Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018

Het algemeen bestuur van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

Gezien het voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 30 oktober 2018 (14446665);

Gelet op artikel 78, eerste lid van de Waterschapswet en artikel 6.13 van de Waterwet;

 

BESLUIT

 

Vast te stellen de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018.

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Alle begrippen die in deze Keur en de daarop berustende uitvoeringsregels en beleidsregels worden gebruikt, worden nader toegelicht en verklaard in de begrippenlijst bij deze Keur.

Artikel 1.2 Hoofdelijke aansprakelijkheid

De eigenaar of gebruiker van gronden en/of de initiatiefnemer van een handeling waarop deze Keur van toepassing is, worden geacht zich te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze Keur en de daarop gebaseerde uitvoeringsregels en beleidsregels. Zowel de eigenaar, de gebruiker en de initiatiefnemer kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor de nakoming van de verplichtingen bij of krachtens deze Keur.

Hoofdstuk 2: Vaststellen van doelcriteria voor de bescherming van het watersysteem

Artikel 2.1 Doelcriteria

Het algemeen bestuur stelt doelcriteria vast ter verdere uitwerking door het college, aan de hand waarvan kan worden bepaald of een activiteit in het watersysteem en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het voor waterkeringen in de Legger aangewezen profiel van vrije ruimte, is toegestaan. Deze doelcriteria hebben betrekking op:

  • a.

    activiteiten in, bij, langs, op, over, onder, boven oppervlaktewater;

  • b.

    activiteiten op, in of bij waterkeringen;

  • c.

    het onttrekken van grondwater en het (terug) in de bodem brengen van (grond)water.

Artikel 2.2 Algemene doelcriteria

Voor alle activiteiten genoemd in artikel 2.1 geldt dat de:

  • kwaliteit van oppervlaktewater in stand moet blijven en in ecologische opzicht waar mogelijk moet verbeteren;

  • mogelijkheid tot maatschappelijk medegebruik in stand moet blijven;

  • veiligheid gewaarborgd moet blijven en schade aan waterstaatswerken en eigendommen van derden moet worden voorkomen;

  • taakuitoefening van het waterschap niet mag worden belemmerd;

  • initiatiefnemer en/of uitvoerder verantwoordelijk is voor het in dezelfde of verbeterde toestand achterlaten van het werk en werkterrein.

Artikel 2.3 Specifieke doelcriteria bij oppervlaktewater

Voor activiteiten die van invloed zijn of kunnen zijn op oppervlaktewater gelden voorts de volgende doelcriteria:

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de dimensionering van het watersysteem, zoals vastgelegd in de legger, waardoor het watersysteem niet meer beantwoordt aan het doel waarvoor het is aangelegd, dan wel niet meer voldoet aan de daarvoor geldende normstelling;

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de goede werking van het watersysteem, zoals het negatief beïnvloeden van de doorvoercapaciteit of het doorkruisen van het in peilbesluiten vastgestelde peilbeheer, onder normale omstandigheden en onder piekbelasting;

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor het kunnen uitvoeren van onderhoud en de bereikbaarheid van het watersysteem;

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor het watersysteem in die zin dat toekomstige capaciteitsvergroting wordt belemmerd.

Artikel 2.4 Specifieke doelcriteria bij waterkeringen

Voor activiteiten die van invloed zijn of kunnen zijn op waterkeringen gelden voorts de volgende doelcriteria:

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de dimensionering van de waterkering, zoals vastgelegd in de legger, waardoor de waterkering niet meer beantwoordt aan het doel waarvoor die is aangelegd, dan wel niet meer voldoet aan de daarvoor geldende normstelling, waardoor de veiligheid niet kan worden gewaarborgd;

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de goede werking van de waterkering, onder normale omstandigheden en onder piekbelasting;

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor het kunnen uitvoeren van onderhoud en de bereikbaarheid van de waterkering;

  • activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de waterkering in die zin dat toekomstige capaciteitsvergroting wordt belemmerd binnen de zone van het waterstaatswerk en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het voor waterkeringen in de Legger aangewezen profiel van vrije ruimte.

Artikel 2.5 Specifieke doelcriteria bij grondwater

Voor het onttrekken van grondwater en het (terug) in de bodem brengen van (grond)water gelden voorts de volgende doelcriteria:

  • het onttrekken van grondwater mag geen negatief effect hebben op het reguliere grondwaterpeil, waardoor schade kan ontstaan aan natuur, waterstaatswerken en eigendommen van derden;

  • het onttrekken van grondwater mag geen negatief effect hebben op de ondergrondse scheiding tussen grondwatervoerende pakketten.

