Bekendmaking Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel

Het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel heeft in haar vergadering van 11 mei 2021 de Waterschapsverordening Rijn en IJssel vastgesteld.

 

Wat is de Waterschapsverordening

Op grond van artikel 2.5 Omgevingswet is het waterschap verplicht om een Waterschapsverordening vast te stellen. In de Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel staan alle regels die bepalen welke activiteiten waar in ons beheergebied mogen plaatsvinden en onder welke voorwaarden. Zodra deze in werking treedt, komt de Waterschapsverordening in plaats van de volgende regels:

 

  • -

    Keur Waterschap Rijn en IJssel 2009 (m.u.v. hoofdstuk 2 m.b.t. onderhoudsplichten)

  • -

    Algemene regels, nadere regels en verplichtingen behorende bij de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2009

  • -

    Aansluitverordening Rijn en IJssel

  • -

    Artikel 8 Verkeersbesluit Oude IJssel

In de Waterschapsverordening zijn ook de locaties opgenomen waar de regels gelden, de zogenaamde beperkingengebieden. Dit zijn de zones die nu nog onderdeel uitmaken van de leggers. De werkingsgebieden die worden vastgesteld in de Waterschapsverordening zijn te raadplegen via deze link: https://wrij.maps.arcgis.com/apps/View/index.html?appid=04116d58a4124a2e8e43e090e85e2ee6.

 

De Waterschapsverordening zal in werking treden zodra de Omgevingswet in werking treedt. Dit is zeer waarschijnlijk 1 juli 2022.

 

Wat verandert er

 

De regels zijn bijna niet veranderd

De regels zoals opgenomen in de Waterschapsverordening zijn grotendeels beleidsarm omgezet. Dat wil zeggen dat er bijna geen inhoudelijke wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de Keur en algemene regels. Op drie punten zijn wel inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd, namelijk:

  • Een aantal kleine wijzigingen is doorgevoerd om praktijkproblemen op te lossen. Het belangrijkste voorbeeld is het huidige verbod om ‘groot onderhoud’ aan onze dijken uit te voeren in de winter, de zogenaamde “gesloten periode”, waarin het niet was toegestaan werkzaamheden aan de waterkering uit te voeren. Het verbod is nu in de Waterschapsverordening minder streng; er wordt - onder voorwaarden - meer ruimte geboden voor initiatieven. Uiteraard blijft hoogwaterveiligheid voorop staan.

  • Er worden regels en een specifieke zone (‘BBZ 2’) toegevoegd die windturbines nabij onze waterkeringen reguleren. De huidige zoneringen (tot 100 meter aan weerszijden van de primaire waterkering) bieden namelijk onvoldoende bescherming tegen het potentiële risico dat windturbines vormen voor de hoogwaterveiligheid van onze primaire waterkeringen, en uitbreiding is dus gewenst. Omdat het hier om nieuw beleid gaat, is dit aspect van de verordening als afzonderlijk beslispunt opgenomen.

  • Sommige regels zijn aangepast om ze weer goed aan te laten sluiten bij de nieuwe zones voor watersystemen, die nu specifieker zijn gemaakt.

De gebieden waar de regels gelden zijn wel veranderd

Zoals hiervoor opgemerkt zijn in de Waterschapsverordening ook de locaties opgenomen waar de regels gelden, de zogenaamde werkingsgebieden. In de contouren van de werkingsgebieden zijn wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de huidige zoneringen die nu nog in de zogenaamde leggers zijn opgenomen. Dit betreft de werkingsgebieden voor watersystemen. Door het vaststellen van deze nieuwe contouren geeft ons waterschap niet alleen uitvoering aan recent vastgesteld beleid maar zorgen we er ook voor dat ze beter digitaliseerbaar zijn, omdat ze nu veel nauwkeuriger zijn ingetekend.

 

De doorlopen zienswijze-procedure

Van 3 november 2020 tot en met 20 december 2020 heeft de ontwerp-Waterschapverordening ter inzage gelegen. Gedurende de inspraakperiode zijn in totaal 156 zienswijzen binnengekomen. Alle zienswijzen zijn door het waterschap beoordeeld en in de inspraaknota voorzien van een inhoudelijke reactie. De zienswijzen hebben geleid tot een aantal wijzigingen in het definitieve besluit ten opzichte van het ontwerp. In de reactienota is uitgelegd om welke wijzigingen het gaat.

 

Beroep

Bent u het niet eens met de vaststelling van de Waterschapsverordening? Het is het op dit moment nog niet duidelijk of tegen de Waterschapsverordening beroep mogelijk is. Wij raden u aan om dit wel te proberen. De rechtbank zal dan besluiten of ze het beroep gaan behandelen. U kunt uw beroep binnen zes weken na de dag van bekendmaking van het onderhavige besluit sturen naar de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM te Arnhem.

 

Vragen

Voor vragen kunt u contact opnemen met mevrouw Van Rijn-Bogaart via het algemene nummer van het waterschap: 0314 369 369.

Het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel;

 

Op grond van artikel 2.5 Omgevingswet;

 

Besluit:

Artikel I  

De Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel wordt gewijzigd als volgt:

 

A

 

De hoofdstukken 2 tot en met 4 worden vernummerd tot 5 tot en met 7.

 

B

 

De hoofdstukken 1 tot en met 4 komen te luiden:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Afdeling 1.1

 

Paragraaf 1.1.1 Begripsbepalingen

 

Artikel 1.1.1.1 Begripsbepalingen

Lid 1.1.1.1.1

Bijlage I bij deze waterschapsverordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze waterschapsverordening.

 

Lid 1.1.1.1.2

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet, en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en de Omgevingsregeling zijn ook van toepassing op deze waterschapsverordening.

 

Paragraaf 1.1.2 Aanwijzing en begrenzing van gebieden

 

Artikel 1.1.2.1 Begrenzing beheergebied

De geometrische begrenzing van het beheergebied Waterschap Rijn en IJssel is opgenomen in het geometrische informatieobject 'beheergebied' in bijlage I bij deze waterschapsverordening.

 

Artikel 1.1.2.2 Begrenzing waterstaatswerken

Lid 1.1.2.2.1

De geometrische begrenzingen van het beperkingengebied waterstaatswerk en de onderdelen daarvan zijn opgenomen in de volgende geometrische informatieobjecten in bijlage I bij deze verordening:

  • a.

    beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam;

  • b.

    beperkingengebied waterkering;

  • c.

    beperkingengebied waterberging en;

  • d.

    beperkingengebied uiterwaarde.

Lid 1.1.2.2.2

Onder beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam vallen in ieder geval:

  • a.

    kernzone van een oppervlaktewaterlichaam met inbegrip van de kernzone van een kunstwerk;

  • b.

    beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam;

  • c.

    kernzone van een kade; en

  • d.

    beschermingszone van een kade.

Lid 1.1.2.2.3

Onder beperkingengebied waterkering vallen in ieder geval:

  • a.

    kernzone van een waterkering;

  • b.

    beschermingszone van een waterkering;

  • c.

    buitenbeschermingszone 1 van een waterkering;

  • d.

    buitenbeschermingszone 2 van een waterkering; en

  • e.

    profiel van vrije ruimte van een waterkering.

Artikel 1.1.2.3 Begrenzing oppervlaktewaterlichaam

De geometrische begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de onderdelen daarvan zijn opgenomen in de volgende geometrische informatieobjecten in bijlage I bij deze verordening:

  • a.

    oppervlaktewaterlichaam;

  • b.

    oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ;

  • c.

    oppervlaktewaterlichaam waar varend onderhoud wordt gepleegd; en

  • d.

    oppervlaktewaterlichaam de Oude IJssel.

Artikel 1.1.2.4 Waterstaatswerken die niet geometrisch begrensd zijn

Lid 1.1.2.4.1

Voor waterstaatswerken die op grond van een projectplan of een omgevingsvergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de geometrische begrenzing, wordt voor het beperkingengebied waterstaatswerk uitgegaan van de begrenzing aangegeven in het projectbesluit of de omgevingsvergunning.

 

Lid 1.1.2.4.2

Voor waterstaatswerken die niet geometrisch zijn begrensd en waarvoor de ligging niet volgt uit een projectbesluit of omgevingsvergunning, gelden de grenzen van het waterstaatswerk, de beschermingszone, de buitenbeschermingszone 1, de buitenbeschermingszone 2 en het profiel van vrije ruimte, opgenomen in bijlage III.

 

Paragraaf 1.1.3 Normadressaat

 

Artikel 1.1.3.1 Normadressaat

Aan de regels in deze verordening wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

 

Paragraaf 1.1.4 Specifieke zorgplicht en maatwerkvoorschriften

 

Artikel 1.1.4.1 Zorgplicht watersysteem

Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor het watersysteem, is verplicht:

  • a.

    alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

  • b.

    voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en

  • c.

    als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

Artikel 1.1.4.2 Maatwerkvoorschriften

In aanvulling op of in afwijking van de zorgplicht in artikel 1.1.4.1 en de algemene regels in hoofdstuk 2, kunnen in een specifieke situatie in overeenstemming met de beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen, maatwerkvoorschriften worden gesteld.

 

Paragraaf 1.1.5 Gegevens en bescheiden algemeen

 

Artikel 1.1.5.1 Algemene gegevens bij een melding of informatieverplichting

Lid 1.1.5.1.1

Een melding of de verstrekking van gegevens wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • a.

    de aanduiding van de activiteit;

  • b.

    de naam en het adres van degene die de activiteit verricht; en

  • c.

    de dagtekening.

Lid 1.1.5.1.2

Op verzoek van het waterschap worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te beoordelen of de algemene regels en de maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn.

 

Lid 1.1.5.1.3

Gegevens en bescheiden worden verstrekt voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.

 

Paragraaf 1.1.6 Gesloten periode

 

Artikel 1.1.6.1 Gesloten periode

In de periode van 15 oktober tot 15 maart worden geen werkzaamheden als bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van deze verordening, uitgevoerd in de kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone 1 van de waterkering, met uitzondering van:

  • a.

    werkzaamheden door of namens het bestuur in het kader van hoogwaterveiligheid; en

  • b.

    werkzaamheden door derden die redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn buiten de genoemde periode, mits wordt gewerkt volgens een door of namens het bestuur vooraf goedgekeurd risicobeheersplan.

Paragraaf 1.1.7 Uitzondering bijzondere omstandigheden

 

Artikel 1.1.7.1 Aanwijzing bijzondere omstandigheden

Bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 19.0 van de wet zijn:

  • a.

    waterschaarste en dreigende waterschaarste;

  • b.

    overvloed aan water en dreigende overvloed aan water;

  • c.

    het in ongerede raken van een waterstaatswerk of de dreiging daarvan; en

  • d.

    aanmerkelijke verslechtering van de waterkwaliteit.

Artikel 1.1.7.2 Algeheel verbod bij bijzondere omstandigheden

Lid 1.1.7.2.1

Het bestuur kan bij besluit als bedoeld in artikel 19.0 van de wet bepalen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet en zo nodig in afwijking van verleende omgevingsvergunning of geldende peilbesluiten, verbieden:

  • a.

    water af te voeren naar of te lozen in een oppervlaktewaterlichaam;

  • b.

    water te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam;

  • c.

    grondwater te onttrekken of water te infiltreren; en

  • d.

    activiteiten in het beperkingengebied uit te voeren.

Lid 1.1.7.2.2

Het besluit kan in ieder geval inhouden dat de activiteiten worden beperkt of worden stopgezet.

 

Lid 1.1.7.2.3

Het besluit wordt onverwijld ingetrokken als het bestuur het niet langer noodzakelijk vindt.

 

Paragraaf 1.1.8 Ongewoon voorval

 

Artikel 1.1.8.1 Ongewoon voorval

Lid 1.1.8.1.1

Het bestuur wordt onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.

 

Lid 1.1.8.1.2

Zodra de volgende gegevens en bescheiden bekend zijn, worden ze verstrekt aan het bestuur:

  • a.

    informatie over de oorzaken van het ongewoon voorval en de omstandigheden waaronder het ongewoon voorval zich heeft voorgedaan;

  • b.

    informatie over de vrijgekomen stoffen en de eigenschappen; en

  • c.

    informatie over de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de nadelige gevolgen van het ongewoon voorval te voorkomen.

Paragraaf 1.1.9 Uitzondering beheeractiviteiten

 

Artikel 1.1.9.1 Uitzondering beheeractiviteiten

De hoofdstukken 2 en 3 van deze verordening zijn niet van toepassing op handelingen die plaatsvinden door of in opdracht van het bestuur, ten behoeve van de reguliere onderhoudswerkzaamheden en beheermaatregelen van het waterschap.

