Tweede partiële herziening Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste

Het dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas;

 

overwegende dat het dagelijks bestuur op 5 maart 2015 de ‘Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste’ heeft vastgesteld en deze op 15 oktober 2017 partieel heeft herzien;

 

gelet op afdeling 3:4 van de Algemene Wet Bestuursrecht, de Waterwet (waaronder in het bijzonder artikel 6.5) en de Keur waterschap Aa en Maas 2015;

 

gelet op de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2022;

 

overwegende dat de 5%-regeling door de Provincie Noord-Brabant in 1991 is ingesteld ter compensatie van de toen ingevoerde voorjaars- en urenverboden voor de beregening van grasland. De 5%-regeling hield in dat, ter bedrijfseconomische compensatie bij gevallen van droogte die zich hooguit een keer in de 20 jaar voor zouden gaan doen, tijdelijk ontheffing zou worden verleend van het verbod om grasland te beregenen;

 

overwegende dat de 5%-regeling voor het laatst in 1997 inhoudelijk door de Provincie Noord-Brabant is gewijzigd, door het beperken van de lengte van de ontheffingsduur voor de maanden juni en juli;

 

overwegende dat de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel (hierna: de waterschappen) per 22 december 2009 op grond van de Waterwet bevoegd gezag zijn geworden voor deze categorie grondwateronttrekkingen;

 

overwegende dat de waterschappen bij de overdracht van het grondwaterbeheer in eerste instantie de provinciale regels en beleidsregels, waaronder de 5%-regeling, ongewijzigd overgenomen hebben in hun regelgeving;

 

overwegende dat de waterschappen daarna gezamenlijk uniform nieuw beregeningsbeleid hebben geformuleerd, waarbij de waterschappen de 5%-regeling in 2014 ongewijzigd hebben ondergebracht in de “Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste”. Deze beleidsregel is door de waterschappen in 2017 partieel herzien, maar daarbij is de 5%-regeling niet gewijzigd;

 

overwegende dat de droge jaren 2018, 2019 en 2020 aangetoond hebben dat het grondwaterbeleid al op korte termijn aanscherping behoeft. Specifiek voor de 5%-regeling geldt dat enerzijds de metrologische grenswaarde voor het bepalen of er sprake is van een 5% droog jaar geactualiseerd moet worden, aangezien dat sinds 1991 niet meer heeft plaatsgevonden. Anderzijds is het grondwaterbeleid van de waterschappen ondertussen niet meer provinciaal maar regionaal georiënteerd. De praktijk rondom droogte laat verder zien dat het noodzakelijk is meer maatwerk mogelijk te maken bij de toepassing van de 5%-regeling, en meer de verbinding te leggen met onder meer de regionale grondwatersystemen, het lokaal handelen met betrekking tot oppervlaktewateren, het kunnen voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, en het beschermen van kwetsbare natuur zoals Natura 20000-gebieden;

 

overwegende dat de 5%-regeling nadrukkelijk bedoeld is als een noodmaatregel;

 

overwegende dat vanwege de bovenstaande ontwikkelingen aanpassing van de 5%-regeling in de “Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste” noodzakelijk is;

 

overwegende dat door de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet het wenselijk is nu al rekening te houden met aanstaande wijzigingen in grondslagen en termen;

 

gezien het feit dat de ontwerpbesluiten in de periode van 21 december 2020 tot en met 1 februari 2021 ter inzage hebben gelegen;

 

gelet op onder andere de Waterwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Verordening water Noord-Brabant, en de Keur waterschap Aa en maas 2015;

B E S L U I T :

  • 1.

