Besluit van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s houdende regels omtrent orde voor vergaderingen van het algemeen bestuur (Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's 2020)

Het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's;

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 4 augustus 2020;

 

gelet op de Waterschapswet en het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa’s 2020;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen het navolgende Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's 2020.

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit Reglement van orde wordt verstaan onder:

 

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur of diens plaatsvervanger;

  • b.

    secretaris: de secretaris-directeur of de door het dagelijks bestuur daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris;

  • c.

    amendement: een voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel;

  • d.

    subamendement: een voorstel tot wijziging van een ingediend amendement;

  • e.

    motie: een korte gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • f.

    voorstel van orde: een voorstel tot het nemen van een besluit betreffende de wijze of de duur van behandeling van een onderwerp dat aan de orde is;

  • g.

    initiatiefvoorstel: een voorstel afkomstig van één of meer leden van het algemeen bestuur;

  • h.

    lid/leden: de leden van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

  • i.

    categorie ingezetenen: categorie van belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid, sub a. van de Waterschapswet;

  • j.

    categorieën geborgd: de categorieën van belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid, sub b tot en met d, van de Waterschapswet.

Artikel 2. Commissies

Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van vaste commissies van advies en stelt voor de vergaderingen van deze vaste commissies een Reglement van orde vast.

Artikel 3. Agendacommissie

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van een agendacommissie;

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitter, secretaris-directeur en de voorzitters van de drie vaste commissies van advies of diens plaatsvervangers;

  • 3.

    De agendacommissie heeft tot taak aanbevelingen te doen inzake de behartiging van alle zaken die betrekking hebben op de organisatorische en procedurele aangelegenheden van het algemeen bestuur;

  • 4.

    Het in het derde lid gestelde met inachtneming van het bepaalde in artikel 84, tweede lid van de Waterschapswet.

  • 5.

    Het verslag van de vergadering wordt binnen een week na de vergadering ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN, BENOEMING LEDEN DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 4. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

  • 1.

    Over de toelating van de leden voor een nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur wordt beslist in de laatste reguliere vergadering van het algemeen bestuur in de oude samenstelling. Indien dat niet mogelijk is, wordt zo spoedig mogelijk nadien hierover beslist. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste vergadering van het algemeen bestuur in oude samenstelling.

  • 2.

    Bij de vervulling van een tussentijdse vacature wordt over de toelating beslist in de eerstvolgende vergadering, nadat de benoemingsbescheiden aan het dagelijks bestuur zijn toegezonden.

  • 3.

    Voor het onderzoek omtrent de toelating van benoemden als lid als bedoeld in artikel V4 van de Kieswet en artikel 19 van de Waterschapswet wijst de voorzitter uit de leden van het algemeen bestuur een commissie van drie personen aan.

  • De commissie brengt bij monde van de uit haar midden aangewezen rapporteur verslag uit van haar onderzoek en doet naar aanleiding daarvan een voorstel tot het nemen van een besluit. Ook van een minderheidsstandpunt wordt melding gemaakt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 5.

    In de vergadering nemen zij zitting na in handen van de voorzitter de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) te hebben afgelegd.

Artikel 5. Benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor de duur van de lopende bestuursperiode de omvang van het dagelijks bestuur vast conform het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa’s.

  • 2.

    Bij de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt eerst de stemming plaats voor de zetel voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven. Vervolgens vindt de stemming plaats voor de overige zetels, zoveel als nodig is, voor de categorieën ingezetenen, ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk.

  • 3.

    Na de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur voert de voorzitter een integriteitsbeoordeling uit. Hiervan wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 4.

    Bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur, wordt overeenkomstig artikel 4 een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet.

Artikel 6. Fracties

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van het algemeen bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 12, eerste, tweede en derde lid van de Waterschapswet worden bij de aanvang van de zitting ieder als een fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen, respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dat lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam ‘ongebouwd’, ‘natuurterreinen’ en ‘bedrijven’;

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven, nemen de lijstrekkers de rol van voorzitter waar. Voor de categorie ongebouwd, natuurterreinen en bedrijfsgebouwd neemt voor iedere categorie de oudste in leeftijd de rol van voorzitter waar, indien door de categorie geen andere voorzitter heeft aangewezen.

HOOFDSTUK 3 Spreekrecht van toehoorders

Artikel 7 Spreekrecht

  • 1.

    Een ieder die daarom voorafgaande aan de vergadering of direct na de opening de voorzitter verzoekt, wordt in de gelegenheid gesteld gedurende de vergadering het woord te voeren.

  • 2.

    De sprekers voeren het woord onmiddellijk voorafgaand aan de beraadslagingen over het agendapunt waarover zij het woord hebben verzocht. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers.

  • 3.

    De maximale spreektijd per spreker bedraagt vijf minuten; in totaal bedraagt de spreektijd van alle insprekers maximaal een half uur. Het algemeen bestuur kan in naar diens oordeel bijzondere gevallen, gehoord de voorzitter, een verruiming van de maximale lengte van de individuele of van de totale spreektijd toestaan.

  • 4.

    Er mag alleen worden ingesproken over voorstellen tot besluitvorming aangaande beleidsinhoudelijke zaken.

  • 5.

    De leden kunnen, aansluitend op het relaas van de spreker vragen stellen. De spreker wordt in de gelegenheid gesteld de vragen te beantwoorden. De voorzitter stelt de spreker in de gelegenheid om alle vragen in één keer te beantwoorden danwel de beantwoording per vraag te laten plaatsvinden

  • 6.

    Er wordt slechts in één termijn ingesproken.

