Waterschapsblad van Waterschap Rivierenland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Rivierenland | Waterschapsblad 2022, 13782 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Rivierenland | Waterschapsblad 2022, 13782 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Legesverordening Waterschap Rivierenland 2023
Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit
Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten alsmede van het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 3 Wie moet leges betalen?
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, vergunning of ontheffing dan wel degene ten behoeve van wie de dienst, vergunning of ontheffing is verleend.
Artikel 4 Maatstaven en tarieven
De leges worden in rekening gebracht volgens de maatstaven en de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Hoe worden de leges in rekening gebracht?
De leges worden geheven bij wege van aanslag, dan wel bij wege van een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, nota of andere schriftuur.
Artikel 7 Tijdstip van betaling
In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, gelden bij de heffing van de leges de volgende betalingstermijnen:
Een deel van de leges voor de vergunning- en ontheffingverlening wordt niet in rekening gebracht:
Artikel 10 Nadere regels door het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven over het in rekening brengen en het invorderen van de leges.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 25 november 2022 te Tiel.
de secretaris-directeur,
ir. Z.C. Vonk
de dijkgraaf,
prof. dr. J.C. Verdaas
TOELICHTING BIJ DE LEGESVERORDENING WATERSCHAP RIVIERENLAND 2023
Deze toelichting bestaat uit een algemeen deel en een artikelsgewijze toelichting bij de verordening. Bij de tarieventabel zit een aparte toelichting.
In de verordening zijn de materiële en formele belastingbepalingen opgenomen. In een afzonderlijke tarieventabel bij de verordening wordt de omschrijving van de heffingsmaatstaven en tarieven vermeld. Zo'n tweedeling ligt voor de hand als een groot aantal heffingsmaatstaven en tarieven moet worden omschreven en heeft als voordeel dat wijziging van de tarieven betrekkelijk gemakkelijk kan plaatsvinden.
Het waterschap mag leges heffen op grond van artikel 115 Waterschapswet. De leges zijn waterschapsbelastingen. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet zijn van toepassing.
Het legaliteitsbeginsel en het beginsel van de rechtszekerheid brengen met zich mee dat de
belastingverordening in ieder geval de volgende elementen moet bevatten:
Deze vereisten waaraan een belastingverordening moet voldoen zijn ook opgenomen in artikel 111 van de Waterschapswet.
Oorspronkelijk werden onder de benaming 'leges' schrijfkosten in rekening gebracht als vergoeding voor door de overheid verstrekte diensten. Geleidelijk is hierin verandering gekomen. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 115 van de Waterschapswet. Dit artikel voorziet niet alleen in de bevoegdheid tot het heffen van rechten voor het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten. Maar ook biedt dit artikel de mogelijkheid rechten te heffen voor het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen.
Het legesbegrip is vooral tot ontwikkeling gekomen in de sfeer van de legesheffing door de gemeenten. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt een ruime uitleg van het begrip leges. In de visie van de Hoge Raad geeft de wettekst noch de wetsgeschiedenis aanleiding tot de opvatting dat legesheffing beperkt zou moeten blijven tot de kosten verbonden aan het op schrift stellen van bij bepaalde administratieve diensten behorende stukken. Het gaat om heffingen welke op de vergoeding van die diensten zelf zijn gericht (HR 1 juli 1969, nr. 16165, BNB 1969/185). Voor de verschuldigdheid van leges voor het verlenen van een vergunning is niet vereist dat door of vanwege de gemeente meer of andere diensten worden verricht dan de administratieve dienst, bestaande uit de enkele verlening van de vergunning. Zo oordeelde de Hoge Raad. Zij baseert dit standpunt op de overweging dat de wetgever geen rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de van gemeentewege verrichte dienst heeft willen eisen (HR 4 maart 1981, nr. 20037, BNB 1981/142). In latere uitspraken, zoals in Hof 's Gravenhage van 10 september 1997, nr. 95/2750-E-7, wordt herhaald dat een rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de verstrekte dienst niet is vereist.
