Vijfde partiële herziening Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater

Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta;

 

gelezen het ambtelijk advies over Partiële herziening beleidsregels bij de keur (2021) van 12 mei 2021, nummer 423325;

 

overwegende dat het dagelijks bestuur op 10 februari 2015 de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater heeft vastgesteld en deze op 24 februari 2015, 19 juli 2016, 30 oktober 2018 en 24 maart 2020 partieel heeft herzien;

 

overwegende dat de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel (hierna: de waterschappen) gezamenlijk uniforme regels en beleid hanteren in hun onderscheidenlijke keuren en op grond van die keuren, waaronder beleidsregels voor het plaatsen van poorten haaks op een watergang en overige obstakels in de beschermingszone;

 

gezien het feit dat er sinds de laatste herziening van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’ de behoefte is ontstaan om omtrent het onderwerp zakelijk recht op enkele plaatsen de tekst van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’ te verduidelijken, zodat de intentie beter tot uitdrukking komt;

 

gelet op het feit dat er sinds de herziening van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’ meerdere vergunningen zijn verleend waarbij in de beleidsregels geen bepalingen waren opgenomen om aan te kunnen toetsen;

 

gelet op het voortschrijdende inzicht dat er een versoepeling mogelijk is voor poorten die haaks op een watergang worden geplaatst, zonder dat daarbij de doelmatige uitvoering van het onderhoud in het gedrang komt;

 

gelet op onder andere de Waterwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en de Keur waterschap Brabantse Delta 2015;

 

overwegende dat de ontwerp beleidsregel ter inzage heeft gelegen van 29 maart 2021 tot 11 mei 2021 en er bij geen van de waterschappen zienswijzen zijn ontvangen;

 

B E S L U I T :

  • 1.

    in de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’ de wijzigingen door te voeren zoals opgenomen in bijlage bij dit besluit;

  • 2.

    dit besluit wordt aangehaald als “Vijfde partiële herziening Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater”;

  • 3.

    dit besluit treedt in werking op 20 juni 2021.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 8 juni 2021,

De dijkgraaf

drs. C.J.G.M. de Vet

De secretaris-directeur

dr. A.F.M. Meuleman

Bijlage 1  

 

Toelichting

In deze bijlage staat per beleidsregel uit de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’ in een aparte tabel aangegeven welke veranderingen in de bestaande tekst doorgevoerd worden. Om makkelijk te kunnen verwijzen zijn alle wijzigingen genummerd (kolom 1). In de tweede kolom van de tabel staat de vindplaats in de beleidsregel zoals deze laatst is vastgesteld op 24 maart 2020. De wijziging is omschreven in de derde kolom en in de laatste kolom is kort omschreven waarom de wijziging wordt aangebracht. Er zijn alleen tabellen opgenomen voor beleidsregels waarin daadwerkelijk iets aangepast wordt. Daar waar dat verduidelijkend is, is in de derde kolom de wijziging in rood aangegeven.

 

Beleidsregel 2 Plaatsen van lijnvormige obstakels haaks op wateren

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

1.1

2.3.4 Beleidsregel Plaatsen van lijnvormige obstakels haaks op wateren

De tekst luidt:

2.3.4 < vervallen >

Wordt vervangen door:

2.3.4 Zakelijk recht

Daar waar het waterschap beschikt over een beschermingszone aan weerszijden van een watergang, wenst het waterschap deze beschermingszone zoveel mogelijk vrij te houden van objecten zodat het onderhoud optimaal kan worden uitgevoerd.

Het plaatsen van een object kan ervoor zorgen dat het onderhoud wordt belemmerd. Dit object beschouwen we dan als een obstakel. Een obstakel kan er voor zorgen dat één van de beschermingszones die aan weerzijden van een watergang ligt niet optimaal benut kan worden voor het onderhoud. Het waterschap accepteert dit in beginsel in een drietal situaties:

  • 1.

    Op het moment dat het waterschap het perceel/de percelen aan de overzijde in eigendom heeft die nodig zijn om met de onderhoudsmachines een efficiënte route te kunnen rijden tijdens het uitvoeren van het onderhoud, is het uitvoeren van eenzijdig onderhoud geen probleem (mits voldaan wordt aan alle voorwaarden).

  • 2.