HOOFDSTUK 4 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderingen en voorbereidingen

Artikel 8 Tijdstip en frequentie vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen worden belegd door de voorzitter en gehouden op een door het dagelijks bestuur te bepalen plaats.

  • 2.

    De vergaderingen worden in de regel volgens een vast schema gehouden.

  • 3.

    Op verzoek van tenminste twee leden van het dagelijks bestuur of van een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur belegt de voorzitter een vergadering. Deze vindt plaats uiterlijk binnen veertien dagen na het verzoek.

Artikel 9 Oproepingsbrief en andere toe te zenden stukken

  • 1.

    De voorzitter zorgt dat de leden tenminste acht dagen voor de datum van de vergadering in het bezit zijn van:

    • a.

      de oproepingsbrief en de agenda met de in de vergadering aan de orde te stellen onderwerpen;

    • b.

      de voorstellen, nota's en ontwerpbesluiten die betrekking hebben op de op de agenda geplaatste onderwerpen.

  • 2.

    Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kunnen aan de agenda onderwerpen worden toegevoegd door een aanvullende agenda. Deze agenda en de daar bijbehorende voorstellen, nota's en ontwerpbesluiten worden zo spoedig mogelijk, in ieder geval twee dagen voor de datum van de vergadering, aan de leden toegezonden. Daarbij wordt vermeld na welk agendapunt deze aanvullende agenda zal worden behandeld.

Artikel 10 Aankondiging en Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt openbaar gemaakt door de aankondiging hiervan in de reguliere maandelijkse advertentie in de huis-aan-huisbladen en op de website van het waterschap

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    De datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering alsmede een verwijzing naar de website

  • 3.

    De agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van het waterschap geplaatst.

Artikel 11 Agenda

  • 1.

    Na mededeling van de ingekomen berichten van verhindering stelt de voorzitter achtereenvolgens de te behandelen onderwerpen aan de orde, in de volgorde waarin deze op de agenda zijn geplaatst.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde volgorde af te wijken.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten, op voorstel van de voorzitter, onderwerpen in behandeling te nemen die niet op de agenda zijn geplaatst.

Artikel 12 Audioverslag en besluitenlijst

  • 1.

    De secretaris draagt zorg voor een audioverslag en een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    Het audioverslag wordt na afloop van de vergadering zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen een week op de website van het waterschap Hunze en Aa’s geplaatst en is aldaar te beluisteren;

  • 3.

    De besluitenlijst bevat het genomen besluit en de belangrijkste argumenten die omtrent het betreffende agendapunt gewisseld zijn.

  • 4.

    De besluitenlijst wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur

  • 5.

    Na de vaststelling wordt de besluitenlijst door de voorzitter en de secretaris-directeur ondertekend.

     

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 13 Vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het in de oproepingsbrief vermelde tijdstip indien meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2.

    Indien op het tijdstip als bedoeld in het eerste lid van dit artikel het in het eerste lid van dit artikel bedoelde aantal leden niet aanwezig is, kan de voorzitter de opening ten hoogste vijftien minuten uitstellen.

  • 3.

    Indien na het in het tweede lid van dit artikel bedoelde uitstel het in het eerste lid van dit artikel bedoelde aantal leden niet aanwezig is, constateert de voorzitter dat de vergadering niet gehouden kan worden.

  • 4.

    Indien ingevolge de voorgaande leden van dit artikel de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering onder verwijzing naar dit artikel. De nieuwe vergadering wordt gehouden op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur is gelegen na het bezorgen van de oproeping.

  • 5.

    Op de nieuw belegde vergadering, bedoeld in het vierde lid van dit artikel, is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid van dit artikel niet geopende vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 6.

    Een lid dat de vergadering tussentijds verlaat, geeft daarvan kennis aan de voorzitter.

  • 7.

    Wanneer tijdens de vergadering blijkt dat niet meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is, sluit de voorzitter de vergadering.

Artikel 14 Handhaving orde

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde.

  • 2.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde, of zo daar anderszins, alsdan niet op verzoek van een lid van het algemeen bestuur, naar zijn oordeel aanleiding toe bestaat, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of sluiten.

  • 3.

    De voorzitter kan het woord ontnemen aan een spreker die, na tot de orde te zijn geroepen, voortgaat van het in beraadslaging zijnde onderwerp af te wijken of op welke andere wijze dan ook de orde te verstoren.

     

  • 4.

    De voorzitter kan de vergadering voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verder verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming van het voorstel verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste zes maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 15 Beraadslaging, orde van spreken en spreektijd

  • 1.

    Geen lid voert het woord dan na dit aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord zoveel mogelijk in de volgorde waarin het is gevraagd.

  • 3.

    De beraadslaging over een onderwerp geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter meer termijnen nuttig oordeelt.

  • 4.

    Iedere termijn is afgesloten nadat vanwege het dagelijks bestuur is geantwoord op het door de leden van het algemeen bestuur gesprokene.

  • 5.

    Geen lid mag in een termijn meer dan eenmaal het woord voeren, tenzij de voorzitter anders oordeelt. Het vragen van een inlichting zonder commentaar wordt niet aangemerkt als het voeren van het woord.

  • 6.

    Over alle onderwerpen ten aanzien waarvan de voorzitter of het algemeen bestuur dit nodig oordeelt is de beraadslaging tweeledig, te weten over het onderwerp in het algemeen en daarna over de bijzonderheden, onderdelen of artikelen.

  • 7.

    Bij de beraadslaging kunnen door de voorzitter en door ieder lid voorstellen van orde, amendementen, subamendementen en/of moties worden ingediend.