Kort samengevat kan worden gesteld dat alle kosten die rechtstreeks samenhangen met de dienstverlening voor verhaal door middel van legesheffing in aanmerking komen. Er hoeft echter geen rechtstreeks verband te bestaan tussen de hoogte van de leges die in een individueel geval worden geheven en de kosten die de overheid in dit individuele geval heeft moeten maken.
Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat voor het downloaden van informatie door middel van internet geen leges in rekening worden gebracht.
Bij het voorgaande moet worden opgemerkt dat de heffing van leges op een tweetal punten beperkt wordt:
Een aantal kosten is nadrukkelijk van legesheffing uitgesloten. Dit betreft:
Aangenomen mag worden dat de mogelijkheid tot legesheffing een begrenzing vindt in het begrip dienst. Aan dit begrip wordt wel nader inhoud gegeven door te spreken van activiteiten die gericht zijn op de bevordering van het individuele belang van de aanvrager (HR 9 december 1987, nr. 24892, BNB 1988/117). De Waterschapswet spreekt uitdrukkelijk over het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen. Dat wil zeggen dat legesheffing niet mogelijk is voor het verlenen of wijzigen van een vergunning zonder dat daaraan een verzoek van de aanvrager van de vergunning ten grondslag ligt. Legesheffing onafhankelijk van het resultaat van de behandeling, dus bijvoorbeeld in het geval de vergunning wordt geweigerd, is echter wel toegestaan. Het heffen van leges in die gevallen waarin ambtshalve vergunningen worden verleend of gewijzigd valt dus niet binnen de reikwijdte van de verordening. Het is ook niet mogelijk voor straf een extra opslag op de leges in rekening te brengen. Een verschil in tarief kan alleen gerechtvaardigd worden door een andere vorm van dienstverlening en een daarmee samenhangend afwijkend kostenverloop.
Bij het heffen van leges geldt als voorwaarde dat de tarieven zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Om te bepalen wat deze lasten zijn, biedt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vanaf 2010 een Handreiking kostentoerekening leges en tarieven aan, welke handreiking bij de onderhavige legesverordening met bijbehorende tarieventabel als uitgangspunt is gehanteerd. Niet toerekenbaar zijn de kosten van meldingen; beleidsvoorbereiding en algemene inspraakprocedures; handhaving, toezicht en controle; en bezwaar- en beroepsprocedures.
Daarnaast is rekening gehouden met een wijziging van de tarieven, zoals volgt uit de begroting 2023.
Artikel 1 Wat zijn leges en waar betaalt u leges voor?
Dit artikel bevat de aanduiding van het belastbare feit: het in behandeling nemen van de aanvraag. In het kader van de ontheffing- en vergunningverlening is in deze tarieventabel gekozen voor de verschuldigdheid van de leges bij het in behandeling nemen van de aanvraag en niet voor de verschuldigdheid in het kader van de afgifte van de ontheffing of vergunning.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In artikel 2 onder b en c worden de ambtenaar belast met de heffing en de ambtenaar belast met de invordering nader omschreven. De heffings- en de invorderingsambtenaar zijn de functionarissen die op grond van de Waterschapswet door het dagelijks bestuur als respectievelijk ambtenaar belast met de heffing van waterschapsbelastingen en ambtenaar belast met de invordering van waterschaps-belastingen zijn aangewezen. De Waterschapswet bepaalt dat een aantal bevoegdheden op grond van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR) rechtstreeks aan deze ambtenaar wordt toegekend (attributie).
Artikel 3 Wie moet leges betalen en wanneer ontstaat de plicht om te betalen?
Deze bepaling bevat de aanwijzing van de belastingplichtige. Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, vergunning of ontheffing dan wel degene ten behoeve van wie de dienst, vergunning of ontheffing is verleend.
Artikel 4 Maatstaf en tarieven
Voor een toelichting op maatstaf en tarieven wordt verwezen naar de bij deze legesverordening behorende tarieventabel met toelichting.
In dit artikel worden de vrijstellingen van de legesheffing geregeld.
