Projectplan Reutum

In de vergadering van 6 september 2022 heeft het dagelijks bestuur het projectplan Reutum vastgesteld.

 

Waterschap Vechtstromen heeft in de periode van 2013-2015 samen met de gebiedspartners in Noordoost-Twente diverse projecten uitgevoerd uit de uitvoeringsagenda ‘Water Collectief Twente’ (WCT). De projecten waren vooral gericht op droogtebestrijding voor landbouw en natuur, mede als gevolg van de klimaatverandering. De projecten hebben het watersysteem robuuster, zichtbaarder en beleefbaar gemaakt en ondervonden veel draagvlak bij stakeholders en burgers.

 

In navolging op het succes van WCT heeft waterschap Vechtstromen in 2016 het initiatief genomen om een verkenning uit te voeren naar een vervolg van het WCT project, binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente (NOT), het Zoetwaterprogramma Oost Nederland (ZON) en het waterschapsbeleid. Dit heeft geresulteerd in de ‘Uitvoeringsagenda Water Collectief Twente, fase 2’ (WCT2) met een aantal kansrijke initiatieven.

 

Het projectplan waterwet Reutum beschrijft één van de initiatieven, met als aanleiding de afgeronde vrijwillige kavelruil in Reutum. De kavelruil had mede tot doel om het bestaande Natuurnetwerk Nederland (NNN) rondom natuurgebied Reutumer Weuste te versterken. Tegenover de natuurrealisatie staat dat landbouwgronden voor de landbouw beschikbaar blijven. Het waterschap heeft samen met Staatsbosbeheer, de Provincie Overijssel en een aantal agrariërs geparticipeerd in het kavelruilproject. Na afronding van de kavelruil hebben het waterschap en Staatsbosbeheer de handen ineen geslagen om een aantal maatregelen die voortvloeien uit de kavelruil gezamenlijk op te pakken. Het betreft maatregelen om de waterhuishouding in natuurgebied Reutumer Weuste te verbeteren. Hiervoor worden (delen van) leggerwaterlopen verplaatst en heringericht en detailontwatering gedempt. Daarnaast wordt invulling gegeven aan compensatieverplichtingen welke voortvloeien uit afspraken binnen de kavelruil. Dit betreft de aanleg van houtwallen, recreatieve voorzieningen en Twentse landhekken.

 

Ter inzage

Het projectplan en de bijbehorende bijlage(n) ligt met ingang van 13 september 2022 tot en met 25 oktober 2022 digitaal in te zien op de website van waterschap Vechtstromen via de volgende link: https://www.vechtstromen.nl/terinzage.

 

Het projectplan en de bijbehorende bijlage(n) liggen ook tijdens kantooruren ter inzage in het kantoor van waterschap Vechtstromen, Kooikersweg 1 te Almelo. U kunt voor de inzage een afspraak maken via telefoonnummer (088) 220 33 33.

 

Beroep

Belanghebbenden kunnen met ingang van 13 september 2022 tot en met 25 oktober 2022 schriftelijk beroep instellen bij de rechtbank Overijssel, Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle.

 

Het beroepschrift dient te worden ondertekend en bevat tenminste:

  • a.

    de naam en het adres van de indiener;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht;

  • d.

    de gronden van het beroep.

U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.

 

Voor het instellen van beroep moet griffierecht worden betaald. Het instellen van beroep schorst de werking van het projectplan waterwet Reutum niet.

 

Crisis- en herstelwet

Op dit projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de gronden van het beroep direct in het beroepschrift moeten worden opgenomen. Het indienen van pro-forma beroep is niet mogelijk. De gronden van het beroep kunnen na afloop van termijn van zes weken niet worden aangevuld. Het instellen van beroep schorst de werking het projectplan waterwet Reutum niet.

 

Voorlopige voorziening 

Wie beroep heeft ingesteld kan op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht bij onverwijlde spoed een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle. Ook hiervoor moet griffierecht worden betaald.

 

Informatie

Voor meer informatie over het projectplan waterwet Reutum kunt u contact opnemen via het algemene telefoonnummer (088) 220 33 33.

 

DEEL I: DE AANLEG EN WIJZIGING VAN EEN WATERSTAATSWERK

 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Waterschap Vechtstromen heeft in de periode van 2013-2015 samen met de gebiedspartners in Noordoost-Twente diverse projecten uitgevoerd uit de uitvoeringsagenda ‘Water Collectief Twente’ (WCT). De projecten waren vooral gericht op droogtebestrijding voor landbouw en natuur, mede als gevolg van de klimaatverandering. De projecten hebben het watersysteem robuuster, zichtbaarder en beleefbaar gemaakt en ondervonden veel draagvlak bij stakeholders en burgers.

 

In navolging op het succes van WCT heeft waterschap Vechtstromen in 2016 het initiatief genomen om een verkenning uit te voeren naar een vervolg van het WCT project, binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente (NOT), het Zoetwaterprogramma Oost Nederland (ZON) en het waterschapsbeleid. Dit heeft geresulteerd in de ‘Uitvoeringsagenda Water Collectief Twente fase 2’ (WCT2) met een aantal kansrijke initiatieven.

 

Voorliggend projectplan beschrijft één van de initiatieven, met als aanleiding de afgeronde vrijwillige kavelruil in Reutum. De kavelruil had mede tot doel om het bestaande Natuurnetwerk Nederland (NNN) rondom natuurgebied Reutumer Weuste te versterken. Tegenover de natuurrealisatie staat dat landbouwgronden voor de landbouw beschikbaar blijven. Het waterschap heeft samen met Staatsbosbeheer, de Provincie Overijssel en een aantal agrariërs geparticipeerd in het kavelruilproject. Na afronding van de kavelruil hebben het waterschap en Staatsbosbeheer de handen ineen geslagen om een aantal maatregelen die voortvloeien uit de kavelruil gezamenlijk op te pakken. Het betreft maatregelen om de waterhuishouding in natuurgebied Reutumer Weuste te verbeteren. Hiervoor worden (delen van) leggerwaterlopen verplaatst en heringericht en detailontwatering gedempt. Daarnaast wordt invulling gegeven aan compensatieverplichtingen welke voortvloeien uit afspraken binnen de kavelruil. Dit betreft de aanleg van houtwallen, recreatieve voorzieningen en Twentse landhekken. Op één van de percelen wordt een bos aangeplant. In figuur 1 is het projectgebied weergegeven.