    Hetzelfde geldt voor de situatie waarbij degene die een obstakel wil plaatsen ook het perceel/de percelen aan de overzijde in eigendom heeft en akkoord is met het uitvoeren van eenzijdig onderhoud. Diegene dient dan wel het perceel/de percelen aan de overzijde in eigendom te hebben die nodig zijn om met de onderhoudsmachines een efficiënte route te kunnen rijden tijdens het uitvoeren van het onderhoud. Hierdoor blijft het uitvoeren van het onderhoud doelmatig. Op deze eigenaar rust vanuit het privaatrecht wel de mededelingsplicht aan rechtsopvolgers om hen te attenderen op het geplaatste obstakel met als gevolg het uitvoeren van eenzijdig onderhoud aan de overzijde.

  • 3.

    Op het moment dat het perceel aan de overzijde in eigendom is van derden, zal degene die een obstakel wil plaatsen een zakelijk recht moeten vestigen met de eigenaar van het perceel/de percelen aan de overzijde van de watergang. Ook in dit geval moet een zakelijk recht gevestigd worden op het aantal percelen dat nodig is om met de onderhoudsmachines een efficiënte route te kunnen rijden teneinde doelmatig onderhoud te waarborgen. Met het zakelijk recht wordt notarieel vastgelegd dat door de perceeleigenaar akkoord wordt gegaan met het uitvoeren van eenzijdig onderhoud vanaf de obstakelvrije zijde. Hiermee is het ook voor rechtsopvolgers bekend dat het onderhoud jaarlijks eenzijdig wordt uitgevoerd vanaf die zijde. Het is ook mogelijk dat op een efficiënte route voor het uitvoeren van onderhoud aan de overzijde meerdere situaties van toepassing zijn. In dat geval gelden de eisen cumulatief.

In de huidige beleidsregel is in de toetsingscriteria vermeld dat in bepaalde gevallen een zakelijk recht gevestigd dient te worden. Ter verduidelijking van deze eis wordt een subparagraaf toegevoegd aan de beleidsregel, waarin aangegeven is in welke gevallen het waterschap de vestiging van een zakelijk recht eist.

1.2

2.4.1, lid 5 sub a Toetsingscriteria beleidsregel Plaatsen van lijnvormige obstakels haaks op wateren

De tekst van het toetsingscriterium luidt:

aan de overzijde een obstakelvrije en voldoende brede strook grond ligt die in eigendom is van het waterschap, of

wordt vervangen door:

aan de overzijde een obstakelvrije beschermingszone ligt die in eigendom is van het waterschap, of

De term ‘voldoende brede strook grond’ kan in bepaalde gevallen voor onduidelijkheid zorgen. Ter verduidelijking wordt daarom het begrip ‘beschermingszone’ genoemd. Op die manier is het voor iedereen duidelijk dat de volledige beschermingszone obstakelvrij dient te zijn.

1.3

2.4.1, lid 5 sub b Toetsingscriteria beleidsregel Plaatsen van lijnvormige obstakels haaks op wateren

De tekst van het toetsingscriterium luidt:

aan de overzijde ten behoeve van het waterschap een zakelijk recht is gevestigd op een obstakelvrij en voldoende breed stuk grond. Als een zakelijk recht moet worden gevestigd op het overliggende perceel moet de betreffende rechthebbende in een dergelijke zakelijk recht:

  • de gevolgen van het eenzijdig onderhoud van het water vanaf zijn perceel accepteren, en

  • altijd toegang verlenen tot zijn perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel, en

  • de algehele ontvangstplicht van maaisel, bagger en dergelijke afkomstig van het onderhoud van het water accepteren.

Wordt vervangen door:

aan de overzijde ten behoeve van het waterschap een zakelijk recht is gevestigd op een obstakelvrije beschermingszone. Als een zakelijk recht moet worden gevestigd op het overliggende perceel moet de betreffende rechthebbende in een dergelijke zakelijk recht:

  • de gevolgen van het eenzijdig onderhoud van het water vanaf zijn perceel accepteren, en

  • altijd toegang verlenen tot zijn perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel, en

  • de algehele ontvangstplicht van maaisel, bagger en dergelijke afkomstig van het onderhoud van het water accepteren.

De term ‘voldoende brede strook grond’ kan in bepaalde gevallen voor onduidelijkheid zorgen. Ter verduidelijking wordt daarom het begrip ‘beschermingszone’ genoemd. Op die manier is het voor iedereen duidelijk dat de volledige beschermingszone obstakelvrij dient te zijn.