 

Paragraaf 1.1.10 Delegatie

Artikel 1.1.10.1 Delegatie

Lid 1.1.10.1.1

Het dagelijks bestuur is bevoegd om de volgende delen van de waterschapsverordening te wijzigen:

  • a.

    hoofdstuk 2, met uitzondering van paragraaf 2.1.12;

  • b.

    hoofdstuk 3; en

  • c.

    bijlage 1

Lid 1.1.10.1.2

De wijziging kan alleen inhouden:

  • a.

    het toevoegen van een algeheel verbod op het verrichten van activiteiten;

  • b.

    het vergunningvrij maken van vergunningplichtige activiteiten;;

  • c.

    het stellen van algemene regels;

  • d.

    het toevoegen van een verbod om zonder melding een activiteit te verrichten; en

  • e.

    het wijzigen van geometrische begrenzingen

Paragraaf 1.1.11 Algemene bepalingen omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten

 

Artikel 1.1.11.1 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten

Lid 1.1.11.1.1

Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:

  • a.

    het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

  • b.

    het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;

  • c.

    en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Lid 1.1.11.1.2

Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe leiden dat, rekening houdend met de waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben of dat betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam:

  • a.

    niet voldaan wordt aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, van dat besluit;

  • b.

    de doelstelling van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van dat besluit wordt niet bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van dat besluit; en

  • c.

    een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, van dat besluit niet wordt bereikt.

Lid 1.1.11.1.3

Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.

 

Hoofdstuk 2 Activiteiten bij waterstaatswerken

 

Afdeling 2.1

 

Paragraaf 2.1.1 Lozen in en afvoeren naar een oppervlaktewaterlichaam

 

Artikel 2.1.1.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op lozen en afvoeren in het beheergebied Waterschap Rijn en IJssel.

 

Artikel 2.1.1.2 Zorgplicht

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1, houdt in ieder geval in dat:

  • a.

    de slang of buis benodigd voor de lozing geen hinder veroorzaakt; en

  • b.

    de slang of buis benodigd voor de lozing niet over het onderhoudspad ligt tijdens onderhoudswerkzaamheden door of namens het waterschap.

Artikel 2.1.1.3 Meldplicht

Het is verboden meer dan 1 m3 water af te voeren naar of meer dan 1 m3 water te lozen in een oppervlaktewaterlichaam zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden, tenzij een vergunning is vereist op grond van artikel 2.1.1.4.

 

Artikel 2.1.1.4 Vergunningplicht

Lid 2.1.1.4.1

Het is verboden zonder vergunning neerslag die valt op verhard oppervlak van tenminste 500 m2 direct of indirect te laten afstromen naar een oppervlaktewaterlichaam.

 

Lid 2.1.1.4.2

Het is verboden zonder vergunning water te lozen in een oppervlaktewaterlichaam als:

  • a.

    de hoeveelheid water meer dan 250 m3 per uur bedraagt; of

  • b.

    de hoeveelheid water meer dan 25% bedraagt van de ontwerpcapaciteit van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam, behalve als de hoeveelheid water die wordt geloosd minder bedraagt dan 10 m3 per uur.

Paragraaf 2.1.2 Water onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam

 

Artikel 2.1.2.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam.

 

Artikel 2.1.2.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder vergunning meer dan 1 m3 water per uur te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam.

 

Paragraaf 2.1.3 Afrasteringen

 

Artikel 2.1.3.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het houden van dieren in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam en het beperkingengebied waterkering, met uitzondering van de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen.

 

Artikel 2.1.3.2 Aanwijzing algemene regels

De eigenaren van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren plaatsen afrasteringen die voldoen aan de artikelen 2.1.3.3 tot en met 2.1.3.5.

 

Artikel 2.1.3.3 Algemene regel afrastering

Lid 2.1.3.3.1

De afrastering is maximaal 1,25 m hoog.

 

Lid 2.1.3.3.2

De afrastering is voldoende kerend.

 

Lid 2.1.3.3.3

De afrastering bevat geen gecreosoteerd hout.

 

Artikel 2.1.3.4 Wijze van plaatsing van afrasteringen langs oppervlaktewaterlichamen

Lid 2.1.3.4.1

De afrastering wordt op 0,05 m uit de eigendomsgrens van het waterschap geplaatst, als er een onderhoudsstrook aanwezig is, waarvan:

  • a.

    het waterschap eigenaar is; en

  • b.

    de breedte 1,8 m of meer is.

Lid 2.1.3.4.2

De afrastering wordt op 0,3 m uit de eigendomsgrens van het waterschap geplaatst, als er een onderhoudsstrook aanwezig is, waarvan:

  • a.

    het waterschap eigenaar is; en

  • b.

    de breedte minder dan 1,8 m is.

Lid 2.1.3.4.3

De afrastering wordt op 0,3 m uit de insteek geplaatst, als er een onderhoudsstrook is waarvan het waterschap geen eigenaar is.

 

Lid 2.1.3.4.4

De afrastering wordt op 0,3 m uit de eigendomsgrens van kade geplaatst, als het een oppervlaktewaterlichaam is met een daarlangs gelegen kade.

 

Artikel 2.1.3.5 Wijze van plaatsing van afrasteringen langs waterkeringen

Lid 2.1.3.5.1

De afrastering wordt op 1 m uit de in het veld aanwezige teen van de waterkering geplaatst.

 

Lid 2.1.3.5.2

De afrastering wordt op de eigendomsgrens geplaatst als deze verder dan 1 m van de teen ligt.

 

Paragraaf 2.1.4 Kabels en leidingen

 

Artikel 2.1.4.1 Toepassingsbereik

Lid 2.1.4.1.1

Deze paragraaf is van toepassing op het leggen, behouden en verwijderen van kabels of leidingen in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden .

 

Lid 2.1.4.1.2

Deze paragraaf is niet van toepassing op leidingen met overdruk.

 

Artikel 2.1.4.2 Specifieke zorgplicht

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1, houdt in ieder geval in dat:

 

  • a.

    de werkzaamheden onafgebroken worden voortgezet vanaf de start;

  • b.

    beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, kades, waterkeringen, onderhoudspaden, werken of kunstwerken, die optreden tijdens de werkzaamheden of binnen één jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden, worden hersteld in oorspronkelijke constructie en toestand;

  • c.

    het bestuur onmiddellijk wordt geïnformeerd over een breuk of lekkage van een leiding en maatregelen worden getroffen om verdere lekkage te voorkomen; en

  • d.

    de gevolgen van een breuk of lekkage direct en volledig worden hersteld.

Artikel 2.1.4.3 Aanwijzing algemene regel parallelle kabels en leidingen

Bij het leggen en behouden van een kabel of leiding parallel aan het oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.1.4.6 en 2.1.4.7, voor zover de kabel of leiding:

wordt gelegd of behouden in het werkingsgebied "algemene regels parallelle kabels en leidingen oppervlaktewaterlichamen", dat bestaat uit de oppervlaktewaterlichamen:

  • a.

    buiten een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ; en

  • b.

    buiten de kernzone en beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade;

  • c.

    niet wordt aangelegd door een damwand, een duiker of inspectieput;

  • d.

    wordt aangelegd op een afstand van minimaal 10 m van een bestaand of gepland kunstwerk;

  • e.

    een buitendiameter heeft van niet meer dan 0,3 m;

  • f.

    op ten minste 1 m van de insteek van het oppervlaktewaterlichaam wordt aangelegd; en

  • g.

    wordt aangelegd met een gronddekking van ten minste 0,7 m.

Artikel 2.1.4.4 Aanwijzing algemene regel kruisende kabels en leidingen

Bij het leggen en behouden van een kabel of leiding die een oppervlaktewaterlichaam kruist, wordt voldaan aan de artikelen 2.1.4.5 tot en met 2.1.4.7, voor zover de kabel of leiding:

  • a.

    wordt gelegd of behouden in een oppervlaktewaterlichaam buiten de kernzone en beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade;

  • b.

    niet wordt aangelegd door een damwand, duiker of inspectieput;

  • c.

    wordt aangelegd op een afstand van minimaal 10 m van een bestaand of gepland kunstwerk;

  • d.

    een buitendiameter heeft van niet meer dan 0,3 m;

  • e.

    wordt aangelegd op een diepte van minimaal 1 m onder het leggerprofiel van het oppervlaktewaterlichaam, gemeten vanaf de bovenzijde van de kabel of leiding;

  • f.

    wordt aangelegd op een diepte van minimaal 1 m onder de vaste bodem van het oppervlaktewaterlichaam; en

  • g.

    bij het kruisen van een duiker:

    • 1.

      wordt aangelegd op minimaal 1 m onder de binnenonderkant van een duiker; of

    • 2.

      wordt aangelegd aan de bovenzijde van een duiker met een tussenliggende gronddekking van minimaal 0,2 m en een gronddekking van minimaal 0,5 m op de kabel of leiding.

Artikel 2.1.4.5 Algemene regel kruisende kabels of leidingen

Lid 2.1.4.5.1

Een kruisende kabel of leiding wordt niet met een open ontgraving aangelegd, tenzij de kabel of leiding een duiker aan de bovenzijde kruist.

 

Lid 2.1.4.5.2

Een kruisende kabel of leiding wordt haaks op het oppervlaktewaterlichaam aangelegd, dwars op de as van het oppervlaktewaterlichaam.

 

Lid 2.1.4.5.3

Een kruisende kabel of leiding over een duiker wordt aangelegd met een mantelbuis.

 

Artikel 2.1.4.6 Algemene regel alle kabels en leidingen

Lid 2.1.4.6.1

Er worden geen markeringsbordjes binnen de kernzone of beschermingszone van het oppervlaktewaterlichaam geplaatst.

 

Lid 2.1.4.6.2

Het in- en uittredepunt worden onmiddellijk na de werkzaamheden verdicht en afgewerkt in de oorspronkelijke staat.

 

Lid 2.1.4.6.3

De kabel of leiding wordt gewijzigd of verwijderd op eerste aanzegging van het waterschap en op eigen kosten als dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheertaken, onderhoudshandelingen of de zorg voor het watersysteem door het waterschap.

 

Lid 2.1.4.6.4

Als een kabel of leiding niet meer wordt gebruikt, wordt deze zo spoedig mogelijk, maar ten minste binnen één jaar na buiten gebruikstelling, verwijderd.

 

Lid 2.1.4.6.5

De kabel of leiding wordt goed onderhouden.

 

Lid 2.1.4.6.6

Na de uitvoering van de werkzaamheden wordt het bestuur hierover geïnformeerd door een email naar handhaving@wrij.nl.

 

Lid 2.1.4.6.7

Bij het verwijderen van de kabel of leiding wordt voldaan aan artikel 2.1.11.4.

 

Artikel 2.1.4.7 Meldplicht

Lid 2.1.4.7.1

Het is verboden de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2.1.4.3 en 2.1.4.4, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 2.1.4.7.2

Een melding bevat:

  • a.

    een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de voorgenomen activiteit;

  • b.

    de startdatum en einddatum van de werkzaamheden;

  • c.

    een situatietekening met kadastrale gegevens, waarop duidelijk de locatie van de te leggen of te behouden kabel of leiding staat afgebeeld;

  • d.

    de buitendiameter van de kabel of leiding; en

  • e.

    naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder, als de handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager.

Lid 2.1.4.7.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 2.1.4.8 Vergunningplicht parallelle kabels of leidingen

Lid 2.1.4.8.1

Het is verboden zonder vergunning een kabel of leiding aan te leggen of te behouden, parallel aan een oppervlaktewaterlichaam in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam, voor zover de kabel of leiding wordt aangelegd of behouden:

  • a.

    in of langs een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ; of

  • b.

    in of langs een oppervlaktewaterlichaam binnen de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade.

Lid 2.1.4.8.2

Het is verboden zonder vergunning een kabel of leiding aan te leggen of te behouden, parallel aan een oppervlaktewaterlichaam in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam, voor zover de kabel of leiding:

  • a.

    een buitendiameter heeft groter dan 0,3 m;

  • b.

    wordt aangelegd door een damwand, duiker of inspectieput;

  • c.

    wordt aangelegd op minder dan 10 m afstand tot een bestaand of gepland kunstwerk;

  • d.

    wordt aangelegd op een afstand van minder dan 1 m tot de insteek; of

  • e.

    wordt aangelegd met een gronddekking minder dan 0,7 m.

Lid 2.1.4.8.3

Het tweede lid geldt niet voor het inblazen of doorvoeren van een kabel of leiding in een bestaande mantelbuis als het intredepunt en het uittredepunt buiten de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam ligt.

 

Artikel 2.1.4.9 Vergunningplicht kruisende kabels of leidingen

Lid 2.1.4.9.1

Het is verboden zonder vergunning een kabel of leiding aan te leggen of te behouden die een oppervlaktewaterlichaam kruist, voor zover de kabel of leiding wordt aangelegd of behouden in een oppervlaktewaterlichaam binnen de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade.

