen hebben. De maatregelen hiervoor staan ook in de krw factsheets welke te vinden zijn het waterbeheerplan en op de website van het waterschap.
In de beleidsnota “Beleefbaar water” uit 2016 wordt vanuit de recreatie de hengelsport genoemd. Hierin wordt hengelsport als belangrijke vorm van recreatie gezien en de federaties als belangrijke partners om invulling te geven aan de wensen van vele van onze ingelanden. Het visbeleid is afgestemd op de andere beleidsvlakken.
Sportvisserij Groningen Drenthe en Sportvisserij Oost-Nederland vertegenwoordigen in totaal 230 hengelsportverenigingen met ongeveer 120.000 leden. Beide federaties zijn actief in het werkgebied van waterschap Vechtstromen. De federaties zijn aangesloten bij Sportvisserij Nederland en werken samen aan doelen die o.a. bijdragen aan hengelsportrecreatie in brede zin, actief waterbeheer en het beschermen en verbeteren van de visstand. De sportvisserij is met circa 640.000 aangesloten sportvissers de derde sportbond qua omvang in Nederland.
De federaties werken met beleidsplannen die een looptijd hebben van vijf jaar. De bereikbaarheid, toegankelijkheid en bevisbaarheid van oevers en gezonde wateren vormen enkele grote uitdagingen.
De belangrijkste beleidsterreinen voor de hengelsport zijn:
De beleidsplannen vinden hun basis in de statutaire doelen van de federaties:
Uitgangspunt van de federaties is dat het beleid en de doelen bereikt worden via samenwerkingsverbanden met verschillende organisaties zoals gemeenten, waterschappen, provincies en terrein beherende organisaties. Vis- en looprecht overeenkomsten vormen de basis van de hengelsport. De federaties behartigen als professionele vrijwilligersorganisaties de belangen van de aangesloten hengelsportverenigingen. Afhankelijk van het type water streven de federaties naar verschillende typen visstanden en sportvisserijmogelijkheden. De diversiteit aan hengelsporters vraagt om een divers beleid van de federaties.
Op grond van de combinatie van beviste vissoorten, vistechnieken en de eisen die de sportvisser stelt aan het viswater en de visstek, zijn de sportvissers onder te verdelen in acht belangrijke categorieën die te vinden zijn in bijlage 2: Doelgroepen hengelsportfederaties .
3. Watersysteem en vis bij waterschap Vechtstromen
Het watersysteem van waterschap Vechtstromen kan ingedeeld worden in verschillende soorten wateren. Voor het visbeleid delen we het op hoofdlijnen in zoals beschreven in de onderstaande categorieën.
Dit zijn van nature grote natuurlijke wateren die langzaam stromen. Een levende rivier bevat dood hout, rivier begeleidende bossen, zandbanken en variatie in het profiel en stroming. In het gebied van Waterschap Vechtstromen zijn dat bijvoorbeeld de Vecht, de Dinkel en de Regge. De visstand in een natuurlijke rivier kenmerkt zich door de aanwezigheid van een groot aandeel rheofiele (stroomminnende) vissoorten als alver, forel, winde, kwabaal en kopvoorn.
De rivieren zijn echter meer of minder gestuwde systemen waardoor het water daar het grootste deel van de tijd vrijwel niet of langzaam stroomt. De visstand in met name de Vecht lijkt dan ook veel minder op die van een rivier en meer op die van een sloot of kanaal, zoals hieronder beschreven.
Indien mogelijk zal een systeem met natuurlijk verval zonder stuwen worden gerealiseerd. Waar dat niet mogelijk is zal ingezet worden op lange nevengeulen rond de stuwen die wel stroming kennen; de hoop en verwachting is dat in deze trajecten zich wel een vispopulatie zal ontwikkelen die hoort bij een rivier. Omdat deze geulen in een kort traject veel verval opvangen zijn stroomsnelheden hier juist onnatuurlijk hoog en komen ze overeen met een situatie die normaal gesproken verder stroomopwaarts in het systeem voorkomen. Het is daarom afwachten welke vispopulatie zich hier precies gaat ontwikkelen.
Beken zijn de kleinere stromende wateren. Deze bevinden zich vaak op de steilere delen van de stroomgebieden en stromen naar gelang het verval sneller of langzamer. Ze monden uit in de grotere wateren zoals de Regge en de Dinkel, die op hun beurt uitmonden in de Vecht. De visstand in de ongestuwde stromende beken kenmerkt zich door beeksoorten als bermpje, serpeling, rivierdonderpad, beekprik en bijvoorbeeld kopvoorn.
Er zijn ook veel beken die gestuwd zijn en blijven. Net als bij de rivieren betekent dat een groot deel van het jaar stilstaand water en een slibrijke bodem. Ook hier geldt dat geen natuurlijke visstand verwacht kan worden die hoort bij een natuurlijk stromende beek en dat de visstand voornamelijk gedomineerd zal worden door soorten van sloot en plas.
Beken die zich bevinden in het echt vlakke land waren vroeger waarschijnlijk meer doorstroommoerassen. Vooral in Drenthe. Er was te weinig verval om een echte beek uit te slijten en deze wateren leken destijds meer op brede vegetatierijke moerassen. De vraag is of bij herstel van deze wateren beeksoorten wel een plekje kunnen vinden. Waarschijnlijk zullen zij veelal vissen bevatten die bij dergelijke moerassen horen, zoals bijvoorbeeld grote modderkruiper en kroeskarper.
Sloten en wijken zijn gegraven onnatuurlijke lijnvormige wateren met als voornaamste doel afwatering of wateraanvoer. De visstand kenmerkt zich door algemene soorten van stilstaand water zoals snoek, zeelt, brasem en blankvoorn. Afhankelijk van de eigenschappen van het water en het gevoerde beheer is het water helder en plantenrijker dan wel troebel en onbegroeid. De visstand past zich hier op aan .
Belangrijk voor de visstand in deze wateren is dat het beheer indien mogelijk gefaseerd wordt uitgevoerd. Als een sloot geheel geschoond of gebaggerd wordt bestaat het risico dat we een deel van de (jonge) visstand, maar ook het voedsel en de leefomgeving van de vis verwijderen.
In sloten en wijken valt winst te behalen door delen van de vegetatie te laten staan ter bevordering van de visstand en het andere waterleven.
Kanalen zijn ook gegraven, onnatuurlijke lijnvormige wateren, maar veel groter dan sloten en veelal met harde water-oever overgangen. Naast aan- en afvoer van water, hebben ze in veel gevallen een scheepvaartfunctie (of ooit gehad). De visstand kenmerkt zich door algemene soorten van stilstaand water zoals snoek, zeelt, brasem, kolblei en blankvoorn. De grotere en troebelere kanalen bevatten een visstand die meer neigt naar het brasem- snoekbaars-type terwijl de heldere plantenrijke wateren meer neigen naar het snoek-ruisvoorn-type.
Het stedelijk water heeft een functie als waterberging, waterafvoer, sierwater, recreatiewater en soms ook overstortwater. De wateren hebben verschillende vormen en staan vaak via technische infrastructuur in contact met grotere oppervlaktewateren. De visstand is vergelijkbaar met die van sloten en kanalen. Belangrijk is dat stedelijk water vaak kleinere wateren betreft waarbij vis matig tot slecht kan overleven als er calamiteiten optreden.
Op dit moment maken we als waterschap geen onderscheid in al deze stedelijke wateren en hun kenmerken. Net als bij sloten geldt dat er hier grote winst kan worden behaald indien het schonen en baggeren gefaseerd gebeurt en met meer oog voor het leven onder water.
4. Beleid ten aanzien van de visstand
De visstand past zich aan aan de inrichting en milieuomstandigheden van een water. Voldoende zuurstof, afwezigheid van schadelijke stoffen, voldoende voedsel, paaiplaatsen, schuilplaatsen en overwinteringsplaatsen zijn voor vis cruciaal. Deze combinatie van factoren wordt het huis van de vis genoemd: de vis moet hierin kunnen overleven en zich kunnen voortplanten. De ruim 60 inheemse zoetwatervissoorten stellen verschillende eisen aan hun milieu. Niet iedere vissoort komt overal voor. Volgens de systematiek van de KRW typeert het waterschap de verschillende wateren in het gebied. Per watertype zijn de mogelijkheden voor de visstand vertaald in doelen voor vis. Deze doelen worden uitgedrukt in een score op de ‘vissenmaatlat’.
Door te kijken naar doelsoorten kan het waterschap gericht maatregelen treffen om de omstandigheden te verbeteren voor de vissoorten die passen bij het watertype. Het waterschap investeert daarmee in het huis van de vis. Het kan gaan om maatregelen als het aanleggen van ondiepe paaiplaatsen, het verbinden van wateren, het aanbrengen van structuur zoals dood hout en het optrekbaar maken van beken en rivieren. Maatregelen worden verwoord in de KRW factsheets in de bijlagen van het WBP.
De waterkwaliteit is op de meeste plaatsen geen knelpunt voor het voorkomen van de meeste vissoorten. Toch zijn er de laatste jaren steeds meer aanwijzingen dat voorheen nog onbekende microverontreinigingen (zoals medicijnresten) een grote impact kunnen hebben op het waterleven. Hormonen en antidepressiva kunnen het gedrag van vissen negatief beïnvloeden. Medicijnresten kunnen leiden tot weefselschade of gedragsverandering. Bestrijdingsmiddelen zoals neonicotinoïden kunnen aan de basis van de voedselketen zorgen voor verstoring. Lagere dichtheden macrofauna en minder soorten leidt ook tot minder voedsel voor vis wat uiteindelijk leidt tot een verschraling van het visbestand.
Waterschap en hengelsport maken zich zorgen over deze ontwikkelingen. Er is nog veel onbekend over de effecten van de verschillende middelen en ook over de combinaties van effecten van al deze middelen. Het waterschap en de hengelsport zullen zich de komende jaren inspannen om meer informatie over de invloed van medicijnen en andere stoffen op de visstand te verzamelen.
4.3 Visvriendelijke inrichting waterlopen
Bij herinrichting van de waterlopen zal het waterschap zoveel als mogelijk en haalbaar de inrichting optimaliseren voor vis.
Er zijn vier thema’s die bij inrichting worden aanbevolen:
In de KRW-waterlichamen vindt visvriendelijke inrichting grootschaliger plaats. Bovenstaande maatregelen kunnen hier ook worden toegepast.