Er worden geen leges in rekening gebracht voor het behandelen van aanvragen waarvan de activiteit een direct gevolg is van de uitvoering van een werk door het waterschap.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om vergunning- of ontheffingplichtige werken die derden moeten uitvoeren als direct gevolg van werkzaamheden van het waterschap. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij verlegging van kabels of leidingen door nutsbedrijven wegens wegreconstructies die door of in opdracht van het waterschap worden uitgevoerd. Ook is er een vrijstelling voor de aanvragen die betrekking hebben op werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd in het kader van stimuleringsregelingen van het waterschap (stimuleringsregeling natuurvriendelijke oevers 2014, stimuleringsregeling akkerranden en algemene subsidieverordening).
Voor het verstrekken van stukken worden er geen leges in rekening gebracht voor een aantal categorieën, waaronder wetenschappelijke of onderwijsdoeleinden en voorlichtingsdoeleinden. Legesheffing is hier ongewenst omdat de verstrekking van stukken hier mede bijdraagt aan de bevordering van kennis en informatie over de taken en activiteiten van het waterschap.
Artikel 6 Hoe worden de leges in rekening gebracht?
Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Heffing bij wege van afdracht op aangifte is voor waterschapsbelastingen niet toegestaan. In de belastingverordening zal moeten worden aangegeven op welke wijze de heffing plaatsvindt. In artikel 6 van de legesverordening is gekozen voor de mogelijkheid van zowel de heffing bij wege van aanslag als voor de heffing op andere wijze. Hiervoor is gekozen omdat er in de praktijk behoefte kan bestaan aan een werkwijze waarin de leges voor relatief eenvoudige handelingen en voor verzoeken waaraan min of meer direct gevolg kan worden gegeven (bijvoorbeeld het verstrekken van exemplaren van stukken) ook direct en op eenvoudige wijze in rekening kunnen worden gebracht (vormvrijheid), terwijl in andere gevallen (te denken valt aan vergunningen/ontheffingen) een aanslagbiljet wordt verzonden.
De formulering van dit artikel verwoordt de keuze voor zowel “heffing bij wege van aanslag” als “heffing op andere wijze”. Op basis van artikel van artikel 125a, lid 2, van de Waterschapswet worden de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen. De dagtekening van de kennisgeving is onder meer van belang voor de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.
Artikel 7 Tijdstip van betaling
De hoofdregel voor de betalingstermijnen is opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet 1990. Deze regeling is ook van toepassing op de invordering van waterschapsbelastingen (artikel 123, tweede lid en artikel 138, eerste lid, Waterschapswet). In een belastingverordening kan een hiervan afwijkende regeling worden opgenomen (artikel 139, eerste lid, Waterschapswet). In de aanhef van artikel 7 is dit tot uitdrukking gebracht. In de legesverordening is ervoor gekozen om, afhankelijk van de wijze waarop de legesheffing plaatsvindt, de regeling voor de betalingstermijnen vorm te geven. In artikel 7 sub a is bepaald dat de betaling van de leges, indien deze worden geheven bij wege van aanslag of schriftelijke kennisgeving, moet gebeuren binnen een termijn van vier weken ná dagtekening.
Omdat de belastingplicht ontstaat op het moment dat de aanvrager een dienst aanvraagt, is ook leges verschuldigd indien een aanvraag tot vergunning wordt geweigerd of indien de aanvraag wordt ingetrokken. Omdat het in een dergelijk situatie niet redelijk is om het hele legesbedrag in rekening te brengen, wordt slechts 50% van de leges in rekening gebracht.
Er worden geen leges in rekening gebracht als de aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling wordt gelaten.
Van leges wordt geen kwijtschelding verleend. Leges houden rechtstreeks en in overheersende mate verband met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (bestaande uit het indienen van een verzoek of aanvraag). Het betreft als zodanig een vermijdbare heffing. Kwijtschelding ligt daarom niet in de rede.
Artikel 10 Nadere regels door het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven op het gebied van de heffing en de invordering van de leges. Deze bepaling is in de verordening opgenomen om er geen misverstanden over te laten bestaan dat er op het gebied van de heffing en de invordering van leges ook op andere plaatsen dan in de verordening zelf relevante regels kunnen zijn opgenomen. Het gaat hierbij met name om regels in het kader van de invorderingsrente en nadere regels in het kader van de heffing op andere wijze. Voor dit laatste wordt ook verwezen naar artikel 125a, eerste lid, tweede volzin, Waterschapwet. De bevoegdheid van het dagelijks bestuur om nadere regels te stellen strekt zich uit tot de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan de Minister van Financiën, het bestuur van de Rijksbelastingen en de directeur zijn toegekend.
Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
In het eerste lid is bepaald dat de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2022 met bijbehorende tarieventabel met ingang van de datum van ingang van de heffing, zijnde 1 januari 2023, wordt ingetrokken. De oude verordening blijft echter gelden voor de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die feiten kan dus nog leges worden geheven op basis van de oude verordening.
In het tweede en derde lid is opgenomen dat de Legesverordening 2023 inclusief de daarbij behorende tarieventabel met ingang van 1 januari 2023 van kracht wordt en dat deze datum tevens de ingangsdatum van de heffing is
Op basis van het vierde lid wordt de verordening voorzien van een citeertitel
In het vijfde lid is opgenomen dat het in de tarieventabel genoemde normblad en de UAV 2012 bekend worden gemaakt door terinzagelegging op het kantoor van Waterschap Rivierenland, gelegen aan De Blomboogerd 1 te Tiel.
Bijlage Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2023
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Tarieven voor het in behandeling nemen van aanvragen voor een dienst, vergunning- en ontheffingverlening
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een dienst, vergunning of ontheffing op grond van de Waterwet, de keur of andere wet- en regelgeving bedraagt voor
Hoofdstuk 3 Tarieven voor het verstrekken van stukken
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van:
Bijlage: Toelichting bij de tarieventabel
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk wordt een definitie gegeven van de begrippen aanleg-, bouw- en sloopkosten.
Voor de definities is aangesloten bij het VNG-model tarieventabel leges behorende bij het VNG-model legesverordening. Deze definities verwijzen weer naar de gehanteerde begrippen in de Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV).
Hoofdstuk 2 Tarieven voor het in behandeling nemen van aanvragen voor vergunning- en ontheffingverlening
In dit hoofdstuk zijn tarieven opgenomen voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing op grond van de Waterwet, de keur of andere wet- en regelgeving.
De tarieven gelden voor het aanvragen van een vergunning, maar ook aanvragen tot wijziging van een bestaande vergunning of verlengen van een vergunning. Voor het verlengen van een vergunning kan -afhankelijk van de werkzaamheden- worden aangesloten bij het tarief voor werkzaamheden van zeer eenvoudige aard.
Het tarief voor de behandeling van een aanvraag om een vergunning is opgebouwd uit de som van de verschuldigde rechten voor de verschillende activiteiten waarop een aanvraag betrekking heeft.
Hoofdstuk 2 van de tarieventabel is opgebouwd vanuit de categorieën en activiteiten waarvoor vergunning of ontheffing kan worden verleend.
2.1 Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones
2.2 Handelingen met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen
2.3 Grondwateronttrekkingen en infiltraties
2.6 Overige algemene bepalingen (advieskosten)
2.1 Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones
Artikel 2.1.1 en 2.1.2 Werkzaamheden waterstaatswerken en beschermingszones
Voor een standaardvergunning (aanvraag voor werkzaamheden of handelingen waterstaatswerken en beschermingszones, met aanleg, bouw- of sloopkosten tot € 5.000,-) wordt een basistarief van € 295,- in rekening gebracht. De achterliggende gedachte hiervan is dat de meest eenvoudige (vaak particuliere) voorzieningen onder dit bedrag blijven.
Voor het plaatsen van bouwwerken of kunstwerken waterstaatswerken en beschermingszones waarvan de aanleg-, bouw- of sloopkosten € 5.000,- of meer bedragen wordt een bedrag aan leges in rekening gebracht die afhankelijk is van de aanleg-, bouw- of sloopkosten.
Deze werkzaamheden en handelingen zijn meer complex van aard. Dit vraagt een grotere tijdinzet voor het beoordelen en afhandelen van de vergunningaanvraag. Voor het afhandelen van deze aanvragen wordt dus naast het legestarief van € 295,- een toeslag berekend op basis van een percentage van de aanleg-, bouw- of sloopkosten. Om te voorkomen dat de legeskosten onevenredig hoog worden, is een plafond van € 54.000,- ingebouwd. Dit bedrag is vastgesteld op de vooronderstelling dat ook de kosten van vergunningverlening voor de grootste projecten met dit bedrag zullen worden gedekt.