 

Figuur 1: Projectgebied Reutum (rode lijn) en de huidige leggerwaterlopen met nummer (blauwe lijnen).

 

1.2 Ligging en aard van het projectgebied

Het projectgebied ligt ten zuidoosten van het dorp Reutum, gemeente Tubbergen, grofweg ten noorden en zuiden van de Stroveldsweg. Het gebied bestaat uit natuurgebied Reutumer Weuste, in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer, en enkele aanliggende landbouwpercelen.

 

Het projectgebied behoort grotendeels tot een natuurreservaat van Staatsbosbeheer, en maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, figuur 2). Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). Hiermee wordt bijgedragen aan een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. Hiernaast liggen landbouwgronden – grasland-, in het projectgebied. In het natuurgebied komen natte elzenbroekbossen en niet bemeste graslanden voor.

 

Figuur 2: Natuurnetwerk Nederland (status d.d. 25-04-2022, bron: Atlas, Provincie Overijssel)

 

1.3 Doel en projectresultaat

Voorliggend plan is een projectplan volgens de Waterwet. Op grond van artikel 5.4, eerste lid van de Waterwet geschiedt de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Op grond van het tweede lid van artikel 5.4 dient het plan tenminste een beschrijving te bevatten van het betrokken werk en de wijze waarop het wordt uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk.

 

In dit projectplan wordt de verlegging en de herinrichting van een deel van de leggerwaterlopen in het projectgebied beschreven. Tevens worden de gevolgen van deze ingrepen op de omgeving in beeld gebracht.

 

Met het project worden de projectresultaten nagestreefd zoals aangegeven in tabel 1.

 

Tabel 1: doelen en projectresultaat

Doel

Gewenst projectresultaat

  • Het verbeteren en versterken van de ecologische kwaliteit van waterlopen.

  • Het verbeteren van het watervasthoudend vermogen in natuurgebied Reutumer Weuste.

  • waterloop WL00529 dempen (≈ 350 meter), verleggen (≈ 460 meter) en natuurlijker inrichten;

  • waterloop WL00654 verleggen (≈ 160 meter), en natuurlijker inrichten;

  • waterloop WL00531 natuurlijker inrichten (≈ 220 meter);

  • het plaatsen van een reguleerbare stuw in waterlopen WL00529 en WL00531 voor berging van water in oppervlaktewater;

  • het plaatsen van boomstamstuwtjes om de stroomsnelheid te beteugelen, 3 stuks in waterloop WL00654 en drie stuks in WL00529;

  • dempen van detailontwatering.

 

Waterschap Vechtstromen wil bijdragen aan ecologisch gezonde bovenlopen in Kaderrichtlijn Water-stroomgebieden (KRW). In de bovenlopen is sprake van een watertekort in droge zomermaanden en hoge afvoeren in regenrijke perioden. Dit is deels het gevolg van de normalisatie en realisatie van een snelle afwatering in de afgelopen eeuwen. Met de hier voorgenomen ingrepen in het watersysteem beoogt het waterschap de waterhoudende functie van de bovenlopen te verbeteren. Dit komt zowel de landbouw als de natuur ten goede.

 

Ook wordt met de aanpassingen van het watersysteem invulling gegeven aan de doelstellingen Noordoost-Twente en het uitvoeringsprogramma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland:

  • zichtbaar herinrichten van water in kernen en het buitengebied;

  • slimme watermaatregelen waarbij zowel natuur als landbouw profiteert;

  • beschermen, ontwikkelen en zichtbaar maken van bronnen en bovenlopen.

Deze doelen sluiten goed aan op de doelen van Staatsbosbeheer. De inrichtingsmaatregelen dienen de aanwezige natuurtypen N10.02 (vochtig hooiland), N14.02 (hoog- en laagveenbos) te verbeteren, versterken of uit te breiden. Een nieuw retentiegebied wordt ingericht als N14.01 (rivier- en beekbegeleidendbos). Daarnaast dient ook de infrastructuur te worden geoptimaliseerd zodat recreatie een impuls krijgt. Doel is bovendien om het voor de regio kenmerkende kleinschalige agrarische cultuurlandschap, het maten- en flierenlandschap te versterken. Dit landschap had van oorsprong een nat karakter met broekbos, hooi- en weilanden en vloeiweiden.

 

1.4 Communicatie en participatie

In dit project is gekozen voor een persoonlijke benadering van de eigenaar/initiatiefnemer die met de inrichting binnen het projectgebied te maken krijgt. Zo is de inrichting in nauwe samenwerking met Staatsbosbeheer tot stand gekomen. Ook omwonenden en aangrenzende perceel eigenaren hebben inspraak gehad in de plannen. Op 21 april 2022 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden waarbij Staatsbosbeheer en waterschap Vechtstromen in gesprek zijn gegaan met omwonenden om de plannen toe te lichten. Circa 40 mensen hebben de inloopbijeenkomst bezocht.

 

1.5 Leeswijzer

Dit projectplan bestaat uit drie delen. In het eerste deel komt de aanleg en wijziging van het waterstaatwerk ter sprake. Dit houdt o.a. een gebiedsbeschrijving in, een toelichting op het waterstaatswerk, de wijze van uitvoering en de effecten op de omgeving. Deel II bevat de verantwoording. De wijziging van het waterstaatswerk wordt aan het relevante beleid getoetst. De rechtsbescherming komt in deel III aan de orde.

2. Gebiedsbeschrijving

Het projectgebied ligt in het buitengebied ten zuidwesten van het dorp Reutum en ten zuidoosten van Tubbergen. Het projectgebied omvat ten noorden van de Stroveldsweg een (groot) deel van natuurgebied Reutumer Weuste. Dit natuurgebied bestaat uit een afwisseling van natte elzenbroekbossen (hoog- en laagveenbos) en kleurige schraalgraslanden. De bodem is doorgaans venig en is gevormd in zwak ontwikkelde beekdalen. Op de drogere en verzuurde delen is eik de bepalende boomsoort en in mindere mate ook berk.