Het huis van de vis op orde brengen door inrichtingsmaatregelen is belangrijk. Minstens zo belangrijk is dat het waterschap het beheer en onderhoud van waterlopen zo goed mogelijk afstemt op de aanwezige visstand. Maaibeheer is vaak noodzakelijk, maar voor vis ontstaan er daardoor tijdelijk slechte milieuomstandigheden, zoals lage zuurstofgehalten en een “kaal huis”. Verder kan jonge vis met het maaisel uit het water worden verwijderd en waterlopen die volledig ‘geschoond’ de winter ingaan bieden voor vis niet de noodzakelijke schuilplaatsen, waardoor jonge vis door predatie en stress verdwijnt.
Beheervormen die nu vaak een grote impact op de visstand hebben en waar verbeteringen te halen vallen zijn:
Het waterschap spant zich in om door voorlichting en via richtlijnen het personeel bewust te maken van effecten van beheer op de visstand en hoe die effecten beperkt kunnen worden.
In situatie waar het beheer niet zodanig kan worden geoptimaliseerd dat een gezonde visstand zich kan handhaven, zal het waterschap alsnog streven naar een zo laag mogelijk impact op het ecosysteem.
Op landelijke niveau en ook binnen het werkgebied van het waterschap zijn een aantal vissoorten die soortspecifieke maatregelen nodig hebben voor het versterken van de populaties. Deze soorten kunnen dienen als zogenaamde ‘gidssoorten’ of ‘ambassadeurs’ voor het herstel van de waterkwaliteit; als we de omstandigheden voor deze soorten verbeteren liften er vele andere soorten mee. Het waterschap wil zich hierbij richten op de volgende soorten: aal, grote modderkruiper/kroeskarper, kwabaal en zeeforel.
Aal is een soort die vanwege de levenswijze kwetsbaar is voor migratiebarrières en voor bodemverontreiniging. Aal kan zich goed handhaven in kleine complexe en structuurrijke watersystemen. (alle watertypen)
Grote modderkruiper en kroeskarper zijn vissoorten die passen bij verlandingssituaties. Herstel moet zich richten op het beschikbaar zijn van verlandingssituaties en een hierop afgestemd extensief beheer. (Watertype: sloten en moerasbeken)
Kwabaal is een soort die kwetsbaar is voor opwarming en die structuurrijk water nodig heeft, met voldoende beschaduwing en diep water. (Watertype: rivieren en beken)
Zeeforel is net als aal kwetsbaar voor migratiebarrières en heeft daarnaast snelstromend, ondiep water over grof substraat (kiezels) nodig. Dit bevindt zich in de bovenlopen van beken. (Watertype: rivieren en beken)
Uitzet gaat altijd in overleg met de visstandsbeheercommissie waarin de federaties als visrechthebbende en het waterschap als eigenaar/waterkwaliteitsbeheerder plaats hebben.
Als waterschap maken we ons extra sterk voor deze kritische soorten en houden er rekening mee bij inrichting en beheer. Ook willen we actief op zoek naar plekken waar het habitat in orde is en de vissen nog ontbreken, zodat we over kunnen gaan tot uitzet.
Door uitzet en door het verbinden van watersystemen die voorheen niet met elkaar verbonden waren is de visstand de afgelopen honderd jaar sterk “verrijkt” met vele andere vissoorten. Soorten die hier van nature niet thuis hoorden, maar nu wel een plekje veroveren in onze wateren. Deze ‘nieuwe’ soorten kunnen we onderverdelen in 2 groepen; de groep die zichzelf hier in stand houdt en de groep die alleen in stand gehouden wordt door uitzet.
De groep vissen die zichzelf hier in stand houdt is groot. Het zijn vooral soorten die uit het Donau-systeem hier naar toe gekomen zijn, via het Rijn-Donaukanaal. Soorten die we er bij hebben gekregen zijn o.a. de Roofblei, de Zwartbekgrondel, de Marmergrondel en de Pontische stroomgrondel. De Snoekbaars is ook afkomstig uit Oost-Europa, maar hier al aan het begin van de twintigste eeuw uitgezet ten behoeve van de visserij. Daarnaast zijn de Zonnebaars en Blauwband soorten die via de aquariumhandel ons land zijn binnengekomen.
Het zijn alle soorten die hier zijn gekomen en die zichzelf in stand kunnen houden. Genoemde soorten hebben een plaats verworven binnen het ecosysteem en zijn zo wijd verspreid, dat acceptatie van de aanwezigheid de enige optie is.
Wat we (nu nog) niet zien is een totale overname met een enorme impact op het ecosysteem door bijvoorbeeld één vissoort, zoals op de Mississippi is gebeurd met de grootkopkarper, met de snake head en walking catfish in Florida, met de Nijlbaars in Lake Victoria (Oeganda/Tanzania) of met de zonnebaars in enkele van onze Nederlandse vennen. Vooralsnog monitoren we daarom alleen de ontwikkelingen op dit vlak.
Het waterschap blijft uitdragen dat het uitzetten van exotische planten en dieren ten strengste verboden is. Deze uitzettingen kunnen een grote impact hebben op het ecosysteem en ook grote kosten met zich mee brengen.
De groep exotische vissen die alleen in stand gehouden wordt door uitzet is klein. Het betreft hier met name de graskarper; deze wordt uitgezet om wateren vrij te houden van vegetatie (soort van natuurlijke maaimachine). Hierover meer in de volgende paragraaf. Er wordt ook wel eens een andere soort aangetroffen, zoals een regenboogforel, Afrikaanse (dwerg)meerval, grootkopkarper of een steursoort, maar dat gebeurt zeer sporadisch.
Het reguliere maaibeheer heeft vaak een grote impact op de visstand en op andere organismen in het water. Door sterke omwoeling van bodemmateriaal kan zuurstofloosheid optreden, met sterfte als gevolg. Verder zit er tussen het maaisel vaak veel jonge vis, die vanwege beperkte zwemcapaciteit niet kan vluchten en met het maaisel op de kant terecht komt en zo doodgaat. Tot slot verdwijnen door het maaien schuilmogelijkheden voor jonge vis, die daardoor in het najaar en de winter makkelijker slachtoffer worden van predatie.
Bij waterplantenbeheer door graskarper treden deze effecten niet of in veel mindere mate op. Begrazing door graskarper is vergelijkbaar met begrazing in het natuurbeheer. Wanneer graskarper het maaien volledig kan vervangen, wordt ook milieuwinst geboekt omdat er geen CO2 uitstoot plaatsvindt.
STOWA heeft in samenwerking met enkele waterschappen en Sportvisserij Nederland aan de WUR gevraagd een literatuuronderzoek (Nagelkerke & Peeters, 2018) uit te voeren naar effecten van het uitzetten van graskarpers op de waterkwaliteit. Uit het onderzoek blijkt dat in een beperkt aantal wateren het uitzetten van graskarpers een geschikt alternatief kan zijn bij het verwijderen van overmatige waterplantengroei. Het betreft waterlopen die geïsoleerd zijn of goed zijn te isoleren en waar een problematische woekering van waterplanten zich voordoet. Waterschap Vechtstromen is terughoudend als het gaat over uitzet van graskarpers. Alleen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan zijn er mogelijkheden. Potentiele locaties worden getoetst aan de hand van de volgende randvoorwaarden:
Indien tot het uitzetten van graskarper wordt overgaan, dan is het van belang dat effecten op de waterkwaliteit en de begroeiing goed door de initiatiefnemers worden gemonitord en afgestemd met het waterschap.
Daarnaast is er mogelijk aanvullend veldonderzoek nodig om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen uit de natuurwetgeving (Wet Natuurbescherming).
Als er ergens een keer een dode vis drijft, is dat meestal geen probleem. De oorzaak is vaak van natuurlijke aard en de vis wordt vanzelf weer door de natuur opgeruimd. Massale sterfte is echter wel heel vervelend en dit willen we graag zoveel mogelijk voorkomen en indien het wel voorkomt, ook zo snel mogelijk weer oplossen.
Redenen voor massale vissterfte zijn veelal dat er sprake is van zuurstoftekort, toxische algen of door mensen geloosde giftige stoffen. Bij hoge dichtheden van vis kan ook stress en voedselschaarste zorgen voor vatbaarheid voor ziektes en daarbij kan ook massale sterfte optreden.
Eén van de belangrijkste oorzaken voor vissterfte is zuurstofgebrek. Dit treedt op als in het water veel organische stof zit dat wordt afgebroken. Bij dat afbraakproces wordt zuurstof verbruikt en zo verdwijnt dat uit het water. Dit treedt op bij bijvoorbeeld het baggeren of schonen van wateren met de maaikorf of maaiboot, waarbij plotseling veel slib in het water komt. Ook bij bijvoorbeeld een riooloverstort komt plotseling veel organisch materiaal in het water. Als het warmer is gaan omzettingsprocessen nog sneller en zal ook veel sneller vissterfte optreden.
Vissterfte kan ook optreden in wateren met zeer veel waterplanten. Deze waterplanten produceren overdag veel zuurstof, maar deze gaan ‘s nachts massaal zuurstof consumeren, waardoor tegen de ochtend zuurstoftekorten kunnen ontstaan.
In de winter kan ook vissterfte optreden als gevolg van het feit dat de zuurstof onder het ijs langzaam opraakt en geen uitwisseling van zuurstof met de buitenlucht meer mogelijk is. Ditzelfde kan ook gebeuren in voedselrijk wateren waar kroos het water afdekt.
In overleg met onze partners is besloten om wat betreft het voorkomen van vissterfte niet een uitgebreid protocol op te stellen, met wat we allemaal moeten doen om vissterfte te voorkomen. De informatie in deze rapportage en hoofdstuk 5 uit het Basisboek visstandsbeheer (Sportvisserij Nederland, 2004) aangaande vissterfte geeft al voldoende inzicht in de mogelijke oorzaken en waar we als visstandbeheerders op moeten letten. Het waterschap wil inzetten op extra educatie van onze medewerkers en ze daarmee bewust laten worden van de mogelijke oorzaken van vissterfte en aangeven waar ze op moeten letten in het veld.
Op hoofdlijnen enkele belangrijke elementen waar we op moeten letten.
Zuurstoftekort is te voorkomen door:
Giflozingen of lozingen van organisch materiaal (melk, mest etc.) is heel lastig te voorkomen. Het zijn veelal illegale lozingen of ongelukken. Goede handhaving kan mensen er wel van weerhouden om illegaal te lozen.
Vissterfte door overbevolking is te voorkomen door goede begeleiding van hengelsportverenigingen door visbiologen van de federaties, Waterschap en Sportvisserij Nederland. Er zijn genoeg voorbeelden van prima functionerende hoog bezette visvijvers, alleen vragen deze wel een vakkundig beheer.
Vissterfte door ijsvorming kan voorkomen worden door het open houden van het ijs op enkele plekken.
