Waterschapsblad van Waterschap Vallei en Veluwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Vallei en Veluwe | Waterschapsblad 2020, 14273 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Vallei en Veluwe | Waterschapsblad 2020, 14273 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe houdende regels omtrent de vergaderingen van het algemeen bestuur (Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021)
Besluit tot vaststelling van het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021
Het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe;
Op het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden van 19 oktober 2020;
gelet op de Waterschapswet, de Kieswet en het Reglement Waterschap Vallei en Veluwe;
vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING LEDEN COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN; FRACTIES
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur - op voordracht van de dijkgraaf - een commissie in bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door deze aan te wijzen ambtenaar.
Artikel 7 Benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden
Bij de verkiezing van de leden van het college vindt eerst de stemming plaats voor één zetel voor de geborgde categorieën. Vervolgens vindt de stemming plaats voor één zetel voor de categorie ingezetenen. Tot slot vindt de stemming plaats voor de overige zetels, zoveel als nodig is, voor de categorieën ingezetenen, ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk. Als er evenveel kandidaten zijn als door de desbetreffende categorieën te vervullen plaatsen, worden alle kandidaten als benoemd door het algemeen bestuur verklaard.
Bij de benoeming van een lid van het college van dijkgraaf en heemraden van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.
De leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, en de leden van het algemeen bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als zijn plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de dijkgraaf. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven worden voor de categorie ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor respectievelijk de categorieën ‘Ongebouwd’, ‘Natuurterreinen’ en ‘Bedrijven’ de oudste in leeftijd.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het kantoor van het waterschap ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst. Als een lid voortijdig de vergadering verlaat, meldt het lid dit bij de voorzitter. De secretaris maakt hiervan een aantekening op de presentielijst onder vermelding van het tijdstip. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de dijkgraaf en de secretaris door ondertekening vastgesteld.
Artikel 16 Opening vergadering; quorum
Op de nieuw belegde vergadering, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid van dit artikel was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan helft van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.
Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de dijkgraaf mee bij welk lid van het algemeen bestuur, een hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Artikel 18 Verslag en besluitenlijst
een overzicht van het verloop van elke stemming, bij hoofdelijke stemming met vermelding van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Als een spreker zich beledigend of onbetamelijk uitdrukt, als hij afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, of een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de dijkgraaf tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de dijkgraaf hem gedurende die vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de dijkgraaf kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van dijkgraaf en heemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de dijkgraaf de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Als de stemmen staken in een voltallige vergadering of voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, is het voorstel verworpen. Als de stemmen staken in een niet-voltallige vergadering, wordt het nemen van het besluit uitgesteld tot een volgende vergadering waarin de beraadslagingen worden heropend. Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering waarin alle zittinghebbende leden, voor zover zij zich niet van stemmen moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Artikel 31 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 32 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van het algemeen bestuur kan tijdens de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden door tenminste drie andere leden worden ondersteund en schriftelijk bij de dijkgraaf ingediend, tenzij de dijkgraaf - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.
Ieder lid van het algemeen bestuur kan een verzoek tot het houden van een interpellatie indienen. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de dijkgraaf spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de vergadering schriftelijk bij de dijkgraaf ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.
De dijkgraaf brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek op de agenda geplaatst als het verzoek naast de interpellant door tenminste drie leden wordt ondersteund. Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 39 Schriftelijke vragen
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering. Als beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de dijkgraaf of door het college van dijkgraaf en heemraden gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
HOOFDSTUK 5 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 41 Verslag en verantwoording
Een lid, de dijkgraaf of de secretaris, die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Indien het algemeen bestuur een bespreking van het verslag wenst, kan de dijkgraaf dit aan de desbetreffende adviescommissie overlaten.
HOOFDSTUK 6 BESLOTEN VERGADERING
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.
Artikel 45 Opheffing geheimhouding
Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Als het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
HOOFDSTUK 7 TOEHOORDERS EN PERS
Artikel 47 Spreekrecht toehoorders
Na beraadslaging in eerste termijn van het algemeen bestuur en beantwoording vanuit het college van dijkgraaf en heemraden over het betreffende agendapunt bestaat voor de spreker de mogelijkheid om aansluitend in tweede instantie, indien nodig en alleen ter verduidelijking, een korte toelichting te geven.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe van 25 november 2020.
