Stimuleringsregeling “Regionaal partnerschap voor water en bodem”

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

 

Gelet op artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet, artikel 1.3 van de Algemene subsidieverordening De Stichtse Rijnlanden, titel 4.2 van de Algemene wet Bestuursrecht en Waterkoers 2016-2021 van het Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer en de maatregelenlijst van het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en Veehouderij en artikel 14 van Verordening (EU) nr. 702/2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden van de Commissie van 25 juni 2014 op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 1 juli 2014, L193/1

(de Landbouwvrijstellingsverordening)

 

Besluit de volgende subsidieregeling vast te stellen:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Aanvrager: Een lid of vertegenwoordiger van de doelgroep, zoals is opgenomen in artikel 3 a, b, c, d;

  • 2.

    Agrariër: Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren en die zijn aan te merken als kleine, middelgrote of micro-ondernemingen als bedoeld in artikel 2 van bijlage 1 bij de LVV;

  • 3.

    Agrarisch waterplan: Integraal plan ter bevordering van waterbewust boeren. Onderdeel van de subsidieaanvraag. Inhoudelijk beschreven onder artikel 5 lid 3.

  • 4.

    Algemeen bestuur: Het algemeen bestuur van het waterschap;

  • 5.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 6.

    BOOT lijst: Lijst met maatregelen die kunnen worden getroffen om de waterkwaliteit, waterkwantiteit of bodemkwaliteit te verbeteren zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en Veehouderij op 7 juni 2017 http://agrarischwaterbeheer.nl/document/boot-lijst-maatregelen-agrarisch-waterbeheer;

  • 7.

    Collectief: Een (gecertificeerd) agrarisch samenwerkingsverband in de vorm van een (coöperatieve) vereniging in een (zelfgekozen) begrensd gebied dat bestaat uit agrariërs en andere grondgebruikers (beheerders met gebruiksrecht van de grond) in een gebied die zich op vrijwillige basis hebben verenigd voor het uitvoeren van agrarisch natuur-en landschapsbeheer. Rijn, Vecht en Venen, Utrecht-Oost, ANV Lopikerwaard, of Rijn & Gouwe Wiericke;

  • 8.

    College: Het college van dijkgraaf en hoogheemraden belast met het dagelijks bestuur van het waterschap;

  • 9.

    DAW: Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

  • 10.

    KRW: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;

  • 11.

    LVV: Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening EU-nummer 702/2014);

  • 12.

    Niet-productieve maatregel: een maatregel die geen aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • 13.

    Productieve maatregel: Een maatregel die een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • 14.

    Samenwerkingsverband: Een groep van tenminste twee agrariërs.

  • 15.

    Subsidieverordening: Algemene subsidieverordening De Stichtse Rijnlanden, in werking getreden op 1 januari 2017;

  • 16.

    Vertegenwoordiger: Eén van de deelnemers van het samenwerkingsverband die in het kader van deze subsidieregeling de subsidieaanvraag namens het samenwerkingsverband indient en afhandelt;

  • 17.

    Waterschap: Waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

  • 18.

    Watersysteem: Samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Artikel 2 Doel

De doelstelling van de subsidie is om agrariërs te stimuleren om bovenwettelijke maatregelen te treffen welke een positief effect hebben op de kwaliteit van water en bodem en/of het tempo van de veenbodemdaling afremmen met regionaal maatwerk. Deze maatregelen zijn gericht op integraal waterbeheer en worden vastgelegd in regionale agrarische waterplannen. Het subsidieprogramma draagt ook bij aan bewustwording bij boeren over waterbeheer en/of kennisoverdracht.

Artikel 3 Doelgroep subsidieregeling

  • 1.

    De subsidie voor maatregelen onder artikel 4 lid 1 en art. 4 lid 3 wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkingsverbanden.

  • 2.

    De subsidie voor maatregelen onder artikel 4 lid 2 worden ook verstrekt aan agrariërs zonder samenwerkingsverband.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende bovenwettelijke activiteiten binnen het beheergebied van het waterschap te weten: productieve en niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op landbouw-, water-, bodem en klimaatdoelen, die voorkomen op de BOOT-lijst in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW):

  • 1.