 

In de omgeving bevinden zich enkele boerderijen, bedrijven en woonhuizen. Een aantal percelen ten noorden en ten zuiden van de Stroveldsweg hebben momenteel een agrarische functie (grasland).

 

Het maaiveld in het projectgebied varieert van 21,5 tot 18 m + NAP (figuur 3).

 

Figuur 3: Uitsnede uit het AHN.

 

2.1 Geohydrologie, geomorfologie en bodem

Het projectgebied ligt in de slenk van Reutum. Op ongeveer een kilometer ten noordoosten van het projectgebied ligt de stuwwal van Ootmarsum. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is de ligging van het projectgebied op de zuidwestelijke helling van de stuwwal duidelijk te zien (figuur 3). Deze stuwwal bestaat grotendeels uit slecht doorlatende klei uit het Tertiair, opgestuwd in de voorlaatste IJstijd (Saalien). Vier waterlopen (WL00531, WL00529, WL00590 en WL00655, zie figuur 1) doorsnijden het projectgebied.

 

De hydrologische basis wordt gevormd door slecht doorlatende kleilagen (Formatie van Dongen, Formatie van Veldhoven, Formatie van Breda). Hierin bevinden zich twee noordzuid lopende breuklijnen; de slenk van Reutum. In de slenk zijn fluviatiele zanden en grinden afgezet (Formatie van Appelscha en Formatie van Peize). Deze twee formaties vormen het tweede watervoerende pakket. Op ongeveer 10 meter onder maaiveld bevindt zich een aquitard bestaande uit klei en leemlenzen behorende tot de Formatie van Drenthe bestaande uit glaciale en periglaciale afzettingen uit de voorlaatste IJstijd, het Saalien. In deze periode is ook de stuwwal van Ootmarsum ontstaan. Hierboven bevindt zich het eerste watervoerende pakket, bestaande uit matig fijn tot matig grof zand (Formatie van Boxtel).

 

Uit de geomorfologische kaart blijkt dat in het projectgebied nog een onontgonnen veenvlakte aanwezig is (figuur 4). Het projectgebied ligt direct langs de grondmorene welving van de stuwwal van Ootmarsum. Door het oppervlakkig afstromen van smeltwater over de bevroren ondergrond is de grondmorene geërodeerd in de laatste ijstijd (droogdalen) en zijn zanden en grinden onderaan de stuwwal en in de slenk van Reutum afgezet. Vanwege de beperkte afwatering hebben zich in de laagte langs de stuwwal, de Slenk van Reutum, veenbodems kunnen ontwikkelen.

 

Figuur 4: Projectgebied geprojecteerd op de geomorfologische kaart (bron: Basisregistratie Ondergrond).

 

In het gebied zijn hoofdzakelijk madeveengronden, moerige eerdgronden en beekeerdgronden aanwezig (figuur 5). Beekeerdgronden zijn bodems die zijn ontstaan door de ontginning van elzenbroekbossen langs beekdalen. Ze hebben een dikke minerale eerdlaag tussen de 25 à 40 cm dik en bevatten jonge beekafzettingen (verspoeld zand). Vanwege grondwaterfluctuatie heeft oxidatie plaatsgevonden. Madeveengronden zijn veengronden met een veraarde veentop. Onder een laag broekveen bevindt zich binnen 120 cm onder maaiveld zand. In dit zand heeft vaak slechts beperkte podzolering plaatsgevonden vanwege de hoge grondwaterstanden. Wel is het veen sterk geoxideerd vanwege de ontwatering van deze gronden (graslanden).

 

Figuur 5: Projectgebied geprojecteerd op de Bodemkaart 1:50.000 (Bron: Bodemregistatie Ondergrond).

 

2.2 Grondwater

De grondwaterstroming is hoofdzakelijk richting het westen georiënteerd. Op de oostelijke grens van het projectgebied is van februari 2002 tot april 2010 de grondwaterstand gemeten in peilbuis 5.4 (figuur 6). Het grondwater fluctueert circa 1,75 meter. In natte winters (2006/2007 en 2007/2008) stijgt het grondwater tot zo’n 0,5 m-mv. Tijdens zomers met een minimaal neerslagtekort (2004, 2005 en 2007) zakt het grondwater tot ongeveer 1,7 m-mv. In drogere zomers daalt het grondwater tot bijna 2,2 m-mv. De grote fluctuaties tussen zomer- en wintergrondwaterstanden zijn versterkt zijn door de intensieve ont- en afwatering in het gebied.

 

Figuur 6: gemeten grondwaterstand in peilbuis NOT 5.4.

 

In de Basisregistratie Ondergrond zijn recente metingen opgenomen. Peilbuis B28F1149 bevindt zich centraal in het projectgebied in de madeveenbodems (figuur 7). Uit de grafiek blijkt dat het grondwater hier minder sterk fluctueert dan in de veldpodzolbodem. De GLG en GHG verschillen slechts 40 cm. In de winter staat het grondwater direct aan het maaiveld of treedt er kwel op. De droge zomers van 2018 en 2019 hebben tot een zeer sterke daling van het grondwaterniveau in het eerste watervoerende pakket geleid.

 

Figuur 7: Gemeten grondwaterstand in peilbuis B28F1449 (Bron: Basisregistratie Ondergrond).

 

In figuur 8 is een uitsnede van de grondwatertrappenkaart opgenomen. Hieruit blijkt grondwatertrap VI ter plaatse van de peilbuis. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) varieert tussen 40 en 80 cm-mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bedraagt dieper dan 120 cm-mv. Dit komt overeen met de gemeten fluctuaties in de peilbuis.

 

Uit de kaart blijkt dat het natuurgebied vrij nat is met grondwatertrap II (gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ondieper dan 40 cm-mv en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) tussen 50 en 80 cm-mv). Ook de direct omliggende graslanden zijn vrij nat met grondwatertrap III en IIIb (GHG ondieper dan 40 cm-mv en GLG tussen 80 en 120 cm-mv). Rond de Lange Matenbeek bevinden zich de iets drogere gronden met grondwatertrap V en VI (resp. GHG ondieper dan 40 cm-mv, GLG dieper dan 120 cm-mv en GHG tussen 40 en 80 cm-mv, GLG dieper dan 120 cm-mv). Dit beeld komt overeen met de bodemkaart. De veengronden hebben een hoge grondwaterstand, de zandgronden (vooral in de zomer) minder hoge grondwaterstanden. De beekdalgronden vormen de overgangsstrook.