Toelichting Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Vallei en Veluwe 2021
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
De dijkgraaf is voorzitter van het algemeen bestuur en van het college van dijkgraaf en heemraden. Artikel 94 van de Waterschapswet schrijft dit dwingend voor. De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet. De dijkgraaf heeft het recht op grond van artikel 94, tweede lid, van de Waterschapswet in de vergaderingen van het algemeen bestuur aan de beraadslaging deel te nemen. Als dijkgraaf zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Het algemeen bestuur is verplicht een secretaris te benoemen (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan het algemeen bestuur, het college van dijkgraaf en heemraden en de dijkgraaf. Hij is in principe in elke vergadering van het algemeen bestuur en college van dijkgraaf en heemraden aanwezig. De Waterschapswet eist dat het college van dijkgraaf en heemraden de vervanging van de secretaris regelt (artikel 55a).
Dit artikel biedt de kapstok voor het instellen van commissies. Het is aan het algemeen bestuur te besluiten of en zo ja op welke wijze de besluitvorming over voorstellen aan het algemeen bestuur wordt voorbereid. Onderscheid wordt gemaakt tussen het instellingsbesluit en het besluit tot vaststelling van een reglement van orde voor de vergaderingen van de commissies.
Artikel 5 Fractievoorzittersoverleg
Met de intrede van fracties kan het gewenst zijn overleg tussen voorzitter en algemeen bestuur te reguleren. Hiervoor is het fractievoorzittersoverleg ingesteld.
HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMING LID VAN HETCOLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HEEMRADEN; FRACTIES
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
De verkiezingen van de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen zijn in 2014 onder de werking van de Kieswet gebracht. Sindsdien is de benoeming van de vertegenwoordigers van die categorie geregeld in hoofdstuk V van de Kieswet. Na de bekendmaking van de uitslag van de verkiezingen geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Tegelijkertijd geeft hij schriftelijk kennis van de benoeming aan het algemeen bestuur. Deze kennisgeving is de zogenoemde geloofsbrief. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt. Voordat tot zijn toelating is besloten kan hij op die aanneming terugkomen. Tegelijk met de mededeling dat de benoeming wordt aanvaard worden aan het algemeen bestuur stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het algemeen bestuur toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:
De benoeming van de vertegenwoordigers van de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven is geregeld in hoofdstuk IV van de Waterschapswet. Zij worden benoemd door de organisaties die daartoe zijn aangewezen in artikel 14 Waterschapswet of krachtens dat artikel in het Reglement Waterschap Vallei en Veluwe. De organisaties geven de benoemden en het algemeen bestuur schriftelijk kennis van de benoeming. Deze kennisgeving heeft dezelfde functie als de geloofsbrief. De verdere benoemingsprocedure is gelijk aan die voor de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen in de Kieswet.
Wanneer sprake is van herbenoeming van een zittend lid behoeft niet opnieuw een afschrift uit de basisregistratie personen te worden overgelegd (artikel V 3, tweede lid, Kieswet en artikel 18, derde lid, Waterschapswet).
Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Dit onderzoek wordt voorbereid door een door het algemeen bestuur te benoemen ‘commissie onderzoek geloofsbrieven’. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie onderzoek geloofsbrieven brengt verslag uit aan het algemeen bestuur; dit kan zowel mondeling als schriftelijk.
Het algemeen bestuur beslist over de toelating van zijn leden. De formulering van het eerste lid benadrukt derhalve dat het algemeen bestuur en niet de dijkgraaf een commissie instelt.
Bij het onderzoek van de geloofsbrieven beslist het algemeen bestuur tevens over de geschillen die met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen, dan wel voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven, en daarnaast of de benoeming is uitgevoerd overeenkomstig de wet en het reglement. Het onderzoek strekt zich echter niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten (artikel V 4 Kieswet).
Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuw algemeen bestuur of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing dienen de algemeen bestuursleden in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De dijkgraaf zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het algemeen bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van het algemeen bestuur bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het algemeen bestuur moet afleggen, is in artikel 34 van de Waterschapswet vastgelegd. Tegen de beslissing van het algemeen bestuur omtrent de toelating kan geen beroep worden ingesteld. Dit is bepaald in artikel 8:4, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 7 Benoeming leden college van dijkgraaf en heemraden
Door wijziging van artikel 41 Waterschapswet is de benoeming van de leden van het college van dijkgraaf en heemraden in de eerste vergadering na de verkiezingen niet langer noodzakelijk. Hierdoor is enerzijds ruimte ontstaan in het onderhandelingsproces van de coalitievorming. Anderzijds is er ruimte voor activiteiten rondom de borging van integriteit. Uiteraard moet eerst een besluit worden genomen over de omvang van het college van dijkgraaf en heemraden met inachtneming van het bepaalde in het Waterschapsreglement. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties aanbevolen kandidaten. Stemmingen in het algemeen bestuur over benoemingen van heemraden zijn vrije stemmingen. Vanuit de gedachte dat er ten minste één heemraad moet worden benoemd uit de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven is er voor gekozen eerst deze heemraad te benoemen. Het zesde lid geeft invulling aan een leemte in de Waterschapswet. De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het college van dijkgraaf en heemraden, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het college van dijkgraaf en heemraden zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen 31 en 45 Waterschapswet).Het ligt voor de hand om voor het benoemen van lid van het college van dijkgraaf en heemraden van buiten de kring van het algemeen bestuur ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.
De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het algemeen bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. En voor de categorie ingezeten hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan politieke groeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van algemeen bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties. Bij de aanvang van de eerste zitting van het nieuwe algemeen bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van het algemeen bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het algemeen bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden het algemeen bestuur verlaten. Het beëindigen van de zitting in het algemeen bestuur kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de dijkgraaf mede. Het is ook mogelijk dat een lid van het algemeen bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie van de categorie ingezetenen. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). Het algemeen bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de dijkgraaf is voldoende.
Het algemeen bestuur is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie. Het provinciaal reglement bepaalt de omvang van de vertegenwoordigers van de geborgde belangen; het is dus formeel niet mogelijk dat een gekozen vertegenwoordiger van die categorie ingezetenen lid wordt van een fractie samengesteld uit benoemde vertegenwoordigers en omgekeerd dat benoemde vertegenwoordigers lid worden van een fractie uit de categorie ingezetenen.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 9 Tijd en plaats van vergaderen
Het algemeen bestuur vergadert zo vaak het daartoe heeft besloten en voorts als de dijkgraaf of het college van dijkgraaf en heemraden dit nodig oordeelt, in een bijzonder of een spoedeisend geval, of als ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
De dijkgraaf nodigt de leden van het algemeen bestuur schriftelijk (kan zowel op papier als elektronisch) uit voor de vergadering. Het eerste lid bepaalt dat de dijkgraaf ten minste zeven dagen vóór een vergadering de leden een oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 37, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. De oproep wordt per post of digitaal toegezonden. In spoedeisende gevallen kan de oproep mondeling worden gedaan. De stukken worden per post of, digitaal beschikbaar gesteld. De leden kunnen aangeven hoe zij de oproep en de stukken wensen te ontvangen.
Als er sprake is van een bijzonder of spoedeisend geval zoals bedoeld in artikel 9 lid 2, kan van het genoemde in de leden 1 en 2 worden afgeweken.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in het algemeen bestuursvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken. Omdat leden van het algemeen bestuur zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, zou ervoor gekozen kunnen worden niet alle leden van het algemeen bestuur alle onderliggende stukken toe te sturen. Uiteraard dienen alle leden van het algemeen bestuur en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de oproep ter inzage gelegd. Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de Wob. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn, dat een lid van het algemeen bestuur of een ander het ter inzage gelegde stuk mee naar huis neemt. Een lid van het algemeen bestuur of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. De stukken met betrekking tot voorstellen aan het algemeen bestuur die geheim moeten blijven, worden bij de secretaris ter inzage gelegd voor de leden van het algemeen bestuur.
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op de website van het waterschap te plaatsen.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit artikel 38b en 38c Waterschapswet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen. De ondertekening door dijkgraaf en secretaris dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
Voor ordentelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder zijn vaste zitplaats heeft. De dijkgraaf kan de indeling herzien, als daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De dijkgraaf is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.
Artikel 16 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende algemeen bestuursleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Ingeval een vergadering niet kan worden geopend, kan ingevolge artikel 38b, tweede lid, onder b, van de Waterschapswet in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum.