Natuurlijk zijn riooloverstorten ook een mogelijk oorzaak van vissterfte. Dit is echter een probleem dat zich niet overal en niet op grote schaal voordoet. De investeringen die we zouden moeten doen om dit op korte termijn helemaal op te lossen zijn waarschijnlijk ook niet haalbaar/betaalbaar. Wel blijven we samenwerken met gemeentes om bij renovaties en nieuwbouw het voorkomen van overstortsituaties zoveel mogelijk te beperken. Hiermee kunnen we voorkomen dat overstorten een grote impact hebben op het waterleven in de overstortvijvers.
5.3 Hoe te handelen bij vis in nood en vissterfte
Waterschap Vechtstromen werkt samen met de hengelsport en gemeentes aan het bestrijden van vis sterfte. Wie waar verantwoordelijk voor is, hangt mede af van wie het eigendom van het bewuste water is en hoe bijvoorbeeld de visrechten zijn verhuurd. Het met beheer en de partners opgestelde protocol dode vis wordt beschikbaar gesteld in de calamiteiten app.
6. Beleid ten aanzien van vismigratie
In dit visbeleid staat enkel een korte samenvatting van de belangrijkste uitgangspunten t.a.v. vismigratie.
6.1 Het belang van vismigratie
Vissen verplaatsen zich om in hun behoeften te voorzien. Ze verplaatsen zich om voedsel te zoeken, om te schuilen, om nieuwe gebieden te koloniseren en natuurlijk om zich voort te planten. Soorten en individuen verplaatsen zich soms slechts binnen korte afstanden, maar soms ook over duizenden kilometers waarbij ze vaak ook de grens tussen zoet en zout water oversteken. Denk hierbij aan de zalm, de paling, de zeeforel, de houting etc.
Vooral voor deze lange afstandsmigreerders is het van belang dat deze route vlot doorlopen kan worden, zonder al te veel hindernissen. Er moeten namelijk genoeg individuen tegelijk aanwezig zijn op de paaiplaatsen om weer voor voldoende nakomelingen te zorgen. Visserijdruk, stuwen, dammen, waterkrachtcentrales en gemalen hebben de afgelopen decennia populaties doen verdwijnen of sterk doen slinken. Zorgen voor een goede verbinding van de bronnen van onze beken en rivieren tot en met de zee is daarom van cruciaal belang voor het in stand houden of herstellen van deze fragiele vispopulaties. Dit is ook de reden dat we participeren in het project LIFE SWIMway. Zie bijlage 3 Vismigratierivier en Swimway Vecht.
Er wordt op dit moment (2019) gewerkt aan een kaart met daarop de hoofd vismigratieroutes waar we als waterschap op inzetten. Deze routes moeten vlot doorlopen kunnen worden en uiteindelijk 100% vismigreerbaar zijn.
De routes en knelpunten zijn inzichtelijk voor iedereen binnen het waterschap zodat beheerders en projectleiders kunnen zien welke knelpunten er zijn en welke nog opgelost moeten worden. Knelpunten in het KRW vismigratienetwerk dienen eind 2027 allemaal opgelost te zijn.
Onze gemalen zijn voorzien van pompen. Deze pompen malen naast water ook vissen mee. De sterfte door het vermalen aan deze vissen varieert, maar bedraagt per passage gemiddeld 10% met uitschieters naar maar liefst 80%.
Deze problematiek conflicteert met nationale en internationale wetgeving, maar ook met ethische normen, het duurzaamheidprincipe, het aalbeheerplan en ons vismigratiebeleid.
Het Stowa rapport (2012-04 “gemalen of vermalen worden”) toont aan dat er momenteel genoeg visvriendelijke pompen op de markt zijn die wij kunnen inzetten. De techniek is dus niet meer de beperkende factor en wij hebben sinds kort dus de mogelijkheid om visvriendelijk te pompen. Ook zijn er tegenwoordig visvriendelijke schroefpompen op de markt met een concurrerende energiebehoefte en een concurrerende “total cost of ownership”. Ook kosten en energieverbruik hoeven dus niet meer hoger te liggen dan niet -visvriendelijke pompen.
Als waterschap nemen we visvriendelijkheid als eis mee bij de aanschaf van nieuwe gemaalpompen. Door bewust de visvriendelijkheid in de keuze mee te laten wegen wordt verwacht dat minder vissterfte optreedt bij het verpompen van water, één van onze belangrijke activiteiten als waterbeheerder.
Ook bij renovatie nemen we visvriendelijkheid mee in de afweging. We zijn er ons echter ook van bewust dat bij renovatie de kosten hoger kunnen uitvallen als we kiezen voor een visvriendelijke pomp. Bijvoorbeeld omdat we te maken hebben met een bestaande betonconstructie. Afhankelijk van de locatie, de te verwachten meerkosten en visschade kan dan gekozen worden voor een minder visvriendelijke pomp. In dat geval wordt wel gekeken naar andere mitigerende maatregelen, zoals het tijdelijk terugdraaien van de pomp om vissen uit het gemaal te krijgen, andere pompwaaiers of frequenties.
Er komt geen afwegingskader voor pompen, omdat dit steeds verder wordt doorontwikkeld.
Vanwege de lage frequentie waarin een gemaalpomp wordt aangeschaft, zal er een ecoloog worden geraadpleegd indien men voornemens is een gemaalpomp aan te schaffen of te vervangen. Dan kan in overleg de beste keuze bepaald worden t.a.v. visvriendelijkheid.
6.4 Waterkracht in relatie tot visstand
Net als bij gemalen vormt waterkracht een bedreiging voor de visstand. Dat heeft meerdere oorzaken.
Waterkracht is alleen mogelijk indien er sprake is van een peilverschil (nog belangrijker dan debieten)en drukverschil. Om waterkracht te benutten dient er daarom een peilverschil gecreëerd te worden. Dit gebeurt vaak met een dam of stuw. Hierdoor kunnen vissen niet meer vrij door de rivier zwemmen en hun paaiplaatsen bereiken en sterven ze uit of raken populaties verzwakt.
Daarnaast gaat vis die benedenstrooms afzakt bijvoorbeeld met de stroom mee richting zee, vaak door de waterkrachtturbines en komt daar, net als bij gemalen, in aanraking met draaiende en malende bladen. Ook krijgt de vis te maken met enorme drukverschillen die de vis direct of indirect dodelijk kunnen beschadigen. Vervolgens weten ook roofvissen, die vissen die gedesoriënteerd de turbine verlaten, goed te vinden.
Vispassages en afweermechanismes (licht/geluid) kunnen een deel van het probleem wegnemen. Door het plaatsen van dammen en stuwen in waterwegen wordt echter stilstaand water gecreëerd en vallen stroming en natuurlijke peilverschillen weg, waardoor ook het leef- en paaihabitat verdwijnt.
Een goede visstand is mogelijk als aan 2 voorwaarden wordt voldaan: ten eerste moet de vis er kunnen komen en ten tweede moet de vis een leefgebied vinden. Als dat leefgebied er niet meer is door opstuwing, heeft een vis daar ook niet veel meer te zoeken.
Bestaande peilverschillen gebruiken voor waterkracht is mogelijk indien voldaan wordt aan de eis van 0,1 % sterfte (achteraf te meten!). Met dien verstande dat als beekherstel (waarbij peilverschillen kleiner worden of verdwijnen) een optie is dit altijd prevaleert boven het in stand houden van een onnatuurlijk peilverschil.
Lange termijn monitoring: Lange termijn monitoring geeft inzicht in het ontwikkelen van de visstand op de lange termijn. Een voorbeeld van lange termijn monitoring is onze KRW-monitoring. We monitoren ten behoeve van de KRW eens per 3 of 6 jaar in de wateren die we hebben aangewezen als representatief voor de visstand in ons hele gebied, de zogenaamde KRW waterlichamen. Ieder jaar laten we een deel van de wateren onderzoeken.
Projectmonitoring: Om inzicht te krijgen in de effecten van specifieke maatregelen of projecten kiezen we er voor om soms de effecten van specifieke maatregelen of projecten te evalueren. Vaak betekent dit monitoring gedurende een aantal jaar na de ingreep en een herhaling na 10 jaar. We kiezen voor deze monitoring als we kennis willen vergaren over de ingreep en effecten op de visstand verwachten.
Functioneren watersysteem: Bepaalde onderzoeksvragen worden niet opgelost met de lange termijn monitoring, noch met de projectmonitoring. In sommige gevallen voert het waterschap diepgaander onderzoek uit. Vaak gaat dit in samenwerking met andere waterschappen en onderzoeksinstituten. Denk hierbij aan het krijgen van inzicht in de effecten op de visstand van exoten, bepaalde onderhoudsmethoden of van medicijnresten.
Educatie: Daarnaast staat het waterschap onderwijsinstellingen toe om relevant visstandonderzoek te doen in haar wateren. Het waterschap faciliteert hierin door interessante gebieden aan te wijzen en mee te denken in langjarige onderzoeken. Het waterschap profiteert hiervan door nieuwe kennis en inzichten te vergaren en draagt zo bij in haar rol als kennisdeler.
Gebiedsbeheerders worden ingelicht door de opdrachtgever van het onderzoek wanneer deze onderzoeken uitgevoerd worden.
Iedere vispassage dient na oplevering onderzocht te worden volgens de geldende standaard; de markt heeft hier al verschillende methodes voor. Ook bij twijfel van de werking van een bestaande vispassage of na een grote aanpassingen dient er onderzoek plaats te vinden.
Elk jaar wordt door O&A in september een lijst opgesteld met vispassages waar twijfel over bestaat. Deze worden het jaar daarop onderzocht. Aanbevelingen uit die monitoring worden doorgegeven aan beheer en onderhoud als het via ander beheer kan worden opgelost. Indien er aanpassingen gedaan dienen te worden aan de constructie wordt dit neergelegd bij de programmatafel waarna ze het jaar daarop worden aangepakt.
Het monitoren van vispassages levert beperkte informatie op over de werking van 1 vispassage. Omdat we vispassages vaak monitoren met de goedkopere methode met fuiken, heeft de monitoring zelf ook invloed op de resultaten. Eigenlijk willen we weten hoe vissen zich door een watersysteem bewegen en waar de knelpunten in dat watersysteem zich bevinden, zodat we die op kunnen lossen. Een watersysteem dat zich voor enkele soorten uitstrekt van de zee tot de bronnen en bovenlopen in Duitsland.
Om de werking van het hele vismigratienetwerk te monitoren werken we intensief samen met onze partners. Dit zijn de (Duitse) waterbeheerders in de grensstreek en in de bovenlopen van het Vecht-, Regge- en Dinkelsysteem en de waterbeheerders (WDOD en Rijkswaterstaat) die de poort vormen naar het IJsselmeer en de Wadden- en/of Noordzee. Hierbij laten we ons ondersteunen door de landelijke kennisinstituten op het gebied van visstand als Sportvisserij Nederland, de federaties en het Duitse Laves (Landes Fischerei Verband).