 

Figuur 8: Uitsnede grondwatertrappenkaart ter plaatse van het projectgebied.

 

2.3 Oppervlaktewater

Het gebied is van oudsher kwelrijk. In het verleden zijn sloten en greppels gegraven om het gebied af te wateren. Deze sloten en greppels vangen veel van de kwel af (figuur 9). Het bestaande watersysteem is zeer sterk gereguleerd. De waterlopen zijn rechtgetrokken en grotendeels beklinkerd. De beklinkerde bodem van de is destijds aangelegd om erosie te verminderen en een snelle afvoer van water te bewerkstelligen. Vanwege ingrepen in het watersysteem is de mate van kwel afgenomen en is de aanvulling van grondwater verminderd1. Dit heeft ook effect op de bossen en vegetatietypes die voorkomen. De hoge mate van detailafwatering op de watergang beperkt het ontstaan van natte natuurdoelen.

 

Figuur 9: Uitsnede van de legger watersysteem (bron: vechtstromen.nl).

 

Omdat de watergangen veel van de kwel afvangen zijn de meeste watergangen jaarrond watervoerend (figuur 10). De gegraven sloten en greppels hebben gezorgd voor lagere grondwaterstanden. De voorgenomen maatregelen hebben als doel om meer kwel in het gebied te houden en zodoende te vernatten. De beklinkerde beek die door het gebied wordt hierbij ontklinkerd. De afwatering van omliggende agrarische percelen wordt zoveel mogelijk intact gehouden.

 

Figuur 10: Voorbeeld van een watergang in het gebied. Het uittredende kwelwater is te herkennen aan de roestbruine kleur.

 

De Waterloop door de Lange Maten (WL00531) is recent opnieuw ingericht en heeft een meanderend karakter gekregen en is ontklinkerd.2

 

Er zijn geen aandachtspunten regionale wateroverlast in het projectgebied aangezien er binnen het projectgebied geen wateroverlast optreedt (figuur 11).

 

Figuur 11: Inundaties (bron: Normering regionale wateroverlast, Waterschap Vechtstromen).

 

2.4 Landschap

Het landschap binnen het projectgebied kan worden getypeerd als ‘matenlandschap’ en ‘heide- en broekontginningslandschap’. Kenmerkend voor een matenlandschap zijn de grotere graslandcomplexen (maten of meden genoemd) die een grillige verkaveling met veel houtsingels kennen. De maten hangen nauw samen met de beekdalen en/of de lagere gebieden rondom de stuwwal. Na 1850 kon de grote oppervlakte woeste gronden worden ontgonnen tot bouw- en grasland. Ook de lagere delen van de beekdalen (de broeken) konden, door verbetering van de af- en ontwatering, in gebruik worden genomen. Hiermee ontstond het (jonge) heide- en broekontginningslandschap.3

3. Beschrijving van het waterstaatswerk

Het definitieve ontwerp met de te nemen maatregelen is opgenomen in bijlage 1. De maatregelen die genomen worden zijn gericht op het verbeteren van het watervasthoudend vermogen in natuurgebied Reutumer Weuste. Feitelijk gaat het in de kern om het dempen en verleggen van waterlopen, ontgraven van terreindelen en het aanbrengen van kleine stuwen en duikers.

 

3.1 Uit te voeren onderdelen

In dit projectplan worden de voorgenomen werken beschreven. Het plan bestaat uit de volgende onderdelen:

 

Een globale beschrijving van de maatregelen naast het grondwerk zijn:

  • verwijderen van buisdrainage, duikers, overstortput, afrastering en beplanting;

  • deels ontklinkeren van waterlopen;

  • dempen van waterlopen;

  • ontgraven van nieuwe waterloop/retentiegebied;

  • ophogen van onderhoudsroutes en wandelpaden;

  • aanbrengen van boomstamstuwen, ter voorkoming van uitspoeling en afname stroomsnelheid;

  • aanbrengen reguleerbare stuw

  • aanbrengen ronde- en vierkante duikers in waterlopen;

  • aanbrengen van bodem- en taludbescherming ter voorkoming van uitspoeling;

  • aanbrengen van beekbegeleidende bomen en struiken en bosplantsoen.

3.1.1 Verleggen waterlopen WL00529, WL00654 en WL00531

De bestaande waterloop WL00529, WL00654 en WL00531 (zie figuur 1) hebben een beklinkerde bodem en beklinkerde oevers. Deze beklinkering draagt bij aan snelle afwatering met als gevolg een bijdrage aan piekafvoer, droogteschade en weinig kansen voor een goed ontwikkelde flora en fauna. Daarnaast beperkt de versnelde afvoer infiltratie van water in de bodem. Met het ontklinkeren, dempen en verleggen van deze waterlopen wordt de natuurlijke werking van het watersysteem zo veel mogelijk hersteld. In de verlegde waterloop WL00529 wordt een reguleerbare stuw geplaatst ter plaatse van het rivier- en beekbegeleidende bos. De locatie van het rivier- en beekbegeleidende bos wordt ingeplant met elzen en berken. In waterloop WL00531 wordt een reguleerbare stuw geplaatst voor berging van water in oppervlaktewater.

 

Vanwege de beoogde vernatting van de graspercelen van Staatsbosbeheer langs waterloop WL00529 wordt op deze percelen de bestaande buisdrainage verwijderd.

3.1.2 Dempen detailontwatering

Op de percelen van Staatsbosbeheer liggen een aantal perceelsloten die geen functie meer hebben. Deze sloten worden gedempt om de drainerende werking op het grondwater op te heffen. Dit is gunstig voor de beoogde natuurwaarden in de percelen en draagt bij aan het langer vasthouden van water in het gebied (droogtebestrijding).