Als een watervergunning wordt gevraagd voor een bouw- of kunstwerk dat voor een deel in, op, boven, over en onder een waterstaatswerk en/of beschermingszones zal worden geplaatst en indien het bouw- of kunstwerk zonder watervergunning niet op de voorgenomen locatie kan worden gebouwd, worden voor de legesberekening de volledige aanleg-, bouw- of sloopkosten gehanteerd. Het gaat erom of een gedeelte van een bouwwerk zonder al te veel moeite en blijvende schade kan worden afgescheiden van het restant en slechts één van die delen daadwerkelijk op het waterstaatswerk en/of beschermingszones staat. Als kan worden aangetoond, dat de aanvraag om watervergunning betrekking heeft op een fysiek op zichzelf staand deel van een groter geheel (bijvoorbeeld een garage bij een woning of een compartiment van een kas), worden voor de legesberekening de aanleg-, bouw- of sloopkosten van dat onderdeel gehanteerd.
Artikel 2.1.3 werkzaamheden van zeer eenvoudige aard
Voor werken of werkzaamheden van zeer eenvoudige aard (bijvoorbeeld een eenvoudig trapje op de dijk of een tuinhekje) wordt een apart tarief (€ 80,-) gehanteerd, zodat de legeskosten de kosten van de voorziening niet overstijgen. Dit om te voorkomen dat de legeskosten buitenproportioneel hoog zijn in relatie tot de voorziening. Onder werkzaamheden van zeer eenvoudige aard worden werkzaamheden begrepen waarvan de aanleg-, bouw of sloopkosten én minder bedragen dan € 500,- én waarbij een eenvoudige toets van de werkzaamheden kan volstaan. Er moeten bijvoorbeeld geen stabiliteitsberekeningen en dergelijke en/of eventuele aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. Ook moet geen sprake zijn van een aanvraag waarbij een afwijking van de van toepassing zijnde beleidsregels beoordeeld moet worden.
Artikel 2.1.4 Het oprichten van kleinschalige objecten door stichtingen, verenigingen of comités
Voor het oprichten van vergunningplichtige kleinschalige objecten door stichtingen, verenigingen of comités wordt onder een drietal voorwaarden een apart tarief van € 80,- gehanteerd. Op de eerste plaats moeten zij hun inkomsten nagenoeg geheel uit giften en/of subsidies verwerven. Dit betekent dat de inkomsten voor 90% of meer uit giften en/of subsidies moeten bestaan. Op de tweede plaats moeten zij zich (blijkens hun statuten) de uitoefening van activiteiten van maatschappelijke, culturele of historische aard ten doel stellen. Op de derde plaats moeten de activiteiten volledig worden verricht door vrijwilligers. Er is sprake van cumulatieve voorwaarden. Onder kleinschalige objecten worden relatief eenvoudige werken verstaan, zoals bijvoorbeeld herdenkingspanelen en informatiepanelen, waarbij een eenvoudige toets volstaat.
Artikel 2.2.1 Lozen in een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringstechnisch werk
Er is een tarief opgenomen voor de watervergunningen voor directe lozingen van stoffen op oppervlaktewater of een zuiveringstechnisch werk ingevolge artikel 6.2 van de Waterwet (voormalige vergunningen Wet verontreiniging oppervlaktewateren). In het verleden werden voor de Wvo vergunningen geen leges geheven. Achtergrond hiervan is dat het Rijk het beleid heeft om geen drempel op te werpen voor milieuvergunningen. De wet verbiedt het heffen van leges voor deze watervergunningen echter niet. Er zijn meerdere waterschappen die hiervoor ook leges heffen. In verband met de uniformiteit ten aanzien van de legesheffing bij watervergunningen wordt ook deze categorie in de legesheffing te betrokken.
Voor het legestarief wordt onderscheid gemaakt tussen complexe activiteiten en eenvoudige activiteiten. De afhandeling van de vergunningaanvraag voor complexe activiteiten vraagt een grotere tijdinzet ten opzichte van de eenvoudige activiteiten. Dit komt in het legestarief tot uitdrukking.