Artikel 16 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslagingen en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren

 

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 17 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Aan een stemming nemen enkel de aanwezige bestuursleden deel.

  • 3.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zicht op grond van artikel 38 a Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 4.

    Indien door meer dan één leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5.

    Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of één der leden hoofdelijke stemming verlangt

  • 6.

    De voorzitter verzoekt eerst de leden die vóór zijn een hand op te steken; daarna; daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een hand op te steken.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter (of de secretaris) de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen.

  • 8.

    leder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet ingevolge artikel 38 a Waterschapswet van deelneming aan de stemming moet onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen met één van de woorden ‘voor’ of ‘tegen’, zonder enige bijvoeging, leder lid heeft evenwel het recht zijn stem in het kort te motiveren, voordat tot stemming wordt overgegaan.

  • 9.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 11.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 12.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of een opnieuw belegde vergadering ingevolge het vierde lid van dit artikel, is het voorstel niet aangenomen.

  • 13.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden, voor zover zij zich niet ingevolge het bepaalde in artikel 38a Waterschapswet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem hebben uitgebracht.

Artikel 18 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt als regel dat het meest verstrekkende amendementen of subamendement eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 19 Schriftelijke stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau

  • 2.

    leder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen te kiezen, te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen zijn.

     

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid van dit artikel verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld;

    • d.

      een stembriefje dat de naam vermeldt van een ander persoon dan die tot wie de stemming ingevolge een voordracht of een herstemming is beperkt.

  • 6.

    De eerstbenoemde stemopnemer van het stembureau deelt aan de vergadering het volgende mee:

    • a.

      het aantal ingeleverde stembriefjes;

    • b.

      het aantal stembriefjes dat niet behoorlijk ingevuld is ingeleverd;

    • c.

      het aantal geldig uitgebrachte stemmen (aantal onder sub a. minus het aantal onder sub b.)

  • 7.

    Na vaststelling van de uitslag van een schriftelijke stemming worden de stembriefjes onmiddellijk door de secretaris-directeur vernietigd.

Artikel 20 Herstemming over personen

  • 1.

    Indien in een eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een tweede stemming plaats.

  • 2.

    Indien ook in de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een derde stemming plaats. Deze derde stemming wordt beperkt tot de twee of, bij een gelijk aantal stemmen, meer leden, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen.

  • 3.

    Indien ook in deze derde stemming niemand de absolute meerderheid heeft verkregen, beslist het lot tussen hen tot wie de stemming in de derde ronde is beperkt.

Artikel 21 Beslissing door het lot

  • 1.

    Voor het tot stand brengen van een beslissing bij het lot worden de namen in het bijzijn van de leden van het algemeen bestuur door één van de leden die voor de stemopneming zij aangewezen, op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven.

  • 2.

    Nadat deze briefjes door de voorzitter zijn nagezien worden ze, op gelijke wijze naar binnen gevouwen, in de daarvoor bestemde bus gedaan en omgeschud. Daarna neemt de voorzitter een briefje uit de bus en leest de naam voor van degene die is verkozen.

HOOFDSTUK 5 RECHTEN VAN DE LEDEN

Artikel 22 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meerdere onderdelen te splitsen, zodat afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op een ingediend amendement een subamendement in te dienen.

  • 3.

    Elk amendement of subamendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt –met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde- dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    De indiener(s) van het amendement of subamendement kunnen deze intrekken, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 23 Moties

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie op een niet geagendeerd onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    De indiener(s) van de motie kunnen deze intrekken, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 24 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan een initiatiefvoorstel indienen. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijk oproep hiervoor reeds verzonden. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in één of meerder commissies;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het dagelijks bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

Artikel 25 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Buiten de vergaderingen van het algemeen bestuur om kan ieder lid schriftelijk vragen stellen aan de voorzitter of aan het dagelijks bestuur. De vragen dienen aan de voorzitter te worden toegezonden.

  • 2.

    De voorzitter of het dagelijks bestuur beantwoorden de vragen binnen zes weken na ontvangst. Is beantwoording binnen deze termijn niet mogelijk dan wordt hiervan aan de vragensteller gemotiveerd kennis gegeven.

  • 3.

    De vragen en antwoorden worden door de voorzitter aan de leden toegezonden en voorts op de agenda van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur als ingekomen stukken aangemerkt.

HOOFDSTUK 6 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 26 Algemeen

De bepalingen van dit Reglement zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op besloten vergaderingen.

Artikel 27 Audioverslag en besluitenlijst

  • 1.

    De secretaris-draagt zorg voor een afzonderlijk audioverslag en een besluitenlijst van de besloten vergadering.

  • 2.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van het audioverslag en de besluitenlijst.

Artikel 28 Geheimhouding

Voor de afloop van besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 29 Opheffen geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit besluit kan genomen worden in een vergadering die door meer dan de helft van het aantal leden is bezocht. Indien het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Uitleg Reglement

In de gevallen waarin dit Reglement niet voorziet of indien enige bepaling voor verschillende uitleg vatbaar is, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit Reglement treedt in werking met ingang van de dag van vaststelling onder gelijktijdige intrekking van het Reglement van Orde voor het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s van 7 juni 2017.

  • 2.

    Dit Reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 26 augustus 2020

Jelmer Kooistra,

Plv. secretaris-directeur

Geert-Jan ten Brink,

Dijkgraaf

Bijlage STEMMINGEN

 

Onder RvO wordt verstaan: Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's.