Deze routes zijn alleen te monitoren met telemetrie; een werkwijze waarbij vissen worden gezenderd en op deze wijze gevolgd worden. We werken samen omdat vissen geen grenzen kennen en we alleen samen het gehele watersysteem in kaart kunnen brengen en migratieproblemen op kunnen lossen. We profiteren van elkaar door de kosten van bijvoorbeeld zenders en de verzamelde kennis met elkaar te delen (bijvoorbeeld binnen het project Swimway Vecht; zie onder).
Het waterschap is van 2016-2022 projectleider in het LIFE-project Swimway Vecht waarbij de hoofdader, De Vecht op deze grofmazige wijze wordt onderzocht in gezamenlijkheid met onze Nederlandse en Duitse partners.
Het waterschap onderschrijft het belang van het in kaart brengen van vismigratieroutes en de daarbij aanwezige knelpunten en past naar voren gekomen knelpunten aan.
7.3 Samenwerken op gebied van monitoring
Vrijwilligers van hengelsportorganisaties en RAVON, maar ook studenten zijn bereid veel tijd te steken in het monitoren van specifieke wateren of projecten. Een dergelijke intensievere monitoring met behulp van vrijwilligers is een stuk goedkoper. Monitoring door professionals alleen is onbetaalbaar. Daarnaast levert het voor het waterschap altijd interessante informatie op en goede reclame en zo houden we eveneens ons netwerk qua kennis op orde.
Het waterschap faciliteert waar mogelijk deze vrijwilligersinzet middels toestemming. Het waterschap draagt soms bij in de onkosten als de gegevens die verkregen worden bijdragen aan onze informatiebehoefte. Het waterschap handelt niet met individuele vrijwilligers, maar altijd via de overkoepelende organisatie (federatie, school, RAVON).
Inzet van vrijwilligers bij de jaarlijkse KRW monitoring is gewenst om betrokkenheid van inwoners bij “hun water” te vergroten. Hier mee wordt rekening gehouden in de aanbesteding.
Met benutting van de visstand wordt bedoeld hoe we omgaan met wensen om de vissen in ons water te mogen vangen en eventueel uit te zetten. Dit kan vanuit de hengelsport zijn, maar ook vanuit de beroepsvisserij.
De hengelsportfederaties zijn een belangrijke partner voor het waterschap als het gaat om visstandbeheer en het gebruik van de wateren door sportvissers. Overleg tussen de partners en het waterschap vind plaats in de visstandbeheercommissie (VBC, zie voor meer info bijlage 5. Visstandsbeheercommissie Vechtstromen), bestaande uit de Sportvisserij Groningen Drenthe, Sportvisserij Oost-Nederland en het waterschap. De bijeenkomsten worden geïnitieerd door het waterschap. In dit overleg komen alle zaken die spelen omtrent visstandbeheer en sportvisserij aan bod.
Daarnaast zijn er rechtstreeks contacten tussen de federaties en de gebiedsbeheerders, waarin zaken als dagelijks beheer, vissterfte en onderhoud onderling worden afgestemd en besproken. Verder vindt vanuit de federaties inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) plaats; ook daarin wordt samengewerkt met andere BOA’s.
Dankzij de goede samenwerking is er draagvlak voor het optimaliseren van het habitat van vis en het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen, maar ook voor bijvoorbeeld de implementatie van de Richtlijn Uitzet Karper van de Unie van Waterschappen en Rijkswaterstaat.
De betrokkenheid van hengelsporters bij het wel en wee van de visstand is groot. Het waterschap verwacht van de federaties een open en constructieve opstelling en medewerking rond de diverse thema’s van het visstandbeheer. Dat mogen de federaties ook van het waterschap verwachten.
Het waterschap wil de federaties faciliteren bij het behouden en creëren van sportvisserijmogelijkheden in het beheergebied. Facilitering heen en weer gebeurt zoveel mogelijk budgetneutraal.
Het waterschap verhuurt in principe alle wateren die in eigendom zijn, het volledige visrecht aan de hengelsportfederaties. In de huurovereenkomsten zal via de huurvoorwaarden gevraagd worden om deel te nemen aan de VBC en zal het waterschap het recht om de visstand te monitoren, ook aan zichzelf toekennen. Het waterschap behoudt zich het recht voor wateren zonder opgave van reden buiten de vergunning te houden.
De reden dat we een “ja, mits” beleid voeren is omdat verreweg de meeste wateren verhuurd worden aan de hengelsport. Het is administratief veel meer werk om ieder water dat verhuurd wordt te administreren dan de enkelen die we hiervan willen uitzonderen. Ook blijkt dat wateren die we uit willen sluiten de kleine bovenloopjes zijn, waar toch niet gevist wordt.
In het volledige visrecht bevinden zich naast het schubrecht ook het aalrecht en het schaaldierrecht. De aalstand is problematisch laag. De sportvisserij heeft zichzelf opgelegd dat elke aal teruggezet moet worden, vandaar dat we er geen probleem inzien het wel te verhuren.
De visrechten mogen niet onderverhuurd worden aan beroepsvissers zonder schriftelijk toestemming van het waterschap . Deze toestemming zal voor aalrecht en schubrecht nooit worden verstrekt. Ook het verlenen van toestemmingen voor het vissen met aalvistuigen of het vissen met schubvis-vistuigen aan beroepsvissers is de visrechthebbenden niet toegestaan.
De reden dat we de beroepsvisserij niet toestaan om op aal te vissen is dat deze soort zwaar onder druk staat. We verhuren ook geen schubrecht aan de beroepsvisserij omdat deze visserij veel onrust brengt onder onze partners van de hengelsport en een niet van tevoren goed te bepalen invloed op onze visstand heeft. Verder zien we trends dat de visstand in Nederland daalt wat nog niet goed te verklaren is.
Het schaaldier-visrecht is krachtens de Visserijwet onderdeel van het volledige visrecht van beide sportvisserij-organisaties. Optioneel kan het waterschap in overleg met de federaties toestemming verlenen voor het beroepsmatig vissen op schaaldieren. Dit kan dan plaats kan vinden op basis van een door de visrechthebbenden verstrekte toestemming voor het vissen met kreeftenkorven en dergelijke. Dit kan bijdragen aan de bestrijding van exoten (zoals diverse exotische rivierkreeften). Voordeel van samenwerking met de federaties is ook dat de BOA’s van de hengelsportorganisaties de activiteiten in de gaten kunnen houden.
8.3 Beheer en onderhoud van wateren door de hengelsport
Het beheer en onderhoud van de waterlopen door het waterschap is primair gericht op aan- en afvoer van water. Het waterschap houdt daar waar mogelijk wel rekening met recreatief medegebruik, maar dit vormt in het beheer geen (kern)taak. Bij het beheer en onderhoud spelen ook natuurdoelstellingen mee: natuur krijgt meer ruimte in en langs specifieke wateren, waar ook de visstand van profiteert.
De sportvisserij is – als oevergebonden recreatievorm – afhankelijk van een goede toegankelijkheid en bevisbaarheid van de viswateren. Zowel Sportvisserij Oost-Nederland als Sportvisserij Groningen Drenthe hebben geïnvesteerd in materialen waarmee vrijwilligers visstekken kunnen onderhouden. Na overleg en afstemming met het waterschap onderhoudt bijvoorbeeld hengelsportvereniging De Voorn in Schoonoord zelf visstekken langs het Oranjekanaal zodat de (oudere) leden bij viswedstrijden goed kunnen zitten. Het beleid van de hengelsportorganisatie is om deze zelfwerkzaamheid te stimuleren, goed te reguleren en waar mogelijk uit te breiden.
Ook voor grootschaliger onderhoud staat het waterschap open voor initiatieven vanuit de hengelsportorganisatie. Een voorbeeld vormt de Jongbloedsvaart bij Sleen, waarbij Sportvisserij Groningen-Drenthe zelf met een hark- en veegboot plaatselijk het overgroeide water heeft opgeschoond. Hierbij is ook een dichte vegetatie van bramenstruiken op de oever verwijderd. Er kan nu weer zonder problemen worden gevist.
Onderhoud van waterlopen middels een speciaal geconstrueerde harkboot waarbij waterplanten met wortel en al worden verwijderd levert goede resultaten op , met name wat betreft de bestrijding van exoten als ongelijkbladig vederkruid.
In dit soort situaties is het waterschap dus bereid om in kanalen, die kampen met een sterkte waterplantengroei, de inzet van een maaiboot door derden te overwegen.
Bij het waterschap kunnen verzoeken ingediend worden om zelf visstekken aan te leggen en te onderhouden. Het waterschap staat hier positief tegenover indien het niet in strijd is met beheer en onderhoud van het waterschap of andere wensen en eisen die rond het water spelen. Denk aan natuurdoelen of als het gemeentelijk water betreft wensen en eisen van de betreffende gemeente.
De aanvragen worden door vergunningverlening afgehandeld waarbij de betreffende gebiedsbeheerder en het bedrijfsbureau altijd om instemming worden gevraagd.
Het uitzetten van vis is de huidige bestaande praktijk van vrijwel alle hengelsportorganisaties en is inbegrepen in het visrecht. Vanuit de Visserijwet (1963) liggen de rechten dus bij de visrechthebbende; dit is veelal de hengelsport. Het waterschap is echter verantwoordelijk voor de waterkwaliteit vanuit de Waterwet (2009) en heeft vanuit die rol ook zeggenschap over het plaatsen van vis in wateren die op de legger staan. Uitzet van vis gaat dus altijd in overleg tussen waterschap en hengelsport (c.q. de visrechthebbende, meestal de federaties) en in sommige gevallen met een derde partij die eigenaar is van het water, zoals een gemeente.
Karper is dé sportvis bij uitstek en daarmee een zeer populaire vissoort waarvoor we regelmatig verzoeken krijgen om deze uit te mogen zetten.
Om conflicten met doelstellingen van het waterschap te voorkomen is er voor karper een landelijke Richtlijn Uitzet karper beschikbaar (UVW, 2015). Het waterschap heeft zich hieraan geconformeerd en blijft dat doen. Voor de kanalen is op basis van deze richtlijn een in gezamenlijkheid met de hengelsportorganisaties opgezet uitzetplan gemaakt voor de komende 20 jaar welke stilzwijgend verlengd wordt.
Om te komen tot een goede toepassing van deze Richtlijn in de overige wateren, is het belangrijk dat deze niet ad-hoc wordt toegepast. Daarom willen we dat regionaal een afweging wordt gemaakt over waar wel en waar geen karper mag worden uitgezet en in welke hoeveelheden.
