Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2020

Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van 21 januari 2020, met DMnr. 1568516;

gelet op het bepaalde in artikel 7.14 van de Waterwet;

 

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening nadeelcompensatie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Het college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

  • b.

    verzoek: verzoek om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 9;

  • c.

    verzoeker: indiener van een verzoek.

Artikel 2. Het recht op nadeelcompensatie

  • 1.

    Het college kent degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

  • 2.

    Bij het nemen van een besluit omtrent schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt het bepaalde in artikel 3 in aanmerking genomen.

  • 3.

    De vergoeding wordt bepaald in euro’s; nochtans kan het college de vergoeding toe kennen in andere vorm dan betaling van een geldsom.

  • 4.

    Het college kan bij bepaalde types schades nadere regels stellen voor de berekening.

Artikel 3. Voorwaarden recht op nadeelcompensatie

Recht op nadeelcompensatie bestaat:

  • a.

    Als er sprake is van een abnormale last: binnen het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico vallende schade komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • b.

    Als er sprake is van een speciale last: schade als gevolg van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, komt alleen voor vergoeding in aanmerking, wanneer deze in belangrijke mate afwijkt van de schade die dientengevolge op een ieder drukt, dan wel wanneer deze schade op een naar verhouding gering aantal natuurlijke of rechtspersonen die in vergelijkbare positie verkeren drukt.

  • c.

    Als er geen sprake is van actieve risicoaanvaarding: schade ten gevolge van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, die voor de belanghebbende redelijkerwijs voorzienbaar was ten tijde van de beslissing te investeren in het geschade belang wordt niet vergoed. Voorzienbaarheid kan onder meer betrekking hebben op de aard van een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, op het tijdstip waarop deze schadeoorzaak zijn werking doet gevoelen, op de plaats waarop ze betrekking heeft, op de wijze van voltrekken of uitvoering daarvan, alsmede op de aard en omvang van de daardoor veroorzaakte schade.

  • d.

    Als er geen sprake is van passieve risicoaanvaarding: geen vergoeding wordt toegekend, indien de verzoeker heeft nagelaten zijn belang te verwezenlijken toen hij daartoe redelijkerwijs in de gelegenheid was, terwijl hij redelijkerwijs kon voorzien dat een maatregel genomen zou worden die aan dat realiseren in de weg zou komen te staan.

Artikel 4. Schadebeperking

  • 1.

    Heeft verzoeker nagelaten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade te nemen, dan blijft de schade die door het treffen van zodanige maatregelen voorkomen of beperkt had kunnen worden, ten laste van de verzoeker.

  • 2.

    De redelijke kosten van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade behoren tot de te vergoeden schade.

Artikel 5. Verrekening van voordeel

Heeft een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2,eerste lid voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking worden genomen.

Artikel 6. Kosten van deskundigenbijstand

Indien bij de indiening en de behandeling van het verzoek zowel het inroepen van rechts- dan wel andere deskundigenbijstand, als de kosten daarvan redelijk zijn te achten, kunnen deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 7. Vergoeding van wettelijke rente

Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek maakt deel uit van de toe te kennen vergoeding. Het tijdstip waarop de wettelijke rente ingaat, wordt gesteld op de datum van ontvangst van het verzoek door het college, tenzij de te vergoeden schade op dat moment feitelijk nog niet is ontstaan of de hoogte ervan nog niet kan worden vastgesteld. In dat geval geldt de datum van het ontstaan van de schade c.q. de datum waarop de hoogte vastgesteld kan worden.

Hoofdstuk 2. Procedurebepalingen

Artikel 8. Termijn voor indiening verzoek

  • 1.

    Het verzoek om nadeelcompensatie wordt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2.

    Het college kan een verzoek afwijzen indien vijf jaren zijn verlopen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de omstandigheid dat deze schade is veroorzaakt door een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.

  • 3.

    Heeft verzoeker, vóórdat de termijn is verstreken na verloop waarvan het college het verzoek kan afwijzen, een schriftelijke mededeling aan het college gedaan waarin verzoeker ondubbelzinnig verklaart dat hij zich het recht voorbehoudt om een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 2 in te dienen, dan begint een nieuwe termijn als bedoeld in het tweede lid te lopen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop deze schriftelijke mededeling is gedaan.

Artikel 9. Het verzoek om nadeelcompensatie

  • 1.

    Het verzoek wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de gestelde schade naar het oordeel van verzoeker heeft veroorzaakt;

    • d.

      een vermelding van de reden of redenen waarom het college gehouden zou zijn de schade te vergoeden die het gevolg is van het onder c bedoelde handelen;

    • e.

      zo redelijkerwijs mogelijk een opgave van de aard en de omvang van de schade;

    • f.

      zo redelijkerwijs mogelijk een specificatie van het bedrag van de schade;

    • g.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van verzoeker dient te worden vergoed en, zo een vergoeding in geld wordt gewenst, een opgave van het schadebedrag, dat naar het oordeel van verzoeker vergoed dient te worden.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk, doch tenminste binnen twee weken na de ontvangst ervan, en stelt de verzoeker in kennis van de te volgen procedure.