    De “Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste” te wijzigen zoals omschreven in bijlage 1 bij dit besluit;  

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Tweede partiële herziening Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste”;  

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking op 26 maart 2021.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 16 maart 2021,

 

De secretaris

drs. P. Sennema

De dijkgraaf

drs. L.H.J. Verheijen

Bijlage 1

Wijziging van de “Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste”

 

Introductie

 

Het partieel herzien van de beleidsregel om het onderdeel 5%-regeling aan te passen heeft ook gevolg dat teksten elders in de beleidsregel bijgewerkt moeten worden. Die aanpassingen hebben betrekking op de volgende vier aspecten:

  • ‘Omgevingswetproof’: Op korte termijn na de herziening wordt naar verwachting de Omgevingswet van kracht. Verwijzingen en termen op basis van de huidige wetgeving worden al bijgewerkt zodat deze ook al op de Omgevingswet aansluiten.

  • Vorige herzieningen: Passages die een toelichting zijn op de vorige partiële herziening worden omgezet naar de verleden tijd, omdat dit anders verwarrend is met passages die voortkomen uit de huidige partiële herziening.

  • Historische referenties: Op een aantal plaatsen wordt verwezen naar het moment waarop de beleidsregel in werking getreden is, bijvoorbeeld woorden zoals ‘tot op heden’. Dit wordt nu concreter benoemd bijvoorbeeld door het opnemen van het jaartal zodat duidelijk is welk moment bedoeld wordt.

  • Tekstueel: Er worden enkele kleine tekstuele verbetering aangebracht.

 

1 Algemene wijzigingen

 

Wijzigingen in hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Wijziging:

In paragraaf 1.1, eerste alinea worden in de laatste volzin het woord ‘echter’ gewijzigd in ‘daarna’ en het woord ‘naar’ gewijzigd in ‘tot’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie.

 

1.2 Wijziging:

In paragraaf 1.1, tweede alinea wordt in de eerste volzin het woord ‘is’ gewijzigd in ‘was’. In de vierde volzin wordt het woord ‘Voorheen’ gewijzigd in ‘Daarvoor’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie.

 

1.3 Wijziging:

In paragraaf 1.1, tweede alinea wordt in de derde volzin achter het woord ‘keur’ ingevoegd de woorden ‘c.q. waterschapsverordening’.

 

Reden: 

Aanpassing vanwege de Omgevingswet.

 

1.4 Wijziging:

In paragraaf 1.1, derde alinea wordt in de eerste volzin het woord ‘nu’ geschrapt. In de eerste volzin worden de woorden ‘wordt in’ gewijzigd in ‘is tussen’. De tweede en derde volzinnen worden geschrapt.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie en het verwijderen van een verwijzing naar een overgangsperiode is ondertussen is verlopen.

 

1.5 Wijziging:

In paragraaf 1.2, eerste alinea wordt in de vierde volzin het woord ‘nieuwe’ gewijzigd in ‘nieuwere’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie.

 

Wijzigingen in DEEL A

 

1.6 Wijziging:

In paragraaf A.1, wordt het tussenkopje van de eerste alinea ‘Waterwet’ gewijzigd in ‘Wetgeving’. Achter de eerste alinea wordt toegevoegd de tekst ‘Onder de Omgevingswet is het waterbeheer nadrukkelijker onderdeel van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, en het in onderlinge samenhang doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.’

 

Reden: 

Aanpassing vanwege de Omgevingswet.

 

1.7 Wijziging:

In paragraaf A.1, tweede alinea wordt in de eerste volzin achter het woord ‘Waterwet’ ingevoegd de woorden ‘c.q. Omgevingswet’.

 

Reden: 

Aanpassing vanwege de Omgevingswet.

 

1.8 Wijziging:

In paragraaf A.1, vierde alinea wordt gewijzigd door in de eerste volzin de woorden ‘van artikel 4.22’ te schrappen en de verwijzing naar de ‘Keur waterschap Aa en Maas’ te wijzigingen in ‘keur c.q. de waterschapsverordening’. In de derde volzin van deze alinea worden de woorden ‘op heden’ gewijzigd in ‘2014’.

 

Reden: 

Aanpassing vanwege de Omgevingswet en historische referentie verbeteren.