    Niet-productieve maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit bestaan uit:

    • I.

      Investeringen in beslissingsondersteunende systemen (BOS) op basis van bodemonderzoek aangevuld met beschikbare meetresultaten (maatregel A9 BOOT-lijst);

    • II.

      Inrichting zuiveringssystemen drainagewater/uitstroom greppels (bijvoorbeeld met ijzerzand) (maatregel B32 en B41 BOOT-lijst);

    • III.

      Maatregelen ter voorkoming van erfafspoeling op basis van een bedrijfsscan (maatregel B42 t/m B47 BOOT-lijst);

    • IV.

      Plaatsen drinkbakken én afrastering om vertrapping slootkanten en uitspoeling van nutriënten te voorkomen (maatregel B22 BOOT-lijst);

    • V.

      Aanleg natuurvriendelijke oevers en/of waterbergingsoever, natte bufferstroken, helofytenfilters (maatregel B37, B38, B39 BOOT-lijst);

    • VI.

      Aanleg droge bufferstroken (breder dan wettelijk voorgeschreven mest- en spuitvrij) (maatregel B36 BOOT-lijst).

  • 2.

    Niet-productieve maatregelen tegen bodemdaling bestaan uit:

    • I.

      Bodemdaling remmende maatregelen in specifieke veenweidegebieden: in onderbemalingsgebieden of laagste delen van de polder. (maatregel B29 BOOT-lijst);

      • a.

        Aanschaf van peilbuis ter monitoring werking bodemdaling remmend systeem is verplicht, en tevens subsidiabel.

    • II.

      Aanleg/inrichting veenweidesloot van de toekomst (maatregel B37, B38, B39 BOOT-lijst).

  • 3.

    Productieve maatregelen ten behoeve van waterkwaliteit bestaan uit:

    • I.

      Investeringen in precisiebemesting (maatregel B16 BOOT-lijst);

    • II.

      Investeringen voor spuitapparatuur of – technieken die verdergaand dan wettelijk verplicht (maatregel B24, B25 BOOT-lijst);

    • III.

      Investeringen die de verdichting van de bodem voorkomen, zoals aanleg vaste rijpaden op het perceel of de aanschaf van GPS/materieel; (maatregel B48 BOOT lijst)

    • IV.

      Uitvoeren bodemscan, aanschaf bodemvochtmeter en andere investeringen ten behoeve van ‘verbeterde goede landbouwpraktijk (maatregelen Categorie C).

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor subsidie wordt ingediend met aanvraagformulier. Dit formulier en hulpformats zijn te vinden op de website van het waterschap, www.hdsr.nl.

  • 2.

    De aanvraag wordt ingediend door een lid of vertegenwoordiger van de doelgroep;

  • 3.

    Een subsidieaanvraag voor maatregelen zoals vermeld in artikel 4 bevat naast het aanvraagformulier:

  • a.

    een agrarisch waterplan waarin tenminste is opgenomen:

    • I.

      een beschrijving van de aanleiding van het project/de wateropgave in het gebied;

    • II.

      een beschrijving van de doelstellingen en ligging van het project;

    • III.

      een beschrijving van de activiteiten die benodigd zijn het waterplan en het project uit te voeren;

    • IV.

      deelnemers aan het plan;

    • V.

      de verwachte resultaten van het project;

    • VI.

      de verwachte realisatietermijn van het project.

    • VII.

      een beschrijving hoe u de resultaten gaat borgen.

  • b.

    een financieel overzicht waarin tenminste is opgenomen;

    • I.

      een begroting van de activiteiten zoals beschreven in het agrarisch waterplan;

    • II.

      een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • III.

      een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 4.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend vóórdat met het project wordt gestart.

  • 5.

    Voordat een besluit tot vaststelling kan worden genomen, dienen de aanvrager(s) een eindverslag van het project/uit te voeren maatregelen met foto’s van het project/uit te voeren maatregelen in.

  • 6.