4. Beschikbaarheid gronden

De gronden in het plangebied waarop de waterstaatswerken plaatsvinden, behoren tot de initiatiefnemers van het project (Staatsbosbeheer en agrariërs). Staatsbosbeheer en de agrariërs zijn betrokken en verlenen hun medewerking. Bij de gekozen inrichting is rekening gehouden met effecten op omliggende grondeigenaren. Afwatering van hun percelen blijft gegarandeerd.

5. Wijze van uitvoering

5.1 Technische uitvoering

Nadat dit projectplan ter inzage heeft gelegen, eventuele zienswijzen zijn behandeld en het projectplan is vastgesteld volgt de verdere voorbereiding van het project.

 

Voor de uitvoering van het werk zal een contractdocument worden opgesteld met bijbehorende tekeningen. Naast wat er aangelegd wordt zal hierin ook sturing worden gegeven aan de wijze waarop de uitvoering verloopt. Hierbij moet gedacht worden aan uitvoeringsperioden, planningen, aan- en afvoerroutes, werktijden, stopmomenten en andere activiteiten rondom het plangebied.

 

Voordat met de uitvoering gestart kan worden, is nog nadere informatie nodig met betrekking tot de detailplanning, werkvolgorde, fasering e.d. De nadere uitwerking van dit soort details vindt plaats in de voorbereidingsfase op basis van dit projectplan en de verleende vergunningen.

 

De uitvoering van het project staat, afhankelijk van de te doorlopen procedures (projectplan waterwet, omgevingsvergunning), gepland rond september 2022. De grondwerkzaamheden duren in principe tot eind 2022. De groenwerkzaamheden (de aanplant van bomen en heesters en het inzaaien van percelen) volgen in het najaar van 2022 en zullen tot begin 2023 duren. Slechte weersomstandigheden kunnen de uitvoeringsperiode verlengen. Tijdens de uitvoering van het werk zullen de gebruikelijke voorwaarden worden gehanteerd met betrekking tot het beperken van overlast voor de omgeving (wegafzettingen, voorkomen van overmatig geluid e.d.). Vanzelfsprekend wordt tijdens de uitvoering de veiligheid in acht genomen. Toezicht op de uitvoering vindt plaats door of namens een toezichthouder van het waterschap.

 

5.2 Afwijkingsmogelijkheden uitvoering

Het ontwerp, zoals weergegeven in bijlage 1 wordt nader gedetailleerd tot een contractdocument met bijbehorende tekeningen. In de uitvoering kunnen kleine afwijkingen ontstaan. De afwijkingen zullen geen afbreuk doen aan de uitgangspunten en voor belanghebbenden niet leiden tot andere, dan in dit projectplan, beschreven effecten.

6. Effecten van het plan

6.1 Hydrologie

In de plannen zijn verschillende aanpassingen voorzien die effect kunnen hebben op de grondwaterstanden in en om het gebied. Dit betreft:

  • dempen van (detail)ontwatering;

  • buiten gebruik nemen van buisdrainage;

  • profielaanpassingen van watergangen;

  • aanbrengen van boomstamstuwtjes. Deze worden aangelegd om water vast te houden en de stroomsnelheid van het water te verminderen;

Binnen het bosgebied van de Reutumer Weuste en aanliggende gronden in eigendom van Staatsbosbeheer is het gewenst om de grondwaterstand te laten stijgen, maar in het omliggende agrarische gebied zou dit voor overlast kunnen zorgen.

 

In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de effecten van de maatregelen op het grondwater in en rond het projectgebied. Door de lokale schaal van de maatregelen zijn de te verwachten effecten op de omgeving bepaald door een analytische systeembenadering en op basis van expert judgement.

 

Om de uitstralingseffecten van de maatregelen in te schatten is gekeken naar de theoretische invloedsafstand van aanpassingen aan watergangen. Op basis van bodemkenmerken heeft het waterschap voor dit gebied de spreidingslengte bepaald, welke de basis vormt voor de theoretische invloedsafstand. Deze afstand is 3 keer de spreidingslengte, en wordt hier ingeschat op 400-450 meter. Dit houdt in dat op die afstand de doorwerking van de ingrepen nog maximaal 5% is en daarmee verwaarloosbaar wordt geacht. In de praktijk is deze afstand vaak minder groot doordat omliggende sloten en greppels effecten kunnen afvangen.

 

De dempingen en verondiepingen van de watergangen en de verwijdering van buisdrainage vindt plaats binnen de Reutumer Weuste in eigendom van Staatsbosbeheer. Hierdoor wordt water minder snel afgevoerd en zullen grondwaterstanden stijgen. Aan de westkant van dit gebied blijven huidige afwateringssloten intact waardoor de drainagebasis voor de aanliggende percelen ongewijzigd blijft en de uitstraling naar de omgeving naar verwachting klein zal zijn. Voor de overige watergangen zal hieronder per traject het effect op het grondwater worden besproken aan de hand van de trajecten aangegeven in figuur 12.

 

Figuur 12: Overzicht huidige watersysteem (blauw) en watergangen die nieuw gegraven of aangepast worden (roze) of gedempt (roze onderbroken lijn).

 

Traject 1

Voor traject 1 worden geen aanpassingen aan de (legger)watergang zelf gedaan. De greppels ten westen van deze watergang worden wel gedempt. Op deze locatie komen grondwatertrappen III ter hoogte van de watergang voor (GHG <40 cm-mv, GLG 80-120 cm-mv), en II ten westen hiervan (GHG <40 cm-mv, GLG 50-80 cm-mv). Het dempen van de detailontwatering ten westen van de leggerwatergang zullen hier lokaal een grondwaterstandsverhogend effect hebben op de omliggende gronden die in eigendom van Staatsbosbeheer zijn. Ten oosten van de leggerwatergang liggen agrarische gronden. Omdat deze leggerwatergang niet wordt aangepast blijft de drainagebasis voor die percelen hier gelijk en worden daar geen veranderingen in de grondwaterstand verwacht.