Het initiatief hiervoor ligt bij de hengelsportorganisaties; de viswateren besproken in 6.3 behoren hier ook toe. Tot die tijd zal de karper richtlijn water worden toegepast en zal de vbc aanvragen daaraan toetsen. Afhankelijk van het type water is tussen de 30 en 100kg ha toelaatbaar. Hiervoor is een rekentool beschikbaar op de website van Sportvisserij Nederland.
Als het uitgewerkte voorstel voor hoog bezette visvijvers klaar is zal deze aan het bestuur worden aangeboden ter goedkeuring. daarna zal op deze de richtlijn karper uitzet worden overruled, maar alleen voor deze wateren.
Naast uitzet ten behoeve van de sportvisserij kan vis uitgezet worden ten behoeve van een natuurlijke visstand.
In de afgelopen decennia zijn door verregaande kanalisatie en normalisatie van wateren leefgebieden voor vissen verloren gegaan. Stroming en structuur alsmede natuurlijke peilen en inundaties hebben plaats gemaakt voor strak gereguleerde en vrijwel onbegroeide watersystemen met onnatuurlijke peilregimes en lange perioden zonder stroming. De voorheen slechte waterkwaliteit (in met name de jaren 70 en 80) en het opwerpen van migratiebarrières hebben veel vissoorten geen goed gedaan.
Nu proberen we als waterschap weer voorzichtig enkele watersystemen te herstellen. Dit doen we door ze weer vrijelijk te laten stromen en door weer structuren toe te voegen. Hierdoor worden bepaalde gebieden toch weer geschikt voor de vissoorten die hier ooit aanwezig waren en van nature thuis hoorden.
In sommige gevallen zullen vissen hier weer op een natuurlijke wijze naar toe trekken. In sommige gevallen is dat echter niet mogelijk doordat er nog barrières aanwezig zijn, of doordat de populatie te klein is . In het geval van prikken is het zo dat ze er vaak niet meer komen omdat er geen individuen zijn die met feromonen (soort lokstoffen) hun soortgenoten de weg kunnen wijzen.
In die gevallen waar we vinden dat die specifieke soort er weer thuis hoort of een thuis zou moeten kunnen vinden, kan uitgezocht worden of een herintroductie mogelijk of wenselijk is. Soorten waaraan we dan denken, zijn bijvoorbeeld: Kwabaal; Zeeforel; Beekprik; Serpeling en misschien ook de Barbeel.
Herintroductie van vissoorten op basis van onderzoek dat bevestigd dat het habitat weer geschikt is, is zeer wenselijk. Indien het habitat geschikt is zullen we hier als waterschap actief mee bezig gaan en uitzet als maatregel inzetten.
Ruimte voor sportvisserij inzake visuitzet
Om de sportvisserij tegemoet te komen in het optimaliseren van de sportvismogelijkheden zal het waterschap ruimte bieden aan huurders van visrechten om het beheer van de visstand zelfstandig uit te voeren. De ruimte die het waterschap biedt hangt af van het type water. Het gaat om de volgende beheeractiviteiten per watertype, in oplopende beheerintensiteit:
Kanalen: Op kanalen krijgen sportvisserijorganisaties de ruimte om extensief op kleine schaal de sportvisserij te optimaliseren door visuitzet in lage dichtheden conform de Richtlijn Uitzet Karper. Daarnaast kan de sportvisserij voor oevertrajecten een aanvraag doen voor het in eigen beheer vrijmaken van visstekken. Toestemming hiervoor is in 2016 verleend voor een periode van 30 jaar.
Sloten en stedelijk water: De wateren in de steden en dorpen zijn voor de hengelsport van groot belang. Dit zijn namelijk de wateren waar de jeugd leert vissen en waar ook ouderen en mindervaliden goed terecht kunnen, met voldoende sociale controle. Het waterschap steunt de sportvisserij in het streven om in iedere woonkern minimaal één voor de sportvisserij geoptimaliseerde vijver te realiseren. In de volgende paragraaf wordt dit verder uitgewerkt.
Het door sportvisserij Nederland geïnitieerde project ‘Sportvisserij op de Kaart’ waarbij binnen het hele waterschapsgebied stedelijke wateren worden aangewezen wordt ondersteund door het waterschap (zie bijlage 4: Sportvisserij op de kaart ). In overleg met de hengelsportorganisaties (sportvisserij Nederland en de federaties) en gemeenten zal het waterschap specifieke viswateren aanwijzen waar de hengelsportorganisaties volop ruimte krijgen om zelfstandig een intensiever beheer en uitzetbeleid te voeren. Dit is altijd een bewuste keuze.
Dit beheer is erop gericht om binnen iedere woonkern voldoende vismogelijkheden te hebben. De federaties krijgen hier ruimte om visstekken te maaien, voorzieningen aan te leggen, hogere visbestanden na te streven en vis bij te voeren.
De federaties krijgen daarbij de plicht om zelf eventuele problemen die voortvloeien uit het beheer op te lossen. Hiervoor wordt een overeenkomst opgesteld.
Het waterschap verleent de federatie bijvoorbeeld toestemming om oeverbegroeiing te maaien, vissteigers aan te leggen, vis uit te zetten (in hoge dichtheden), vis bij te voeren, het plaatsen van voorzieningen voor de paai en de bescherming van jonge vis, het maaien van waterplanten en het uitzetten van graskarper. E.e.a. afhankelijk van het watertype en de afgesproken maatregelen.
Voorwaarde is, dat de maatregelen alleen op basis van een door het waterschap beoordeeld meerjarig plan, mogen worden uitgevoerd. Waarbij de federaties de volledige beheer- en onderhoudsverantwoordelijkheid voor de door hen uitgevoerde maatregelen draagt.
Het waterschap ondersteunt dit plan en zal zich inzetten deze plekken te realiseren. Wel moeten we ons er bewust van zijn dat de waterkwaliteit (bijvoorbeeld het doorzicht en de waterplantengroei) in deze vijvers kan dalen. Het is dus een bewuste keuze om in deze specifieke vijvers de sport en beleving voor de waterkwaliteit te laten gaan. Door de hengeldruk en visstand ergens te concentreren kunnen andere vijvers er mogelijkerwijs qua natuurwaarden op vooruit kunnen gaan.
Het idee komt van landen als bijvoorbeeld Hongarije waar dergelijke vijvers een grote rol vervullen in het sociale gebeuren, maar ook Engeland waar dergelijke vijvers commercieel worden beheerd in vaak parkachtige omgevingen.
Vissen zijn bij uitstek een diergroep waarbij het verhaal verteld kan worden over het belang van gezond water. Vissen spreken tot de verbeelding en veel mensen hebben wat met vis.
Het waterschap trekt samen met de federaties op om vis en waterkwaliteit onder de aandacht te brengen van het publiek (jong en oud)
Veel ecologische winst is te behalen bij het reguliere onderhoud. Recent onderhoud laat zien dat tijdens het schonen met de maaikorf veel vis onbedoeld op de kant wordt gezet. Dit kan zelfs oplopen tot 75% van het gehele visbestand. De manier van uitvoeren is bepalend voor de eventuele schade aan de visstand.
Het waterschap zal daarom voor het eigen personeel dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert, een cursus visvriendelijk beheer aanbieden. Van aannemers zal in het bestek gevraagd worden welke maatregelen worden genomen om schade aan de visstand te beperken.
Opgeleide werknemers van aannemers gelden als een extra punt/voorwaarde voor aanbesteding.
Zowel het waterschap als de federaties hebben behoefte aan gerichte en inhoudelijk sterke communicatie over allerlei vis- en visgerelateerde onderwerpen. De federaties en Sportvisserij Nederland hebben verschillende (social) media tot hun beschikking zoals studio Vis tv, het Visblad, nieuwsbrieven, website, facebook en twitter. Het waterschap, sportvisserij Nederland en de federaties werken blijvend samen met het waterschap als het gaat om uitwisseling en afstemming van communicatie / persberichten en artikelen. Het is hierbij interessant om in te zetten op aansprekende gezamenlijke projecten en onderwerpen zoals visstandsonderzoek, soortenbescherming, exotenbestrijding, waterplantenoverlast, visvriendelijk beheer en onderhoud, sportvisserijvoorzieningen, herinrichtingsprojecten, vislessen en vismeesters, bereikbaarheid en toegankelijkheid.
Vis en vissen is een geliefd object van een groot aantal fanatieke hengelaars. Daarnaast is vis ook een onderwerp waar iedereen wel een beeld bij heeft en waar veel interesse naar uitgaat. Vissen zijn daarmee een zeer dankbaar onderwerp om over in contact te komen met onze ingelanden en ze te informeren over het waterschapswerk
We zetten op evenementen dan ook aquaria met vissen in om met mensen in contact te komen over ons werk. We vertellen ze over de kwaliteit van het water en het waarom van onze werkzaamheden. Met name voor kinderen zijn vissen een grote trekpleister. Vissoorten kunnen daarnaast dienen als vlaggenschip of ambassadeur van een project. Ook de hengelsport verzorgt vislessen op school waarbij ze les krijgen in visherkenning en het belang van schoon water voor vissen om in te leven.
Eens in de 2 jaar is er een wereldwijde dag rond het thema vismigratie: World Fishmigration Day. Een evenement dat ooit met 1 evenement is begonnen bij ons buurwaterschap Hunze en Aas en dat nu wereldwijd meer dan 500 evenementen telt; van Brazilië tot China en van Australië tot Alaska. Als waterschap Vechtstromen doen ook wij elke 2 jaar mee aan dit evenement om aandacht te vragen voor het belang van vrij optrekbare levende beken en rivieren. (http://worldfishmigrationday.com/). Hierbij werken we samen met de hengelsport en scholen.
Het beheren van visstand is een vak apart. Waterschappen hebben niet alle kennis in huis en daarom maken we gebruik van de specialistische kennis van Sportvisserij Nederland en van verschillende adviesbureaus en onderzoeksinstituten.
Met name als het gaat over het uitzetten van vis en voorkomen van vissterfte hebben we veel contact met Sportvisserij Nederland. Zij zijn onze sparringpartner en ze adviseren ook de verenigingen en federaties in ons gebied.
Inhoudelijke samenwerking en kennisuitwisseling biedt kansen voor beide organisaties. Voorbeelden hiervan zijn de projecten Swimway Vecht, Sportvisserij op de kaart, de Karperrichtlijn en uitwisseling van kennis op allerlei andere terreinen. Het waterschap maakt graag gebruik van de kennis van de federaties en Sportvisserij Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om visvriendelijk maaibeheer.
