Wijziging Uitvoeringsregels bij de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van waterschap hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, gelezen het voorstel van 1 februari 2022 met DM nr. 1838661;

gelet op de besluiten van het algemeen bestuur d.d. 19 december 2018 (1475838, 1446665, 1454022) en 20 februari 2019 (1475838, 1469136) en het besluit van het college van 5 februari 2019 (1490168, 1483299), waarbij de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 met bijbehorende uitvoeringsregels en beleidsregels zijn vastgesteld;

gelet op artikel 3:2 en 3:40 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht, hoofdstuk IX, paragraaf 5 van de Waterschapswet;

overwegende dat het ontwerp-besluit (vastgesteld op 16 maart 2021 met DM nr. 1724612) van 25 oktober tot 6 december 2021 ter inzage heeft gelegen en dat tegen het ontwerp-besluit zienswijzen zijn ingediend die tot aanpassing van beslispunt II C, onder ad c. hebben geleid.

BESLUIT:

Artikel I

de Uitvoeringsregels bij de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018, vastgesteld door het college bij besluit van 5 februari 2019 en inwerking getreden op 1 mei 2019, als volgt te wijzigen:

  • A.

    Op het titelblad, onder “Vastgesteld: door het college van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 5 februari 2019”, op te nemen: “Gewijzigd, wijzigingen vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 1 februari 2022”;

  • B.

    In de inhoudsopgave en de paragrafen: 1.2, 2.1, 3.1, 4.1, 5.1, 6.1, 7.1, 10.1, 12.1, 14.1, 16.1, 18.1, 19.1, 20.1, 21.1, 22.1, wordt de verwijzing naar hoofdstuk 13 aangepast, “Constructies, objecten en vaartuigen in oppervlaktewater“ wordt vervangen door “Constructies, objecten en vaartuigen in, op of boven oppervlaktewater”;

  • C.

    In paragraaf 3.2 wordt in het stroomschema bij vraag 10 de tekst als volgt gewijzigd: “Vindt compensatie plaats in hetzelfde peilgebied als waar er gedempt wordt, of in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied?” Ook de toelichting bij vraag 10 wordt gewijzigd. Na de zin “Compensatie moet plaatsvinden in hetzelfde peilgebied als waar de demping plaats vindt” wordt toegevoegd “of in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied”;

  • D.

    In paragraaf 4.2.1 wordt bij vraag 5 in het stroomschema toegevoegd het woord “nee”, verwijzend naar vergunningplicht;

  • E.

    In paragraaf 5.2.1 wordt in het stroomschema bij vraag 9 de uitkomst “Algemene regel zonder meldplicht” gewijzigd in “Algemene regel met meldplicht”. In de toelichting bij vragen 9 en 10 wordt in de laatste volzin, de zinsnede “meldplicht of” verwijderd;

  • F.

    In de paragrafen 5.2.1, 6.2.1, 8.2.1, 10.2.1, 11.2.1, 16.2.1 en 17.2 wordt in het stroomschema bij vraag 0 het woord “of” tussen “kernzone” en “beschermingszone” verwijderd. Tussen de woorden “kernzone” en “beschermingszone A” wordt de zinsnede toegevoegd “van een watergang (zie kaart 1A),”;

  • G.

    In paragraaf 8.2.1 wordt het stroomschema als volgt gewijzigd:

    • vraag 1 en 2 worden vernummerd tot respectievelijk 2 en 3;

    • er wordt een nieuwe vraag 1 toegevoegd luidend: “Betreft het een tijdelijke uitstroomvoorziening of tijdelijk onttrekkingspunt die/dat na afloop van de werkzaamheden weer geheel wordt verwijderd?”, waarbij “ja” als uitkomst geeft “zorgplicht” en “nee” betekent door naar vraag 2.

