Nota reserves en voorzieningen 2017

 

Bekendmaking

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 2 november 2016 de Nota reserves en voorzieningen 2017 vastgesteld.

In deze nota is het beleid over reserves en voorzieningen van het hoogheemraadschap van Rijnland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op de Comptabiliteitsvoorschriften voor waterschappen, te weten het Waterschapsbesluit en het Besluit Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW).

 

Besluit

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland,

gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden 27 september 2016, kenmerk 16.052689,

gelet op artikelen 4.52 en 4.54 Waterschapsbesluit;

besluit de Nota reserves en voorzieningen 2017 vast te stellen

 

1 Inleiding

 

In deze nota is het beleid over reserves en voorzieningen van het hoogheemraadschap van Rijnland opgenomen. Dit beleid is gebaseerd op de Comptabiliteitsvoorschriften voor waterschappen, te weten het Waterschapsbesluit en het Besluit Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen (BBVW). Voor meer achtergrondinformatie wordt hiernaar verwezen en naar de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie hoogheemraadschap van Rijnland (http://www.rijnland.net/regels/regelgeving).

De ingangsdatum van deze nota reserves en voorzieningen is 1 januari 2017.

In hoofdstuk 5 en 6 zijn alle op 1 januari 2017 bestaande reserves en voorzieningen beschreven met hun doel, herkomst en geschatte omvang. Aan het einde is een begrippenlijst opgenomen.

 

2 Beleidskader

 

Het eigen vermogen van een waterschap bestaat uit de reserves en het nog te bestemmen resultaat volgend uit de exploitatierekening naar kostendragers (watersysteembeheer en zuiveringsbeheer).

Op de balans worden de reserves onderscheiden naar (artikel 4.52 Waterschapsbesluit):

  • a.

    algemene reserves;

  • b.

    bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie;

  • c.

    overige bestemmingsreserves.

Voorzieningen worden gevormd wegens (artikel 4.54 Waterschapsbesluit):

  • verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs te schatten;

  • op balansdatum aanwezige risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, indien die kosten hun oorsprong vinden in het begrotingsjaar of een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

 

3 Functie reserves en voorzieningen

 

In het totale financiële beleid hebben de reserves en voorzieningen verschillende functies, te weten:

 

Bufferfunctie

De algemene reserve is met name bedoeld als buffer om bij bepaalde onvoorziene omstandigheden ingezet te kunnen worden. Dit geldt in principe ook voor bestemmingsreserves, die met een risicomotief zijn gevormd. In de praktijk wordt een norm gehanteerd voor het aanhouden van een minimaal niveau aan reserves (zie paragraaf 4.4).

 

Bestedingsfunctie

De reserve of voorziening is, al dan niet verplicht, in het leven geroepen om besteed te worden aan een van tevoren bepaald doel.

 

Financieringsfunctie

De Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) beoogt een solide financieringswijze van de decentrale overheden te bevorderen en schommelingen van rentelasten zo veel mogelijk te beperken. De financiering van kapitaaluitgaven kan enerzijds geschieden door het gebruiken van de reserves en voorzieningen als financieringsmiddel (interne financiering) of anderzijds door het aantrekken van vaste geldleningen (vaste financiering). Bij gebruik van reserves en voorzieningen behoeft voor dat deel geen beroep te worden gedaan op de geld- en kapitaalmarkt.

 

Inkomensfunctie

Als de activa met eigen vermogen worden gefinancierd, hoeft er geen lening afgesloten te worden en wordt dus feitelijk geen rente betaald. Hierdoor wordt rente bespaard en deze bespaarde rente kan als structureel middel gebruikt worden om kosten te dekken.

 

4 Weerstandsvermogen, weerstandscapaciteit, risico’s

4.1 Weerstandsvermogen

De definitie van weerstandsvermogen is de mate waarin de organisatie in staat is middelen vrij te maken (weerstandscapaciteit) om onverwachte financiële tegenvallers (risico’s) op te vangen. Het weerstandsvermogen geeft een maat voor de financiële gezondheid van de organisatie en geeft aan hoe solide de financiële positie van het waterschap is. Dit is o.a. van belang om tegen gunstige voorwaarden gelden te kunnen lenen.

Om het weerstandsvermogen te kunnen beoordelen is er inzicht nodig in de omvang en achtergronden van de risico’s en in de omvang van de aanwezige weerstandscapaciteit. Een goed weerstandsvermogen kan voorkomen dat iedere financiële tegenvaller direct leidt tot hogere lasten. Het weerstandsvermogen is onderdeel van het bredere risicomanagement. Het vormt als ’beheersmaatregel’ het sluitstuk van risicomanagement, een laatste vangnet om de kosten van restrisico’s op te vangen.

Het weerstandsvermogen wordt mede bepaald door Rijnlands risicomanagementbeleid. In onderstaande afbeelding staat de maatbeker voor het weerstandsvermogen en gaan de ‘overgebleven’ risico’s de trechter in.