De hengelsport is ook een belangrijke partner op het gebied van recreatie. Ze zullen vroegtijdig betrokken worden bij wijzigingen in het watersysteem, waarbij er invloed is op de bereikbaarheid en bevisbaarheid van het water. Dit met als doel om ook voor deze recreatietak een goede oplossing te vinden.
Het waterschap wil zich samen met de hengelsportorganisaties inzetten om het gebruik van giftig vislood zoveel mogelijk te ontmoedigen. Het waterschap ondersteunt de green deal (https://www.greendeals.nl/green-deals/sportvisserij-loodvrij) met als doel loodgebruik binnen 10 jaar geheel te stoppen. Samen met de Unie en hengelsport organisaties gaat het waterschap proberen een pilot te starten op enkele wateren waar het gebruik van vislood boven een bepaald gewicht binnen enkele jaren wordt gestopt.
Nachtvissen wordt geregeld middels de landelijke VISpas (visplanner.nl). Het waterschap staat nachtvissen in principe overal toe waar gevist mag worden.
Uitzonderingen zijn echter altijd mogelijk als blijk dat andere doelen onevenredig geschaad worden.
De federaties hebben zelf al beperkingen opgelegd voor wateren in de bebouwde kom.
Hengelsportverenigingen, de federaties en Sportvisserij Nederland werken samen om de regels uit de voorwaarden bij de VISpas en de Visserijwet te handhaven en te monitoren.
Verenigingscontroleurs, federatieve controleurs en buitengewoon opsporingsambtenaren volgen de nodige cursussen en eventuele benodigde her- en bijscholingsprogramma’s.
Jaarlijks worden er in de werkgebieden van de federaties ongeveer negenduizend controles uitgevoerd door sportvisserijcontroleurs. De federaties werken hierbij ook samen met o.a. Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA’s) van het waterschap , terreinbeherende organisaties, gemeenten, provincie en politie. Zo vindt er uitwisseling van kennis plaats en wordt er gehandhaafd op verschillende terreinen gekoppeld aan veiligheid, leefbaarheid en bescherming van de leefomgeving.
BOA’s handhaven regels voor de sportvisserij, maar treden dus ook op in gevallen van visstroperij, vernieling en andere overtredingen, zoals die vallen binnen het binnenvaart politiereglement en andere wetgeving (binnen domein 2) .
9.1 Nationale en Europese wetgevingen
In onderstaande bijlage wordt een overzicht gegeven van nationale en Europese regelingen op het gebied van visstand beheer. Deze teksten zijn, met toestemming, grotendeels gebaseerd op teksten uit de recentelijk vastgestelde kadernota vis 2011 – 2015 van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Todo (even checken)
De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen[1]. Deze nieuwe richtlijn (2000/60/EG) gaat op termijn een aantal oude richtlijnen integreren en vervangen met de bedoeling meer eenheid in de regelgeving te brengen. De richtlijn is sinds eind 2000 van kracht voor het waterbeheer, dat wil zeggen voor het totaal aan activiteiten die tot doel hebben om het grond- en oppervlaktewater zo goed mogelijk te beheren.
Volgens wetenschappelijke inzichten, gegeven door de Internationale Raad voor het onderzoek van zee (ICES), bevindt het aalbestand zich niet binnen veilige biologische grenzen en is de huidige vorm van visserij niet duurzaam.
Uit Europese onderzoeksgegevens (zie proefschrift Willem Dekker) blijkt dat de intrek van glasaal steeds verder afneemt. Ook uit de knelpunteninventarisatie “Aal de stand van zaken” van het ministerie van LNV blijkt dat zowel de intrek van glasaal als de omvang van de bestanden van volwassen aal sterk teruglopen. Ook de vangsten nemen af: sinds de zestiger jaren zijn de vangsten afgenomen met ca. 75%. Intrek van glasaal is landelijk met 95% afgenomen.
De ICES heeft dringend aanbevolen een herstelplan voor het gehele bestand van Europese aal uit te werken, en andere menselijke activiteiten die van invloed zijn op de visserij of het bestand zoveel mogelijk te beperken. Deze aanbeveling heeft mede geleid tot vaststelling van de Europese aalverordening op 18 september 2007. Deze verordening geeft een kader voor de bescherming en duurzame benutting van het bestand van Europese Aal in de Europese Gemeenschap.
De verordening schrijft voor dat alle lidstaten (die een habitat voor aal vormen) een beheerplan voor aal opstellen. Het doel van het plan is het verminderen van de sterfte door menselijk toedoen, zodat er een grote kans bestaat dat tenminste 40% van de biomassa (gerelateerd aan de beste raming betreffende de ontsnapping die plaats zou hebben gevonden indien de mens geen invloed had uitgeoefend op het bestand) aan schieraal kan ontsnappen naar zee; tenminste 60% van de vangsten aan juveniele aal (<12 cm) moet worden gebruikt voor uitzettingen. Lidstaten moeten om deze doelstellingen op de lange termijn te bereiken per stroomgebied in hun grondgebied beheerplannen voor aal opstellen en implementeren. Als een lidstaat dit niet doet of als de Europese Commissie het plan afkeurt, dan moet deze lidstaat de visserijinspanning of de aalvangst beperken. Om deze reden is in juli 2009 door de minister van LNV besloten dat er de komende jaren in de periode 1 september tot 1 december niet meer op Aal mag worden gevist.
Per 13 maart 2009 maakt de Europese aal eveneens deel uit van de Cites bijlage 2. Hiermee wordt de paling internationaal beschermd. De gevolgen van deze bescherming worden de komende jaren duidelijk. De Europese aalverordening is door Nederland verder uitgewerkt in het Nederlanse aalbeheerplan.
Benelux beschikking vismigratie (1996)
De Ministers van de Benelux Economische Unie hebben op 26 april 1996 de Benelux-beschikking - inzake de vrije vismigratie in de stroomgebieden van de Benelux - goedgekeurd. Deze beschikking is krachtens het Benelux verdrag van 3 februari 1958 bindend. De beschikking stelt dat de leden zich inzetten om voor 2021 alle prioritaire knelpunten op te lossen, waarvan 90 procent voor 2015. De verdragspartijen hebben afgesproken dat vissoorten zoals paling, zalm, bot en zeeforel vrij moeten kunnen migreren in de wateren van het stroomgebied van de Maas, Schelde en Rijn. De verschillende landen verplichten zich niet alleen de paaitrek van de volwassen dieren naar de paaigronden veilig te stellen maar eveneens de stroomafwaartse trek van jonge vis.
Voor het gebied van het Waterschap betekent dit dat de trekvissen vrije doorgang moeten hebben tussen binnen en buitenwater.
De minister van LNV (ELI) heeft één Aalbeheerplan opgesteld voor heel Nederland. Het Nederlandse Aalbeheerplan is gebaseerd op twee wetenschappelijke onderzoeken. Op grond van deze onderzoeksresultaten gaat het Nederlandse Aalbeheerplan uit van de een uittrek van schieraal naar zee die momenteel 400 ton per jaar bedraagt. De doelstelling op de lange termijn is een uittrek van 5.200 ton schieraal per jaar te halen. Dit streefbeeld is gebaseerd op bovengenoemde onderzoeken en het advies van ICES.
Om op de lange termijn (2090) de doelstelling te halen, zijn in het Nederlandse aalbeheerplan de volgende maatregelen opgenomen:
Vermindering van aalsterfte bij gemalen en andere waterbouwkundige kunstwerken; door vóór 2027 alle belangrijke barrières voor aalmigratie weg te nemen. Deze maatregel valt samen met de Kaderrichtlijn water. In de stroomgebiedsplannen is voorzien in de verwijdering van stuwen en het vispasseerbaar maken van kunstwerken die vismigratie bemoeilijken. In de eerste stroomgebiedsplannen gaat het landelijk om 635 kunstwerken.
In het Aalbeheerplan is ook opgenomen dat Sportvisserij Nederland vrijwillig een terugzetverplichting heeft opgelegd aan de bij haar aangesloten organisaties. Zij hebben dit opgenomen in de voorwaarden bij hun schriftelijke toestemmingen. In het goedkeurde plan is bij de beschrijving van de gesloten tijd van 1 september tot 1 december opgenomen dat het de bedoeling is om deze maatregel op termijn te laten vervallen en te vervangen door een decentraal uitgevoerde vorm van aalbeheer. Na eventuele inpassing van het decentrale aalbeheer zou het herziene Nederlandse Aalbeheerplan opnieuw door de Europese Commissie moeten worden goedgekeurd.
Het Nederlands Aalbeheerplan is op 20 oktober 2009 goedgekeurd door de Europese Commissie. De visserij op aal is met ingang van die datum op grond van artikel 5, derde lid, van de Europese aalverordening uitsluitend toegestaan op de voorwaarde dat deze past bij de specificaties en beperkingen die in het aalbeheerplan zijn vastgelegd. Maatregelen uit het Aalbeheerplan zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling Visserij.
Het Waterschap volgt het nationale beleid en neemt dit over in beheer- en maatregelplannen, de uitvoering van monitoring en past huurovereenkomsten hier zo nodig op aan. In het regionale Aalbeheerplan wordt invulling gegeven aan herstel van aal.
In de Visserijwet (1963) is het uitoefenen van visserij wettelijk geregeld. Deze wet omvat de hoofdlijnen van de visserijregelgeving. Verdere invulling van de wet gebeurt volgens Algemene maatregelen van Bestuur en ministeriele regelingen, waarvan de Uitvoeringsregeling visserij de belangrijkste is.
Het doel van de Visserijwet is het bevorderen van een doelmatige bevissing van de nationaal en internationaal beschikbare visgronden waarbij rekening wordt gehouden met natuur- en welzijnsbelangen. Onder doelmatige bevissing wordt verstaan het zodanig bevissen van een water dat de visstand niet wordt weggenomen, maar er anderzijds ook voor wordt gewaakt dat er geen overmatige visstand ontstaat. De Visserijwet bevat enkele bepalingen die tot doel hebben de visstand te beschermen tegen de gevolgen van de uitoefening van de visserij.
Sinds 1985 dient de visrechthebbende ook rekening te houden met de belangen van de natuurbescherming. Door het instellen van minimummaten, meeneemverboden en gesloten tijden worden vissoorten die in deze wet zijn opgenomen beschermd. Ook zijn in de wet bepalingen opgenomen over benodigde visdocumenten en toegestane vangtuigen.
De Visserijwet kent aan de visrechthebbenden bevoegdheden en verantwoordelijkheden toe voor het visserijbeheer. De gedachte hierachter is dat de visrechthebbende zelf beheermaatregelen kan en mag treffen om de visserij zo optimaal op de eigen wensen af te stemmen. Het gaat om visuitzettingen, visonttrekkingen, regelgeving voor de visserij en onderzoek naar de visstand.