Artikel 18 Verslag en besluitenlijst
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de secretaris en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het conceptverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden.
Artikel 19 Ingekomen stukken; mededelingen
Omtrent de ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een commissie, ter afdoening in handen stellen van het college van dijkgraaf en heemraden etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de dijkgraaf buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur zijn ook een ingekomen stuk. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 20 Aantal spreektermijnen
Als het algemeen bestuur van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan het daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de dijkgraaf elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de algemeen bestuursleden in de eerste en tweede termijn. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de dijkgraaf niet te honoreren. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat het algemeen bestuur ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De dijkgraaf hoeft dit niet voor te stellen. De dijkgraaf kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat leden van het algemeen bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de dijkgraaf bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van het algemeen bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.
Artikel 24 Uitsluiting van de vergadering
Voor de formulering van dit artikel is aansluiting gezocht bij artikel 26 van de Gemeentewet.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid de vergadering te schorsen voor nader onderling beraad.
Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 39 Waterschapswet geregelde verschoningsrecht van leden van het algemeen bestuur en anderen die deelnemen aan de vergadering. De dijkgraaf heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 94 van de Waterschapswet. In het tweede lid wordt het begrip ‘beslissing’ gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de dijkgraaf de wijze van stemming aan de orde stelt.
De dijkgraaf kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij het algemeen bestuur anders beslist. De dijkgraaf formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Als geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming
Als een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Als regel zal stemmen bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijke stemming. Het algemeen bestuur heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan enkel toepassing krijgen, als de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van het algemeen bestuur kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van het algemeen bestuur verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een lid van het algemeen bestuur als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers of benoemende koepels) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 17. Uit de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet (overeenkomend met artikel 38a Waterschapswet) afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2.4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in vertegenwoordigende lichamen. In deze uitspraak heeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2.4 Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Voorop dient te staan dat de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele lid van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan slechts waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging (artikel 156 Waterschapswet) als individuele leden van het algemeen bestuur door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken. Het is mogelijk in de gedragscode als bedoeld in artikel 33, derde lid, Waterschapswet hierover iets op te nemen, ook al is de gedragscode in juridische zin niet bindend. Als bij het staken van de stemmen de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 30 Stemming over amendementen en moties
Als er een motie is over een aanhangig onderwerp of voorstel en/of een amendement op het voorstel is ingediend, worden amendement en/of motie betrokken bij de beraadslaging. Hierdoor kan een integrale afweging over het aanhangig voorstel of onderwerp worden gemaakt. Bij stemming wordt er eerst over het amendement, vervolgens over het voorstel en als laatste over de motie gestemd.
Artikel 31 Stemming over personen
Over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dient de stemming schriftelijk te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze is geheimhouding gewaarborgd. Het reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Het algemeen bestuur oordeelt uiteindelijk of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Bij een benoeming stelt het algemeen bestuur een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (secretaris, ombudsman etc). Op het stembiljet wordt alleen de naam van de te benoemen persoon vermeld. Op het stembiljet wordt niet de partij of opties als ‘voor’ en ‘tegen’ vermeld. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor het algemeen bestuur bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, het algemeen bestuur mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming. Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ en ‘tegen’ én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld. Bij een stemming over de benoeming van een heemraad is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. Een lid van het algemeen bestuur mag als beoogd heemraad meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan ‘wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht op een herstemming is beperkt’ (artikel 38a, derde lid Waterschapswet). Dat is in casu niet aan de orde, omdat er ook op een ander persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.
Artikelen 32 en 33 Herstemming over personen en beslissing door het lot
Als bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 32 geen besluit valt moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.
De definitie van amendement is opgenomen in artikel 1. Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van het algemeen bestuur reëel inhoud krijgen. Ook kleine fracties en individuele leden van het algemeen bestuur moeten in staat gesteld worden (sub)amendementen in te dienen. Het indienen van een (sub)amendement moet door drie andere leden worden ondersteund, ten einde te voorkomen dat al te lichtvaardig amendementen worden ingediend. Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politiek-bestuurlijke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politiek-bestuurlijke betekenis. Daarom is het college van dijkgraaf en heemraden formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college van dijkgraaf en heemraden leiden tot een vertrouwensbreuk tussen algemeen bestuur en college van dijkgraaf en heemraden en uiteindelijk leiden tot ontslagbesluiten van één of meer leden van het college van dijkgraaf en heemraden (m.u.v. de dijkgraaf), als deze niet eigener beweging ontslag nemen. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Het indienen van een motie moet door drie andere leden worden ondersteund.
