Derde partiële herziening Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater

 

Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta;

 

gelezen het ambtelijk advies over Partiële herzieningen in het kader van de droogteaanpak grondwater van 23 februari 2021, nummer 394833;

 

gelet op afdeling 3:4 van de Algemene Wet Bestuursrecht, de Keur waterschap Brabantse Delta 2015, de “Algemene regels waterschap Brabantse Delta” (in het bijzonder algemene regel 15) en de “Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater” (in het bijzonder beleidsregel 13);

 

overwegende dat de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel (hierna: de waterschappen) gezamenlijk uniforme regels en beleid hanteren in hun onderscheidenlijke keuren en op grond van die keuren, waaronder algemene regels voor het afvoeren van hemelwater via verhard oppervlak;

 

overwegende dat de grondwaterstand in Noord-Brabant in de afgelopen jaren een licht dalende trend laat zien. Deze trend is een risico voor het halen van doelen voor de Kaderrichtlijn Water;

 

overwegende dat het, naast het beheersen van het gebruik van grondwater, eveneens noodzakelijk is om te borgen dat het grondwater voldoende aangevuld wordt door meer water te conserveren en te doen infiltreren ter aanvulling van grondwater;

 

overwegende dat het verhard oppervlak en de toename daarvan belangrijke factoren zijn bij de afname van infiltratie van hemelwater, en daarmee belangrijke factoren voor de aanvulling van grondwater;

 

overwegende dat de droge jaren 2018, 2019 en 2020 hebben aangetoond dat het vraagstuk dermate urgent is dat al op korte termijn eerste stappen gezet moeten worden;

 

overwegende dat een eerste stap is het aanscherpen van de regels voor het compenseren van versnelde afvoer van hemelwater via verhard oppervlak, zodat er sneller sprake is van compenserende maatregelen;

 

overwegende dat gelijktijdig met dit besluit de “Algemene regels waterschap Brabantse Delta” worden herzien, waarbij de grenswaarde 2.000 m2 voor afvoer hemelwater via nieuw of uitgebreid verhard oppervlak wordt gewijzigd naar 500 m2 en dat hierdoor tevens aanpassing van de hydrologische uitgangspunten noodzakelijk is;

 

overwegende dat de ontwerp beleidsregel ter inzage heeft gelegen van 21 december 2020 tot en met 1 februari 2021 en er alleen bij waterschap De Dommel zienswijzen zijn ontvangen (zie bijlage 1);

 

BESLUIT:

  • 1.

    De “Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater” als volgt te wijzigen:

    • a.

      In de tekst van paragraaf 2.1 “2.000 m2” te vervangen door “500 m2”;

    • b.

      In de titel van paragraaf 2.2 “2.000 m2” te vervangen door “500 m2” en deze titel eveneens aan te passen in de inhoudsopgave;

    • c.

      In de tekst van paragraaf 2.2 “2000 m2” te vervangen door “500 m2”;

    • d.

      In de tekst van paragraaf 3.1 “2.000 m2” te vervangen door “500 m2”;

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Derde partiële herziening Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater”;

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 16 maart 2021,

De dijkgraaf

drs. C.J.G.M. de Vet

De secretaris-directeur

dr. A.F.M. Meuleman

Bijlage 1  

Nota van inspraak

 

1 Inleiding

 

Aanleiding

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben gezamenlijk één beleid ten aanzien van de afvoer van hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak naar oppervlaktewater. Sinds 2015 hebben de waterschappen ook een gelijkluidende keur met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Actualisatie vindt eveneens gezamenlijk plaats.

De grondwaterstand in Noord-Brabant laat in de afgelopen jaren een licht dalende trend laat zien. Deze trend is een risico voor het halen van doelen voor de Kaderrichtlijn Water. Naast het beheersen van het gebruik van grondwater, is het eveneens noodzakelijk om te borgen dat het grondwater voldoende aangevuld wordt door meer water te conserveren en te doen infiltreren ter aanvulling van grondwater. De toename van het verhard oppervlak is een belangrijke factor bij de afname van infiltratie van hemelwater, en daarmee belangrijke factoren voor de aanvulling van grondwater;

Een aanscherping van de regels voor het compenseren van versnelde afvoer van hemelwater via verhard oppervlak naar oppervlaktewater is derhalve een eerste stap. De inspraakprocedure voor deze partiële herziening is bij elk van de drie waterschappen gelijktijdig doorlopen en de zienswijzen zijn ook gezamenlijk beoordeeld.