  • 3.

    Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, of indien verzoeker overigens verzuimt de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen te verschaffen, stelt hij de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn.

Artikel 10. Vereenvoudigde behandeling van het verzoek

  • 1.

    Het college neemt het verzoek niet in behandeling, indien het niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 is ingediend en van de geboden gelegenheid om het verzoek aan te vullen niet tijdig, of onvoldoende is gebruik gemaakt.

  • 2.

    Een besluit om het verzoek niet in behandeling te nemen wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief medegedeeld binnen vier weken nadat het verzoek is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 3.

    Het college wijst een verzoek zonder advies van een commissie af, als het verzoek naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk. Een verzoek is onder meer kennelijk ongegrond, wanneer het naar het oordeel van het college steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak en wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 12, tweede lid.

  • 4.

    Het college kan voorts een verzoek zonder advies van een commissie behandelen, wanneer de gestelde schade niet meer dan € 2.500 bedraagt of wanneer het college ingevolge het vierde lid van artikel 2 nadere regels heeft gesteld voor de schadeberekening.

  • 5.

    Een besluit om het verzoek zonder advies van een commissie af te wijzen wordt aan de verzoeker medegedeeld binnen acht weken na ontvangst van het verzoek, dan wel binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de verzoeker het verzoek kon aanvullen.

  • 6.

    Het college kan de termijn, genoemd in het vijfde lid, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Het college stelt de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.

Artikel 11. De adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt bij de beoordeling van een schadeverzoek een adviescommissie in, met uitzondering van de gevallen vermeld in artikel 10.

  • 2.

    De commissie heeft tot taak het college van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.

  • 3.

    De commissie bestaat uit één of meer onafhankelijke deskundigen, die door het college worden benoemd. Indien de commissie uit meer leden bestaat, wijst het college de voorzitter aan.

  • 4.

    De commissie wordt ingesteld uiterlijk vier weken na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 9, tweede lid, dan wel indien het derde lid van dat artikel toepassing heeft gevonden, uiterlijk vier weken na het verstrijken van de in dat artikellid genoemde termijn.

  • 5.

    Het college stelt de verzoeker in kennis van zijn voornemen om een commissie in te stellen. De kennisgeving bevat de namen van de deskundigen, hun beroep en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten. De belanghebbende kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen samenstelling.

Artikel 12. Het door de commissie te verrichten onderzoek

  • 1.

    De commissie dient het college van advies over de op het verzoek te nemen beslissing. Zij stelt daartoe, voor zover een zorgvuldige advisering daartoe noopt, een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of de door verzoeker in zijn verzoek gestelde schade een gevolg is van de in het verzoek aangeduide schadeoorzaak, indien en voor zover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan worden aangemerkt;

    • b.

      de omvang van de schade als bedoeld onder a;

    • c.

      de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, zulks met inachtneming van het in artikel 3 tot en met 11 bepaalde;

    • d.

      de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

  • 2.

    De commissie brengt rapport uit over haar bevindingen. Zij adviseert het college over de hoogte van de uit te keren schadevergoeding en doet, indien het college een daartoe strekkende verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 13. Bevoegdheden en verplichtingen

  • 1.

    Het college stelt de commissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703) is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De verzoeker verschaft de commissie de gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3.

    De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het college.

  • 4.

    De commissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit nodig acht.

Artikel 14. Werkwijze adviescommissie

  • 1.

    De commissie stelt de verzoeker in kennis van de te volgen procedure.

  • 2.

    De commissie stelt verzoeker en het college in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde.

  • 3.

    Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 4.

    Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan verzoeker en het college toegezonden.

  • 5.

    Alvorens de commissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zesentwintig weken nadat de commissie is ingesteld, aan verzoeker en aan het college toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, deelt de commissie verzoeker en het college gemotiveerd mede, waarom deze termijn wordt overschreden. Zij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan verzoeker en aan de minister zal worden toegezonden. Deze termijn bedraagt ten hoogste zesentwintig weken.

  • 6.

    Verzoeker en het college maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies, uiterlijk acht weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijk aan de commissie kenbaar.

  • 7.

    De commissie stelt haar advies vast binnen acht weken na het verstrijken van de in het zesde lid genoemde termijn. Zij kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Zij zendt het advies terstond toe aan de verzoeker en aan het college.

Artikel 15. De beslissing op het verzoek om nadeelcompensatie

  • 1.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de commissie op het verzoek om nadeelcompensatie en maakt dit besluit binnen deze termijn bekend aan verzoeker. Het college zendt een kopie van zijn besluit aan de commissie.

  • 2.

    Het college kan de beslissing bedoeld in het eerste lid, onder opgaaf van redenen, eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Nadeelcompensatie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2020’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 4 maart 2020

Voorzitter, J.C.H. Haan

Secretaris, J. Goedhart

Naar boven