 

Als na de beraadslaging over een voorstel door de vergadering stemming wordt verlangd, verloopt de stemming volgens onderstaand stappenplan. Daarbij wordt opgemerkt dat de voorzitter geen deel uitmaakt van het algemeen bestuur en derhalve geen stemrecht heeft. Op grond van artikel 94 tweede lid van de Waterschapswet heeft de voorzitter wel een raadgevende stem in de vergaderingen van het algemeen bestuur.

 

  • 1.

    De voorzitter controleert of nog steeds minimaal 12 leden van het algemeen bestuur aanwezig zijn;

    artikel 13, eerste lid RvO.

    Nee: de vergadering moet worden gesloten; artikel 13, derde lid RvO.

    Ja : er kan gestemd worden.

  • 2.

    Wil de stemming geldig zijn dan moeten minimaal 12 bestuursleden aan de stemming deelnemen. Bij schriftelijk stemmen betekent dit dat minimaal 12 bestuursleden een stembriefje moeten inleveren. De voorzitter moet vóór de stemming nagaan of voldoende bestuursleden deelnemen aan de stemming. artikel 13 RvO.

    Nee: er kan niet gestemd worden over het specifieke voorstel. De stemming wordt verschoven naar een volgende vergadering. In deze volgende vergadering kan wel gestemd worden met minder dan 12 bestuursleden.

    Ja: er kan wel gestemd worden.

 

  • 3.

    Alle besluiten waarover wordt gestemd, worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen

    = de helft plus één van het aantal uitgebrachte stemmen; artikel 38b jo. Artikel 38c Waterschapswet..

 

  • 4.

    Over personen wordt schriftelijk gestemd (zie onder punt 5.) en over zaken bij hoofdelijke stemming (zie onder 6.)

 

  • 5.

    Stemming over personen geschiedt per vacature; artikel 19 RvO. Alle aanwezige stemgerechtigde leden vullen een stembriefje in. Het stembureau controleert of het aantal ingeleverde stembriefjes overeenkomt met het aantal stemgerechtigde leden.

    Aantal niet akkoord stemming ongeldig, stembriefjes worden vernietigd en er dient opnieuw gestemd te worden;

    Aantal wel akkoord stembriefjes kunnen worden geopend.

 

  • Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld;

    • -

      een stembriefje waarop een andere persoon is vermeld dan tot wie de stemming ingevolge een voordracht of herstemming is beperkt.

  • Is er na de eerste stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een persoon in de vacature? (artikel 19 RVO)

    Ja: persoon is verkozen;

    Nee: er volgt een tweede stemronde.

 

  • De tweede stemronde is als de eerste stemronde. Is er na de tweede stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een persoon in de vacature?

    Ja: persoon is verkozen;

    Nee: er volgt een derde stemronde welke is beperkt tot de twee, of bij een gelijk aantal stemmen, meer personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen.

    NB: in de derde ronde mogen de bestuursleden over wie de stemming gaat niet meestemmen op grond van artikel 20 lid 2 RvO.

 

  • Is er na de derde stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen voor een persoon in de vacature?

 

  • Ja: persoon is verkozen;

    Nee: beslissen bij het lot volgens artikel 20 derde lid juncto 21 RvO.

 

  • 6.

    Stemming over zaken wanneer dit wordt verlangd geschiedt door middel van hoofdelijke stemming op grond van artikel 17 lid 5 RvO.

 

  • (Sub) amendementen: eerst stemmen over het (sub-)amendement dat naar het oordeel van de voorzitter de verste strekking heeft.

    Onderdelen: eerst stemmen over de onderdelen en daarna over het voorstel in zijn geheel.

 

  • Ieder lid moet een stem uitbrengen met één van de worden ‘voor’ of ‘tegen’.

    Is er een volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen voor het voorstel:

    Ja: voorstel is aangenomen;

    Nee: wat dan gebeurt hangt af of de vergadering voltallig is: Niet voltallig: stemmen staken, het nemen van een besluit over het voorstel wordt uitgesteld tot de volgende vergadering; Wel voltallig: voorstel definitief niet aangenomen.

Toelichting op het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa's 2020

 

Algemene toelichting

 

Artikel 8 van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa's bepaalt dat het algemeen bestuur een Reglement van orde vaststelt voor zijn vergaderingen. In dit Reglement van orde moeten in ieder geval regels worden opgenomen ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, de openbaarheid van vergaderingen, het vergader- en besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden. In de Waterschapswet zijn verder in de artikelen 31 tot en met 39 bepalingen opgenomen over de inrichting van het algemeen bestuur (Hoofdstuk IV, paragraaf 5 van de Waterschapswet). Volledigheidshalve zijn de artikelen hierna opgenomen en voorzien van een korte toelichting.

 

Artikel 35. Waterschapswet

 

  • 1.

    De vergadering van het algemeen bestuur wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist."

 

Uitgangspunt is dat de vergaderingen van het algemeen bestuur openbaar zijn. Dit sluit aan bij het bepaalde in artikel 133 lid 2 van de Grondwet waar staat dat de wet de verordenende en andere bevoegdheden van besturen van waterschappen regelt, alsmede de openbaarheid van hun vergaderingen. Een vergadering van het algemeen bestuur vindt plaats met gesloten deuren wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt. Wanneer de deuren gesloten zijn beslist het algemeen bestuur vervolgens of de vergadering al dan niet besloten blijft. De omstandigheden die aanleiding kunnen zijn tot het sluiten van de deuren zijn niet in de wet of in het waterschapsreglement genoemd. Het algemeen bestuur dient zelf te overwegen of de belangen die met sluiting gediend zijn dermate zwaarwegend zijn dat deze opwegen tegen het belang van de openbaarheid van de vergadering. Stukken die betrekking hebben op een vergadering met gesloten deuren zijn ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur wel verkrijgbaar tenzij zich een uitzondering voordoet zoals genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

 

Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijke besluitenlijst gemaakt dat in principe niet openbaar is. Het algemeen bestuur kan echter beslissen dat de besluitenlijst van deze vergadering wel openbaar is. Betreft het een besluitenlijst van de bespreking van stukken die vallen onder de geheimhoudingsplicht zoals geregeld in artikel 37 van de Waterschapswet, dan is het verslag niet openbaar.