1.4

2.4.1, lid 5 Toetsingscriteria beleidsregel Plaatsen van lijnvormige obstakels haaks op wateren

Aan artikel 2.4.1 lid 5 wordt sub c toegevoegd. De tekst hiervan luidt:

c. aan de overzijde een obstakelvrije beschermingszone ligt die in eigendom is bij dezelfde rechthebbende als het perceel waarop het obstakel wordt geplaatst. De rechthebbende moet:

  • de gevolgen van het eenzijdig onderhoud van het water vanaf zijn perceel accepteren, en

  • altijd toegang verlenen tot zijn perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel, en

  • de algehele ontvangstplicht van maaisel, bagger en dergelijke afkomstig van het onderhoud van het water accepteren.

In de huidige beleidsregel is niet voorzien in de situatie dat de percelen aan weerszijden van de watergang bij één rechthebbende in eigendom zijn. Derhalve wordt deze situatie in de beleidsregel verdisconteerd.

1.5

2.4.3 lid 3 Toetsingscriteria beleidsregel Plaatsen van lijnvormige obstakels haaks op wateren

De tekst van het toetsingscriterium luidt:

De sluitzijde van een draaiende poort moet aan de zijde van het oppervlaktewaterlichaam komen. Dit betekent dat de poort opent van het oppervlaktewaterlichaam af richting het perceel.

Wordt vervangen door:

De poort moet dusdanig openen, dat deze geen belemmering vormt voor het uitvoeren van het doelmatig onderhoud. Dit betekent onder andere dat:

  • een schuifpoort volledig van de watergang af open kan schuiven;

  • een draaipoort in zijn geheel van de watergang af moet openen, dus richting het perceel;

  • - een draaipoort met twee openslaande delen volledig haaks op de watergang geopend moet kunnen worden.

In de huidige beleidsregel wordt een poort toegestaan met slechts één bepaald type constructie. Vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud is het inzicht ontstaan dat andere type poorten ook kunnen worden toegestaan, waarbij het doelmatig onderhoud niet wordt belemmerd.

 

Beleidsregel 3 Werken en objecten in de watergang en beschermingszone

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

2.1

3.3.2 Beleidsregel Werken en objecten in de watergang en beschermingszone

De tekst luidt:

3.3.2 < vervallen >

Wordt vervangen door:

3.3.2 Zakelijk recht

Daar waar het waterschap beschikt over een beschermingszone aan weerszijden van een watergang, wenst het waterschap deze beschermingszone zoveel mogelijk vrij te houden van objecten zodat het onderhoud optimaal kan worden uitgevoerd.

Het plaatsen van een object kan ervoor zorgen dat het onderhoud wordt belemmerd. Dit object beschouwen we dan als een obstakel. Een obstakel kan er voor zorgen dat één van de beschermingszones die aan weerzijden van een watergang ligt niet optimaal benut kan worden voor het onderhoud. Het waterschap accepteert dit in beginsel in een drietal situaties:

1) Op het moment dat het waterschap het perceel/de percelen aan de overzijde in eigendom heeft die nodig zijn om met de onderhoudsmachines een efficiënte route te kunnen rijden tijdens het uitvoeren van het onderhoud, is het uitvoeren van eenzijdig onderhoud geen probleem (mits voldaan wordt aan alle voorwaarden).

2) Hetzelfde geldt voor de situatie waarbij degene die een obstakel wil plaatsen ook het perceel/de percelen aan de overzijde in eigendom heeft en akkoord is met het uitvoeren van eenzijdig onderhoud. Diegene dient dan wel het perceel/de percelen aan de overzijde in eigendom te hebben die nodig zijn om met de onderhoudsmachines een efficiënte route te kunnen rijden tijdens het uitvoeren van het onderhoud. Hierdoor blijft het uitvoeren van het onderhoud doelmatig.

Op deze eigenaar rust vanuit het privaatrecht wel de mededelingsplicht aan rechtsopvolgers om hen te attenderen op het geplaatste obstakel met als gevolg het uitvoeren van eenzijdig onderhoud aan de overzijde.