 

Lid 2.1.4.9.2

Het is verboden zonder vergunning een kabel of leiding aan te leggen of te behouden die een oppervlaktewaterlichaam kruist, voor zover de kabel of leiding:

  • a.

    wordt aangelegd door een damwand, duiker of inspectieput;

  • b.

    wordt aangelegd op minder dan 10 m afstand tot een bestaand of gepland kunstwerk;

  • c.

    een buitendiameter heeft groter dan 0,3 m;

  • d.

    wordt aangelegd op een diepte van minder dan 1 m beneden het leggerprofiel van het oppervlaktewaterlichaam;

  • e.

    wordt aangelegd op een diepte van minder dan 1 m beneden de vaste bodem van het oppervlaktewaterlichaam; of

  • f.

    bij het kruisen van een duiker:

    • 1.

      wordt aangelegd op minder dan 1 m onder de binnenonderkant van een duiker, of

    • 2.

      wordt aangelegd aangelegd aan de bovenzijde van een duiker met een tussenliggende gronddekking van minder dan 0,2 m of een gronddekking heeft van minder dan 0,5 m op de kabel of leiding.

Lid 2.1.4.9.3

Het tweede lid geldt niet voor het inblazen of doorvoeren van een kabel of leiding in een bestaande mantelbuis als het intredepunt en het uittredepunt buiten de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam ligt.

 

Artikel 2.1.4.10 Vergunningplicht voor kabels of leidingen waterkering

Het is verboden zonder vergunning een kabel of leiding aan te leggen of te behouden in de kernzone van een waterkering of de beschermingszone van een waterkering.

 

Paragraaf 2.1.5 Agrarische werkzaamheden

 

Artikel 2.1.5.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op agrarische werkzaamheden in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden.

 

Artikel 2.1.5.2 Aanwijzing algemene regels grondbewerking

Bij het bewerken van grond in de kernzone en beschermingszone van de waterkering wordt voldaan aan artikel 2.1.5.3.

 

Artikel 2.1.5.3 Algemene regel grondbewerking bij waterkering en kade

Lid 2.1.5.3.1

Er wordt geen grond bewerkt in de zone tot 1 m uit de teen van een waterkering.

 

Lid 2.1.5.3.2

Er wordt geen grond bewerkt in de kernzone van een kade.

 

Artikel 2.1.5.4 Vergunningplicht

Lid 2.1.5.4.1

Het is verboden zonder vergunning agrarische werkzaamheden uit te voeren in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam.

 

Lid 2.1.5.4.2

Het is verboden zonder vergunning agrarische werkzaamheden anders dan grondbewerking uit te voeren in de kernzone van een waterkering.

 

Lid 2.1.5.4.3

Het verbod geldt niet op gronden waarvan het waterschap geen eigenaar is, vanaf de insteek in de kernzone en in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam.

 

Paragraaf 2.1.6 Varen en ligplaats innemen

 

Artikel 2.1.6.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op varen en een ligplaats innemen in de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam.

 

Artikel 2.1.6.2 Aanwijzing algemene regels

Lid 2.1.6.2.1

In de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.1.6.3 tot en met 2.1.6.5 als:

  • a.

    wordt gevaren zonder mechanische middelen; of

  • b.

    wordt afgemeerd, geladen, gelost of een ligplaats wordt ingenomen aan een plaats die daarvoor bestemd en ingericht is.

Lid 2.1.6.2.2

Bij het varen met mechanische middelen en innemen van een ligplaats op de Oude IJssel en sluiscomplex Doesburg tot aan de Duitse grens wordt voldaan aan de artikelen 2.1.6.3 tot en met 2.1.6.5 als:

  • a.

    wordt gevaren in de Oude IJssel vanaf Doesburg met inbegrip van het sluizencomplex tot aan de brug in de Slingerparallel ter hoogte van kilometerpaal 16,8;

  • b.

    wordt gevaren in de Oude IJssel vanaf de brug in de Slingerparallel ter hoogte van kilometerpaal 16,8 tot aan de stuw in Ulft, voor zover niet harder wordt gevaren dan 9 km per uur; of

  • c.

    wordt gevaren in de Oude IJssel vanaf de stuw in Ulft en op de Aastrang tot aan de Duitse grens:

    • 1.

      met een boot die maximaal 4,5 m lang en maximaal 1,5 m breed is; en

    • 2.

      met een snelheid van 7 km per uur of minder.

Artikel 2.1.6.3 Algemene regel ligplaats innemen

Lid 2.1.6.3.1

Voorzieningen worden alleen gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn aangelegd en zijn bestemd.

 

Lid 2.1.6.3.2

Op een ligplaats worden geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd.

 

Lid 2.1.6.3.3

Op een ligplaats wordt niet geladen, gelost of ontgast.

 

Artikel 2.1.6.4 Algemene regel gebruik ankers

Lid 2.1.6.4.1

Er wordt geen anker gebruikt om een schip te stoppen.

 

Lid 2.1.6.4.2

Met een krabbend anker wordt niet gevaren.

 

Lid 2.1.6.4.3

Binnen een afstand van 100 m tot een sluis, brug of stuw, wordt niet afgemeerd met een anker.

 

Lid 2.1.6.4.4

Als de aanwezigheid van kabels en buisleidingen met borden is aangegeven, wordt niet afgemeerd met een anker.

 

Artikel 2.1.6.5 Algemene regel afmeervoorziening recreatievaart

Lid 2.1.6.5.1

Een recreatievoorziening wordt alleen als afmeervoorziening voor recreatievaart gebruikt.

 

Lid 2.1.6.5.2

Aan een afmeervoorziening voor recreatie worden maximaal twee recreatievaartuigen langszij afgemeerd als:

  • a.

    er geen andere afmeermogelijkheid dichtbij beschikbaar is;

  • b.

    afmeren door twee recreatievaartuigen niet verboden is; en

  • c.

    er geen hinder of gevaar veroorzaakt wordt voor het overige scheepvaartverkeer of voor de afmeervoorziening.

Lid 2.1.6.5.3

Aan een afmeervoorziening voor recreatievaart wordt:

  • a.

    maximaal 24 uur achter elkaar een ligplaats ingenomen; en

  • b.

    niet binnen 12 uur na het verlaten van de afmeervoorziening opnieuw een ligplaats ingenomen aan dezelfde afmeervoorziening.

Lid 2.1.6.5.4

Het innemen van een ligplaats is niet beëindigd als het recreatievaartuig minder dan 500 m is verplaatst.

 

Artikel 2.1.6.6 Vergunningplicht varen

Lid 2.1.6.6.1

Het is verboden zonder vergunning te varen in de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam met een voertuig of vaartuig dat door mechanische middelen wordt aangedreven.

 

Lid 2.1.6.6.2

Het verbod geldt niet in de Oude IJssel vanaf Doesburg met inbegrip van het sluizencomplex tot aan de brug in de Slingerparallel ter hoogte van kilometerpaal 16,8.

 

Lid 2.1.6.6.3

Het verbod geldt ook niet in de Oude IJssel vanaf de brug in de Slingerparallel ter hoogte van kilometerpaal 16,8 tot aan de stuw in Ulft voor zover niet harder wordt gevaren dan 9 km per uur.

 

Lid 2.1.6.6.4

Het verbod geldt ook niet in de Oude IJssel vanaf de stuw in Ulft en op de Aastrang tot aan de Duitse grens voor een boot die maximaal 4,5 m lang is en 1,5 m breed is, als niet harder wordt gevaren dan 7 km per uur.

 

Artikel 2.1.6.7 Vergunningplicht afmeren, laden, lossen en ligplaats innemen

Lid 2.1.6.7.1

Het is verboden zonder vergunning vaartuigen of vlotten af te meren, te laden, te lossen of een ligplaats in te nemen op andere oppervlaktewaterlichamen dan de Oude IJssel en sluiscomplex Doesburg tot aan de Duitse grens.

 

Lid 2.1.6.7.2

Het is verboden zonder vergunning vaartuigen of vlotten af te meren, te laden, te lossen of een ligplaats in te nemen buiten plaatsen die zijn ingericht en bestemd voor afmeren, laden, lossen of ligplaats innemen.

 

Lid 2.1.6.7.3

De verboden gelden niet als het afmeren, laden, lossen of ligplaats innemen is toegestaan voor een activiteit bedoeld in de paragrafen 2.1.7, 2.1.9 en 2.1.11 tot en met 2.1.15.

 

Paragraaf 2.1.7 Georganiseerde activiteiten

 

Artikel 2.1.7.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op georganiseerde activiteiten in een beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden.

 

Artikel 2.1.7.2 Specifieke zorgplicht georganiseerde activiteiten

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1, houdt in ieder geval in dat:

  • a.

    schade aan waterstaatswerken wordt voorkomen;

  • b.

    direct na afloop van een activiteit al het afval en gebruikte materialen worden opgeruimd en afgevoerd;

  • c.

    eventueel bevestigde of ingegraven werken of objecten worden verwijderd na een activiteit en gegraven gaten worden hersteld;

  • d.

    het waterstaatswerk in originele staat wordt teruggebracht; en

  • e.

    tijdens een activiteit de doorstroomcapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam wordt gewaarborgd.

Artikel 2.1.7.3 Aanwijzing algemene regels

Bij het houden van een georganiseerde activiteit in de kernzone en beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en de kernzone en beschermingszone van een waterkering buiten een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ wordt voldaan aan de artikelen 2.1.7.4 tot en met 2.1.7.6 als:

  • a.

    de activiteit alleen plaatsvindt:

  • b.

    op opengestelde dijkvakken; en

  • c.

    op de verharde onderhoudspaden en openbare wegen op een waterkering.de activiteit plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang;

  • d.

    de activiteit plaatsvindt zonder gemotoriseerde voertuigen of gemotoriseerde vaartuigen;

  • e.

    de activiteit geen hondentraining is;

  • f.

    de activiteit niet plaatsvindt op het moment dat er onderhoud of andere werkzaamheden plaatsvinden aan het oppervlaktewaterlichaam of de waterkering en aanliggende kunstwerken.

Artikel 2.1.7.4 Algemene regel georganiseerde activiteiten

Lid 2.1.7.4.1

Tijdens de activiteit wordt rekening gehouden met het medegebruik van de onderhoudspaden door derden.

 

Lid 2.1.7.4.2

Het waterstaatswerk of de onderhoudspaden worden niet als parkeerplaats gebruikt.

 

Lid 2.1.7.4.3

Als er schade aan waterstaatkundige voorzieningen of verstoring van de waterhuishouding als gevolg van de recreatieve activiteit ontstaat, wordt het bestuur hierover onverwijld geïnformeerd via het telefoonnummer 0314-369369.

 

Lid 2.1.7.4.4

De initiatiefnemer informeert voorafgaand aan de activiteit de belanghebbenden en omwonenden van de locatie waar de activiteit plaatsvindt, over de voorgenomen activiteit.

 

Artikel 2.1.7.5 Algemene regel voor georganiseerde activiteiten in of nabij een oppervlaktewaterlichaam

Lid 2.1.7.5.1

Op aanzegging van het waterschap worden direct alle objecten verwijderd, of verlaten alle deelnemers het water.

 

Lid 2.1.7.5.2

De bestemde in- en uitstapplaatsen worden gebruikt om stuwen te passeren en om in en uit het water te stappen.

 

Lid 2.1.7.5.3

Als er geen in- en uitstapplaatsen zijn, wordt schade aan taluds en verstoring van flora en fauna voorkomen.

 

Lid 2.1.7.5.4

Bij activiteiten in het oppervlaktewaterlichaam wordt minimaal 50 m afstand gehouden van een stuw of overlaat.

 

Lid 2.1.7.5.5

Een ballenlijn in het water wordt niet gepasseerd.

 

Artikel 2.1.7.6 Algemene regel voor georganiseerde activiteiten in of nabij een waterkering

Lid 2.1.7.6.1

Buiten verharde wegen wordt niet gefietst, gewandeld of met een rij- of lastdier gereden of gewandeld.

 

Lid 2.1.7.6.2

Er worden geen werken of objecten bevestigd of geplaatst in het beperkingengebied waterkering.

 

Lid 2.1.7.6.3

Dijkbekleding wordt niet beschadigd en er wordt niet gegraven.

 

Artikel 2.1.7.7 Meldplicht

Lid 2.1.7.7.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.7.3, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.

 

Lid 2.1.7.7.2

Een melding bevat:

  • a.

    een omschrijving van de aard, de omvang en de reden van de geplande activiteiten;

  • b.

    een situatietekening met de locatie en het adres van de geplande activiteit; en

  • c.

    de start- en einddatum van de geplande activiteit.

Lid 2.1.7.7.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 2.1.7.8 Vergunningplicht

Lid 2.1.7.8.1

Het is verboden zonder vergunning een georganiseerde activiteit te houden in de kernzone en beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en de kernzone en beschermingszone van een waterkering, als de activiteit plaatsvindt in, op of nabij een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ.

 

Lid 2.1.7.8.2

Het is verboden zonder vergunning een georganiseerde activiteit te houden in de kernzone en beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en de kernzone en beschermingszone van een waterkering, als de activiteit:

  • a.

    buiten opengestelde dijkvakken;

  • b.

    buiten de verharde onderhoudspaden of openbare wegen op een waterkering;

  • c.

    plaatsvindt tussen zonsondergang en zonsopgang;

  • d.

    plaatsvindt met gemotoriseerde voertuigen of vaartuigen;

  • e.

    een hondentraining is; of

  • f.

    plaatsvindt terwijl er onderhoud of andere werkzaamheden aan het oppervlaktewaterlichaam of waterkering en aanliggende kunstwerken plaatsvinden.