 

 

Artikel 36. Waterschapswet

 

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden,-

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbelasting, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter.

 

Dit artikel stelt duidelijk over welke zaken in een besloten vergadering niet kan worden beraadslaagd of besloten. De opgesomde onderwerpen zijn dermate belangrijk dat de beraadslaging en besluitvorming te allen tijde in een openbare vergadering dienen plaats te vinden.

 

 

Artikel 37. Waterschapswet

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de vergadering zijn overlegd. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering overgelegd. De geheimhouding wordt door zowel hen die ter vergadering tegenwoordig waren, als door hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter, een commissie van het waterschap en het bestuur van een afdeling, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan leden van dit bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid van dit artikel aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid van dit artikel aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel indien het stuk waaromtrent de geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

 

Het opleggen van een geheimhoudingsplicht is een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 7 van de Grondwet kan een dergelijke beperking uitsluitend bij wet worden opgelegd. Hieraan is invulling gegeven door voor de gevallen waarin een geheimhoudingsverplichting kan worden opgelegd te verwijzen naar de in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur genoemde belangen.

 

 

Artikel 38. Waterschapswet

 

De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.

 

De leden van het waterschapsbestuur zijn, hoewel ze categorieën van belanghebbende vertegenwoordigen, ingevolgde artikel 28 niet gebonden aan een mandaat van hun kiezers. Aan het verbod om met last te stemmen is geen verbod tot ruggespraak toegevoegd.

 

Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het de vertegenwoordigers van een bepaalde categorie van belanghebbende verboden is om overleg te voeren met hun achterban. De bestuursleden moeten hun beslissingen kunnen nemen onder evenwichtige afweging van alle belangen.

Daartoe verplicht de eed (verklaring en belofte) die ze moeten afleggen hen al.

 

Artikel 38a Waterschapswet

 

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na

  • 5.

    periodieke verkiezing gekozen en benoemde leden.

 

Artikel 38b Waterschapswet

 

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      voor zover het betreft onderwerpen die een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld

       

Artikel 38c Waterschapswet

 

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van heb die een stem hebben uitgebracht;

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

De artikelen 38a tot en met 38c Waterschapswet geven belangrijke regels over de deelname aan en de geldigheid van stemmingen. Een nadere procedure uitwerking vindt plaats in dit Reglement van orde. In artikel 38a tot en met 38c van de Waterschapswet wordt aangegeven in welke gevallen een lid van het algemeen bestuur zich van stemming moet onthouden, wanneer een stemming geldig is en wanneer een beslissing bij stemming tot stand komt.

 

 

Artikel 39 Waterschapswet

 

Zij die behoren tot het algemeen bestuur van het waterschap en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk hebben overlegd.

Deze bepaling regelt de onschendbaarheid van hetgeen ter vergadering van het algemeen bestuur wordt gezegd. De bepaling is zo geredigeerd dat de onschendbaarheid niet slechts geldt voor de leden van het algemeen bestuur. Onder die bepaling vallen dus ook ambtenaren die aanwezig zijn tot het verlenen van bijstand. Deze stellen zich aldus niet bloot aan sancties wegens hetgeen zij ter vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Toelichting op Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

De voorzitter van het waterschap maakt geen deel uit van het algemeen bestuur. Zijn aanwezigheid telt niet mee bij het bepalen of voldoende leden aanwezig zijn om de vergadering te openen. Ook heeft de voorzitter geen stem bij het nemen van besluiten. Wel heeft de voorzitter een adviserende stem. De voorzitter van het waterschap maakt op grond van de Waterschapswet wel deel uit van het dagelijks bestuur. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft de voorzitter wel stem en zijn aanwezigheid telt mee bij het bepalen of voldoende leden aanwezig zijn om de vergadering te openen of, bij het verlaten van een of meerdere leden van het dagelijks bestuur, voort te zetten.

 

Het algemeen bestuur is verplicht een secretaris te benoemen (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Hij is in principe in elke vergadering van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur aanwezig. De secretaris heeft noch in de vergaderingen van het algemeen noch in die van het dagelijks bestuur stemrecht. De Waterschapswet eist dat het dagelijks bestuur de vervanging van de secretaris regelt (artikel 55a Waterschapswet).

 

 

Artikel 2 Commissies

 

De commissies worden door het algemeen bestuur ingesteld. De instelling, samenstelling, taak en werkwijze van deze commissies wordt in een, door het algemeen bestuur vastgesteld, Reglement van orde geregeld. Bij de samenstelling van de commissies zorgt het algemeen bestuur voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groeperingen en houdt zij rekening met de spreiding van deskundigheid op of bestuurlijke betrokkenheid bij het werkgebied van de commissies.