3) Op het moment dat het perceel aan de overzijde in eigendom is van derden, zal degene die een obstakel wil plaatsen een zakelijk recht moeten vestigen met de eigenaar van het perceel/de percelen aan de overzijde van de watergang. Ook in dit geval moet een zakelijk recht gevestigd worden op het aantal percelen dat nodig is om met de onderhoudsmachines een efficiënte route te kunnen rijden teneinde doelmatig onderhoud te waarborgen. Met het zakelijk recht wordt notarieel vastgelegd dat door de perceeleigenaar akkoord wordt gegaan met het uitvoeren van eenzijdig onderhoud vanaf de obstakelvrije zijde. Hiermee is het ook voor rechtsopvolgers bekend dat het onderhoud jaarlijks eenzijdig wordt uitgevoerd vanaf die zijde.

Het is ook mogelijk dat op een efficiënte route voor het uitvoeren van onderhoud aan de overzijde meerdere situaties van toepassing zijn. In dat geval gelden de eisen cumulatief.

In de huidige beleidsregel is in de toetsingscriteria vermeld dat in bepaalde gevallen een zakelijk recht gevestigd dient te worden. Ter verduidelijking van deze eis wordt een subparagraaf toegevoegd aan de beleidsregel, waarin aangegeven is in welke gevallen het waterschap de vestiging van een zakelijk recht eist.

2.2

3.4.2, lid 4 sub a Toetsingscriteria beleidsregel Werken en objecten in de watergang en beschermingszone

De tekst van het toetsingscriterium luidt:

aan de overzijde een obstakelvrije en voldoende brede strook grond ligt die in eigendom is van het waterschap, of

wordt vervangen door:

aan de overzijde een obstakelvrije beschermingszone ligt die in eigendom is van het waterschap, of

De term ‘voldoende brede strook grond’ kan in bepaalde gevallen voor onduidelijkheid zorgen. Ter verduidelijking wordt daarom het begrip ‘beschermingszone’ genoemd. Op die manier is het voor iedereen duidelijk dat de volledige beschermingszone obstakelvrij dient te zijn.

2.3

3.4.2, lid 4 sub b Toetsingscriteria beleidsregel Werken en objecten in de watergang en beschermingszone

De tekst van het toetsingscriterium luidt:

aan de overzijde ten behoeve van het waterschap een zakelijk recht is gevestigd op een obstakelvrij en voldoende breed stuk grond. Als een zakelijk recht moet worden gevestigd op het overliggende perceel moet de betreffende rechthebbende in een dergelijke zakelijk recht:

  • de gevolgen van het eenzijdig onderhoud van het water vanaf zijn perceel accepteren, en

  • altijd toegang verlenen tot zijn perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel, en

  • de algehele ontvangstplicht van maaisel, bagger en dergelijke afkomstig van het onderhoud van het water accepteren.

Wordt vervangen door:

aan de overzijde ten behoeve van het waterschap een zakelijk recht is gevestigd op een obstakelvrije beschermingszone. Als een zakelijk recht moet worden gevestigd op het overliggende perceel moet de betreffende rechthebbende in een dergelijke zakelijk recht:

  • de gevolgen van het eenzijdig onderhoud van het water vanaf zijn perceel accepteren, en

  • altijd toegang verlenen tot zijn perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel, en

  • de algehele ontvangstplicht van maaisel, bagger en dergelijke afkomstig van het onderhoud van het water accepteren.

De term ‘voldoende brede strook grond’ kan in bepaalde gevallen voor onduidelijkheid zorgen. Ter verduidelijking wordt daarom het begrip ‘beschermingszone’ genoemd. Op die manier is het voor iedereen duidelijk dat de volledige beschermingszone obstakelvrij dient te zijn.

2.4

3.4.2, lid 4 Toetsingscriteria beleidsregel Werken en objecten in de watergang en beschermingszone

Aan artikel 3.4.2 lid 4 wordt sub c toegevoegd. De tekst hiervan luidt:

c. aan de overzijde een obstakelvrije beschermingszone ligt die in eigendom is bij dezelfde rechthebbende als het perceel waarop het obstakel wordt geplaatst. De rechthebbende moet:

  • de gevolgen van het eenzijdig onderhoud van het water vanaf zijn perceel accepteren, en

  • altijd toegang verlenen tot zijn perceel aan personen die in opdracht van het waterschap werken en hun materieel, en

  • de algehele ontvangstplicht van maaisel, bagger en dergelijke afkomstig van het onderhoud van het water accepteren.

In de huidige beleidsregel is niet voorzien in de situatie dat de percelen aan weerszijden van de watergang bij één rechthebbende in eigendom zijn. Derhalve wordt deze situatie in de beleidsregel verdisconteerd.

 

Naar boven