    • de toelichting bij vraag 1 en 2 worden vernummerd tot respectievelijk 2 en 3. Toegevoegd wordt: “Toelichting bij vraag 1”

      “Als het om een tijdelijke uitstroomvoorziening of tijdelijk onttrekkingspunt gaat dan geldt alleen de zorgplicht. Voorwaarde is uiteraard dat de uitstroomvoorziening of onttrekkingspunt na afloop van de werkzaamheden geheel uit de watergang wordt verwijderd. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een lozingspunt voor een grondwateronttrekking of om bijvoorbeeld een onttrekkingspunt voor het opzetten van het waterpeil in een tijdelijke bouwkuip.”;

  • H.

    In paragraaf 8.2.2 wordt na de zin “Zorgplicht kan bijvoorbeeld inhouden dat:” toegevoegd: “- tijdelijke constructies geen schade toebrengen aan beschoeiingen en kunstwerken die in beheer en onderhoud zijn van het waterschap;”;

  • I.

    In paragraaf 10.2.2 wordt bij zorgplicht, aan de tekst bij het laatste gedachtestreepje toegevoegd: “Indien er toch werkzaamheden plaatsvinden binnen de genoemde zones, adviseert het waterschap om in ieder geval voldoende afstand te houden tot de beschoeiing/het kunstwerk, de beschoeiing/het kunstwerk onderlangs te kruisen en de beschoeiing/het kunstwerk niet te beschadigen”. ;

  • J.

    Hoofdstuk 13 als volgt te wijzigen:

    • de titel komt te luiden: Constructies, objecten en vaartuigen in, op of boven oppervlaktewater”;

    • in paragraaf 13.1 wordt in de eerste alinea aan de eerste en vierde volzin en in de derde alinea aan de eerste volzin, tussen het woord “in” en het woord “watergang” toegevoegd: “, op of boven”;

    • paragraaf 13.2 wordt integraal vervangen en komt te luiden:

13.2 Stroomschema constructies, objecten en vaartuigen in, op of boven oppervlaktewater

 

Toelichting bij vraag 0

Deze regelgeving is alleen van toepassing wanneer er constructies, objecten en/of vaartuigen worden geplaatst in, op of boven het doorstroomprofiel van een watergang.

Voor het plaatsen van objecten langs een watergang geldt de regelgeving, opgenomen in hoofdstuk 12. Hierbuiten geldt alleen de zorgplicht.

Toelichting bij vragen 1 en 2

Als het gaat om een tertiaire watergang, dan geldt alleen voor het tijdelijk afdammen van de watergang een algemene regel zonder meldplicht. Gaat het niet om het tijdelijk afdammen van een watergang dan geldt alleen de zorgplicht. Uiteraard blijft eventueel andere regelgeving (zoals de regels omtrent handelingen in of boven een natuurvriendelijke oever) hier ook nog van toepassing. Ook het definitief afdammen van een tertiaire watergang valt onder een ander hoofdstuk. Als het bijvoorbeeld gaat om een definitieve dam dan geldt hoofdstuk 4.

Toelichting bij vragen 3, 4 en 5

Het afdekken van tertiaire watergangen met bijvoorbeeld zonnepanelen kan invloed hebben op de waterkwaliteit en op de ecologie. Als de afdekking in totaal meer dan 10 m2 bedraagt dan moet beoordeeld worden wat de gevolgen zijn voor de waterkwaliteit en de ecologie. Daarom geldt hiervoor een vergunningplicht. Bedraagt de totale afdekking minder dan 10 m2, bevinden zich binnen een afstand van 100 meter geen andere afdekkende objecten, zoals zonnepanelen, in, op of boven dezelfde watergang en blijft de waterspiegel in het dwarsprofiel van de watergang voor meer dan 50% onbedekt dan zullen de gevolgen voor de watergang minimaal zijn en geldt alleen de zorgplicht.