Paragraaf 2.1.8 Bomen en andere beplantingen

 

Artikel 2.1.8.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het aanbrengen, behouden of beschadigen van bomen en andere beplanting in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden.

 

Artikel 2.1.8.2 Vergunningplicht

Lid 2.1.8.2.1

Het is verboden zonder vergunning een boom of andere beplanting aan te brengen of te behouden in de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam of in de kernzone van een waterkering.

 

Lid 2.1.8.2.2

Het is verboden zonder vergunning een boom of andere beplanting aan te brengen of te behouden in de beschermingszone oppervlaktewaterlichaam of beschermingszone van een waterkering.

 

Lid 2.1.8.2.3

Het is verboden zonder vergunning een boom aan te brengen of te behouden in het profiel van vrije ruimte van een waterkering.

 

Paragraaf 2.1.9 Bruggen

 

Artikel 2.1.9.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug in een beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden.

 

Artikel 2.1.9.2 Specifieke zorgplicht bruggen

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1 houdt in ieder geval in dat:

  • a.

    de werkzaamheden onafgebroken worden voortgezet vanaf de start;

  • b.

    tijdens de werkzaamheden de doorstroomcapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam wordt gewaarborgd;

  • c.

    beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, kades, waterkeringen, onderhoudspaden, werken of kunstwerken, die optreden tijdens de werkzaamheden of binnen één jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden, worden hersteld naar de oorspronkelijke constructie en toestand; en

  • d.

    deugdelijk en niet-uitlogend materiaal wordt gebruikt.

Artikel 2.1.9.3 Aanwijzing algemene regels

Bij het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een brug wordt voldaan aan de artikelen 2.1.9.4 tot en met 2.1.9.7 als de brug:wordt aangelegd in het werkingsgebied "algemene regels brug", dat bestaat uit de oppervlaktewaterlichamen:

  • a.

    buiten een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ;

  • b.

    buiten de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade; en

  • c.

    buiten een oppervlaktewaterlichaam waar het onderhoud varend wordt uitgevoerd;

  • d.

    maximaal 4 m breed is en de onderzijde van de brug niet lager dan het maaiveld is;

  • e.

    wordt aangelegd met een afstand van meer dan 10 m tot een kunstwerk, kruising of T-kruising met een ander oppervlaktewaterlichaam of het begin van een bocht in het oppervlaktewaterlichaam;

  • f.

    wordt aangelegd met landhoofden buiten de insteek van het oppervlaktewaterlichaam;

  • g.

    geen belemmering vormt voor bestaand varend medegebruik;

  • h.

    wordt aangelegd op een kadastraal perceel waar nog geen brug aanwezig is;

  • i.

    wordt aangelegd zonder pijlers; en

  • j.

    wordt aangelegd zonder het oppervlaktewaterlichaam geheel of gedeeltelijk af te dammen.

Artikel 2.1.9.4 Algemene regels aanleggen brug

Lid 2.1.9.4.1

Direct na het aanleggen van de brug wordt de ontgraving aangevuld.

 

Lid 2.1.9.4.2

Tijdens de aanleg worden binnen het stroomprofiel van het oppervlaktewaterlichaam geen werkzaamheden uitgevoerd of tijdelijke voorzieningen aangebracht, behalve het tijdelijk afdammen van het oppervlaktewaterlichaam voor het aanbrengen van taludverdediging.

 

Lid 2.1.9.4.3

De in de legger vastgestelde afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam wijzigen niet.

 

Lid 2.1.9.4.4

Na de uitvoering van de werkzaamheden wordt het bestuur hierover geïnformeerd door een email naar handhaving@wrij.nl.

 

Artikel 2.1.9.5 Algemene regels talud brug

Lid 2.1.9.5.1

Onder een brug wordt taludverdediging aangebracht tot de waterbodem en tot 2 meter uitstekend aan weerszijden van de brug.

 

Lid 2.1.9.5.2

De taludverdediging wordt aangebracht in de vorm van beton of een betonblokkenmat op geotextiel met een dikte van 0,15 m.

 

Artikel 2.1.9.6 Algemene regel onderhoudspaden

Lid 2.1.9.6.1

Een onderhoudspad langs het oppervlaktewaterlichaam blijft obstakelvrij voor onderhoudsmaterieel van het waterschap.

 

Lid 2.1.9.6.2

De breedte van een onderhoudspad blijft gewaarborgd.

 

Lid 2.1.9.6.3

Een onderhoudspad sluit vloeiend aan op het brugdekniveau met een maximale helling van 1:8.

 

Artikel 2.1.9.7 Algemene regel verwijderen brug

Bij het verwijderen van de brug wordt voldaan aan artikel 2.1.11.4.

 

Artikel 2.1.9.8 Meldplicht

Lid 2.1.9.8.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.9.3, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 2.1.9.8.2

Een melding bevat:

  • a.

    een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de voorgenomen activiteit;

  • b.

    de start- en einddatum van de werkzaamheden;

  • c.

    een situatietekening met kadastrale gegevens, waarop duidelijk de locatie van de te leggen of te behouden brug staat afgebeeld;

  • d.

    de afmetingen van de brug (lengte, breedte, hoogte onderkant brug ten opzichte van het waterpeil); en

  • e.

    naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder, als de handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager.

Lid 2.1.9.8.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 2.1.9.9 Vergunningplicht

Lid 2.1.9.9.1

Het is verboden zonder vergunning een brug aan te leggen, te wijzigen of te verwijderen, als de brug wordt aangelegd:

  • a.

    over een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ;

  • b.

    over een oppervlaktewaterlichaam binnen de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade; of

  • c.

    in een oppervlaktewaterlichaam waar het onderhoud varend wordt uitgevoerd.

Lid 2.1.9.9.2

Het is verboden zonder vergunning een brug aan te leggen, te wijzigen of te verwijderen, als de brug:

  • a.

    breder is dan 4 m of de onderzijde van de brugconstructie lager is dan het maaiveld;

  • b.

    wordt aangelegd met een afstand van minder dan 10 m tot een kunstwerk, kruising of T-kruising met een ander oppervlaktewaterlichaam of het begin van een bocht in een oppervlaktewaterlichaam;

  • c.

    wordt aangelegd met de landhoofden binnen de insteek van het oppervlaktewaterlichaam;

  • d.

    een belemmering vormt voor bestaand varend medegebruik;

  • e.

    wordt aangelegd op een kadastraal perceel waar al minstens één brug aanwezig is;

  • f.

    wordt aangelegd met pijlers; of

  • g.

    wordt aangelegd waarbij het oppervlaktewaterlichaam geheel of gedeeltelijk wordt afgedamd.

Paragraaf 2.1.10 Uitstroomvoorzieningen

 

Artikel 2.1.10.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van een uitstroomvoorziening in het beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam.

 

Artikel 2.1.10.2 Specifieke zorgplicht

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1, houdt in ieder geval in dat:

  • a.

    de werkzaamheden onafgebroken worden voortgezet vanaf de start;

  • b.

    de stabiliteit van het talud niet wordt aangetast; en

  • c.

    beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, kades, waterkeringen, onderhoudspaden, werken of kunstwerken, die optreden tijdens de werkzaamheden of binnen één jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden, worden hersteld naar de oorspronkelijke constructie en toestand.

Artikel 2.1.10.3 Aanwijzing algemene regels

Bij het aanleggen, wijzigen, behouden of verwijderen van een uitstroomvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam, wordt voldaan aan de artikelen 2.1.10.4 tot en met 2.1.10.6, als de uitstroomvoorziening:

  • a.

    wordt aangelegd bij een oppervlaktewaterlichaam buiten de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade; en

  • b.

    niet wordt uitgevoerd met een uitstroombak.

Artikel 2.1.10.4 Algemene regel uitstroomvoorziening

Lid 2.1.10.4.1

De in de legger vastgestelde afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam wijzigen niet.

 

Lid 2.1.10.4.2

De uitstroombuis wordt haaks op de as van het oppervlaktewaterlichaam gelegd.

 

Lid 2.1.10.4.3

De afvoerbuis heeft een gronddek van ten minste 0,5 m in het onderhoudspad.

 

Lid 2.1.10.4.4

De uitstroomvoorziening zorgt niet voor uitspoeling van de bodem of het talud.

 

Lid 2.1.10.4.5

Drijfvuil, zandafzettingen en slibafzettingen worden verwijderd.

 

Lid 2.1.10.4.6

De uitstroomvoorziening wordt goed onderhouden.

 

Lid 2.1.10.4.7

Na de uitvoering van de werkzaamheden wordt het bestuur hierover geïnformeerd door een email naar handhaving@wrij.nl.

 

Artikel 2.1.10.5 Algemene regel taludafwerking

Lid 2.1.10.5.1

De uitstroomvoorziening wordt schuin afgewerkt in het talud, overeenkomstig de helling van het talud en op een manier dat de uitstroomvoorziening niet buiten het talud steekt.

 

Lid 2.1.10.5.2

Een uitstroomvoorziening met een buis met een diameter kleiner dan 125 mm in een talud of oever wordt afgewerkt met een taludgoot of betonnen afwerking.

 

Lid 2.1.10.5.3

Een uitstroomvoorziening met een buis met een diameter van 125 mm of groter in een talud of oever wordt afgewerkt met een betonnen afwerking.

 

Lid 2.1.10.5.4

Een uitstroomvoorziening met een buis met een diameter kleiner dan 125 mm in een natuurvriendelijke oever, verflauwd talud of in een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ, wordt afgewerkt met een taludgoot of steenbestorting.

 

Lid 2.1.10.5.5

Een uitstroomvoorziening met een buis met een diameter van 125 mm of groter in een natuurlijkvriendelijke oever, verflauwd talud of in een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of natte EVZ, wordt afgewerkt met een steenbestorting.

 

Lid 2.1.10.5.6

Een taludgoot wordt:

  • a.

    tot op de bodem van het oppervlaktewaterlichaam aangelegd; en

  • b.

    in het talud of de bodem verankerd.

Lid 2.1.10.5.7

Een betonnen afwerking:

  • a.

    is minimaal 0,15 m dik;

  • b.

    wordt tot 0,5 m aan weerszijden van de uitstroombuis aangelegd;

  • c.

    wordt tot 0,3 m boven de uitstroombuis aangelegd; en

  • d.

    wordt tot op de bodem van het oppervlaktewaterlichaam aangelegd.

Lid 2.1.10.5.8

Een steenbestorting:

  • a.

    bestaat uit breuksteen in een sortering van 90 - 250 mm;

  • b.

    wordt aangelegd op geotextiel;

  • c.

    wordt tot 0,5 m aan weerszijden van de uitstroombuis aangelegd;

  • d.

    wordt tot 0,3 m boven de uitstroombuis aangelegd; en

  • e.

    wordt tot op de bodem van het oppervlaktewaterlichaam aangelegd.

Artikel 2.1.10.6 Algemene regel verwijderen uitstroomvoorziening

Lid 2.1.10.6.1

De uitstroomvoorziening wordt gewijzigd of verwijderd op eerste aanzegging van het waterschap en op eigen kosten als dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheertaken, onderhoudshandelingen of de zorg voor het watersysteem door het waterschap.

 

Lid 2.1.10.6.2

Als een uitstroomvoorziening niet meer wordt gebruikt wordt deze zo spoedig mogelijk, maar tenminste binnen één jaar na buiten gebruikstelling, verwijderd.

 

Lid 2.1.10.6.3

Bij het verwijderen van de uitstroomvoorziening wordt voldaan aan artikel 2.1.11.4.

 

Artikel 2.1.10.7 Meldplicht

Lid 2.1.10.7.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.10.3, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 2.1.10.7.2

Een melding bevat:

  • a.

    een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de voorgenomen activiteit;

  • b.

    de start- en einddatum van de werkzaamheden;

  • c.

    een situatietekening met kadastrale gegevens, met daarop de rijksdriehoekscoördinaten van de locatie waar de werkzaamheden plaats zullen vinden;

  • d.

    het materiaal en de afmetingen van de uitstroomvoorziening; en

  • e.

    naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder, als de handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager.

Lid 2.1.10.7.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 2.1.10.8 Vergunningplicht

Lid 2.1.10.8.1

Het is verboden zonder vergunning een uitstroomvoorziening te maken in de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade.

 

Lid 2.1.10.8.2

Het is verboden zonder vergunning een uitstroomvoorziening te maken met een uitstroombak.

 

Paragraaf 2.1.11 Verwijderen van werken, objecten, bomen en beplanting

 

Artikel 2.1.11.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het verwijderen van werken, objecten, bomen en beplanting in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden.