In de Visserijwet is ook geregeld dat de eigenaar van een water het visrecht kan overdragen aan sport- en beroepsvissers via huurovereenkomsten. Met een schriftelijke toestemming of machtiging kan de eigenaar toestemming verlenen voor het uitoefenen van de visserij. In principe is het recht om in een bepaald water te vissen gekoppeld aan het eigendom van de grond onder het water. Een uitzondering hierop vormen de “heerlijke visrechten”. Dit zijn oude rechten die stammen uit de tijd voor de invoering van het Burgerlijk Wetboek (1838).
Sinds 1 januari 2007 zijn een aantal wijzigingen in de Visserijwet aangebracht. Op het terrein van de visdocumenten is de Organisatie ter verbetering van de Binnenvisserij (OVB) komen te vervallen en is de sportvisakte komen te vervallen. Iedereen die met een hengel wil vissen heeft daartoe een schriftelijke toestemming nodig van de visrechthebbende.
Voor de Rijkswateren zouden de visplannen voor 1 januari 2011 worden opgesteld. De visserij (sport- en beroepsvisserij) door de individuele vissers in het betreffende VBC-gebied dient vervolgens plaats te vinden conform de afspraken in het visplan. Deze Visplannen en de visserij zullen toetsbaar moeten aansluiten bij de KRW-doelen, inclusief de daarin opgenomen visgerelateerde doelen
ELI verzoekt alle verhuurders van visrecht op de niet staatswateren in hun beleid zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het rijksbeleid. Ze verzoekt tevens de waterbeheerders zoveel mogelijk direct te participeren in de VBC’s en hier afspraken te maken over een visserijbeheer dat aansluit bij, en mede invulling geeft aan de eigen KRW-doelstellingen, inclusief de daarin opgenomen doelstellingen voor vis.
Op deze manier worden de positie en werkzaamheden van de VBC zwaarder verankerend.
ELI (LNV) heeft onlangs recent nieuw beleid opgesteld voor de uitgifte van visrechten. Onderdeel hiervan is dat in alle huurovereenkomsten en schriftelijke toestemmingen voor de beroepsvisserij generiek de mogelijkheid wordt opgenomen om meegevangen wolhandkrab en Amerikaanse rivierkreeft te behouden.
Bovenstaand ELI-Beleid geldt voor de Staatswateren. ELI vraagt echter andere watereigenaren zoals waterschappen en gemeenten (niet Rijkswateren) dit beleid over te nemen. Het Waterschap volgt in zijn beleid en uitvoering zoveel mogelijk dit landelijke beleid.
In de toekomst is een brede wijziging van het binnenvisserijbeleid te verwachten. Door ELI (voormalig LNV) is hiertoe medio 2007 een overleg gestart om tot een “Toekomstvisie op de Binnenvisserij” te komen. Ook de aanbevelingen van de Adviesnota Waterbeheer en Visstandbeheer worden hierin uitgewerkt.
De decembernota LBOW 2006 zegt het volgende over vismigratie:
De Decembernota 2006 wijst tevens op het nut van het instellen en laten functioneren van VBC’s voor het waterbeheer.
Adviesnota beleid waterbeheer- visstandbeheer (Unie van waterschappen, Sportvisserij Nederland, Combinatie van Beroepsvissers)
De uitvoering van de KRW heeft veel discussie gebracht tussen de visserijsector en anderzijds de waterbeheerders over juridische verantwoordelijkheden en bevoegdheden over vis. De visserijwet biedt de waterbeheerder weinig grip op het kwaliteitselement vis indien de visrechten verhuurd zijn terwijl de KRW de waterbeheerder hiervoor wel verantwoordelijk houdt. In de adviesnota beleid waterbeheer-visstandbeheer” (april 2006) beschrijven de Unie van waterschappen, sportvisserij Nederland en de Combinatie van beroepsvissers daarom een gezamenlijk beleidskader dat zich richt op waterbeheer en visstandbeheer.
De adviesnota geeft duidelijkheid over de verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de visserijsector en de waterbeheerders. De nota beveelt VBC’s aan als gewenste structuren voor overleg en afstemming.
De bevoegdheid van waterschappen om invloed uit te oefenen op de visstand kan worden bereikt door aanpassing van de Visserijwet, door opnemen bepalingen in de Keur, door aanpassing van de integrale waterwet en door aanpassing van huurvoorwaarden voor visrecht.
Vissen worden in Nederland met name beschermd door de Wet natuurbescherming. Deze per 1 januari 2017 geldende wet heeft de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet vervangen.
De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen soortenbescherming en gebiedenbescherming. Beide vormen van bescherming kunnen van toepassing zijn voor vissen, afhankelijk van de vissoort.
Op grond van artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming wijst de Minister van Economische Zaken speciale beschermingszones, ook wel Natura 2000-gebieden genoemd, aan voor vissoorten genoemd in bijlage II van de Habitatrichtlijn. Dit betekent dat voor de beekprik, bittervoorn, elft, fint, grote modderkruiper, houting, kleine modderkruiper, rivierdonderpad, rivierprik, Atlantische steur, zalm en zeeprik speciale beschermingszones aangewezen moeten worden. Tot op heden is echter nog niet voor elke soort een speciale beschermingszone aangewezen.
Indien een gebied is aangewezen als speciale beschermingszone, worden er instandhoudingsdoelstellingen opgenomen voor de soort(en) waarvoor het gebied is aangewezen. Daarnaast kunnen er passende maatregelen worden genomen om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken. De verantwoordelijkheid om instandhoudingsdoelstellingen vast te stellen en deze doelstellingen te behalen ligt sinds de komst van de Wet natuurbescherming bij de provincie(s) waarin het Natura 2000-gebied ligt. Ook moeten de gedeputeerde staten van de provincie een beheerplan vaststellen waarin wordt vastgelegd hoe het gebied wordt beheerd en welke activiteiten met of zonder vergunning zijn toegestaan.
De bescherming van vissen binnen een voor deze soort(en) aangewezen speciale beschermingszone is streng. Zo mogen er in principe geen projecten of activiteiten worden gestart indien niet met zekerheid is vast te stellen dat deze projecten of activiteiten de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen aantasten. Hetzelfde geldt voor projecten die buiten de grenzen van het Natura 2000-gebied zijn gepland, maar die wel tot negatieve effecten binnen het Natura 2000-gebied kunnen leiden.
Naast de gebiedenbescherming, welke alleen geldt in en rondom de speciale beschermingszones kent de Wet natuurbescherming ook nog een soortenbeschermingsregime. Net als bij de gebiedenbescherming wordt grotendeels teruggegrepen op de Europese Habitatrichtlijn om te bepalen welke soorten in welke mate beschermd zijn. Zo geldt op grond van artikel 3.5 van de Wet natuurbescherming een strikte vorm van bescherming voor de Atlantische steur en de houting. Deze vissen mogen in hun natuurlijke verspreidingsgebied niet opzettelijk worden gevangen, gedood of verstoord. Daarnaast mogen de rust- en voortplantingsplaatsen van deze dieren niet worden beschadigd of vernield.
Vervolgens bepaalt artikel 3.7: “Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het aan de natuur onttrekken en de exploitatie van daarbij aangewezen dieren of planten van soorten, genoemd in bijlage V bij de Habitatrichtlijn of bijlage III bij het Verdrag van Bern, indien dat nodig is voor het behoud of het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van die soorten.” Dit betekent dat voor de elft, fint, rivierprik en zalm aanvullende regels gesteld kunnen worden. Dit is in feite ook gebeurd. Voor de elft, fint en zalm gelden jaarrond gesloten tijden en voor de rivierprik een gesloten tijd van 1 maart tot en met 30 april en van 1 november tot en met 31 januari.
Los van de hierboven genoemde, uit de Habitatrichtlijn voortvloeiende bescherming, is het verboden om de beekdonderpad, beekprik, elrits, Europese rivierkreeft, gestippelde alver, grote modderkruiper en kwabaal opzettelijk te vangen of te doden en de vaste voortplantings- of rustplaatsen van deze soorten opzettelijk te verstoren of te vernielen. Dit verbod is opgenomen in artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming.
Tot slot kent de Wet natuurbescherming via artikel 1.11 een algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. Deze zorgplicht houdt in dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige effecten kunnen optreden, dit handelen achterwege laat of minimaliseert, om zo de negatieve gevolgen te beperken. Overigens geldt deze algemene zorgplicht niet wanneer men overeenkomstig de Visserijwet 1963 handelt. Wanneer men dus het recht heeft om ergens te vissen, dan mag men bijvoorbeeld overeenkomstig de regels van de Visserijwet 1963 een vis doden voor consumptie.
Direct in hetzelfde water terugzetten
Alle beschermde soorten moeten na eventuele vangst dus altijd direct in hetzelfde water worden teruggezet door zowel beroeps- als sportvissers.
De Wet natuurbescherming is op het hele Nederlandse grondgebied van toepassing dus ook op water dat ligt boven eigen grond dat al dan niet in verbinding staat met ander water. De werking van de Wet natuurbescherming is op zee beperkt tot de zogenoemde "territoriale zee". Dit is de zee vanaf de laagwaterlijn tot 12 zeemijlen uit de kust. De grenzen van de territoriale zee zijn vastgelegd in verdragen met België, Duitsland en Engeland.
Ook de paling (aal) valt onder de bescherming van de Wet natuurbescherming. Er geldt op basis van artikel 3.20 van de Regeling Natuurbescherming echter vrijstelling als kan worden aangetoond dat een aal:
Voor sportvissers zal bijna nooit sprake zijn van een vrijstelling omdat de voorwaarden van de schriftelijke toestemming (vergunning) bijna altijd verplichten om gevangen paling direct terug te zetten. Ook voor de (Jeugd)VISpas en de Kleine VISpas geldt als voorwaarde dat elke aal altijd direct in hetzelfde water moet worden teruggezet. Het tijdelijk bewaren van aal is in dit geval dus ook niet toegestaan.
9.2 Doelgroepen hengelsportfederaties
Op grond van de combinatie van beviste vissoorten, vistechnieken en de eisen die de sportvisser stelt aan het viswater en zijn visstek zijn de sportvissers onder te verdelen in acht belangrijke categorieën:
Recreatievissers: het grootste deel van de Nederlandse sportvissers kan worden gerekend tot het sportvisserstype recreatievisser en ziet zichzelf niet als specialist. Natuurbeleving, het avontuurlijk ontspannen aan de waterkant, vormt voor deze groep vaak een belangrijker motief dan het gericht willen vissen op een bepaalde vissoort of het beoefenen van een bepaalde vistechniek.