 

Artikel 3 Agendacommissie

 

De agendacommissie wordt ingesteld door het algemeen bestuur. Vergaderingen van de agendacommissie vinden structureel plaats in de vergadercyclus tussen de commissievergaderingen en de vergadering van het algemeen bestuur. De commissie kan het dagelijks bestuur adviseren omtrent de agendering van voorstellen zoals deze voor de vergaderingen van de commissies en algemeen bestuur op het planningsschema zijn aangegeven. Binnen de agendacommissie vindt overleg plaats over inhoud en verloop van de commissievergaderingen met kwaliteitsverbetering als doel. De agendacommissie heeft daarnaast een adviserende rol ten aanzien van de inhoud van de informerende bijeenkomsten van het algemeen bestuur, themabijeenkomsten en excursies.

 

 

Toelichting op Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, benoeming leden dagelijks bestuur

 

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

 

Omvang algemeen bestuur

De omvang van het algemeen bestuur is in artikel 6 van het Reglement vastgesteld. Het algemeen bestuur bestaat uit 23 leden.

Hiervan vertegenwoordigen:

  • a.

    16 leden de categorie ingezetenen;

  • b.

    4 leden de categorie ongebouwd;

  • c.

    1 lid de categorie natuurterreinen;

  • d.

    2 leden de categorie bedrijven.

 

Procedure toelating nieuwe leden na verkiezingen

De toelating van de leden die de categorie ingezetenen vertegenwoordigen is geregeld in de Kieswet. De toelating van de leden die de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven vertegenwoordigen is geregeld in de Waterschapswet.

 

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde voor de categorie ingezetenen kennis van zijn benoeming (artikel V1 van de Kieswet). Voor de overige categorieën geldt dat de benoemde organisaties (artikel 17 Waterschapswet) de benoemde daarvan in kennis stelt.

De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet danwel artikel 18 Waterschapswet).

 

Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan het algemeen bestuur stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het algemeen bestuur toegelaten te worden.

Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met een opgave van de andere openbare betrekkingen dan het lidmaatschap van het algemeen bestuur die hij bekleedt en een uittreksel uit de basisregistratie personen (BRP) met zijn woonplaats, geboorteplaats -en datum (indien voor het eerst gekozen danwel benoemd)).

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Dit onderzoek wordt voorbereid door een door het centraal stembureau.

 

De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven brengt verslag uit aan het algemeen bestuur. Dat kan zowel schriftelijk als mondeling.

Ingevolge artikel V4 Kieswet en artikel 19 Waterschapswet beslist het algemeen bestuur in oude samenstelling over de toelating van zijn leden. Daarnaast adviseert de commissie het algemeen bestuur over het verloop van de verkiezingen voor de categorie ingezetenen. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of er sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties (onverenigbare betrekkingen). Het onderzoek strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

 

De voorzitter wijst uit het algemeen bestuur de leden van de commissie aan en kan alleen leden in de commissie benoemen die de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) hebben afgelegd.

 

 

Indien op het tijdstip van aftreden van het algemeen bestuur in oude samenstelling niet de geloofsbrieven van meer dan de helft van het wettelijk voorgeschreven aantal leden is goedgekeurd, houden de leden van het algemeen bestuur in oude samenstelling zitting, totdat zulks geschied. Dit volgt uit artikel V15 van de Kieswet.

 

Onderzoek naar het verloop van de verkiezingen

De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven adviseert het algemeen bestuur ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Het algemeen bestuur in oude samenstelling dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag.

 

Dit besluit is van belang omdat het algemeen bestuur de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeenten bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop het algemeen bestuur tot een dergelijk besluit overgaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal, waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.

 

 

Artikel 5 Benoeming leden dagelijks bestuur

 

Voordat een nieuw dagelijks bestuur kan worden benoemd dient eerst een besluit te worden genomen over de omvang van het dagelijks bestuur met inachtneming van het bepaalde in het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa’s.

 

In het Reglement is in artikel 9 bepaald dat het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden, dat hooguit vier bedraagt.

Het verloop van de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur is beschreven in artikel 10 van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa’s. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen de voorgedragen kandidaten.

 

De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het dagelijks bestuur, maar niet op welke moment die getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het dagelijks bestuur zijn grotendeel vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen 31 en 45 Waterschapswet).

 

Artikel 94, tweede lid van de Waterschapswet bepaalt dat de voorzitter verantwoordelijk is bevordering van de integriteit van het bestuur. Invulling hiervan vindt plaats door een gesprek tussen het dagelijks bestuurslid en de dijkgraaf op grond van vooraf geformuleerde vragen. Van het gesprek wordt proces-verbaal opgemaakt. Dit PV wordt vervolgens gearchiveerd.

 

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats uit de leden van het algemeen bestuur (artikel 41, tweede lid Waterschapswet). In artikel 10, tweede lid van het provinciale Reglement is bepaald dat gedeputeerde staten van de vereiste ontheffing kunnen verlenen.

 

Het ligt voor de hand voor het benoemen van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

 

De stemming aangaande de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 en volgende met betrekking tot de stemming over personen. In de eerste stemronde en eventueel de tweede stemronde mag een kandidaat zelf meestemmen Mocht een derde stemronde nodig zijn , dan beperkt deze zich tot de twee personen die in de tweede stemronde de meeste stemmen hebben gekregen. De personen tot wie de stemming zich beperkt, mogen op grond van artikel 38a, derde lid van de Waterschapswet niet meestemmen.

 

Artikel 6 Fracties

 

De Waterschapswet kent het begrip ‘fracties’ niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het Algemeen Bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. Voor de categorie ingezetenen hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde (politieke) groeperingen konden deelnemen.

In navolging van vertegenwoordigende lichamen van Algemeen Bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties.

Bij de aanvang van de eerste zitting van het nieuwe Algemeen Bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd.

De fractie gebruikt in de vergadering van het Algemeen Bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het Algemeen Bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk.

Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd.