 

1.9 Wijziging:

In paragraaf A.3, eerste alinea, tweede volzin, wordt achter het woord ‘keur’ ingevoegd ‘in 2014’ en achter het woord ‘grondwater’ wordt ingevoegd de woorden ‘zijn komen te’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie.

 

2 Wijzigingen 5%-regeling

 

2.1 Wijziging:

In paragraaf B.1, eerste alinea, eerste volzin, worden de woorden ‘Beleidsregel (…) bolletje’ gewijzigd in de woorden ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’, en achter het woord ‘beregeningsvergunningen’ wordt ingevoegd de woorden ‘in beschermde gebieden, attentiegebieden en invloedsgebieden Natura 2000’.

 

Reden: 

Bijwerken van verwijzingen in de tekst vanwege vorige herzieningen en verduidelijking.

 

2.2 Wijziging:

In paragraaf B.1, derde alinea, wordt de zin bij het eerste bolletje gewijzigd in ’Indien een 5% situatie wordt bereikt zal voor de periode van maximaal 2 weken ontheffing worden verleend’. Het tweede bolletje vervalt volledig.

 

Reden: 

De duur van de ontheffing is bepaald op maximaal twee weken in verband met de huidige bedrijfsgrootte en bedrijfsvoering. Houdt een 5% situatie langer aan, dan kan altijd nog een nieuwe ontheffing verleend worden.

 

2.3 Wijziging:

In paragraaf B.1 in de opsomming ‘bepaling van het moment waarop sprake is van een 5% situatie’ worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • Bij het derde bolletje wordt het getal 63 vervangen door 80;

  • Bij het vierde bolletje worden de getallen 63 vervangen door 80, de getallen 1,5 door 2,4 en het getal 78 door 104.

 

Reden: 

Onderdeel van deze partiële herziening is het actualiseren van de grenswaarden voor het bepalen wanneer er sprake is van een 5% situatie aan de hand van het huidige klimaat, aangezien de vorige grenswaarden sinds de bepaling in 1991 niet meer geactualiseerd zijn. De nieuwe grenswaarden zijn met dezelfde methode bepaald als in 1991 is toegepast.

 

2.4 Wijziging:

In paragraaf B.1wordt onder de tweede opsomming, aan het einde van de paragraaf, de volgende tekst toegevoegd:

 

‘Nadere bepalingen over het verlenen van ontheffing:

  • Ontheffing wordt verleend per deelgebied, zoals deze benoemd zijn in deel A.4 van deze beleidsregel.

  • Bij de afweging om een ontheffing in één of meerdere deelgebieden te verlenen zal in de dan te maken afweging onder andere worden meegewogen:

    • o

      De toestand van Natura 2000-gebieden en natte natuurparels in het deelgebied;

    • o

      De toestand van KRW-waterlichamen in het deelgebied;

    • o

      De toestand van waterstaatswerken in het deelgebied;

    • o

      De toestand van agrarische sector in het deelgebied;

    • o

      De actuele meteorologische vooruitzichten voor de komende periode.’

 

Reden: 

Onderdeel van deze partiële herziening is het introduceren van meer maatwerk zodat het verlenen van een ontheffing beter aansluit bij het regionale grond- en oppervlaktewaterbeheer en de overige belangen die spelen, naast de ruwvoervoorziening voor de veehouderij. De nadere onderbouwing wordt via wijziging 2.8 toegevoegd aan de toelichting van de beleidsregel.

 

2.5 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.1, eerste alinea wordt in de eerste volzin het eerste woord ‘Met’ gewijzigd in ‘Sinds’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie.

 

2.6 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.2, worden in de eerste volzin de woorden ‘in aanzet’ geschrapt.

 

Reden: 

Tekstuele verbetering.

 

2.7 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.2, worden in de laatste volzin het woord ‘nu’ gewijzigd ‘in 2015’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie.