Artikel 36 Voorstellen van orde
De dijkgraaf legt aan het algemeen bestuur ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door het algemeen bestuur. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 29, tiende lid, tweede zin, is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Als het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 37).
Artikel 37 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college van dijkgraaf en heemraden aan het algemeen bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar leden van het algemeen bestuur moeten ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij het algemeen bestuur kunnen indienen als het college van dijkgraaf en heemraden niet of naar het oordeel van één of meer leden niet tijdig zelf met voorstellen komt. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. De dijkgraaf geeft de voorsteller de gelegenheid het voorstel toe te lichten. Als het voorstel daarna door drie andere leden wordt ondersteund beslist het algemeen bestuur of het behandeling plaatsvindt in dezelfde of in een volgende vergadering.
Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een lid van het algemeen bestuur om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf te vragen.
Artikel 39 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van het algemeen bestuur het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een lid van het algemeen bestuur schriftelijke vragen stellen aan het college van dijkgraaf en heemraden of de dijkgraaf, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college van dijkgraaf en heemraden kan besluiten dat de verantwoordelijke portefeuillehouder voor schriftelijke beantwoording zorg draagt.
In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college van dijkgraaf en heemraden (artikel 89, tweede lid, Waterschapswet) en de dijkgraaf (artikel 97, tweede lid, Waterschapswet) hebben ten opzichte van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 5 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 41 Verslag en verantwoording
Leden van het algemeen bestuur (of in voorkomende gevallen de dijkgraaf, een lid van het college van dijkgraaf en heemraden of de secretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, die hen heeft aangewezen. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in een adviescommissie kan plaatsvinden. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 39 van dit reglement. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het ligt in de rede de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin het algemeen bestuur een of meer van zijn leden of de dijkgraaf heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan stichtingen (bijv. tot instandhouding van een of meer molens/gemalen) en vennootschappen (bijv. een slibverbrandingsinstallatie). Hierin voorziet het vierde lid.
HOOFDSTUK 6 BESLOTEN VERGADERING
In artikel 35 Waterschapswet is bepaald dat de vergaderingen van het algemeen bestuur in de openbaarheid plaats vinden. In artikel 35 van de Waterschapswet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.
Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal het algemeen bestuur moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 37 van de Waterschapswet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Alleen algemeen bestuursleden zijn aanwezig bij een besloten vergadering. Commissieleden niet zijnde gekozen bestuursleden worden in principe niet toegelaten tijdens een besloten vergadering, tenzij het algemeen bestuur dat toelaat.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 35, vierde lid, van de Waterschapswet. In overeenstemming met artikel 18 is de secretaris verantwoordelijk voor het verslag van het algemeen bestuursvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt bij hem ter inzage. In bijzondere gevallen kan de secretaris hiervan afwijken. Leden van het algemeen bestuur kunnen bij de secretaris schriftelijk voorstellen doen voor wijzigingen van het verslag. Mochten er geen voorstellen tot wijzigingen zijn, dan kan het verslag in de openbare vergadering worden vastgesteld. Mochten er wel voorstellen tot wijziging zijn, dan zal het verslag in een besloten vergadering moeten worden vastgesteld. Indien het algemeen bestuur heeft besloten om andere, door het college van dijkgraaf en heemraden aangewezen personen, tot de besloten vergadering toe te laten kan het verslag van de besloten vergadering ook door hen worden ingezien.
Artikelen 44 en 45 Geheimhouding en opheffing daarvan
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet noodzakelijk. Het college van dijkgraaf en heemraden, de dijkgraaf of een commissie kunnen ook geheimhouding opleggen. Deze vervalt als het algemeen bestuur deze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt in een vergadering waar een quorum aanwezig was. Het algemeen bestuur kan de geheimhouding niet ineens opheffen, maar eerst nadat daarover in een besloten vergadering is beraadslaagd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2020-14273.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.