 

Artikel 2.1.11.2 Specifieke zorgplicht verwijderen van werken, objecten, bomen en beplanting

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1, houdt in ieder geval in dat:

  • a.

    de werkzaamheden onafgebroken worden voortgezet vanaf de start;

  • b.

    tijdens de werkzaamheden de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam wordt gewaarborgd; en

  • c.

    beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, kades, waterkeringen, onderhoudspaden, werken of kunstwerken, die optreden tijdens de werkzaamheden of binnen één jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden, worden hersteld naar de oorspronkelijke constructie en toestand.

Artikel 2.1.11.3 Aanwijzing algemene regels

Bij het verwijderen van een werk, object, boom of beplanting wordt voldaan aan artikel 2.1.11.4, voor zover:

  • a.

    het te verwijderen kunstwerk, werk, object, boom of beplanting buiten de kernzone en beschermingszone van een waterkering of kernzone van een kade wordt verwijderd;

  • b.

    het te verwijderen werk, object, boom of beplanting niet door het waterschap wordt gebruikt om bij een onderhoudspad te komen;

  • c.

    bij het verwijderen het oppervlaktewaterlichaam niet gedeeltelijk of helemaal wordt afgedamd;

  • d.

    het te verwijderen kunstwerk geen peilregulerend werk is; en

  • e.

    het te verwijderen kunstwerk, bouwwerk, werk of beplanting alleen door of namens de onderhoudsplichtige of eigenaar wordt verwijderd.

Artikel 2.1.11.4 Algemene regel werken, objecten, bomen en beplantingen verwijderen

Lid 2.1.11.4.1

De werken, objecten, bomen en beplanting worden volledig verwijderd, inclusief bijbehorende of ondersteunende werken zoals landhoofden, funderingen of wortels.

 

Lid 2.1.11.4.2

Op de plaats waar het, werk, object, boom of beplanting wordt verwijderd, wordt het oppervlaktewaterlichaam zo afgewerkt dat deze aansluit op het aanliggende profiel.

 

Lid 2.1.11.4.3

De in de legger vastgestelde afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam wijzigen niet.

 

Lid 2.1.11.4.4

Als er gaten in de grond ontstaan, worden die gevuld en de aangebrachte grond wordt gelijkmatig verdicht.

 

Lid 2.1.11.4.5

Degene die de werken, objecten, bomen en beplantingen heeft verwijderd, is verantwoordelijk voor eventuele vervolghandelingen die als gevolg van de werkzaamheden ontstaan.

 

Lid 2.1.11.4.6

Na de uitvoering van de werkzaamheden wordt het bestuur hierover geïnformeerd door een email naar handhaving@wrij.nl.

 

Artikel 2.1.11.5 Meldplicht

Lid 2.1.11.5.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.11.3, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 2.1.11.5.2

Een melding bevat:

  • a.

    een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de voorgenomen activiteit;

  • b.

    de start- en einddatum van de werkzaamheden;

  • c.

    een situatietekening met kadastrale gegevens, waarop duidelijk de locatie van het te verwijderen werk, object, boom of beplanting staat afgebeeld;

  • d.

    de rijksdriehoekscoördinaten van de locatie waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden; en

  • e.

    naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de uitvoerder, als de handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager.

Lid 2.1.11.5.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 2.1.11.6 Vergunningplicht

Lid 2.1.11.6.1

Het is verboden zonder vergunning een werk, object, boom of beplanting te verwijderen als deze worden verwijderd binnen de kernzone of beschermingszone van een waterkering of kernzone van een kade.

 

Lid 2.1.11.6.2

Het is verboden zonder vergunning een werk, object, boom of beplanting te verwijderen als:

  • a.

    het werk door het waterschap wordt gebruikt om bij een onderhoudspad te komen;

  • b.

    het oppervlaktewaterlichaam wordt afgedamd;

  • c.

    een te verwijderen werk een peilregulerend werk is; of

  • d.

    het te verwijderen werk, boom of beplanting namens iemand anders dan de onderhoudsplichtige of kadastraal eigenaar wordt verwijderd.

Paragraaf 2.1.12 Aanleggen en wijzigen waterstaatswerken

 

Artikel 2.1.12.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen en wijzigen van oppervlaktewaterlichamen en ondersteunende kunstwerken in het beheergebied Waterschap Rijn en IJssel.

 

Artikel 2.1.12.2 Vergunningplicht

Lid 2.1.12.2.1

Het is verboden zonder vergunning een oppervlaktewaterlichaam of een ondersteunend kunstwerk in een oppervlaktewaterlichaam, aan te leggen of te wijzigen.

 

Het verbod geldt niet voor sloten of greppels niet dieper dan 0,5 m, aangelegd voor drainage.

 

Paragraaf 2.1.13 Werken plaatsen

 

Artikel 2.1.13.1 Toepassingsbereik

Lid 2.1.13.1.1

Deze paragraaf is van toepassing op het plaatsen en behouden van een werk in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden.

 

Lid 2.1.13.1.2

Deze paragraaf is niet van toepassing als de paragrafen 2.1.1 tot en met 2.1.12 van toepassing zijn.

 

Artikel 2.1.13.2 Vergunningplicht werk plaatsen

Lid 2.1.13.2.1

Het is verboden zonder vergunning een werk te plaatsen in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of de kernzone of beschermingszone van een waterkering.

 

Lid 2.1.13.2.2

Het is verboden zonder vergunning een werk te plaatsen of te behouden in het profiel van vrije ruimte van een waterkering.

 

Lid 2.1.13.2.3

Het is verboden zonder vergunning een bouwwerk met holle ruimte te bouwen in de buitenbeschermingszone 1 van een waterkering, als de holle ruimte wordt aangelegd beneden:

  • a.

    de denkbeeldige lijn, die vanaf de beschermingszone met een helling van 1:5 uit de richting van de waterkering daalt; of

  • b.

    de denkbeeldige lijn vanaf het profiel van vrije ruimte, die met een helling van 1:5 uit de richting van de waterkering daalt.

Artikel 2.1.13.3 Vergunningplicht windturbine plaatsen

Het is verboden zonder vergunning een windturbine te plaatsen, wijzigen, vervangen of te verwijderen in de het beperkingengebied waterkering.

 

Artikel 2.1.13.4 Vergunningplicht werk met overdruk plaatsen

Lid 2.1.13.4.1

Het is verboden zonder vergunning een werk met overdruk te plaatsen in de kernzone, beschermingszone of buitenbeschermingszone 1 van een waterkering.

 

Lid 2.1.13.4.2

Het verbod geldt niet in de buitenbeschermingszone 1 als de berekende verstoring die optreedt bij een beschadiging of calamiteit:

  • a.

    bij een grotere beschermingszone dan 15 meter, buiten de beschermingszone blijft en buiten de zone die vanaf de beschermingszone punt daalt met een helling van 1:5 uit de richting van de waterkering; of

  • b.

    buiten de zone blijft die 15 meter horizontaal gemeten vanuit de teen van de waterkering begint en vanaf dat punt daalt met een helling van 1:5 uit de richting van de waterkering.

Paragraaf 2.1.14 Overige werkzaamheden

 

Artikel 2.1.14.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op werkzaamheden in het beperkingengebied waterstaatswerk met uitzondering van bergingsgebieden en uiterwaarden, anders dan bedoeld in de paragrafen 2.1.1 tot en met 2.1.13.

 

Artikel 2.1.14.2 Vergunningplicht bodemonderzoek

Het is verboden zonder vergunning in de kernzone van een waterkering of in de beschermingszone van een waterkering, vermeerderd met een hellend vlak van 1:5 uit de richting van de waterkering:

  • a.

    grondonderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt;

  • b.

    grondwateronderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt;

  • c.

    geotechnisch onderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt; of

  • d.

    geohydrologisch onderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt.

Artikel 2.1.14.3 Vergunningplicht permanente afgraving, seismisch onderzoek en explosiegevaar

Het is verboden zonder vergunning in de kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone 1 van een waterkering:

  • a.

    permanente afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten; of

  • b.

    explosiegevaarlijk materiaal te hebben of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben of te wijzigen.

Artikel 2.1.14.4 Vergunningplicht overige werkzaamheden

Het is verboden zonder vergunning andere werkzaamheden uit te voeren dan genoemd in de paragrafen 2.1.1 tot en met 2.1.13 en de artikelen 2.1.14.2 en 2.1.14.3, in de kernzone of beschermingszone van een waterkering of in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam.

 

Paragraaf 2.1.15 Overige activiteiten

 

Artikel 2.1.15.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op activiteiten in het beperkingengebied waterstaatswerk, anders dan bedoeld in de paragrafen 2.1.1 tot en met 2.1.14.

 

Artikel 2.1.15.2 Vergunningplicht activiteiten kernzone waterstaatswerk

Lid 2.1.15.2.1

Het is verboden zonder vergunning stoffen of voorwerpen te brengen of te hebben in de kernzone van een waterkering, de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam of de kernzone van een kade op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen.

 

Lid 2.1.15.2.2

Het is verboden zonder vergunning zich anders dan als rechthebbende te bevinden in de kernzone van een waterkering, de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam of de kernzone van een kade als dat door het bestuur is aangegeven.

 

Lid 2.1.15.2.3

Het is verboden zonder vergunning in de kernzone van een waterkering, de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam of de kernzone van een kade buiten verharde wegen:

  • a.

    met een rijtuig of voertuig te rijden;

  • b.

    met een rijdier of lastdier te rijden; of

  • c.

    vee te drijven.

Artikel 2.1.15.3 Vergunningplicht activiteit in kernzone waterkering

Lid 2.1.15.3.1

Het is verboden zonder vergunning bemesting toe te passen op de taluds en kruin in de kernzone van een waterkering.

 

Lid 2.1.15.3.2

Het is verboden zonder vergunning dijkbekleding te beschadigen in de kernzone van een waterkering.

 

Lid 2.1.15.3.3

Het is verboden zonder vergunning andere dieren dan schapen te brengen en hebben in de kernzone van een waterkering op andere dan de daarvoor bestemde plaatsen, behalve op de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen.

 

Artikel 2.1.15.4 Vergunningplicht waterpeil

Het is verboden zonder vergunning de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat door het waterschap voor het betreffende peilgebied is vastgesteld of dat normaal wordt aangehouden.

 

Artikel 2.1.15.5 Vergunningplicht activiteit in bergingsgebied of uiterwaarden

Lid 2.1.15.5.1

Het is verboden zonder vergunning het maaiveld te verhogen in de kernzone van een bergingsgebied of in de kernzone van een uiterwaarde.

 

Lid 2.1.15.5.2

Het is verboden zonder vergunning waterkerende constructies of volumebeperkende constructies aan te brengen, te wijzigen of te verwijderen in de kernzone van een bergingsgebied of de kernzone van een uiterwaarde.

 

Lid 2.1.15.5.3

Het is verboden zonder vergunning bouwwerken aan te brengen of te wijzigen in de kernzone van een bergingsgebied of de kernzone van een uiterwaarde.

 

Lid 2.1.15.5.4

Het is verboden zonder vergunning werken, bomen of beplantingen aan te brengen in de kernzone van een bergingsgebied of de kernzone van een uiterwaarde, als het geen eenjarige landbouwkundige gewassen zijn.

 

Artikel 2.1.15.6 Vergunningplicht activiteit beschermingszone oppervlaktewaterlichaam

Lid 2.1.15.6.1

Het is verboden zonder vergunning buiten verharde wegen in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam:

  • a.

    met een rijtuig of voertuig te rijden;

  • b.

    met een rijdier of lastdier te rijden; of

  • c.

    vee te drijven.

Lid 2.1.15.6.2

Het is verboden zonder vergunning zich anders dan als rechthebbende te bevinden in de kernzone of beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam als dat door het bestuur is aangegeven.

 

Hoofdstuk 3 Activiteiten met betrekking tot grondwater

 

Afdeling 3.1 Onttrekken van grondwater

 

Paragraaf 3.1.1 Algemene bepalingen

 

Artikel 3.1.1.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water.

 

Artikel 3.1.1.2 Gegevens bij een melding

Een melding op grond van de paragrafen 3.1.2 tot en met 3.1.8 bevat:

  • a.

    het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;

  • b.

    het aantal in te richten putten;

  • c.

    de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting van iedere put;

  • d.

    de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;

  • e.

    de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;

  • f.

    de capaciteit van de pomp in kubieke meter per uur per put;

  • g.

    de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;

  • h.

    een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en

  • i.

    als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:

    • 1.

      De hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;

    • 2.

      de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht;

    • 3.

      een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;

    • 4.

      de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en

    • 5.

      een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem te voorkomen of te beperken.

Artikel 3.1.1.3 Meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltreren van water

Lid 3.1.1.3.1

Degene die grondwater onttrekt door een daarvoor bedoelde voorziening of water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water met een nauwkeurigheid van ten minste 95%.

 

Lid 3.1.1.3.2

Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het bestuur in de voorschriften van de omgevingsvergunning of, als geen omgevingsvergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.

 

Lid 3.1.1.3.3

Degene die water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de kwaliteit van dat water door het nemen van representatieve monsters en het analyseren van de in tabel 3.1.1.3 opgenomen parameters met de in die tabel aangegeven frequentie.