 

Verloop van de inspraak

Het dagelijks bestuur heeft op 1 december 2020 het ontwerpbesluit vastgesteld. Het ontwerpbesluit is op 18 december 2020 gepubliceerd. Het ontwerpbesluit heeft bij alle drie de waterschappen vanaf 21 december 2020 tot en met 1 februari 2021 ter inzage gelegen, en gedurende die periode konden belanghebbenden een zienswijze indienen. Hierop zijn bij alleen bij Waterschap De Dommel twee zienswijzen ontvangen.

 

2 Zienswijzen

 

Zienswijze 1

Indiener: gemeente Eindhoven

Datum: 25 januari 2021

Zienswijze:

“1. De gemeente Eindhoven is onvoldoende betrokken geweest bij de aanscherping van de Keurregels. Dit is bovendien ook in strijd met de Omgevingswet, omdat overheden in overleg met elkaar moeten treden. Tot slot vraagt de gemeente zich af waarom zij niet deelneemt aan het breed bestuurlijk grondwateroverleg BGG.

2. Voor de bestrijding van verdroging zou een bergingsopgave van 20 mm er al voor zorgen dat het grootste deel van de neerslag kan infiltreren. Afhankelijk van de omstandigheden kan het, mede gelet op de drukte in de ondergrond, een onnodig dure maatregel zijn om zoveel berging te vereisen;

3. in de uiteindelijke teksten moet héél duidelijk naar voren komen dat de wijziging in de regelgeving alleen van toepassing is indien hemelwater direct op oppervlaktewater wordt geloosd. Op indirecte lozingen via terrein of de riolering van gemeenten, is deze wijziging niet van toepassing omdat dan de rekentool niet meer kan worden gebruikt voor e stimulatie van meer groen in de stad.

4. Het klimaatadaptatiebeleid van de gemeente Eindhoven zal als gevolg van de aanpassing in de Keur sterk verzwakt worden. Dit moet voorkomen worden, daarom het verzoek om de aanpassingen in de Keur zo in te richten dat dit het gemeentelijk beleid niet negatief beïnvloed.”

Beoordeling:

1. In het Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg (BBG) is afgesproken om voor het nieuwe groeiseizoen de grenswaarde in de algemene regels voor nieuw verhard oppervlak aan te passen van 2.000 m2 naar 500 m2. De tijd die beschikbaar is tot het volgende groeiseizoen laat de waterschappen helaas weinig ruimte voor actief overleg met gemeenten. Wel willen de waterschappen de gemeenten graag betrekken bij de verdere verdieping en uitwerking van de regelgeving met als doel om waar mogelijk de infiltratie van water in de bodem te bevorderen.

De Brabantse waterschappen hebben de deelname van gemeenten in de Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg (BBG) aan de orde gesteld en de provincie gevraagd of er een vertegenwoordiger van de gemeenten kan worden uitgenodigd. De provincie heeft hier gehoor aan gegeven en vanaf nu worden de gemeenten vertegenwoordigd.

2. De wijziging van de grenswaarde 2.000 m2 naar 500 m2 voor toename verhard oppervlak heeft weliswaar als doel om meer hemelwater te laten infiltreren, maar het primaire doel van de verbodsbepaling in de Keur en algemene regel 15 is de toename van de piekafvoer van hemelwater op het oppervlaktewatersysteem te beperken. Een bergingsopgave van 20 mm zou wellicht voldoende kunnen zijn voor infiltratie in de grond, maar een bergingsopgave van 60 mm is naar onze mening minimaal noodzakelijk om te voorkomen dat hemelwater versneld wordt afgevoerd op oppervlaktewater.