 

Traject 2 en 3

De ligging en het profiel van de leggerwaterloop wordt aangepast. De waterloop wordt gedeeltelijk gedempt (traject 3) en er wordt een nieuw traject gegraven (traject 2). Hier komt grondwatertrap IIIb voor (GHG 25-40 cm-mv, GLG 80-120 cm-mv) voor. De nieuwe waterloop (2 in figuur 12, dwarsprofiel weergegeven in figuur 13) zal hier ongeveer dezelfde diepte als de huidige watergang (3) hebben, maar wordt wel aangelegd met een flauwer talud. Hierdoor wordt het drainerende effect groter. Grondwaterstanden zakken in dit gebied in de zomer diep uit, waardoor de aanpassing van deze watergangen in de zomer weinig effect zal hebben. In de winter zijn grondwaterstanden hoger en hebben de watergangen wel een sterk drainerende functie. Door het verplaatsen van de watergang in zuidoostelijke richting (traject 2) komt de drainagebasis dichter bij het aanliggende agrarische grasland te liggen (60 - 90m verplaatsing). In watergang 2 worden boomstamstuwen geplaatst om de stroomsnelheid te verlagen. Deze zorgen voor een lichte stijging van het oppervlaktewaterpeil. Dit effect compenseert naar verwachting het verdrogende effect van een watergang dichter bij het agrarische perceel voor de wintersituatie. In de zomer zijn hier weinig effecten te verwachten omdat de watergang dan slechts beperkt een drainerende functie heeft. Het gebied ten noordoosten van de nieuwe watergang (2) zal iets vernatten ten opzichte van de huidige situatie, met name in de wintersituatie. Dit gebied is in natuurlijk beheer, waarbij vernatting gewenst is.

 

Figuur 13: Dwarsprofiel waterloop 2.

 

Traject 4 t/m 7

Traject 2 stroomt benedenstrooms verder in traject 5 en 7. De grondwatertrap rond traject 5 en 7 VI (GHG 25-40 cm-mv, GLG >120 cm-mv). Ten oosten van waterloop 5 wordt een nieuwe perceelsloot aangelegd (4) die zorgt dat geen vernattend effect op kan treden op het aanliggende agrarische perceel. Deze zal met name in de winter afwateren omdat in deze perioden de grondwaterstanden het hoogst zijn. Ten westen wordt de huidige greppel (6) gedempt. Ter plaatse van het aanliggende westelijk gelegen agrarische perceel komt de drainagebasis verder naar het oosten liggen. Daar tegenover staat dat ten zuiden van dit perceel waterloop 7 wordt verdiept. De verwachting is daarom dat dit perceel netto geen vernattend effect zal ondervinden van de maatregelen.

 

Traject 8

In traject 8 wordt een nieuwe waterloop gegraven. Deze komt dieper te liggen dan de huidige greppel (17,5 t.o.v. 17,9 m +NAP). Hier komt grondwatertrap III voor (GHG <40 cm-mv, GLG 80-120 cm-mv). Aangezien de bodem rond de 120 cm-mv komt te liggen, kan dit traject een groot deel van het jaar een drainerende functie hebben. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen wordt een reguleerbare stuw geplaatst. Het instromende water van het bovenstroomse gebied zal de drainagebasis verhogen. De verwachting is dat dit netto alsnog een licht verdrogend effect zal hebben op de aanliggende percelen.

 

Figuur 14: Dwarsprofiel nieuwe waterloop.

 

Conclusie

Grondwatereffecten treden vooral op in de winter. De maatregelen zullen een vernattend effect hebben op het bosgebied en aanliggende percelen van Staatsbosbeheer. Doordat waterlopen worden verplaatst richting de agrarische percelen zullen de vernattende effecten daar naar verwachting niet doorwerken. De aanleg van een nieuwe waterloop in het zuiden (traject 8 in figuur 12) zorgt voor een lagere drainagebasis in dit traject en een licht verdrogend effect rond deze waterloop. Door het plaatsen van een stuwtje aan het einde van traject 8 wordt het verdrogende effect gecompenseerd. Het waterschap zal de effecten van het project monitoren met peilbuizen.

 

6.2 Bodem

6.2.1 Milieuhygiënische kwaliteit

In het projectgebied vindt grondverzet plaats. Er is een vooronderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit. Uit het vooronderzoek4 blijkt dat er geen aanleiding is om specifieke verontreinigingen te verwachten. Verdachte activiteiten ontbreken.

 

PFAS

De gemeente Tubbergen beschikt over een bodemkwaliteitskaart. Tezamen met de Beleidsregels PFAS Twente en de Bodemkwaliteitskaart PFAS Twente geeft dit invulling aan het gemeentelijk beleid rondom PFAS. De Omgevingsdienst Twente hanteert voor de toepassing van grond en baggerspecie de toepassingswaarden zoals in het Handelingskader PFAS (december 2021) zijn aangegeven. Grondverzet is mogelijk mits aan enkele voorwaarden wordt voldaan:

  • de toepassing dient tenminste 5 werkdagen van tevoren gemeld te worden;

  • de toepassing dient nuttig te zijn;

  • er mag niet meer grond worden toegepast dan noodzakelijk;

  • de grond die wordt toegepast is van gelijke kwaliteit of beter dan de kwaliteit van de grond waarop deze wordt toegepast.

Indien minder dan 50 m3 uit het projectgebied wordt afgevoerd en de vrijgekomen grond binnen het projectgebied wordt toegepast is een melding Besluit Bodemkwaliteit niet noodzakelijk.

 

Conclusie

De voorgenomen activiteiten zijn vanuit het aspect bodem bezien uitvoerbaar. Wel moet rekening worden gehouden met enkele bovengenoemde beperkingen.

6.2.2 Archeologie

In de planfase is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd5. Op basis van het bureauonderzoek worden in delen van het plangebied resten verwacht uit de periode laat-paleolithicum – neolithicum (middelhoge verwachting). In de overige delen worden geen resten verwacht. Deze verwachting is afhankelijk van de mate waarin het bodemprofiel nog intact is. Afhankelijk van de locatie, de aard en omvang van de graafwerkzaamheden, kan dit eventueel nog door middel van veldwaarnemingen worden vastgesteld. Het definitieve ontwerp van het plangebied wordt samen met het archeologisch onderzoek beoordeeld door de regio-archeoloog. Deze gaat na of en waar mogelijk nog aanvullend veldonderzoek plaats dient te vinden.