Wedstrijdvissers: wedstrijdvissers willen in een bepaalde tijd zoveel mogelijk vis vangen. Voor de wedstrijdvisser zijn een goede toegankelijkheid en bevisbaarheid van het viswater en uniforme omstandigheden voor alle deelnemers aan een wedstrijd van groot belang. Deze kunnen worden verbeterd door bijvoorbeeld parkeerplaatsen, paden langs het water en vissteigers of visstoepen aan te leggen.
Karpervissers; het gericht vissen op karper is de laatste decennia van de twintigste eeuw enorm populair geworden en maakt nog steeds een sterke groei door. Karpervissers beoefenen hun visserij over het algemeen statisch vanaf de oever. Karpervissers zijn grofweg in te delen in twee groepen. De ene groep wil graag (veel) karpers vangen en stelt kwantiteit boven kwaliteit. De andere groep vangt het liefst grote karpers en stelt kwaliteit boven kwantiteit. Dit verschil heeft belangrijke gevolgen voor de eisen die deze twee groepen aan het viswater en het visstandbeheer stellen.
Snoekvissers: het aantal sportvissers dat zich specialiseert in het vissen op snoek, neemt de laatste decennia toe. Snoekvissers beoefenen hun visserij over het algemeen actief lopend langs de waterkant ("snoeken is zoeken"), maar er zijn ook steeds meer bootjesvissers. Voor deze discipline van de sportvisserij dienen de oevers van het viswater dan ook redelijk goed toegankelijk te zijn.
Snoekbaarsvissers: Snoekbaars is een zeer gewilde sportvis die vanaf de kant, maar vooral vanuit bootjes wordt bevist. De snoekbaarsvisser bevist vooral voedselrijke, troebele en/of diepere wateren, waarin de snoekbaars zijn optimale leefomgeving vindt. Grote rivieren, scheepvaartkanalen, troebele meren en plassen en zand- en grindwinputten zijn geschikte snoekbaarswateren.
Vliegvissers Het vissen met de vliegenhengel wordt in Nederland vooral uitgeoefend in heldere, begroeide polderwateren en deels in de beken in het oosten en zuiden van het land. Vliegvissers vissen over het algemeen actief lopend langs of, zoals in stromende beken, wadend door het water. Met name bij de visserij vanaf de oever is het van belang dat er voldoende open plekken zijn om de lange vliegenlijn uit te werpen.
Jeugdvissers; voor jeugdige sportvissers gelden bijzondere eisen voor wat betreft de veiligheid aan het viswater, maar ook rondom het viswater. Geschikt viswater voor de jeugd ligt in een goed bereikbare omgeving. De oevers zijn liefst flauw aflopend en het water direct langs de kant is niet te diep. Daarnaast is een gevarieerde visstand met gemakkelijk vangbare vissen uiteraard een voordeel. Deze groep sportvissers, bestaande uit bijna een half miljoen jongens en meisjes jonger dan 14 jaar, is van groot belang voor de hengelsportorganisaties (wie de jeugd heeft, heeft de toekomst). Jeugdige sportvissers zijn binnen alle sportvisserstypen aan te treffen.
Mindervalide vissers: Mindervalide sportvissers stellen specifieke eisen aan de toegankelijkheid van visplekken en de bevisbaarheid van het water vanaf de oever. Door visserij voor deze groep mogelijk te maken is sportvissen voor een grote groep ouderen een belangrijke buitenactiviteit.
9.3 Vismigratierivier en Swimway Vecht
De Afsluitdijk bracht ons veiligheid voor hoogwater, maar veroorzaakte tegelijkertijd ook schade aan de natuur. De afsluiting creëerde namelijk een enorme hindernis voor trekvissen. De Vismigratierivier – een initiatief van o.m. de Provincie Fryslân en Rijkswaterstaat - zorgt ervoor dat de Afsluitdijk weer open gaat voor trekvissen. Het is een innovatief plan om de Waddenzee, het IJsselmeer en daarmee ook de rivieren die op het IJsselmeer afwateren, weer met elkaar te verbinden. Zo kunnen straks vele soorten trekvissen hun paai- en leefgebieden weer bereiken.
De Provincie Fryslân werkt hiertoe een LIFE-projectvoorstel uit met de gezamenlijke partners (w.o. Rijkswaterstaat en Sportvisserij Nederland). Waterschap Vechtstromen wil qua monitoring graag bij dit initiatief aansluiten. Waterschap Vechtstromen kan door middel van een inhoudelijke en financiële bijdrage mede aanvrager (partner) worden van de LIFE-project Vismigratierivier.
Waarom willen we graag aansluiten bij dit grootschalige monitorings-initiatief? Ook onze Overijsselse Vecht is één van die belangrijke zwemroutes (ofwel ‘Swimway’). De Vecht is belangrijk voor kenmerkende migrerende vissen en vormt een centrale ader tussen het Duitse stroomgebied van de Vecht(e), het Zwarte water, het IJsselmeer en de Waddenzee (zie onderstaand figuur). Verschillende vissoorten, zoals rivierprik, paling en zeeforel migreren tussen de Vecht en de zee. Deze migratieroute functioneert op dit moment waarschijnlijk nog niet optimaal. Het gezamenlijk en op een éénduidige wijze monitoren geeft meer inzicht in het effect van de genomen maatregelen, dan de afzonderlijke KRW-monitoring binnen de eigen beheergebieden.
Middels het project “Swimway Vecht” wordt beoogd – samen met de Nederlandse en Duitse Vechtpartners - deze migratieroutes in kaart te brengen en aanwezige migratievoorzieningen te evalueren. De bovenliggende ambitie is een gezonde en een productieve vispopulatie in het internationale stroomgebied van de Vecht.
Dus naast het meer kleinschalige ”Swimway Vecht”-project van de Vechtpartners kan waterschap Vechtstromen nu ook als partner aansluiten bij het landelijke LIFE-project Vismigratierivier en de monitoring hiervan. De inhoudelijke en financiële bijdrage (K€100) betreft een investering in de aanleg
en monitoring van 2 vismeetstations in de Vecht. Die meetstations sluiten qua strategie aan bij reeds toegepaste technieken en bestaande netwerken. Voor de Nederlandse situatie zijn dat met name het NEDAP-trailsystem (Groenlo). Bij deze methoden worden vissen individueel voorzien van een zender welke gedetecteerd kunnen worden door antennes. Op 2 locaties kunnen dan in de Overijsselse Vecht antennes geplaatst worden, zodat passerende vissen worden waargenomen.
Wat zou het geweldig zijn als we na de aanleg van de Vismigratierivier kunnen aantonen dat de Zeeforel helemaal vanuit de Waddenzee via de Overijsselse Vecht naar de Vechte (Duitsland) is gezwommen om te paaien!
Sportvisserij op de Kaart is een project dat leidt tot een voor de sportvisserij optimale beheercyclus van stedelijke wateren. Binnen het gebied Vechtstromen liggen xxx stedelijke wateren. De sportvisserij wil een klein deel van deze wateren aanwijzen als specifieke hengelsportvijvers. Per hengelsportvereniging gaat het om één tot tien vijvers, in totaal gaat het om circa 100-150 vijvers.
Het proces van aanwijzen van deze vijvers gebeurt in nauw overleg met het waterschap. Hengelsportverenigingen krijgen daarbij de opdracht om de meest belangrijke wateren aan te wijzen. Voor deze wateren maken zij sportvisserijfactsheets. Hierop staan beknopt de milieukenmerken, het type sportvisserij, de meest voorkomende vissoorten, knelpunten en kansen.
De factsheets worden gemaakt op basis van een inventarisatie die in de zomermaanden plaatsvindt. Nadat de factsheets beschikbaar zijn wordt onder begeleiding van de federaties en Sportvisserij Nederland nagegaan welke maatregelen haalbaar zijn. Het gaat daarbij om het volgende maatregelen pakket:
Vervolgens wordt voor het hele beheersgebied een kaart gemaakt met de aangewezen wateren, en per type maatregel een kaart met locaties.
De lijst met aangewezen wateren en de voorgestelde maatregelen worden vervolgens met het waterschap doorgenomen. Dat kan leiden tot bijstelling. Als het waterschap op hoofdlijnen akkoord is, worden de maatregelen verder uitgewerkt, waarbij er per woonkern een beknopt beheerplan wordt gemaakt. Voor de maatregelen worden indien nodig ook watervergunningen aangevraagd.
De beheerplannen en watervergunningen worden bij het waterschap ingediend te goedkeuring. De hengelsportorganisaties nemen de uitvoering ter hand, zodra de formele goedkeuring van het waterschap binnen is. De uitvoeringsperiode start in het voorjaar van het tweede projectjaar. Aan het eind van het projectjaar worden de maatregelen geëvalueerd en vindt waar nodig bijstelling plaats van de beheerplannen.
9.5 Visstandsbeheercommissie Vechtstromen
Een VisstandsBeheerCommissie (VBC) is een platform voor samenwerking en overleg voor belanghebbenden bij de visserij en de visstand in een bepaald gebied. Inmiddels zijn er VBC’s ingesteld voor bijna alle Rijkswateren en waterschappen. Ook Vechtstromen kent een VBC.
In VBC Vechtstromen is het waterschap voorzitter. Beide federaties zijn de 2 andere belangrijke partijen. Deze organisaties vormen de kern van VBC Vechtstromen. Indien nodig worden er andere partijen uitgenodigd, zoals terrein beherende instanties, om mee te denken. Ook worden regelmatig verschillende disciplines geraadpleegd binnen het waterschap.
Sommige VBC’s kiezen ervoor een visplan te maken. Een visplan is een document waarin het huidige en het voorgenomen visserijbeheer staat beschreven. Het gaat om het planmatig voorbereiden en uitvoeren van maatregelen ter beheer van de sport- en beroepsvisserij in een omschreven gebied.
De beroeps- en sportvissers (de visrechthebbenden) laten in het visplan zien hoe ze op een duurzame en verantwoorde manier in het gebied zullen gaan vissen.
Binnen Vechtstromen hebben we geen visplan; omdat de beroepsvisserij ontbreekt is de noodzaak hiertoe minder aanwezig. De afspraken die we maken binnen de VBC, dit beleidsstuk en de huurovereenkomsten waarbinnen we de afspraken vastleggen bieden voldoende houvast voor het beheren van de visstand.
Stowa (Nagelkerke & Peeters),(2018). EFFECTEN VAN GRASKARPER OP DE KWALITEIT VAN WATERSYSTEMEN. Amersfoort, Nederland.
Sportvisserij Nederland. (2004). Basisboek visstandsbeheer H5 .
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2022-3815.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.