Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,
Gelet op
het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer en de Algemene wet bestuursrecht;
de in het overleg met betrokken gemeenten en Waterrecreatie Nederland uitgebrachte adviezen en verzoeken;
overwegende dat
op grond van het bepaalde in artikel 2, lid 3, van de Scheepvaartverkeerswet in samenhang met het besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland d.d. 20 februari 1992 (registratienummer: DM 1025622) en het besluit van Provinciale Staten van Utrecht d.d. 18 maart 1992 (registratienummer: 1016578) het college van dijkgraaf en hoogheemraden het nautisch beheer voor de Enkele Wiericke uitvoert;
dit besluit van toepassing is op de Enkele Wiericke, lopende vanaf de splitsing met de Oude Rijn nabij Weijpoort 1 in Nieuwerbrug aan den Rijn tot aan de inlaat vanuit de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel nabij Goejanverwelle 1 te Hekendorp;
in het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan het aquatisch leefmilieu, oevers en waterkeringen het noodzakelijk is om voor de Enkele Wiericke een verbod op gemotoriseerd vaarverkeer in te stellen;
op grond van het bepaalde in artikel 2 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer het bevoegd gezag slechts verkeerstekens aanbrengt die opgenomen zijn in de bijlagen 7 en 8 behorende bij het Binnenvaartpolitiereglement;
de aan te brengen verkeerstekens verbodsborden betreffen zoals genoemd onder A12 in bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement;
aan de verkeerstekens een nadere aanduiding kan worden toegevoegd;
bij dit besluit een gewaarmerkte overzichtskaart is gevoegd waarop de plaatsing van de verkeerstekens is vermeld;
over dit besluit overleg heeft plaatsgevonden met betrokken overheden en instanties als bedoeld in de artikelen 6 en 14 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;
dit besluit van 15 april 2016 tot en met 28 april 2016 voor een ieder ter inzage heeft gelegen en dat gedurende deze periode geen zienswijzen zijn ingediend die tot aanpassing van het besluit hebben geleid;