    Indien een aanvraag onvolledig is ingediend, geeft het waterschap de aanvrager de gelegenheid de aanvraag binnen een nader te bepalen termijn aan te vullen. De dag waarop de aanvulling is ontvangen geldt dan als datum van subsidieaanvraag.

Artikel 6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De maatregelen voldoen aan de doelstellingen van deze regeling, genoemd in artikel 2.

  • 2.

    De subsidiabele kosten voor uitvoering van de maatregelen dienen redelijk te zijn.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden in artikel 4:35 Awb en artikel 1.7 van de Subsidieverordening kan subsidie worden geweigerd indien:

  • 1.

    De aanvrager een onderneming in moeilijkheden betreft, zoals bedoeld in artikel 2, lid 14 LVV;

  • 2.

    Voor dezelfde activiteiten op grond van enige regeling reeds subsidie is verstrekt tot de op grond van de in de Landbouwvrijstellingsverordening toegestane maximale steunintensiteit;

  • 3.

    De maatregelen niet grotendeels ten goede komen aan de landbouwsector in het beheergebied van het waterschap;

  • 4.

    De maatregelen niet voldoen aan de toetsingscriteria vermeld in artikel 6.

  • 5.

    Door de verstrekking van de subsidie het in artikel 12 genoemde plafond wordt overschreden;

  • 6.

    De uitvoering van een project is gestart vóór indiening van de volledige aanvraag;

  • 7.

    Werkzaamheden in het project niet zijn toegestaan op grond van wet- en regelgeving of beleid;

  • 8.

    Het project behoort tot de reguliere projecten of werkzaamheden van de aanvrager;

  • 9.

    De aanvrager heeft in het kader van de subsidieaanvraag onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en de verstrekking van deze gegevens zal leiden tot een onjuiste beslissing op de aanvraag;

  • 10.

    Tegen de onderneming van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • 11.

    De subsidieverstrekking anderszins in strijd zou zijn met de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

De hoogte van het subsidiepercentage zijn voor:

  • 1.

    Voor maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 1 en lid 2 Niet productieve maatregelen: 75% van de kosten voor realisatie van concrete, eenmalige (fysieke) maatregelen: de werken en de materialen.

  • 2.

    Voor maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 3 Productieve maatregelen: 40% van de kosten voor realisatie van de fysieke maatregelen: de werken en het materiaal.

  • 3.

    Het maximum-subsidiebedrag per maatregel is:

    • I.

      Artikel 4 lid 2 niet-productieve maatregelen gericht ter voorkoming van bodemdaling € 30.000,-- per maatregel.

    • II.

      Artikel 4 lid 1 niet-productieve en art. 4 lid 3 productieve maatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van water en bodem maximaal € 5.000,-- per maatregel.

    • III.

      De aanschaf van een veegmachine, subsidiabel onder Artikel 4 lid 1 III, omvat een maximaal subsidiebedrag van €2250,--.

    • IV.

      De aanschaf van een mobiele drinkbak, subsidiabel onder Artikel 4 lid 2 IV omvat een maximaal subsidiebedrag van €2100,-- per aanschaf.

  • 4.

    De subsidiebedragen per maatregel mogen gestapeld worden tot een maximaal bedrag per subsidieontvanger:

    • I.

      Productieve en niet-productieve maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van water mogen gestapeld worden tot een maximaal bedrag van € 5.000,-- per agrariër.

    • II.

      Een combinatie van maatregelen gericht op de verbetering van de kwaliteit van water en ter voorkomen van de bodemdaling mogen gestapeld worden tot een maximaal bedrag van € 35.000,-- per agrariër.

  • 5.

    Het subsidiebedrag wordt uitgekeerd exclusief BTW, tenzij deze bewijsbaar niet terugvorderbaar is door de subsidieontvanger.

Artikel 9 Subsidieverlening en –vaststelling

  • 1.

    De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst - overeenkomstig artikel 1.5, tweede lid van de Subsidieverordening – behandeld. Indien op de dag van het bereiken van het subsidieplafond meerdere aanvragen worden ingediend, zal de volgorde van binnenkomst bepaald worden door middel van een loting.

  • 2.