2.2 Handelingen met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen
Artikel 2.2.2 Lozen of afvoeren van hemelwater nieuw verhard oppervlak
In de keur is het verboden hemelwater te lozen afkomstig van nieuw verhard oppervlak. Het doel van dit verbod is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding van het verhard oppervlak in het beheersgebied versneld op het watersysteem wordt geloosd. Onder nieuw verhard oppervlak kunnen alle oppervlakken worden verstaan die voor nieuwbouwwoningen, wegen etc. verhard worden Hierdoor kan het hemelwater ter plaatse niet langer in de (voorheen onverharde) grond infiltreren. Daardoor treedt er een versnelde afvoer van het hemelwater op. Deze 'extra' afvoer van hemelwater kan worden geneutraliseerd door het vergroten van de bergingscapaciteit van het watersysteem. De compensatiemaatregelen moeten zo dicht mogelijk bij het nieuw verhard oppervlak worden gemaakt en in ieder geval in hetzelfde peilvak als waar de verharding wordt aangebracht.
Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, en een enkele woning moeten compenseren, geldt er een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m² voor landelijk gebied. Voor kleinere oppervlaktes hoeft dus niet te worden gecompenseerd, bij grotere oppervlaktes mogen de vrijgestelde oppervlaktes daarop in mindering worden gebracht.
Voor de leges betekent dit dat voor de lozingen van verhard oppervlak een legestarief van € 295,- wordt gehanteerd vermeerderd met € 24,- per 100m².
Het bedrag van € 24,- wordt berekend per volle 100 m² en niet per deelhoeveelheden. Voor de berekening van de leges wordt uitgegaan van de feitelijke verharding en wordt de vrijgestelde oppervlakte niet in mindering gebracht.
Artikel 2.2.3. Het verzoek om een nota bodembeheer vast te stellen met het doel om materialen te brengen of storten als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit
Met enige regelmaat ontvangt Waterschap Rivierenland de vraag om een plas te mogen herinrichten. Het gaat de aanvrager echter om de mogelijkheid om niet geheel schoon materiaal als grond of bagger op een goedkope manier te kunnen storten. De vraag of de gewenste activiteit niet zal leiden tot een ongewenste bodemkwaliteit is dan bepalend. Het waterschap kan dan door het vaststellen van een “nota bodembeheer” de lokaal maximaal toe te laten waarden bepalen.
Vervolgens kan de aanvrager dan materiaal in de plas brengen. Voor die stortactiviteiten moet men op grond van het Besluit Bodemkwaliteit (BBK) meldingen doen. Uit die melding moet dan blijken dat men zich met die activiteit houdt aan de maximale waarden welke zijn vastgelegd in de door Waterschap Rivierenland vastgestelde nota bodembeheer.
Het vaststellen van een nota bodembeheer vindt dus plaats op verzoek van een initiatiefnemer en is een besluit als bedoeld in art. 6.2 Awb. De initiatiefnemer heeft een individueel belang bij het vaststellen van de nota. Er wordt een legestarief gehanteerd van € 4.000,- vermeerderd met € 4,50 per 100 m³. Het bedrag van € 4,50 wordt berekend per volle 100 m³ en niet per deelhoeveelheden. Voor deze categorie kunnen maximaal € 54.000,- aan leges zijn verschuldigd.
Artikel 2.2.4 Maximumbedrag leges
In dit artikel wordt bepaald dat het tarief op grond van zowel de activiteiten in 2.1 (Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones) als in 2.2.2 (het lozen of afvoeren van hemelwater van nieuw verhard oppervlak) beperkt is tot een maximum van € 54.000,-. Dit om te voorkomen dat de legeskosten voor deze activiteiten onevenredig hoog worden.
Bij de combinatie van activiteiten in de overige gevallen geldt het maximum van € 54.000,- niet.
Artikel 2.3.1 Grondwateronttrekking en infiltratie bij bouwwerkzaamheden, infrastructurele werken en saneringen
Deze categorie heeft betrekkingen op grondwateronttrekkingen die uitsluitend bedoeld zijn om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen om bouwwerkzaamheden of infrastructurele werken in het droge uit te kunnen voeren. Deze worden ook wel bronneringen genoemd. Daarnaast heeft deze categorie betrekkingen op grondwateronttrekkingen ten behoeve van het saneren van verontreinigde grond en/of grondwater.