 

Het eventuele booronderzoek dient vervolgens te worden uitgevoerd, voorafgaand aan de start van de uitvoering.

 

Conclusie

De uitvoering van het project vindt indien nodig plaats voorafgegaan door een aanvullend archeologisch onderzoek dan wel onder archeologische begeleiding, zodat geen ongewenste archeologische verstoring plaatsvindt.

 

6.3 Ecologie, flora en fauna

Wet natuurbescherming

De verwachting is dat door de maatregelen geen negatieve effecten ten aanzien van oppervlakteverlies, versnippering en verstoring optreden. De maatregelen zijn er op gericht de natuur- en waterkwaliteit te verbeteren. Er gaan geen beschermde verblijven en /of leefgebied verloren. In een ecologisch werkprotocol wordt opgenomen hoe bij herinrichting rekening kan worden gehouden met aanwezigheid van de gebiedseigen planten en dieren en aanwezigheid van fauna tijdens de uitvoering. Uiteraard geldt de zorgplicht, wat betekent dat nadelige gevolgen voor planten en dieren zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

 

In verband met de voorgenomen ontwikkelingen in Reutumer Weuste is in 2018 een quickscan flora & fauna, verkennend onderzoek, uitgevoerd door Eelerwoude.6 Op basis van het onderzoek zijn de onderstaande samenvattende conclusies getrokken. Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling en voor enkele soorten zonder deze vrijstelling. Voor veel soorten maakt het plangebied onderdeel uit van het leefgebied van de betreffende soort. Gesteld kan worden dat voorgenomen ontwikkeling naar verwachting een positieve bijdrage kan leveren aan biotoopverbetering van grondgebonden zoogdieren (en daarmee ook als jachtgebied voor de aanwezige buizerd en muizen).

 

Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling worden er geen negatieve effecten op de aanwezige flora en fauna verwacht. Vanuit het aspect flora en fauna zijn de werkzaamheden uitvoerbaar.

 

6.4 Kabels en leidingen

Ten behoeve van de uitvoeringsaspecten en de definitieve ontwerpen is een oriënterende graafmelding gedaan bij het kadaster. Hieruit is gebleken dat bij de Stroveldsweg, waar een duiker wordt aangelegd, een datakabel van KPN ligt. Met de KPN is overleg geweest, hoe met deze datakabel dient te worden omgegaan tijdens de werkzaamheden. Tijdens de uitvoering wordt hier verder in samenspraak met KPN aandacht aan geschonken.

 

Conclusie

De werkzaamheden zijn vanuit het aspect kabels en leidingen bezien uitvoerbaar.

 

7. Beschrijving van de te treffen voorzieningen

In dit hoofdstuk staat beschreven welke voorzieningen getroffen dienen te worden, welke zijn gericht op het ongedaan maken of beperken van nadelige gevolgen.

 

7.1 Beperking nadelige gevolgen tijdens de uitvoering

Er wordt naar gestreefd om de nadelige gevolgen door uitvoering van de werkzaamheden tot een minimum te beperken. Desondanks is het onontkoombaar dat er gedurende de uitvoeringsperiode sprake zal zijn van hinder. De onderstaande hinder kan tijdens de uitvoering optreden.

 

Verkeershinder en beperking bereikbaarheid

Tijdelijke verkeershinder is onoverkomelijk bij de uitvoering van het project. Tijdens de uitvoering wordt materiaal aangevoerd met vrachtwagens en zijn machines ter plaatse voor uitvoering van de werkzaamheden. Over de toegang tot de werklocatie wordt met de grondeigenaren contact opgenomen en afspraken gemaakt. Met de gemeente Tubbergen worden afspraken gemaakt over rijroutes en omleidingen voor het verkeer.

 

Water aan- en afvoer

In het bestek wordt voorgeschreven dat dat de waterhuishouding van waterlopen te allen tijde goed blijft functioneren. Zo zal de aannemer bij het (tijdelijk) dempen of stremmen van waterlopen, de nieuwe aan- en afvoer eerst moeten aanleggen of de waterdoorvoer met pompen moeten garanderen. Tijdens het werk zal de afvoer van de waterlopen waar mogelijk tijdelijk door het waterschap worden gereduceerd.

 

Grondwater

Voor het aanbrengen van de duikers een deel van waterlopen tijdelijk drooggezet worden zodat het werk in den droge uitgevoerd kan worden. Het droogmalen van de bouwputten is zeer lokaal van aard en van korte duur, daarom worden nadelige effecten voor de omgeving niet verwacht. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt een bemalingsplan opgesteld door de aannemer. Gezien de korte tijd van de bemalingswerkzaamheden wordt verwacht dat volstaan kan worden met een melding.

 

Flora en fauna

Tijdens de uitvoering zal er mogelijk sprake zijn van een lokale verstoring van de flora en fauna. De werkzaamheden worden zodanig uitgevoerd en zijn van dusdanig korte aard dat de gevolgen voor flora en fauna beperkt zullen zijn. Tijdens de werkzaamheden wordt er gewerkt volgens de gedragscode Wet natuurbescherming voor waterschappen, waarmee overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming wordt voorkomen.

 

Stikstof

Het betreft hier uitsluitend de aanleg en verandering van een werk. Op grond van artikel 2.7 Wet natuurbescherming en artikel 2.5 Besluit natuurbescherming is deze activiteit, met inbegrip van de daarmee samenhangende vervoersbewegingen in zijn geheel vrijgesteld van de vergunningplicht (en hoeft hiervoor geen Aeriusberekening te worden gemaakt).

8. Legger, beheer en onderhoud

8.1 Legger

Na de uitvoering van het project wordt het werk ingemeten en opgetekend in revisietekeningen ten behoeve van de legger van het waterschap. Hiervoor neemt het waterschap een apart besluit: het leggerbesluit. Dat besluit wordt voorbereid door middel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht.

 

8.2 Beheer en onderhoud

Het toekomstige beheer en onderhoud van de voorgenomen maatregelen speelt een belangrijke rol bij het ontwerp. Het is bepalend voor het in stand houden van de gewenste inrichting. Leggerwaterlopen vallen onder het beheer en onderhoud van waterschap Vechtstromen. Dit verandert niet na uitvoering van de maatregelen en de ingrepen aan het watersysteem.