Toelichting bij vragen 6, 7 en 8

Het innemen van een ligplaats met een vaartuig, zowel gemotoriseerd als ongemotoriseerd, valt onder de zorgplicht. Onder een vaartuig wordt verstaan een boot waar mee gevaren wordt en waarop niet wordt gewoond. Woonboten en woonarken en woonschepen vallen hier dus niet onder. Voor woonboten, woonarken en woonschepen geldt een vergunningplicht, behalve als het gaat om de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel of de Doorslag. Deze twee wateren zijn zodanig van omvang dat een woonboot, woonark of woonschip nauwelijks invloed heeft op de doorstroming. Raadpleeg voordat u de vergunning aanvraagt ook de provincie en/of de gemeente, omdat deze aanvullende regels kunnen hebben waar rekening mee moet worden gehouden.

Daarnaast is het innemen van een ligplaats in een vaarweg, voor zowel vaartuigen als ook woonboten, woonarken of woonschepen, geregeld in het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en in Verkeersbesluiten. Raadpleeg daarom ook die regelgeving, voordat u de handeling uitvoert. Het kan dus zo zijn dat het innemen van een ligplaats is toegestaan volgens de regelgeving in dit hoofdstuk, maar dat het niet is toegestaan volgens het BPR. Daarnaast moet de initiatiefnemer rekening houden met eventueel regelgeving van de provincie en/of de gemeente.

Toelichting bij vraag 9

Het afdekken van watergangen met bijvoorbeeld zonnepanelen kan invloed hebben op de waterkwaliteit, de ecologie en de wijze van onderhoud van de watergang. Het waterschap wil dit van geval tot geval beoordelen. Daarom geldt hiervoor een vergunningplicht.

Toelichting bij vraag 10

Als het gaat om een primaire of om een secundaire watergang dan moet beoordeeld worden of de constructie of het object het onderhoud aan de watergang niet belemmerd en of de watergang niet wordt versmald of zelfs geheel afgedamd. Als de watergang wordt versmald kan dat een onaanvaardbare opstuwing veroorzaken. Voor tijdelijke constructies en objecten die de watergang niet versmallen of afsluiten geldt de zorgplicht. Voor alle andere gevallen geldt een vergunningplicht.

Ook kan het plaatsen van objecten nabij peilregelende kunstwerken het onderhoud aan deze kunstwerken belemmeren en/of de werking van het kunstwerk verstoren. Aangezien hiervoor een vergunningplicht geldt kan hiervoor een afweging worden gemaakt of dit is toegestaan.

Tijdelijke pontons of andere tijdelijke drijvende constructies worden geacht de watergang niet te versmallen en vallen dan ook onder de zorgplicht. Onder tijdelijke constructies en objecten verstaan we constructies en objecten die tijdelijk in, op of boven de watergang worden geplaatst ten behoeve van het uitvoeren van werken of voor evenementen.;

  • K.

    In paragraaf 15.2 wordt in het stroomschema bij vraag 6, de tekst bij het 2e gedachtestreepje als volgt gewijzigd: “Vindt compensatie plaats in hetzelfde peilgebied als waar er nieuwe verharding gerealiseerd wordt, of in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied?” Ook de toelichting bij vraag 5 en 6 wordt gewijzigd. Na de zin “Bovendien moet de watercompensatie plaatsvinden in hetzelfde peilgebied als waar de nieuwe verharding gerealiseerd wordt,” wordt toegevoegd “ of in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied.”;

  • L.

    In paragraaf 15.3 wordt na de zin “Zorgplicht kan bijvoorbeeld in houden dat:” de zinsnede “- door het extra verhard oppervlak de doorstroming en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet wordt belemmerd.” verwijderd. Toegevoegd wordt:

    • “- tijdens de werkzaamheden het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet wordt belemmerd.

    • het lozen van hemelwater vanaf nieuw verhard oppervlak geen structurele en/of significante peilwijziging mag veroorzaken, aangezien dit kan leiden tot wateroverlast. Onder significant wordt verstaan een dermate grote afwijking die op grond van het peilbesluit niet is toegestaan. De peilbesluiten zijn te raadplegen via de site van het waterschap: www.hdsr.nl. Hierin is opgenomen dat het waterschap de vastgestelde peilen nastreeft met een marge van 5 centimeter. Dit betekent dat het peil 5 centimeter mag stijgen en 5 centimeter mag dalen ten opzichte van het vastgestelde peil opgenomen in het peilbesluit. Grotere afwijkingen zijn niet toegestaan zonder overleg met het waterschap.”;

  • M.