 

Tabel 3.1.1.3 Parameters en meetfrequentie

Parameter

 

Afkorting

 

Frequentie

 

bacteriën van de coligroep

vierwekelijks

kleur

vierwekelijks

zwevende stof

SS

vierwekelijks

geleidingsvermogen voor elektriciteit

vierwekelijks

temperatuur

T

vierwekelijks

zuurgraad

pH

vierwekelijks

opgelost zuurstof

O2

vierwekelijks

totaal organisch koolstof

TOC

vierwekelijks

bicarbonaat

HCO3

vierwekelijks

nitriet

NO2

vierwekelijks

nitraat

NO3

vierwekelijks

ammonium

NH4

vierwekelijks

totaal fosfaat

Totaal P

vierwekelijks

fluoride

F

driemaandelijks

chloride

Cl

vierwekelijks

sulfaat

SO4

driemaandelijks

natrium

Na

driemaandelijks

ijzer

Fe

driemaandelijks

mangaan

Mn

driemaandelijks

chroom

Cr

driemaandelijks

lood

Pb

driemaandelijks

koper

Cu

driemaandelijks

zink

Zn

driemaandelijks

cadmium

Ca

driemaandelijks

arseen

As

driemaandelijks

cyanide

CN

driemaandelijks

minerale olie

vierwekelijks

adsorbeerbaar organischhalogeen

AOX

vierwekelijks

vluchtig organischgebonden chloor

VOC

vierwekelijks

vluchtige aromaten

vierwekelijks

polycyclische aromaten

PAK

driemaandelijks

fenolen

driemaandelijks

 

Lid 3.1.1.3.4

Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, als de onttrekking of infiltratie is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, worden aan het bestuur de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater en geïnfiltreerd water; en

  • b.

    de kwaliteit van het geïnfiltreerde water.

Lid 3.1.1.3.5

De analyse van de monsters vindt plaats overeenkomstig bijlage 4 van de Drinkwaterregeling.

 

Lid 3.1.1.3.6

Het eerste tot en met het vijfde lid gelden niet:

  • a.

    voor zover dat in paragraaf 3.1.2 tot en met 3.1.8 is bepaald; of

  • b.

    voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Paragraaf 3.1.2 Onttrekken van grondwater voor bronbemaling

 

Artikel 3.1.2.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor bronbemaling.

 

Artikel 3.1.2.2 Aanwijzing algemene regels

Bij het onttrekken van grondwater voor bronbemaling wordt voldaan aan de artikelen 3.1.2.3 en 3.1.2.4 als:

  • a.

    de pompcapaciteit meer is dan 10 m3 per uur;

  • b.

    er niet meer dan 100.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van 30 dagen wordt onttrokken; en

  • c.

    de onttrekking niet langer duurt dan 180 dagen.

Artikel 3.1.2.3 Algemene regel bronbemaling

Lid 3.1.2.3.1

De freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket worden niet verder verlaagd dan 0,5 m beneden het gewenste ontgravingsniveau.

 

Lid 3.1.2.3.2

Als de gewenste grondwaterstandsverlaging is bereikt, wordt de bemalingscapaciteit teruggebracht om verdere verlaging te voorkomen.

 

Lid 3.1.2.3.3

Zo dicht mogelijk bij het op dat moment diepste ontgravingsniveau wordt een peilbuis geplaatst.

 

Lid 3.1.2.3.4

Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden de bronnen gedicht en daarbij wordt de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen hersteld.

Artikel 3.1.2.4 Meldplicht

Lid 3.1.2.4.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.1.2.2, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 3.1.2.4.2

Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 3.1.1.2.

 

Lid 3.1.2.4.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.1.2.5 Vergunningplicht

Het is verboden zonder vergunning grondwater te onttrekken voor bronbemaling als:

  • a.

    meer dan 100.000 m3 grondwater wordt onttrokken per aaneengesloten periode van 30 dagen; of

  • b.

    de onttrekking langer duurt dan 180 dagen.

Paragraaf 3.1.3 Onttrekken van grondwater voor proeven

 

Artikel 3.1.3.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor proeven.

 

Artikel 3.1.3.2 Aanwijzing algemene regels

Bij het onttrekken van grondwater voor proeven wordt voldaan aan de artikelen 3.1.3.3 en 3.1.3.4, als:

  • a.

    de pompcapaciteit meer is dan 10 m3 per uur;

  • b.

    er niet meer dan 100.000 m3 per aaneengesloten periode van 30 dagen wordt onttrokken; en

  • c.

    de onttrekking niet langer duurt dan 180 dagen.

Artikel 3.1.3.3 Algemene regel proeven

Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden de bronnen gedicht en daarbij wordt de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen hersteld.

 

Artikel 3.1.3.4 Meldplicht

Lid 3.1.3.4.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.1.3.2, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 3.1.3.4.2

Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 3.1.1.2.

 

Lid 3.1.3.4.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.1.3.5 Vergunningplicht

Het is verboden zonder vergunning grondwater te onttrekken voor proeven als:

meer dan 100.000 m3 water wordt onttrokken per aaneengesloten periode van 30 dagen; of

de onttrekking langer duurt dan 180 dagen.

 

Paragraaf 3.1.4 Onttrekken van grondwater voor grondwatersanering

 

Artikel 3.1.4.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor grondwatersanering en beheersmaatregelen voor grondwaterverontreiniging.

 

Artikel 3.1.4.2 Aanwijzing algemene regels

Bij het onttrekken van grondwater voor grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.1.4.3 en 3.1.4.4, als:

  • a.

    de pompcapaciteit meer is dan 1 m3 per uur; en

  • b.

    niet meer dan 25.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van 30 dagen wordt onttrokken.

Artikel 3.1.4.3 Algemene regel grondwatersanering

Lid 3.1.4.3.1

De freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket worden niet verder verlaagd dan 0,5 m beneden het gewenste ontgravingsniveau of saneringsniveau.

 

Lid 3.1.4.3.2

Zo dicht mogelijk bij het zwaartepunt van de onttrekking wordt een peilbuis geplaatst.

 

Lid 3.1.4.3.3

Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden de bronnen gedicht en daarbij wordt de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen hersteld.

 

Artikel 3.1.4.4 Meldplicht

Lid 3.1.4.4.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.1.4.2, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 3.1.4.4.2

Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 3.1.1.2.

 

Lid 3.1.4.4.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.1.4.5 Vergunningplicht

Lid 3.1.4.5.1

Het is verboden zonder vergunning grondwater te onttrekken voor grondwatersanering als er meer dan 25.000 m3 grondwater wordt onttrokken in een aaneengesloten periode van 30 dagen.

 

Lid 3.1.4.5.2

Het is verboden zonder vergunning meer dan 5 m3 grondwater per uur te onttrekken voor beheersmaatregelen voor een grondwaterverontreiniging.

 

Paragraaf 3.1.5 Onttrekken van grondwater voor beregening, bevloeiing of veedrenking

 

Artikel 3.1.5.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor beregening, bevloeiing of veedrenking.

 

Artikel 3.1.5.2 Aanwijzing algemene regel

Bij het onttrekken van grondwater voor beregening, bevloeiing of veedrenking wordt voldaan aan de artikelen 3.1.5.3 tot en met 3.1.5.5, als:

  • a.

    de onttrekking plaatsvindt buiten de beschermde gebieden grondwater;

  • b.

    de pompcapaciteit meer is dan 20 m3 per uur;

  • c.

    niet meer dan 60 m3 grondwater per uur wordt onttrokken; en

  • d.

    er niet meer wordt onttrokken dan 25.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van 90 dagen.

Artikel 3.1.5.3 Algemene regel beregening, bevloeiing of veedrenking

Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden de bronnen gedicht en daarbij wordt de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen hersteld.

 

Artikel 3.1.5.4 Meldplicht

Lid 3.1.5.4.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.1.5.2, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 3.1.5.4.2

Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 3.1.1.2.

 

Lid 3.1.5.4.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.1.5.5 Uitzondering meetverplichting

Artikel 3.1.1.3 is niet van toepassing als de pompcapaciteit minder is dan 35 m3 per uur.

 

Artikel 3.1.5.6 Vergunningplicht

Het is buiten de beschermde gebieden grondwater verboden zonder vergunning grondwater te onttrekken voor beregening, bevloeiing of veedrenking als:

  • a.

    meer dan 60 m3 grondwater per uur wordt onttrokken; of

  • b.

    meer dan 25.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van 90 dagen wordt onttrokken.

Artikel 3.1.5.7 Verbod

Het is verboden grondwater te onttrekken voor beregening of bevloeiing binnen de beschermde gebieden grondwater.

 

Paragraaf 3.1.6 Onttrekken van grondwater voor industriële toepassing

 

Artikel 3.1.6.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een industriële toepassing met uitzondering van wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Artikel 3.1.6.2 Aanwijzing algemene regel

Bij het onttrekken van grondwater voor industriële toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.1.6.3 en 3.1.6.4 , als:

  • a.

    de pompcapaciteit meer is dan 10 m3 per uur; en

  • b.

    er niet meer dan 12.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van 90 dagen wordt onttrokken.

Artikel 3.1.6.3 Algemene regel industriële toepassing

Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden de bronnen gedicht en daarbij wordt de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen hersteld.

 

Artikel 3.1.6.4 Meldplicht

Lid 3.1.6.4.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.1.6.2, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 3.1.6.4.2

Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 3.1.1.2.

 

Lid 3.1.6.4.3

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.1.6.5 Vergunningplicht

Het is verboden zonder vergunning meer dan 12.000 m3 grondwater per aaneengesloten periode van 90 dagen te onttrekken voor industriële toepassing.

 

Paragraaf 3.1.7 Onttrekken van grondwater voor een noodvoorziening

 

Artikel 3.1.7.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een noodvoorziening.

 

Artikel 3.1.7.2 Aanwijzing algemene regel

Bij het onttrekken van grondwater voor een noodvoorziening wordt voldaan aan de artikelen 3.1.7.3 en 3.1.7.4.

 

Artikel 3.1.7.3 Informatieplicht noodvoorziening

Het bestuur wordt onverwijld geïnformeerd over het gebruik van de noodvoorziening.

 

Artikel 3.1.7.4 Algemene regel noodvoorziening

Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden de bronnen gedicht en daarbij wordt de oorspronkelijke scheiding van de bodemlagen hersteld.

 

Paragraaf 3.1.8 Overige grondwateronttrekkingen

 

Artikel 3.1.8.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater, anders dan bedoeld in de paragrafen 3.1.2 tot en met 3.1.7 en afdeling 3.2.

 

Artikel 3.1.8.2 Meldplicht

Lid 3.1.8.2.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.1.8.1, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden, als de onttrokken hoeveelheid grondwater meer is dan 50.000 m3 per kalenderjaar.

 

Lid 3.1.8.2.2

Het verbod geldt niet als de activiteit vergunningplichtig is op grond van artikel 3.1.8.3.

 

Lid 3.1.8.2.3

Een melding bevat de gegevens, bedoeld in artikel 3.1.1.2.

 

Lid 3.1.8.2.4

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.1.8.3 Vergunningplicht

Lid 3.1.8.3.1

Het is verboden zonder vergunning meer dan 10 m3 grondwater te onttrekken voor overige doeleinden.

 

Lid 3.1.8.3.2

Het is verboden zonder vergunning op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld grondwater te onttrekken, in het gebied van het waterschap dat gelegen is binnen de grenzen van de gemeente Deventer.

 

Afdeling 3.2 Drainage

 

Paragraaf 3.2.1 Drainage

 

Artikel 3.2.1.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op:

het onttrekken van grondwater voor het draineren van gronden; en

het aanleggen en behouden van drainage in het beperkingengebied waterstaatswerk.

 

Artikel 3.2.1.2 Specifieke zorgplicht

De specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 1.1.4.1, houdt in ieder geval in dat beschadigingen en verzakkingen aan het oppervlaktewaterlichaam, kades, waterkeringen, onderhoudspaden, werken of kunstwerken, die optreden tijdens de werkzaamheden of binnen één jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden, worden hersteld naar de oorspronkelijke constructie en toestand.

 

Artikel 3.2.1.3 Aanwijzing algemene regel drainage

Bij het aanleggen, vervangen of verwijderen van drainage wordt voldaan aan de artikelen 3.2.1.4 en 3.2.1.5, voor zover:

  • a.

    de drainage wordt aangelegd, vervangen of gewijzigd in het werkingsgebied "algemene regel drainage", dat bestaat uit het beheergebied Waterschap Rijn en IJssel buiten:

  • b.

    natte landnatuur, de beschermingszone van natte landnatuur en Natuurgebied Overijssel;

  • c.