 

2.8 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.2, wordt achter de eerste alinea de volgende nieuwe alinea toegevoegd:

‘De droge jaren 2018, 2019 en 2020 hebben aangetoond dat de 5%-regeling, die dus feitelijk 30 jaar onveranderd is gebleven, ondertussen aanpassing behoeft. Om te beginnen zijn de criteria om te bepalen of er sprake is van een 5% droog jaar nooit geactualiseerd. Het is echter gebruikelijk dit soort criteria periodiek te herijken aan de hand van recentere klimaatgegevens. Daarnaast is het grondwaterbeheer en de omgang met droogte veel meer regionaal georiënteerd. Zoals ook in paragraaf 2.3 is aangegeven variëren de mate van droogte, de effecten van droogte en de alternatieven voor zoetwatervoorziening binnen de provincie soms sterk. Het is daarom niet vanzelfsprekend dat het bereiken van een 5%-criterium direct en voor alle gebieden eenzelfde aanpak rechtvaardigt. Ook hier is meer maatwerk vereist, waarbij ook andere belangen dan de ruwvoervoorziening alleen in ogenschouw genomen worden, zoals bijvoorbeeld Natura 2000-doelen en waarbij ook gekeken wordt naar de samenhang met andere droogtemaatregelen die genomen worden in het grond- en oppervlaktewaterbeheer.’

 

Reden: 

Toevoegen van een toelichting op deze partiële herziening.

 

2.9 Wijziging:

In paragraaf B.2, subparagraaf 2.3, wordt in de eerste volzin de verwijzing naar de ‘artikel 4.15 van de Keur waterschap Aa en Maas’ te wijzigen in ‘de keur c.q. de waterschapsverordening’. In de derde volzin wordt de verwijzing naar de beleidsregels gewijzigd in ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater’.

 

Reden: 

Aanpassingen vanwege de Omgevingswet.

 

2.10 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.4, wordt in de eerste volzin na de woorden ‘één op één’ het woord ‘is’ gewijzigd in ‘was’ en wordt het woord ‘wijzigt’ gewijzigd in ‘is’, en wordt achteraan deze zin toegevoegd ‘gewijzigd tot 2021’.

 

Reden: 

Verbetering van de historische referentie vanwege deze partiële herziening

 

2.11 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.4, wordt achter de eerste alinea de volgende tekst toegevoegd:

 

‘Met de wijzigingen van 2020 veranderen er twee zaken voor vergunninghouders.

De eerste verandering is, dat de grenswaarde voor het bepalen van een 5% situatie door de herijking aan het actuele klimaat weer een droogte beschrijft die zich vijf keer per 100 jaar kan voordoen, of anders gezegd eens in de twintig jaar. In de loop van de tijd was het criterium geleidelijk lichter geworden vanwege klimaatverandering. Indien men bij wijze van evaluatie afgelopen droge jaren waarin volgens de oude criteria sprake was van een 5% droog jaar, met de geactualiseerde criteria opnieuw bekijkt, dan blijkt dat met de oude 5%-regeling in vier jaren sprake was van een 5%-situatie, en dat dit met de geactualiseerde criteria nog twee jaren zijn.

De tweede verandering is dat het niet langer vanzelfsprekend is dat er bij het bereiken van de 5%-grenswaarde meteen en voor heel Brabant een ontheffing afgekondigd wordt voor een vooraf vaststaande periode, maar dat dit gebiedsgericht maatwerk geworden is. De duur van de ontheffing is bepaald op maximaal twee weken in verband met de huidige bedrijfsgrootte en bedrijfsvoering. Houdt een 5% situatie langer aan, dan kan altijd nog een nieuwe ontheffing verleend worden.’

 

Reden: 

Toevoegen van een toelichting op deze partiële herziening.

 

2.12 Wijziging:

In paragraaf B.2, sub paragraaf 2.4, wordt de tweede alinea geheel geschrapt.

 

Reden: 

Deze passage is niet meer nodig als gevolg van deze partiële herziening.

Naar boven