    Indien het aangevraagde subsidiebedrag niet hoger is dan € 5.000,-- vindt subsidieverlening en vaststelling plaats door middel van één beschikking.

  • 3.

    Indien het subsidiebedrag hoger is dan € 5.000,-- wordt overeenkomstig artikel 4:29 Awb een besluit tot subsidieverlening genomen. Na afronding van het project of uit te voeren maatregel zal een besluit tot subsidievaststelling plaatsvinden conform artikel 4:46 Awb.

  • 4.

    De subsidie voor activiteiten onder artikel 4 lid 1 en 4 lid 3 wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkingsverbanden.

  • 5.

    Het college stelt het bedrag van de subsidie in beginsel vast in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de beschikking tot subsidieverlening, wordt op de subsidieaanvraag afwijzend besloten of kan conform artikel 4:46 Awb de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld.

  • 6.

    De uitbetaling van het subsidiebedrag zal na het besluit tot subsidieverlening en -vaststelling per subsidieontvanger plaatsvinden op basis van werkelijke kosten.

  • 7.

    De maximale subsidiebedragen per maatregel, genoemd onder artikel 8 lid 3 sub I en sub II, gelden voor de gehele looptijd van deze subsidieregeling, namelijk van 3 mei 2018 tot 30 juni 2021.

  • 8.

    Over de gehele looptijd van deze subsidieregeling, namelijk van 3 mei 2018 tot 30 juni 2021, geldt een maximum subsidiebedrag van:

  • a.

    € 30.000,-- voor stapeling van maatregelen onder artikel 4 lid 2 niet-productieve maatregelen gericht ter voorkoming van bodemdaling

  • b.

    € 10.000,-- voor stapeling van maatregelen onder artikel 4 lid niet-productieve en art. 4 lid 3 productieve maatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van water en bodem.

Artikel 10 Intrekking en wijzigen subsidie

Voor het intrekken en wijzigen van de subsidie gelden de bepalingen uit de Awb en hoofdstuk 6 van de Subsidieverordening.

Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger dient de opgedane ervaringen en kennis op verzoek van het waterschap te delen, binnen de grenzen van het redelijke.

  • 2.

    De uitgevoerde maatregelen dienen minimaal 5 jaar in stand te worden gelaten.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger de gesubsidieerde materialen binnen 3 jaar na vaststelling vervreemdt, dient hij het waterschap hiervan op de hoogte te stellen.

Artikel 12 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor de uitvoering van deze regeling een subsidieplafond vast. De hoogte van het plafond zal jaarlijks vooraf bekend worden gemaakt.

  • 2.

    Voor kalenderjaar 2019 geldt voor de uitvoering van deze regeling een totaal plafond van € 310.000,--

  • I.

    Voor maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater geldt in 2019 een plafond van € 210.000,--;

    • i.

      €70.000 van dit budget wordt gereserveerd voor aanvragen uit het gebied van het agrarisch collectief “Utrecht-Oost”. Indien op 15 augustus 2019 dit budget niet geheel is toegekend, zal het resterende budget voor het gehele beheergebied beschikbaar worden gesteld.

  • II.

    Voor maatregelen gericht op het voorkomen van bodemdaling geldt in 2019 een plafond van € 100.000,--;

  • III.

    Indien op 1 november 2019 het plafond onder I. of II. niet geheel is benut, dan kan het resterende bedrag voor alle maatregelen genoemd in artikel 4 worden ingezet.

Artikel 13 Melding onvoorziene omstandigheden

De subsidieontvanger doet melding aan het college, zodra aannemelijk is dat het project, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zal worden uitgevoerd of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen kan worden voldaan die zijn opgelegd bij de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan van deze regeling afwijken indien toepassing in een individueel geval leidt tot onevenredige onbillijkheid.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Waterschapsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2.

    De Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor bodem en water eindigt van rechtswege op 30 juni 2021.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling Regionaal partnerschap voor water en bodem“.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college op 19 maart 2019.

Dijkgraaf, P.J.M. Poelmann

Secretaris-directeur, J. Goedhart

Naar boven