    Natura 2000 gebied en de beïnvloedingszone Natura 2000;

  • d.

    een tijdelijke beschermingszone;

  • e.

    het stroomgebied HEN en SED; en

  • f.

    de kernzone en beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade;

    • 1.

      het maximaal drainerende peil 0,80 m -mv bedraagt;

    • 2.

      bij peilgestuurde drainage het laagst instelbare peil 0,80 m -mv bedraagt ten opzichte van het hoogste punt van de te draineren gronden;

    • 3.

      de afwatering van het perceel niet verschuift naar een ander stroomgebied;

    • 4.

      de drainagevoorzieningen bestaan uit buisdrainage of greppels of sloten, dieper dan 0,5 m;

    • 5.

      de uitstroomvoorziening niet wordt uitgevoerd met een uitstroombak; en

    • 6.

      bij peilgestuurde of andere samengestelde drainage de verzamelput zich niet bevindt in het onderhoudspad.

Artikel 3.2.1.4 Algemene regel drainage

Na de uitvoering van de werkzaamheden wordt het bestuur hierover geïnformeerd door een email naar handhaving@wrij.nl.

 

Artikel 3.2.1.5 Meldplicht

Lid 3.2.1.5.1

Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 3.2.1.3, te verrichten zonder dit ten minste vier weken en ten hoogste één jaar voor het begin ervan te melden.

 

Lid 3.2.1.5.2

Een melding bevat:

een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de geplande werkzaamheden;

  • a.

    de start en einddatum van de werkzaamheden;

  • b.

    een situatietekening; en

  • c.

    de rijksdriehoekscoördinaten van het perceel waar de drainage zal worden aangelegd.

Lid 3.2.1.5.3

Een situatietekening bevat:

  • a.

    de aanduiding van het te draineren perceel;

  • b.

    de kadastrale aanduiding van het te draineren perceel;

  • c.

    de diepte van de drainagebuizen, greppels of sloten ten opzicht van het maaiveld;

  • d.

    de locaties van de uitstroomvoorzieningen;

  • e.

    de onderlinge afstanden tussen de draineervoorzieningen of greppels dieper dan 0,5 m; en

  • f.

    bij peilgestuurde drainage: de locatie van het regulerend kunstwerk en de maximale hoogte van de hiermee gedraineerde gronden in meter boven NAP.

Lid 3.2.1.5.4

Voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.

 

Artikel 3.2.1.6 Vergunningplicht

Lid 3.2.1.6.1

Het is verboden zonder vergunning drainage aan te leggen, te vervangen of te wijzigen als de drainage wordt aangelegd, vervangen of gewijzigd in:

  • a.

    natte landnatuur of in de beschermingszone van natte landnatuur;

  • b.

    een Natura 2000 gebied of in de beïnvloedingzone van Natura 2000;

  • c.

    een tijdelijke beschermingszone;

  • d.

    het stroomgebied HEN of SED; of

  • e.

    de kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade.

Lid 3.2.1.6.2

Het is verboden zonder vergunning drainage aan te leggen, te vervangen of te wijzigen als:

  • a.

    de drainage wordt aangelegd, vervangen of gewijzigd met een maximaal drainerend peil van meer dan 0,8 m -mv;

  • b.

    bij peilgestuurde drainage: als het laagst instelbare peil meer dan 0,80 m -mv bedraagt ten opzichte van het hoogste punt van de te draineren gronden;

  • c.

    de afwatering van het perceel verschuift naar een ander stroomgebied;

  • d.

    de drainagevoorzieningen uit iets anders bestaan dan greppels, buisdrainage of sloten;

  • e.

    de uitstroomvoorziening wordt uitgevoerd met een uitstroombak; of

  • f.

    bij peilgestuurde of andere samengestelde drainage de verzamelput zich bevindt in het onderhoudspad.

Lid 3.2.1.6.3

De verboden gelden niet voor het vervangen van bestaande drainage als:

  • a.

    de nieuwe drainage aantoonbaar gelijk is aan de bestaande, vergunde drainage, qua diepte, lengte, breedte, onderlinge afstand en diameter; en

  • b.

    bij drainage in de gebieden, bedoeld in lid 1, de nieuwe drainage een ontwateringsdiepte heeft gelijkwaardig aan de bestaande drainage, met een maximale diepte van 80 cm.

Lid 3.2.1.6.4

De verboden gelden niet voor de uitoefening van de taken voor hemelwater en grondwater, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder a, onder 1º en 2º , van de wet.

 

Hoofdstuk 4 Aansluiting openbaar riool

 

Afdeling 4.1

 

Paragraaf 4.1.1 Aansluiting openbaar riool

 

Artikel 4.1.1.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het aansluiten van het openbaar riool op en het brengen van afvalwater in een zuiveringtechnisch werk in beheer bij Waterschap Rijn en IJssel.

 

Artikel 4.1.1.2 Vergunningplicht

Lid 4.1.1.2.1

Het is verboden zonder vergunning een openbaar riool aan te sluiten op of afvalwater vanuit het openbaar riool te brengen in een zuiveringtechnisch werk.

 

Lid 4.1.1.2.2

Het verbod geldt niet als er een afvalwaterakkoord van kracht is.

 

Lid 4.1.1.2.3

In een afvalwaterakkoord wordt in ieder geval geregeld:

  • a.

    hoe afvalwater doelmatig wordt ingezameld, getransporteerd en gezuiverd;

  • b.

    wat de eisen aan de kwaliteit van afvalwater bij het overnamepunt zijn;

  • c.

    hoe verontreiniging door diffuse bronnen wordt voorkomen;

  • d.

    wat de kenmerken van de overnamepunten en aansluitpunten zijn; en

  • e.

    dat er structureel overleg plaatsvindt.

Artikel 4.1.1.3 Aanvraagvereisten vergunning

Bij de aanvraag van een vergunning worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    de technische gegevens van het openbaar riool, waaronder mede begrepen de verschillende aansluitpunten en een overzichtstekening van het rioleringsgebied;

  • b.

    het aantal particuliere huishoudens per aansluitpunt die zijn en zullen worden aangesloten op het openbaar riool;

  • c.

    het aantal en de aard van de bedrijven per aansluitpunt die zijn en zullen worden aangesloten op het openbaar riool;

  • d.

    een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheid afvalwater uitgedrukt in m3/h, gedifferentieerd naar hoeveelheden, droogweerafvoer en regenweerafvoer en gegevens over de pompovercapaciteit uitgedrukt in m3/h;

  • e.

    een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheden afvalstoffen, uitgedrukt in inwonerequivalenten en gedifferentieerd naar inwoners en bedrijven;

  • f.

    per aansluitpunt het aantal hectare verhard oppervlak waarvan het afvloeiend hemelwater wordt afgevoerd via het openbaar riool; en

  • g.

    gegevens over de in het kader van beheer en onderhoud van het openbaar riool te ondernemen activiteiten.

Artikel 4.1.1.4 Vergunningvoorschriften

Lid 4.1.1.4.1

Het bestuur kan alleen voorschriften aan de vergunning verbinden:

zodat de nakoming van de artikelen 4.608 tot en met 4.612 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verzekerd;

tot het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam waarin het afvalwater wordt gebracht vanuit het zuiveringstechnisch werk; en

ter bescherming van de doelmatige werking van de zuiveringtechnische werken.

 

Lid 4.1.1.4.2

De voorschriften kunnen in ieder geval inhouden dat:

  • a.

    emissiegrenswaarden voor aan te wijzen stoffen worden gesteld; of

  • b.

    signaleringswaarden voor aan te wijzen stoffen worden gesteld.

Lid 4.1.1.4.3

Het college van burgemeester en wethouders houdt rekening met de maatwerkvoorschriften die over de artikelen 4.608 tot en met 4.612 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn gesteld op grond van artikel 2.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Artikel 4.1.1.5 Overschrijding emissiewaarden en signaleringswaarden

Lid 4.1.1.5.1

Als de emissiegrenswaarden en signaleringswaarden bedoeld in artikel 4.1.1.4.2, stelselmatig worden overschreden bij het brengen van afvalwater vanuit het openbaar riool op een zuiveringtechnisch werk, wordt het bestuur hierover geïnformeerd.

 

Lid 4.1.1.5.2

Bij stelselmatige overschrijding van de emissiegrenswaarden en signaleringswaarden kunnen de vergunningvoorschriften worden gewijzigd.

 

Lid 4.1.1.5.3

Het bestuur kan de houder van de vergunning verplichten te onderzoeken wat de oorzaken zijn van de overschrijdingen en hoe deze voorkomen, beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden.

 

Lid 4.1.1.5.4

Het bestuur kan als voorschrift aan de vergunning verbinden:

  • a.

    binnen welke termijn en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd;

  • b.

    binnen welke termijn en de wijze waarop de resultaten van het onderzoek worden overlegd; en

  • c.

    binnen welke termijn en de wijze waarop de vergunninghouder op basis van de resultaten van het onderzoek maatregelen treft om overschrijdingen ongedaan te maken, te beperken of te voorkomen.

Artikel 4.1.1.6 Advies

Bij het verlenen van een vergunning en bij het voornemen om ambtshalve een vergunning te wijzigen of in te trekken, stelt het bestuur de volgende overheidsorganen in de gelegenheid advies te geven:

  • a.

    Inspectie Leefomgeving en Transport; en

  • b.

    de beheerder van het oppervlaktewaterlichaam, als vanuit het zuiveringtechnisch werk afvalwater naar een oppervlaktewaterlichaam wordt gebracht dat niet in het beheer van Waterschap Rijn en IJssel is.

C

Na hoofdstuk 7 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

 

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

 

Afdeling 8.1

 

Paragraaf 8.1.1 Overgangsbepalingen

 

Artikel 8.1.1.1 Overgangsrecht omgevingsvergunningen

Lid 8.1.1.1.1

Een omgevingsvergunning voor een activiteit op grond van de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning op grond van deze verordening.

 

Lid 8.1.1.1.2

Als op een activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening geen verbod om zonder omgevingsvergunning de activiteit te verrichten geldt, geldt een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor die activiteit verbonden voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bestuur maatwerkvoorschriften kan stellen.

 

Lid 8.1.1.1.3

Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning is ingediend voor een activiteit waarvoor op grond van deze waterschapsverordening een verbod geldt om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten, blijft het oude recht van toepassing tot de vergunning onherroepelijk wordt. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als die vergunning onherroepelijk wordt.

 

Lid 8.1.1.1.4

Als een activiteit voor de inwerkingtreding van deze verordening zonder vergunning rechtmatig is verricht en bij de inwerkingtreding van deze verordening voor die activiteit een verbod om zonder omgevingsvergunning de activiteit te verrichten van toepassing wordt, geldt voor die activiteit bij de inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning van rechtswege, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding.

 

Artikel 8.1.1.2 Overgangsrecht meldingen en maatwerkvoorschriften

Lid 8.1.1.2.1

Een melding of kennisgeving van een activiteit die voor inwerkingtreding van deze verordening is gedaan, geldt als een melding van die activiteit op grond van deze verordening, als op die activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening een verbod om zonder melding de activiteit te verrichten van toepassing is.

 

Lid 8.1.1.2.2

Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die voor inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, geldt als een melding van die activiteit op grond van deze verordening, als op die activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening een verbod om zonder melding de activiteit te verrichten van toepassing is.

 

Lid 8.1.1.2.3

Een maatwerkvoorschrift voor een activiteit op grond van de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening en dat onherroepelijk is, geldt als een maatwerkvoorschrift op grond van deze verordening.

 

Artikel 8.1.1.3 Bestuurlijke sanctie

Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een overtreding heeft plaatsgevonden, een overtreding is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en voor die inwerkingtreding een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft het oude recht op die bestuurlijke sanctie van toepassing tot het tijdstip waarop:

  • a.

    de beschikking onherroepelijk is geworden en volledig is uitgevoerd of ten uitvoer is gelegd;

  • b.

    de beschikking is ingetrokken of is komen te vervallen; of

  • c.

    als de beschikking gaat om de oplegging van een last onder dwangsom:

  • d.

    de last volledig is uitgevoerd;

  • e.

    de dwangsom volledig is verbeurd en betaald; of

  • f.

    de last is opgeheven.

Paragraaf 8.1.2 Citeertitel

 

Artikel 8.1.2.1 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Waterschapsverordening Waterschap Rijn en IJssel.

 

D

 

Bijlage I komt te luiden:

 

Begripsbepalingen

 

Voor de toepassing van deze waterschapsverordening wordt verstaan onder:

 

Aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen in bijlage II; ISO 5815-1: ISO 5815-1:2003: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2003;NEN

6600-1: NEN 6600-1:2009: Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater, versie 2009;

 

Bestuur: Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rijn en IJssel.

 

Bodemonderzoek: Alle soorten grondonderzoek, grondwateronderzoek, geotechnisch onderzoek en geohydrologisch onderzoek waarbij gesondeerd, gegraven, gepulsd of verticaal geboord wordt. Hieronder valt ook het plaatsen van peilbuizen.

 

Bronbemaling: Het onttrekken van grondwater voor het uitvoeren van bouwactiviteiten en ontgravingen.

 

Georganiseerde activiteiten: Activiteiten die in georganiseerd recreatief of bedrijfsmatig verband worden uitgevoerd.

 

Infiltreren van water: Water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater.