 

Voor de gehele herinrichting wordt door waterschap Vechtstromen een beheer- en onderhoudsdocument (BOD) opgesteld in samenspraak met Staatsbosbeheer. In het BOD staan wat de uitganspunten voor het beheer- en onderhoud zijn en wie voor welk onderdeel verantwoordelijk is en wat de kosten zijn van dit beheer- en onderhoud.

 

In grote lijnen ziet het beheer en onderhoud er na uitvoering als volgt uit:

  • waterlopen WL00531, WL00529 en WL00654: maaien natte profiel in het voorjaar en najaar, één keer in het jaar eenzijdig maaien oevers;

  • stuwtjes en duikers: periodiek (waterpeil) controleren en waar nodig schoon maken.

DEEL II: VERANTWOORDING

In deel II wordt het projectplan getoetst aan de regelgeving en het relevante beleid. Er is kort weergegeven wat de relatie van dit projectplan is met het betreffende beleid of wet en waarom deze regelgeving een rechtvaardiging is van dit projectplan. Wanneer het beleid of een wet een beperking vormt, is aangegeven op welke wijze het plan daarop anticipeert.

1. Wet- en regelgeving

1.1 Waterwet

De Waterwet regelt de taken en verantwoordelijkheden rond het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Als een waterschap een waterstaatswerk wil aanleggen of wijzigen, dient op grond van artikel 5.4 van de Waterwet een projectplan te worden vastgesteld. Daarin is opgenomen een beschrijving van het werk, de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd en een beschrijving van de voorzieningen om eventuele nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. Het werk draagt bij aan de volgende doelstellingen uit de Waterwet (artikel 2.1 Waterwet).

  • 1.

    Voorkoming en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

  • 2.

    Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;

  • 3.

    Vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Met onderhavig plan wordt invulling gegeven aan bovenstaande doelstellingen.

 

Ad 1.

Het voorkomen van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste is de randvoorwaarde voor het ontwerp. Aan het tegengaan van wateroverlast wordt invulling gegeven door het ruimere profiel van de waterlopen. Door detailontwatering te dempen wordt grondwater langer in het gebied vastgehouden. Hiermee wordt het tegengaan van waterschaarste beoogt.

 

Ad 2.

Het project levert door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en de aanplant van houtwallen en bosschages een grote bijdrage aan een natuurlijk beeksysteem en het bereiken van een goede ecologische toestand.

 

Ad 3.

De maatregelen in dit projectplan versterken de belevingswaarde van het gebied.

2. Beleid

2.1 Waterbeheerplan 2022-2027

Het waterschap heeft de ambitie om in 2050 een klimaatrobuust watersysteem te hebben gerealiseerd. Er wordt meer aandacht gegeven aan het vasthouden van water in de bodem. In periodes van droogte dient meer water beschikbaar te zijn voor landbouw en natuur. De voorraad grondwater dient waar nodig vergroot te worden.

 

Het projectgebied is niet aangeduid als Zoetwater voorziening Oost-Nederland – project (ZON-project) of waterbergingsproject. In het waterbeheerprogramma 2022-2027 is een normenkaart opgenomen voor regionale wateroverlast. Het waterschap toetst regelmatig of het watersysteem nog voldoet aan de gestelde normen. Uit de kaart blijkt dat in het projectgebied eens in de 10 of 25 jaar een overstroming mag voorkomen. Wateroverlast ten noorden van de Weustendijk kan elk jaar optreden (figuur 15) .

 

Figuur 15: Normering regionale wateroverlast.

 

2.2 Waterbeheer 21e eeuw en Kaderrichtlijn Water

Duurzaam, schoon oppervlaktewater voor de toekomst. Dat is, in het kort, de belangrijkste doelstelling van het Europese beleidsdossier Kaderrichtlijn Water (KRW) en het nationale beleidsdossier Waterbeheer 21e eeuw (WB21).

 

Het werk dat met KRW en WB21 samenhangt, sluit dusdanig op elkaar aan dat de beide beleidsvoornemens en de uitwerking daarvan opgenomen zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel (NBW-actueel).

 

Vanuit het NBW-actueel is de wateropgave voor de 21e eeuw geformuleerd. Door de klimaatveranderingen is meer ruimte voor water nodig en moet water vastgehouden worden in plaats van het in eerste instantie af te voeren. Als algemeen uitgangspunt voor het waterbeheer geldt eerst water vasthouden, dan bergen en als laatste afvoeren. Water wordt een sturend principe bij ruimtelijke opgaven en er wordt een veerkrachtig en dynamisch watersysteem nagestreefd.

 

De KRW is in december 2000 in werking getreden. Voor het waterbeheer is deze richtlijn kader stellend, omdat deze boven het landelijk beleid en de waterwetgeving staat (Europees niveau). Het doel van de KRW is de goede chemische en ecologische toestand.

 

Deel III: RECHTSBESCHERMING

Deel III geeft informatie over de rechtsbescherming en de procedures.

1. Inspraaktermijn

Op grond van artikel 3 van de Inspraak- en participatieverordening waterschap Vechtstromen wordt dit projectplan zes weken ter inzage gelegd. In die periode kunnen belanghebbenden een zienswijze over het ontwerp van het projectplan bij het dagelijks bestuur van het waterschap indienen. Na deze periode wordt het projectplan, met eventueel daarbij gevoegd de zienswijzen en de reactie van het waterschap daarop, al dan niet gewijzigd vastgesteld.

 

1.1 Vergunningen en ontheffingen

Na vaststelling van het projectplan wordt het plan verder uitgewerkt in een uitvoeringsdocument, zodat het werk aanbesteed en uitgevoerd kan worden. Hieraan voorafgaand worden de benodigde uitvoeringsvergunningen en ontheffingen aangevraagd.

 

1.2 Crisis- en herstelwet

Op dit projectplan is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat een belanghebbende in een beroepschrift tegen het besluit tot vaststelling van het projectplan moet aangeven welke beroepsgronden aangevoerd worden tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken, kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. In het beroepschrift dient vermeld te worden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.

 

DEEL IV: BIJLAGEN

Bijlage 1: Definitief ontwerp

Naar boven