3. In de aanhef van Algemene regel 15 Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, staat vermeld dat deze regel van toepassing is op het afvoeren van hemelwater via toename verhard oppervlak naar een oppervlaktewaterlichaam. Dit komt in de uiteindelijke regeling derhalve voldoende naar voren. In de publicatietekst van het ontwerpbesluit ontbrak de nadruk hierop echter, dus dit kan in een vervolg worden aangevuld.

4. In de Eindhovense Klimaattoets uit januari 2019 1 De Eindhovense klimaattoets.pdf (eindhovenduurzaam.nl) staat vermeld dat bij nieuwe ontwikkelingen groter dan 150 m2 een waterberging van 60 mm gerealiseerd moet worden per m2 verharding. Voor ontwikkelingen onder de 150 m2 geldt een waterberging van 20 mm per m2 verharding. Met de beoogde wijziging schrijven wij voor dat bij ontwikkelingen groter dan 500 m2 verharding 60 mm waterberging moet worden gerealiseerd. Dit komt derhalve overeen met het klimaatadaptatiebeleid van de gemeente Eindhoven.

Advies:

In de publicatietekst expliciet vermelden dat de wijziging van toepassing is op de regels voor een versnelde afvoer van hemelwater via verhard oppervlak naar oppervlaktewater.

 

Zienswijze 2

Indiener: gemeente Eersel

Datum: 27 januari 2021

Zienswijze:

“1. De algemene regel in de Keur schrijft voor dat een bergingscompensatie van 60 mm ten opzichte van het verhard oppervlak benodigd is. Vooral bij kleine herontwikkelingen in bestaand gebied betekent dit een forse inspanning voor een gering effect op de grondwaterstand, waardoor de haalbaarheid van deze kleine ontwikkelingen onder druk komt te staan. De benodigde bergingscompensatie in de Keur schiet het doel voorbij als gekeken wordt naar de aanvulling van het grondwater. Voor de aanvulling van grondwater kan met kleinere hoeveelheden bergingscompensatie - 15 mm - verreweg de meeste neerslag in de bodem infiltreren.

2. In de Waterwet is opgenomen dat een perceeleigenaar zelf verantwoordelijk is voor de verwerking van hemelwater, voor zo ver dat redelijk kan worden geacht. Een bergingscompensatie van 60 mm ten opzichte van het verhard oppervlak voor het aanvullen van grondwater gaat ons inziens voorbij aan deze redelijkheid. Er wordt hier een onevenredig grote inspanning gevraagd in verhouding tot het effect.”

Beoordeling:

1. De wijziging van de grenswaarde 2.000 m2 naar 500 m2 voor toename verhard oppervlak heeft weliswaar als doel om meer hemelwater te laten infiltreren, maar het primaire doel van de verbodsbepaling in de Keur en algemene regel 15 is de toename van de piekafvoer van hemelwater op het oppervlaktewatersysteem te beperken. Een bergingsopgave van 15 mm zou wellicht voldoende kunnen zijn voor infiltratie in de grond, maar een bergingsopgave van 60 mm is naar onze mening minimaal noodzakelijk om te voorkomen dat hemelwater versneld wordt afgevoerd op oppervlaktewater.

2. Het bepaalde in artikel 3.5 Waterwet houdt een inspanningsplicht voor de gemeente in. Dit betreft de gemeentelijke hemelwaterzorgplicht en houdt in dat gemeenten een voorziening moeten aanbieden waarin hemelwater kan worden geloosd. Indien een burger of bedrijf redelijkerwijs niet in staat is om het hemelwater zelf op te vangen of te infiltreren in de bodem, dan mag diegene het lozen op de voorzieningen van de gemeente. Deze vorm van lozen wordt ook wel ‘indirecte lozing’ van hemelwater genoemd. Dit staat echter los van de aanpassing in de algemene regels Keur, omdat deze aanpassing ziet op een zogenoemde ‘directe lozing’ van hemelwater op oppervlaktewater. Het primaire doel van de verbodsbepaling in de Keur en algemene regel 15 is de toename van de piekafvoer van hemelwater op het oppervlaktewatersysteem te beperken.

Advies:

De algemene regels niet te wijzigen naar aanleiding van de ingediende zienswijze.

Naar boven