 

4.2 Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit wordt gevormd door de omvang van de middelen en mogelijkheden waarover het waterschap beschikt of kan beschikken waarmee tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden. De weerstandscapaciteit wordt gevormd door:

  • 1.

    de algemene reserve;

  • 2.

    de bestemmingsreserves waarvoor (nog) geen concrete verplichtingen zijn aangegaan;

  • 3.

    de mogelijkheid extra belastingopbrengsten te genereren c.q. de tarieven te verhogen.

 

4.3 Risico’s

Als gevolg van de BBVW dient ieder waterschap beleid te hebben waarin aangegeven staat hoe wordt omgegaan met potentiële risico’s. De basis voor dit beleid is periodiek risico’s inventariseren en deze waar nodig te beheersen. In de P&C-cyclus worden deze in beeld gebracht, bij voorkeur in driehoeksvorm met doelen, kosten en risico’s. voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in het WBP-5 en de buraps.

Risico’s, die relevant zijn in het kader van het weerstandsvermogen, zijn die risico’s die niet op een alternatieve wijze zijn ondervangen, de zogeheten restrisico’s. Voor dekking van de gevolgen van restrisico’s komt de weerstandscapaciteit in beeld. Door middel van het inschatten van de kans dat dergelijke niet-afgedekte risico’s zich voordoen en afhankelijk van het potentiële financiële gevolg, kan de benodigde weerstandscapaciteit berekend worden.

Binnen de planning & controlcyclus wordt vier keer per jaar een risicoparagraaf voor deze restrisico’s opgenomen. Het betreft de programmabegroting, -jaarrekening, het meerjarenperspectief en iedere burap.

 

4.4 Beleid

 

Theoretisch kader

Het weerstandsvermogen is toereikend als financiële tegenvallers kunnen worden opgevangen en het saldo van de weerstandscapaciteit minus restrisico’s positief is. De hoogte van de algemene reserves is hierbinnen eerder een bestuurlijke keuze dan een bedrijfseconomische afweging; in theorie hoeft een waterschap als autonome overheidsinstantie met een eigen belastingheffing geen algemene reserves te hebben.

 

Huidig beleid

Voor de hoogte van de algemene reserves heeft de verenigde vergadering de volgende criteria vastgesteld:

  • 1.

    de algemene reserves moeten een ondergrens hebben die is afgeleid van de jaarlijkse exploitatiekosten;

  • 2.

    de weerstandscapaciteit moet een afgeleide zijn van de belangrijkste risico’s.

De ondergrens van de algemene reserves per taak is door de verenigde vergadering op 26 september 2012 gesteld op 5 % van de netto-exploitatiekosten (vóór egalisatie).

Mocht uit de periodieke risicoanalyses blijken dat de ondergrens verhoogd moet worden, dan besluit de verenigde vergadering in hoeverre moet worden bijgestort vanuit het exploitatiebudget.

 

5 Samenstelling van de reserves

5.1 Algemene reserves

De algemene reserves hebben geen specifieke bestemming. De belangrijkste functie is de bufferfunctie. Rijnland heeft per taak een algemene reserve, te weten de Algemene reserve watersysteembeheer en de Algemene reserve zuiveringsbeheer.

 

5.2 Bestemmingsreserves voor tariefsegalisatie

De egalisatiereserves hebben tot doel egalisering van de huidige en toekomstige tarieven en worden door de categorieën zelf gevoed. Deze dienen niet specifiek besteed te worden (art. 4.52 lid b van het Waterschapsbesluit). Een maximale omvang is voor deze reserves niet te definiëren. Rijnland kent de volgende egalisatiereserves:

  • Egalisatiereserve categorie ingezetenen;

  • Egalisatiereserve categorie gebouwd;

  • Egalisatiereserve categorie ongebouwd/overige;

  • Egalisatiereserve categorie natuurterreinen;

  • Egalisatiereserve zuiveringsheffing.

 

5.3 Bestemmingsreserves overig

Dit zijn alle overige reserves die wel een specifieke bestemming hebben maar niet bedoeld zijn om de belastingtarieven te egaliseren. De overige bestemmingsreserves zijn:

 

Reserve frictiekosten doelmatigheid

Voor het in 2007 realiseren van organisatieaanpassingen gebaseerd op een doelmatigheidsonderzoek, is bij de bestemming van het exploitatieresultaat 2005 en 2006 een bestemmingsreserve gevormd om hieruit voortkomende incidentele kosten te dekken. De reserve zal eind 2017 worden opgeheven omdat er geen kosten meer komen.

 

Reserve subsidie aanleg natuurvriendelijke oevers

De reserve is gevormd voor de uitvoering van de ”Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen” (http://www.rijnland.net/regels/regelgeving). Subsidie kan worden verleend aan een aanvrager die een natuurvriendelijke oever of vispaaiplaats aanlegt en daarvoor vergunning of toestemming heeft krachtens de keur van Rijnland.

 

Reserve subsidie baggerwerken

Deze reserve is gevormd voor de uitvoering van de ”Subsidieverordening baggerwerk Rijnland” (http://www.rijnland.net/regels/regelgeving).