 

Toelichting op Hoofdstuk 3 Spreekrecht van toehoorders

 

Artikel 7 Spreekrecht

 

Het spreekrecht is een belangrijk instrument om een evenwichtige en democratische besluitvorming te waarborgen.

Het spreekrecht is een van de middelen waardoor interactie kan plaatsvinden tussen vertegenwoordigers en vertegenwoordigden. De aansluiting tussen het inspreken en de beraadslagingen over de aan de orde zijnde onderwerpen maakt het voor de algemeen bestuursleden ook makkelijker om de argumenten van de insprekers in hun overwegingen te betrekken.

 

 

Toelichting op Hoofdstuk 4 Vergaderingen/par. 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 8 Vergaderfrequentie

 

Aan het begin van ieder kalenderjaar wordt een lijst met vergaderdata vastgesteld door het algemeen bestuur. Dit laat echter onverlet dat de voorzitter de vergaderingen daadwerkelijk moet beleggen door plaats en tijdstip definitief te bepalen.

Zowel het dagelijks bestuur als het algemeen bestuur kan verzonken om een vergadering te beleggen. In het derde lid zijn de voorbeelden hiertoe aangegeven.

 

 

Artikel 9 Oproepingsbrief en andere toe te zenden stukken

 

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter tenminste acht dagen voor de vergadering de leden een bruien (de schriftelijke oproep) stuurt waarbij de vergadering wordt aangekondigd.

De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van vergadering.

 

 

Artikel 10 Aankondiging en Openbare kennisgeving

 

Voor wat betreft de publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht

 

Uiteraard dienen alle leden van het algemeen bestuur en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Naast de toezending van de stukken aan de leden worden de stukken ter inzage gelegd door middel van plaatsing op de website van het waterschap Hunze en Aa’s

 

 

Artikel 12 Audioverslag en besluitenlijst

 

Dit artikel regelt de wijze waarop het verslag van de vergadering van het algemeen bestuur wordt vastgesteld. De verslaglegging vindt plaats door middel van een audioverslag en een besluitenlijst. Het audioverslag is zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een week, na afloop van de vergadering te beluisteren via de website van waterschap Hunze en Aa’s.

Daarnaast wordt een besluitenlijst gemaakt die inde eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur wordt vastgesteld.

 

Toelichting op Hoofdstuk 4 Vergaderingen./par.2 Orde der vergadering

 

Artikel 13 Vergadering; quorum

 

Het aantal bestuursleden van het algemeen bestuur is in artikel 6 van het Reglement voor het waterschap Hunze en Aa's bepaald op 23 leden.

De vergadering kan beginnen, indien de voorzitter heeft vastgesteld dat meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is. Het vergaderquorum bij een algemeen bestuur met 23 leden is 12. Bij het bepalen van het vergaderquorum worden alleen de leden in aanmerking genomen die de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) hebben afgelegd (de zitting hebbende leden).

Ingeval een vergadering niet kan worden geopend, kan ingevolgde van artikels 38b, tweede lid, onder b, van de Waterschapswet in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum.

 

 

Artikel 14 Handhaving orde; schorsing en uitsluiting van de vergadering

 

Het eerste lid van artikel 14 verzekert dat de leden van het algemeen bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan tenzij de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.

Om te bevorderen dat leden van het algemeen bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in recht vervolgd kunnen worden en aan te spreken zijn over wat zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. In artikel 39 van de Waterschapswet is de immuniteit van de leden van het algemeen bestuur verankerd.

Om leden van het algemeen bestuur in voorkomende gevallen een ordematregel op te kunnen leggen bij het openbaren van geheimen of het bezigen van opruiende taal is het mogelijk een lid de toegang tot de vergadering te ontzeggen voor een periode van maximaal drie maanden..

 

 

Toelichting op hoofdstuk 4 Vergaderingen/par. 3 Procedures bij stemmingen

 

Artikel 17 Procedures bij stemmingen; algemene bepalingen over stemming

 

Indien een lid van het algemene bestuur te kennen geeft stemming te wensen, moet er stemming plaatsvinden. Als regel zal stemming bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijk stemming. Het algemeen bestuur heeft niet de bevoegdheid om hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het derde lid kan enkel toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van het algemeen bestuur kan zich enkel van stemming onthouden op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van het algemeen bestuur verplicht stelling te nemen en te stemmen. Het tweede lid bepaalt dat enkele de aanwezige AB-leden deel kunnen nemen aan stemmingen.

 

In de artikelen 38a, 38b en 38c van de Waterschapswet is een aantal bepalingen opgenomen over stemmingen. Deze bepalingen zijn in de wet opgenomen met het oog op uniformiteit en harmonisaties. Verwezen wordt naar artikel 38a Waterschapswet. Artikel 38a, eerste lid geeft aan, aan welke stemmingen een lid van het algemene bestuur niet deelneemt.

Het gaat hierover een ‘aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken of de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort’. De achterliggende gedachte van deze bepaling is dat de vermenging van belangen voorkomen moet worden. Het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet moet strikt worden uitgelegd: het moet gaan om een duidelijk eigen belang.

 

Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een lid van het algemeen bestuur als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezer of benoemende koepels) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

 

Bij een stemming moeten de leden ingevolge artikel 17, achtste lid van dit Reglement stemmen. Dit is een weerslag van de publiekrechtelijke plicht die volksvertegenwoordiger hebben om mee te werken aan de meest fundamentele taakstelling van de volksvertegenwoordiging, zijde de besluitvorming.

 

Indien bij het staken van de stemmen de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

 

Artikel 19 Schriftelijke stemming over personen

 

Over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dient de stemming schriftelijk te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze is geheimhouding gewaarborgd. Het Reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes.

Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Het algemeen bestuur oordeelt uiteindelijk of en stembriefje behoorlijk is ingevuld.

 

Wanneer moet een lid van het algemeen bestuur zich bij de stemming over personen op basis van artikel 17, derde lid, van het Reglement van stemming onthouden? In het derde lid wordt verwezen naar de Waterschapswet.

In het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet staat dat een lid van het algemeen bestuur niet deel neemt aan een stemming die hem persoonlijk aangaat. In het derde lid van artikel 38a Waterschapswet is aangegeven, dat een benoeming een lid van het algemeen bestuur persoonlijk aangaat wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

 

In artikel 38b en 38c van de Waterschapswet wordt aangegeven wanneer een stemming geldig is en wanneer een beslissing bij stemming tot stand komt.

Hoofdregel is dat een stemming alleen geldig is, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen. En voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

 

Artikel 20 en 21 Herstemming over personen en beslissing door het lot

 

Indien bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 18 geen besluit valt moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.

 

 

Toelichting op hoofdstuk 5 Rechten van de leden

 

Artikel 22 Amendementen

 

Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van het algemeen bestuur reëel inhoud krijgen. Ook kleine fracties en individuele leden van het algemeen bestuur moeten in staat gesteld worden (sub) amendementen in te dienen. Daarom is niet bepaald dat een amendement door een aantal andere leden inhoudelijk moet worden ondersteund. Slechts het indienen van een (sub) amendement moet worden ondersteund, teneinde te voorkomen dat al te lichtvaardig amendementen worden ingediend.

 

 

Artikel 23 Moties

 

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politiek-bestuurlijke, procedurele aard). Het uitspreken van instemming danwel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van ene verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische maart een politiek-bestuurlijke betekenis. Daarom is het dagelijks bestuur formeel niet gebonden aan een motie of tot uit voering ervan verplicht.

Over een motie wordt een apart besluit genomen.

 

Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats.

 

 

Artikel 24. Initiatiefvoorstel

 

Het is de taak van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar leden van het algemeen bestuur moeten ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij het algemeen bestuur kunnen indienen als het dagelijks bestuur niet of naar het oordeel van één of meer leden niet tijdig zelf met voorstellen komt. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Het algemeen bestuur beslist bij de vaststelling van de agenda of een initiatiefvoorstel op de agenda blijft staan.

Het vierde lid biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen.

 

 

Artikel 25 Schriftelijke vragen

 

Onder het stellen van vragen valt ook het vragen van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet. Een lid van het algemeen bestuur kan over een onderwerp inlichtingen vragen aan de voorzitter van het dagelijks bestuur. Op basis van artikel 89 Waterschapswet is het dagelijks bestuur verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur en op basis van artikel 97 Waterschapswet is de voorzitter verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.

 

In artikel 35, vijfde lid is de verplichting opgenomen om de antwoorden op schriftelijke vragen tijdens de eerstvolgende vergadering aan de orde te stellen. In overeenstemming met de bestaande prakrijk is bepaald dat dit gebeurt bij de ingekomen stukken. Het algemeen bestuur kan echter besluiten de antwoorden op schriftelijke vragen bij een ander agendapunt te behandelen.

 

In het artikellid wordt de tem ‘aan de orde’ gebruikt in plaats van ‘geagendeerd ’zodat de antwoorden op de vragen die binnenkomen na de verzending van de agenda van de eerstvolgende vergadering, kunnen worden behandeld in deze vergadering, zonder dat deze schriftelijke vragen en antwoorden expliciet zijn geagendeerd.

 

 

Toelichting op hoofdstuk 6 Besloten vergadering

 

Artikel 26 Algemeen

 

Artikel 35 Waterschapswet geeft aan dat de vergaderingen van het algemeen bestuur in beginsel openbaar zijn. Het is mogelijk om te beslissen besloten te vergaderen.

 

Artikel 26 van het Reglement van orde bepaalt dat de bepalingen van dit Reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

 

De bepalingen van het Reglement zijn echter niet van toepassing voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering, Zo zal er bijvoorbeeld geen audioverslag voor openbaar gebruik kunnen worden gemaakt. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal het algemeen bestuur moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 37 van de Waterschapswet wordt opgelegd danwel opgeheven.

 

In artikel 35 van de Waterschapwet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt. Verder geeft artikel 36 van de Waterschapswet aan dat het voor een aantal onderwerpen niet is toegestaan om deze in een besloten vergadering te behandelen.

 

Artikel 27 Audioverslag en Besluitenlijst

 

In dit artikel wordt uitwerking geven aan artikel 35, vierde lid van de Waterschapswet. De secretaris is verantwoordelijk voor het verslag van de vergadering van het algemeen bestuur. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering en de audioverslaglegging.

 

Artikelen 28 en 29 Geheimhouding en opheffing daarvan

 

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet noodzakelijk.

Artikel 37 Waterschapswet geeft aan dat geheimhouding opgelegd kan worden aangaand een belang als omschreven in artikel 10 Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB).

 

Het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie kunnen ook geheimhouding opleggen. De geheimhouding vervalt indien het algemeen bestuur deze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt in een vergadering waar een quorum aanwezig is. Bij het bepalen van het vergaderquorum worden alleen de leden in aanmerking genomen die in artikel 34 van de

Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) hebbend afgelegd (de zitting hebbende leden).

Het algemeen bestuur kan de geheimhouding niet onverhoeds opheffen, maar eerst nadat daarover in een besloten vergadering is beraadslaagd.

 

Naar boven