    In paragraaf 22.2 wordt de toelichting bij de vragen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 als volgt gewijzigd: “Voor vaarwegen geldt een vergunningplicht indien, al dan niet tijdelijk, de vaarweg wordt versmald en/of verondiept, de doorvaarthoogte wordt beperkt of de scheepvaart anderszins wordt belemmerd. Voor de Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn (tussen Wijk bij Duurstede en de stuw bij Werkhoven) geldt alleen voor het aanleggen van bruggen een vergunningplicht. Op deze watergangen mag, enkele uitzonderingen daargelaten, namelijk niet gemotoriseerd gevaren worden.”;

  • N.

    Tussen de paragrafen 25.4.7 en 25.4.9 wordt toegevoegd paragraaf “25.4.8 Algemene regel met meldplicht”, “Zie paragraaf 25.4.2”;

  • O.

    In paragraaf 26.2.1, wordt het stroomschema als volgt gewijzigd:

    • vraag 2 wordt vernummerd tot vraag 3;

    • er wordt een nieuwe vraag 2 toegevoegd luidend: “Wordt er grond aangebracht binnen de zone waterstaatswerk van de waterkering (zie kaart 15A)?”, waarbij “nee” als uitkomst geeft “zorgplicht” en “ja” betekent door naar vraag 3;

    • vraag 4 komt te luiden: “wordt er verder aangevuld dan tot omliggend maaiveld (verhoogd ten opzichte van omliggend maaiveld?”, waarbij “ja” als uitkomst geeft “vergunningplicht” en “nee” als uitkomst geeft “zorgplicht”;

    • de toelichting bij vraag 2 en 3 worden vernummerd tot respectievelijk 3 en 4. Toegevoegd wordt: “Toelichting bij vraag 2”

      “Als er grond aangebracht wordt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering heeft dat geen gevolgen voor de stabiliteit van de waterkering. Daarom vallen deze werkzaamheden uitsluitend onder de zorgplicht”;

  • P.

    In paragraaf 27.2.3, in de toelichting bij vraag 4 wordt de zin “Er geldt dan een algemene regel zonder meldplicht.” vervangen door de zinsnede “,mits de zorgplicht in acht wordt genomen.”;

  • Q.

    In paragraaf 29.2.2 in het stroomschema bij vraag 0 na het woord “zie” toevoegen de zinsnede “kaart 15A)?”;

  • R.

    In paragraaf 32.2.3, wordt in het stroomschema bij vraag 5, de verwijzing naar paragraaf “32.6.6” veranderd in “32.2.6”;

  • S.

    In paragraaf 33.1 wordt de inleiding als volgt gewijzigd:

    • in de inleiding na het woord “gras.” wordt na de 2e volzin de volgende tekst toegevoegd: “Ook gewassen vallen hier niet onder. Voor gewassen geldt de regelgeving zoals die is opgenomen in het hoofdstuk 40 ‘Bewerken van gronden bij een waterkering’”;

    • bij Aanvullende regelgeving wordt na “Hoofdstuk 11 “beplanting bij oppervlaktewater” toegevoegd “- Hoofdstuk 40 ‘Bewerken van gronden bij een waterkering’.”;

  • T.

    In hoofdstuk 34 de paragraafnummering aanpassen, paragraaf 34.2.4 wordt vernummerd naar 34.2.3;

  • U.

    In de paragrafen 37.2.1, 37.2.2, 37.2.3, 37.2.4, 37.2.5 en 37.2.6 wordt bij vraag 0, de zinsnede “vinden de werkzaamheden” veranderd in “vinden de activiteiten”;

  • V.

    tussen 37.4.4 en 37.4.5 is een “witregel” toegevoegd;

  • W.