 

6 Samenstelling van de voorzieningen

 

Rijnland kent de volgende voorzieningen:

 

Voorziening PFOS Saneringen

De voorziening is bij besluitvorming over de jaarrekening 2010 gevormd voor het eventuele Rijnlandse deel in de kosten van de saneringen van de PFOS-verontreinigingen op Schiphol.

 

Voorziening baggerwerken

De voorziening voor het baggerwerk is een egalisatievoorziening die bedoeld is om de kosten verbonden aan het onderhoudsbaggerwerk te egaliseren. Op basis van de baggernota en aanvullend beleid wordt jaarlijks een bedrag toegevoegd en de werkelijke kosten (na aftrek van bijdragen van derden) aan deze voorziening onttrokken.

 

Voorziening wachtgeld- en pensioenverplichtingen DB

Wegens de Wet modernisering waterschapsbestel diende met ingang van 2009 een voorziening te worden gevormd voor wachtgeld- en pensioenverplichtingen voor (hoog)heemraden. De hoogte van de voorziening wordt elk jaar gebaseerd op actuariële berekeningen. De uitkeringen worden ten laste van deze voorziening gebracht.

 

7 Rentetoerekening

 

Voor de toerekening van rente wordt het principe van totaalfinanciering gehanteerd. Dit betekent dat niet voor iedere investering een aparte geldlening wordt aangetrokken maar dat het geheel van alle investeringen wordt gefinancierd door middel van de inzet van reserves en voorzieningen en geldleningen.

Vanaf 1 januari 2017 wordt geen rente meer toegerekend aan de reserves. Aan voorzieningen werd per saldo al geen rente toegerekend.

Mocht het geraamde rentepercentage voor aan te trekken langgeldleningen in de begroting van enig jaar boven de 3% uitkomen, dan wordt het niet meer toerekenen van rente aan de reserves in heroverweging genomen.

 

8 Begrippenlijst

 

 

Algemene reserve

Deze reserves hebben geen specifieke bestemming en fungeren als weerstandsvermogen van het waterschap.

 

Bestemmingsreserves

Reserves waaraan het algemeen bestuur een bepaalde bestemming heeft gegeven (art. 4.52 lid 2 van het Waterschapsbesluit).

 

Bestemmingsreserve voor tariefsegalisatie

De tariefsegalisatiereserves dienen om ongewenste schommelingen in de belastingtarieven op te vangen. Deze dienen niet specifiek besteed te worden (art. 4.52 lid b van het Waterschapsbesluit).

 

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit reserves en het nog te bestemmen resultaat volgend uit de exploitatierekening. Dit resultaat wordt afzonderlijk op de balans opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen (art. 4.51 van het Waterschapsbesluit).

 

Reserves

Reserves vormen (samen met het nog te bestemmen resultaat) het eigen vermogen en zijn opgebouwd via de gehele of gedeeltelijke bestemming van de positieve exploitatieresultaten uit de jaarrekening (art. 4.51 van het Waterschapsbesluit).

 

Resultaatbepaling

Voor iedere taak wordt het resultaat bepaald. Dit resultaat bestaat uit de netto kosten, het bedrag voor onvoorzien, de bedragen die voor kwijtschelding en oninbaar worden geraamd, verwachte dividenden en overige algemene opbrengsten. De uitkomsten van de exploitatierekening worden de resultaatbepaling genoemd.

 

Resultaatbestemming

Na de resultaatbepaling wordt aangegeven hoe het resultaat zal worden bestemd (in geval van een overschot) of zal worden gedekt (in geval van een tekort). Mutaties van reserves maken geen onderdeel uit van de exploitatierekening. Deze worden afzonderlijk in de begroting en jaarrekening zichtbaar gemaakt. Het ‘nog te bestemmen resultaat’ wordt afzonderlijk in de jaarrekening weergegeven en behoort tot het eigen vermogen. De verenigde vergadering beslist over de bestemming.

 

Voorzieningen

Voorzieningen geven een schatting weer van de voorzienbare lasten in verband met risico’s en verplichtingen, waarvan de omvang en/of tijdstip van optreden per balansdatum min of meer onzeker zijn en die oorzakelijk samenhangen met de periode voorafgaand aan die datum (art. 4.54 van het Waterschapsbesluit). Voorzieningen worden geschaard onder het vreemd vermogen van het waterschap.

 

Weerstandscapaciteit

De middelen en mogelijkheden van het waterschap om niet begrote kosten te dekken.

 

Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen geeft aan hoe financieel robuust het waterschap is. Dit is van belang wanneer zich een financiële tegenvaller voordoet. Door aandacht voor het weerstandsvermogen kan worden voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot bezuinigingen. Het weerstandsvermogen is toereikend als dit soort financiële tegenvallers kunnen worden opgevangen en het saldo van de weerstandscapaciteit minus risico’s positief is.

 

Wet financiering decentrale overheden ( Wet Fido )

Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (http://wetten.overheid.nl/).

 

Leiden, 2 november 2016

De verenigde vergadering

G.J. Doornbos, dijkgraaf

C.M. van de Wiel, secretaris

Naar boven