Artikel 2.3.2 Agrarische, industriële en overige grondwateronttrekking en infiltratie
Deze categorie heeft betrekking op alle overige onttrekkingen voor industriële doelen, zoals koelwater en proceswater en agrarische doelen zoals continue beregening, gietwater en veedrenking en eventuele andere doelen.
Artikel 2.3.3 Incidentele grondwateronttrekking
Deze categorie heeft betrekking op grondwateronttrekkingen ten behoeve van incidentele toepassingen voor nachtvorstberegening en seizoensonttrekkingen. Met incidentele grondwateronttrekkingen wordt bedoeld dat het gaat om onttrekkingen van het grondwater die niet continu, maar incidenteel voor één of meerdere korte periodes worden gebruikt worden en waarbij maximaal 50.000 m³ grondwater per kalenderjaar wordt onttrokken.
2.4 Werkzaamheden en handelingen ten aanzien van wegen
In dit hoofdstuk zijn de tarieven opgenomen voor het afhandelen van aanvragen voor vergunningen en ontheffingen zoals omschreven in de keur en ontheffingen op grond van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV) en het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW). Voor de toelichting op categorie 2.4.4 wordt verwezen naar de toelichting op categorie 2.1.4.
In dit hoofdstuk is een tarief opgenomen voor het afhandelen van aanvragen voor vergunningen en ontheffingen voor het gebruik maken van de vaarwegen zoals is beschreven in keur, Scheepvaartverkeerswet, Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, Binnenvaartpolitiereglement of andere wet- of regelgeving.
In artikel 2.5.2 is een tarief van € 80,- opgenomen voor het in behandeling nemen van een aanvraag betreffende het gebruik maken van de vaarwegen van zeer eenvoudige aard. Van zeer eenvoudige aard is bijvoorbeeld sprake van het eenmalig gebruik van de vaarweg voor een kleinschalig evenement. Hier volstaat een eenvoudige toets.
In sommige gevallen zal het nodig zijn om bij de beoordeling van de aanvraag een externe deskundige te betrekken omdat het dan gaat om deskundigheid waar het waterschap niet over beschikt. De kosten daarvan kunnen samen met het legesbedrag in rekening worden gebracht. Die kosten moeten op basis van een begroting aan de aanvrager worden meegedeeld, voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen. In dat geval is er dus nog geen sprake van belastingplicht. Pas nadat de aanvrager de aanvraag daarna zal handhaven, kan deze in behandeling worden genomen. De leges, inclusief het bij begroting voorgelegde bedrag, kunnen pas vanaf dat moment in rekening worden gebracht.
Hoofdstuk 3 Tarieven voor het verstrekken van stukken Algemeen hoofdstuk 3
Naast alle regelgeving van het waterschap zijn veel stukken op de website van het waterschap te vinden. Deze stukken zijn daar ook kosteloos te downloaden.
Zoals in de legesverordening is geregeld worden geen leges in rekening gebracht bij de afgifte van stukken voor wetenschappelijke of onderwijsdoeleinden, voorlichtingsdoeleinden, aan overheidsorganen en in het kader van een lopende bezwaarprocedure. In de legesverordening is hiervoor een vrijstelling opgenomen.
In de tarieventabel wordt afhankelijk van de omvang van de gevraagde stukken (aantal pagina's) een bedrag in rekening gebracht. Voor verstrekken van stukken tot 6 kopieën worden geen kosten in rekening gebracht. Mede vanuit het oogpunt van uniformiteit wordt voor de hoogte van de tarieven aangesloten bij de tarieven die het Rijk hanteert in het Besluit maximumtarieven open overheid.
3.2 Verstrekken van kaarten en tekeningen en 3.3 verstrekken op informatiedragers
Voor de tarieven voor het verstrekken van kaarten en tekeningen en informatiedragers (zoals DVD/CD’s en USB stick) is aangesloten bij de tarieven die andere overheidsorganen en commerciële partijen in rekening brengen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2022-13782.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.