    In paragraaf 71.2 wordt in de toelichting bij vraag 1, 2 en 3, 2e alinea, 4e zin, het woord “verbouwing” veranderd in “bebouwing”;

Artikel II

[wijzigt de Beleidsregels bij de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018]

Artikel III

de Bijlagen bij de keur, uitvoeringsregels en beleidsregels Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018, vastgesteld door het college bij besluit van 5 februari 2019 en inwerking getreden op 1 mei 2019, als volgt te wijzigen:

  • A.

    Op het titelblad onder “Vastgesteld: door het college van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 5 februari 2019”, op te nemen: “Gewijzigd, wijzigingen vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 1 februari 2022”;

  • B.

    In Bijlage 5, kaart 4 (aangewezen vaarwegen en overige vaarwateren) aanpassen, in die zin dat:

    • de Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn behoren tot de categorie “overig vaarwater” en op de kaart roze worden gemarkeerd;

    • de legenda wordt aangepast de bruin gemarkeerde categorie “overige vaarwateren met restricties voor varen” komt te vervallen;

  • C.

    In Bijlage 3 “Toepassen van klei binnen de zone waterstaatswerk” na de zin “Zoals vermeld in artikel 1 lid b paragraaf 47.4 Stuwen in of bij een waterkering; Toepassen van klei.” Toe te voegen: “De eisen voor de toe te passen klei zijn opgenomen in onderstaand overzicht.

    Cat.

    Omschrijving

    Grenswaarden (massapercentages t.o.v. droge massa)

    1.

    Erosiebestendige of stevige klei

    Lutumgehalte 20 – 40%

    Wi > 40% en

    Ip > 0,73 * (Wi - 20) met een minimum van 18% en

    Zandgehalte (deeltjes >63 µm) < 40%

    2.

    Weinig erosiebestendige of schrale klei

    Wi < 40%

    3.

    Niet geschikte of overige klei

    Wi > 40% en

    Ip < 0,73 * (Wl - 20) of < 18%

Afkortingen

Wi = vloeigrens

Ip = plasticiteitsindex

Voor alleen 1 geldt:

  • Afkomstig van een natuurlijk afgezet materiaal;

  • Er is minder dan 25% gewichtsverlies bij de HCl-behandeling (Proef 124 RAW Bepalingen 2005).

Daarnaast geldt voor categorie 1 en 2 (afdekklei):

  • Organisch stofgehalte < 5%

  • Zoutgehalte (NaCl g/l bodemvocht) <4 g/l

Voor alle klei geldt:

  • Geen extreme verkleuringen bij ontgraven of drogen (helder rood, helder geel, helder blauw of veel zwarte plekken)

  • Geen afwijkende sterke geur (rotte eieren, olie- of kolenachtig)

  • Geen verontreinigingen (puin, wortels, plastic, plantenresten etc.)

De POV gebiedseigen grond werkt aan verder onderzoek naar gebruik van klei. Mogelijke resultaten van dit onderzoek zullen in de toekomst leiden tot aanpassing van de grenswaarden voor gebruik van klei.

In onderstaande figuur 2 uit de NEN 5104 zijn de grenzen van de grondsoorten op basis van lutum, silt en zand aangegeven. Daarbij is de korrelgrootte:

- Lutum < 2µ;

- Silt 2 - 63µ;

- Zand > 2µ.

In de driehoek zijn ook de grenzen van 20 – 40% lutum aangegeven voor cat. 1. De grens voor klei ligt op 8% lutum. Er is dus alleen sprake van klei als het in de categorieën valt die zijn aangemerkt met Ks of Kz. De eisen zoals die hierboven zijn genoemd bepalen vervolgens of klei geschikt is voor de toepassing waarvoor het bedoeld is.

 

 

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking op 8e dag na bekendmaking;

Artikel V

De commissie BMZ en het algemeen bestuur te informeren.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 1 februari 2022,

Dijkgraaf, J.C.H. Haan

Secretaris-directeur, C. Apeldoorn

Naar boven