 

Kunstwerk: Waterstaatkundig bouwwerk dat van belang is voor de functie die waterstaatswerken hebben en daar ook onderdeel vanuit maakt of die ligt in, op, boven of onder een waterstaatswerk.

 

Onderhoudspad: Pad op of langs een waterkering of kade of langs een oppervlaktewaterlichaam dat nodig is voor het plegen van onderhoud. Het pad kan zowel verhard als onverhard zijn.

 

Uitstroomvoorziening: Een constructie in een oppervlaktewaterlichaam waarmee water wordt geloosd. De uitstroomvoorziening is een uitstroombuis en de bijbehorende taludafwerking.

 

Wet: De Omgevingswet.

 

NEN 6633: NEN 6633:2007: Water en (zuiverings)slib - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (CZV), versie 2007;

 

NEN 6966: NEN 6966:2006: Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2006;

 

NEN-EN 13284-1: NEN-EN 13284-1:2001: Europese norm voor Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties – Deel 1: Manuele gravimetrische methode, versie 2001;

 

NEN-EN 872: NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;

 

NEN-EN 1899-1: NEN-EN 1899-1:1998: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BODn) - Deel 1: Verdunnings- en entmethode met toevoeging van allylthioreum, versie 1998;

 

NEN-EN-ISO 5667-3: NEN-EN-ISO 5667-3:2012: Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering enbehandeling van watermonsters, versie 2012;

 

NEN-EN-ISO 9377-2: NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water - Bepaling vande minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;

 

NEN-EN-ISO 10301: NEN-EN-ISO 10301:1997: Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden, versie 1997;

 

NEN-EN-ISO 11885: NEN-EN-ISO 11885:2009: Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;

 

NEN-EN-ISO 12846: NEN-EN-ISO 12846:2012: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;

 

NEN-EN-ISO 13395: NEN-EN-ISO 13395:1997: Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet enin de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 1997;

 

NEN-EN-ISO 15587-1: NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;

 

NEN-EN-ISO 15587-2: NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;

 

NEN-EN-ISO 15680: NEN-EN-ISO 15680:2003: Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie, versie 2003;

 

NEN-EN-ISO 15682: NEN-EN-ISO 15682:2001: Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;

 

NEN-EN-ISO 17294-2: NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water - Toepassing vanmassaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling vangeselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;

 

NEN-EN-ISO 17852: NEN-EN-ISO 17852:2008: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;

 

NEN-EN-ISO 17993: NEN-EN-ISO 17993:2004: Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof

extractie, versie 2004;

 

NEN-ISO 15705: NEN-ISO 15705:2003: Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik

(ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;

 

NEN-ISO 15923.

 

Geometrische informatieobjecten

 

De geometrische begrenzingen zoals bedoeld in deze Waterschapsverordening zijn opgenomen in de volgende geometrische informatieobjecten:

 

Beheergebied Waterschap Rijn en IJssel: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam: [gio-code]

 

Beschermingszone oppervlaktewaterlichaam: [gio-code]

 

Kernzone kade: [gio-code]

 

Beschermingszone kade: [gio-code]

 

Kernzone waterberging: [gio-code]

 

Kernzone uiterwaarde: [gio-code]

 

Kernzone kunstwerk: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam HEN SED: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam EVZ: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam varend onderhoud: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam vaarweg Oude IJssel: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam vaarweg Oude IJssel tot km paal 16,8: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam vaarweg Oude IJssel km paal 16,8 tot stuw Ulft: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam vaarweg Oude IJssel stuw Ulft tot grens + Aastrang: [gio-code]

 

Grondwaterbeschermingsgebied: [gio-code]

 

Kernzone waterkering: [gio-code]

 

Beschermingszone kering: [gio-code]

 

Buitenbeschermingszone 1 waterkering: [gio-code]

 

Buitenbeschermingszone 2 waterkering: [gio-code]

 

Regionale waterkering Oude Rijndijken: [gio-code]

 

Profiel van vrije ruimte van een waterkering: [gio-code]

 

Beperkingengebied met betrekking tot een waterkering: [gio-code]

 

Beperkingengebied waterstaatswerk buiten bergingsgebieden en uiterwaarden: [gio-code]

 

Beperkingengebied waterstaatswerk: [gio-code]

 

Beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam + beperkingengebied met betrekking tot een waterkering buiten de regionale waterkingen in de Rijnstrangen: [gio-code]

 

Beperkingengebied met betrekking tot een waterkering buiten de regionale waterkeringen in de Rijnstrangen: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam buiten HEN, SED en EVZ en buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + beschermingszone: [gio-code]

 

Oppervlaktewaterlichaam buiten HEN, SED en EVZ en buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + beschermingszone oppervlaktewaterlichaam buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + beschermingszone oppervlaktewaterlichaam buiten HEN, SED en EVZ en buiten kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam met functie HEN, SED of EVZ + beschermingszone oppervlaktewaterlichaam met functie HEN, SED of EVZ + kernzone waterkering + beschermingszone waterkering: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam + beschermingszone oppervlaktewaterlichaam: [gio-code]

 

Kernzone waterkering buiten HEN, SED en EVZ + beschermingszone waterkering buiten HEN, SED en EVZ: [gio-code]

 

Kernzone waterkering + beschermingszone waterkering: [gio-code]

 

Kernzone kade + beschermingszone kade: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam + kernzone waterkering: [gio-code]

 

Oppervlaktewaterlichaam buiten Oude IJssel en buiten sluiscomplex Doesburg tot aan de Duitse grens: [gio-code]

 

kernzone oppervlaktewaterlichaam + beschermingszone oppervlaktewaterlichaam + kernzone waterkering + beschermingszone waterkering buiten HEN, SED of EVZ: [gio-code]

 

Kernzone waterkering + beschermingszone waterkering: [gio-code]

 

kernzone oppervlaktewaterlichaam + kernzone waterkering + kernzone kade: [gio-code]

 

Beschermingszone oppervlaktewaterlichaam + beschermingszone waterkering: [gio-code]

 

Beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk, buiten bergingsgebieden en uiterwaarde, buiten oppervlaktewaterlichaam met functie HEN, SED of EVZ, buiten kernzone en beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade en buiten oppervlaktewaterlichaam waar onderhoud varend wordt uitgevoerd: [gio-code]

 

Kernzone van een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of EVZ + beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of EVZ + kernzone oppervlaktewaterlichaam binnen kernzone, beschermingszone of buitenbeschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + beschermingszone oppervlaktewaterlichaam binnen kernzone, beschermingszone of buitenbeschermingszone van primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam buiten bergingsgebieden en uiterwaarden: [gio-code]

 

Beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam buiten kernzone en beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade : [gio-code]

 

Beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam binnen kernzone waterkering + beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam binnen beschermingszone waterkering: [gio-code]

 

Beperkingengebied waterstaatswerk buiten bergingsgebieden en uiterwaarden, buiten kernzone en beschermingszone waterkering en buiten kernzone en beschermingszone kade: [gio-code]

 

Kernzone waterkering + beschermingszone waterkering + kernzone kade + beschermingszone kade: [gio-code]

 

Beheergebied waterschap Rijn en IJssel buiten natte landnatuur, buiten beschermingszone natte landnatuur, buiten Natura 2000, buiten beïnvloedingszone Natura 2000, buiten tijdelijke beschermingszone, buiten stroomgebied HEN en SED, buiten kernzone of beschermingszone van een primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Kernzone waterkering + beschermingszone waterkering + buitenbeschermingszone 1 waterkering: [gio-code]

 

Kernzone waterkering buiten regionale keringen in de Rijnstrangen: [gio-code]

 

Kernzone bergingsgebied + kernzone uiterwaarde: [gio-code]

 

Natte landnatuur + beschermingszone natte landnatuur + Natura 2000 + beïnvloedingszone Natura 2000 + tijdelijke beschermingszone + stroomgebied HEN en SED + kernzone primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + beschermingszone primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Kernzone oppervlaktewaterlichaam binnen kernzone of beschermingszone primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade: [gio-code]

 

Oude IJssel + sluiscomplex Doesburg tot aan de Duitse grens: [gio-code]

 

Oppervlaktewaterlichaam met de functie HEN, SED of EVZ + oppervlaktewaterlichaam binnen kernzone primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + beschermingszone primaire waterkering, regionale waterkering, zomerkade of kade + oppervlaktewaterlichaam waar onderhoud varend wordt uitgevoerd: [gio-code]

 

Beheergebied waterschap Rijn en IJssel buiten beschermde gebieden grondwater: [gio-code]

 

Beperkingengebied oppervlaktewaterlichaam: [gio-code]

 

Bijlage II komt te luiden:

 

Aangewezen oppervlaktewaterlichamen als bedoeld in deze waterschapsverordening zijn:

 

Aastrang

Barchemse Veengoot

Bolksbeek

Didamse Wetering

Dommerbeek

Eefse Beek en Molenbeek

Elsbeek

Grote Waterleiding

Keizersbeek

Meibeek/Nieuwe Waterleiding

Oosterwijkse Vloed

Oude IJssel

Oude Schipbeek

Stroomkanaal Hackfort

Vierakkerselaak

Wehlse Beek

Wijde Wetering en Zevenaarse Wetering

Zuidelijk Afwateringskanaal

 

Bijlage III komt te luiden:

 

Primaire waterkering

Kernzone: van binnenteen tot buitenteen van de waterkering

Beschermingszone: binnen- en buitendijks 15 meter uit de teen, vermeerderd met een denkbeeldige lijn vanaf dat punt dalend met een helling van 1:5

Buitenbeschermingszone 1: binnen- en buitendijks vanaf de teen tot een afstand van 100 meter

Buitenbeschermingszone 2: binnen- en buitendijks vanaf de teen tot een afstand van 250 meter

Profiel van vrije ruimte: nvt

 

Regionale waterkering

Kernzone: van binnenteen tot buitenteen van de waterkering

Beschermingszone: binnen- en buitendijks 10 meter uit de teen, vermeerderd met een denkbeeldige lijn vanaf dat punt dalend met een helling van 1:5

Buitenbeschermingszone 1: binnen- en buitendijks vanaf de teen tot een afstand van 100 meter

Buitenbeschermingszone 2: nvt

Profiel van vrije ruimte: nvt

 

Zomerkade

Kernzone: van binnenteen tot buitenteen van de waterkering

Beschermingszone: binnen- en buitendijks 10 meter uit de teen, vermeerderd met een denkbeeldige lijn vanaf dat punt dalend met een helling van 1:5

Buitenbeschermingszone 1: binnen- en buitendijks vanaf de teen tot een afstand van 50 meter

Buitenbeschermingszone 2: nvt

Profiel van vrije ruimte: nvt

 

Oppervlaktewaterlichaam

Kernzone oppervlaktewaterlichaam: insteek + 50cm tot insteek 50cm of maatwerk (bij meer ‘natuurlijke’ situaties, onduidelijke insteek of inundeerbare zones).

Beschermingszone oppervlaktewaterlichaam: insteek tot 5m uit insteek of 4,5m naast kernzone ooppervlaktewaterlichaam (bij meer ‘natuurlijke’ situaties, onduidelijke insteek of inundeerbare zones).

 

Kade

Kernzone kade: buitenteen + 50cm tot binnenteen + 50cm (theoretisch)

beschermingszone kade = 5m uit Kernzone kade aan binnendijkse zijde

 

Uiterwaarde

Kernzone uiterwaarde: buitenkruinlijn kade tot buitenkruinlijn kade of insteek aan overzijde (bij eenzijdige kade)

 

Bergingsgebied

Kernzone bergingsgebied: Begrenzing zoals aangegeven in bestemmingsplan (op basis van buitenkruinlijn, kunstwerken en hoge gronden)

 

Kunstwerk

Kernzone duiker: 2,5m bufferzone aan weerszijde hartlijn

Kernzone overige waterstaatskundige kunstwerken: 2,5m bufferzone rondom object

 

HEN, SED en EVZ

Kernzone oppervlaktewaterlichaam HEN, SED en EVZ: oppervlaktewaterlichaam onderdeel uitmakend van door de provincie vastgestelde HEN, SED en EVZ wateren

 

Varend onderhoud

Kernzone oppervlaktewaterlichaam varend onderhoud: oppervlaktewaterlichaam waar met varend materieel onderhoud gepleegd wordt

 

Vaarweg Oude IJssel

Kernzone oppervlaktewaterlichaam vaarweg Oude IJssel: oppervlaktewaterlichaam dat onderdeel is van de vaarweg Oude IJssel

Artikel II  

De volgende regels worden ingetrokken:

 

  • Keur Waterschap Rijn en IJssel 2009

  • Algemene regels, nadere regels en verplichtingen i.v.m. Keur Waterschap Rijn en IJssel 2009

  • Aansluitverordening Rijn en IJssel

  • Artikel 8 Verkeersbesluit Oude IJssel

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking één dag na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Aldus vastgesteld op 11 mei 2021,

de secretaris-directeur,

drs. C.Roos

dijkgraaf,

drs. H.Th.M. Pieper

Naar boven