  • het lozen van onttrokken grondwater op oppervlaktewater mag geen negatief effect hebben op het peilbeheer, zoals vastgelegd in peilbesluiten, onder normale omstandigheden en onder piekbelasting;

  • de kwaliteit van grondwater mag niet verslechteren door het in de bodem terug brengen van water;

  • de kwaliteit van oppervlaktewater mag niet verslechteren door het lozen van grondwater.

Artikel 2.6 Toepassingscriteria

Het college is bevoegd om ter uitvoering van de Keur, voor de doelcriteria genoemd in de artikelen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5, nadere toepassingscriteria vast te stellen. Hierbij kan het college rekening houden met plaatselijke omstandigheden. Het college geeft aan deze bevoegdheid invulling in de uitvoeringsregels waaronder algemene regels en in de beleidsregels behorende bij deze Keur.

Hoofdstuk 3: Mogelijke handelingen in het watersysteem

Artikel 3.1 Zorgplicht

  • 1.

    Het is toegestaan om handelingen in het watersysteem en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het voor waterkeringen in de Legger aangewezen profiel van vrije ruimte, te verrichten of te laten verrichten mits voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk opgenomen zorgplichtbepalingen.

  • 2.

    Degene die de in lid 1 toegestane handelingen verricht of laat verrichten en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door die handeling nadelige effecten voor het watersysteem ontstaan of kunnen ontstaan, voorkomt die effecten voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verwacht. Dit geldt als de zorgplicht die een ieder die handelingen verricht in het watersysteem en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het voor waterkeringen in de Legger aangewezen profiel van vrije ruimte, altijd in acht moet nemen.

  • 3.

    Onder het voorkomen van nadelige effecten voor het watersysteem als bedoeld in lid 2 wordt in ieder geval verstaan het voorkomen van:

    • a.

      (grond)waterschaarste, (grond)wateroverlast, overstromingen en/of inundaties;

    • b.

      aantasting van de bestaande staat van een waterkering;

    • c.

      belemmering van de doorstroming in een oppervlaktewaterlichaam;

    • d.

      belemmering van de inspectie en/of onderhoudswerkzaamheden aan het watersysteem, daaronder mede begrepen handelingen die de ontvangstplicht van specie en maaisel, krachtens artikel 5.23 van de Waterwet, belemmeren;

    • e.

      verslechtering van de (ecologische) waterkwaliteit;

    • f.

      negatieve effecten van wegzijging en/of kwel op de waterkwaliteit en waterkwantiteit;

    • g.

      verzakkingen van de bodem, verzilting en/of uitwisseling van grondwater tussen van elkaar gescheiden watervoerende pakketten als gevolg van grondwateronttrekkingen of grondboringen;

    • h.

      belemmering van de vervulling van maatschappelijke functies van het watersysteem.

  • 4.

    Indien toch de nadelige effecten als bedoeld in lid 2 optreden, is degene die de handelingen met deze effecten verricht, verplicht al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken.

  • 5.

    Degene die handelingen met nadelige effecten verricht als bedoeld in lid 4, meldt die effecten zo spoedig mogelijk aan het college, als ook de maatregelen die hij van plan is te treffen of reeds heeft getroffen. Door of namens het college kunnen aanwijzingen worden gegeven voor de te treffen maatregelen, die stipt moeten worden opgevolgd.

  • 6.

    Indien het college dat nodig oordeelt, kunnen aanvullend op de zorgplicht, in een specifieke situatie maatwerkvoorschriften worden opgelegd.

Artikel 3.2 Algemene regels

  • 1.

    Voor handelingen waarop volgens door het college vastgestelde uitvoeringsregels bij deze Keur een algemene regel van toepassing is, is het alleen toegestaan deze handelingen te verrichten of te laten verrichten met inachtneming van de per algemene regel vastgestelde voorschriften. Bij het uitvoeren van de handeling moet initiatiefnemer tevens de zorgplicht uit artikel 3.1 in acht nemen.

  • 2.

    Indien volgens een algemene regel als bedoeld in lid 1 voorafgaand aan het uitvoeren van de handeling een melding moet worden gedaan om te kunnen voldoen aan die algemene regel, dan is de initiatiefnemer verplicht deze melding in te dienen met in achtneming van de termijn die daarvoor in de betreffende algemene regel is bepaald.

  • 3.

    Indien het college dat nodig oordeelt, kunnen aanvullend op de in een algemene regel gegeven voorschriften, in een specifieke situatie maatwerkvoorschriften worden opgelegd.

Artikel 3.3 Vergunningplicht

Voor handelingen waarvoor volgens door het college vastgestelde uitvoeringsregels en beleidsregels bij deze Keur een vergunningplicht geldt, is het alleen toegestaan deze handelingen te verrichten of te laten verrichten indien het college daarvoor vooraf een vergunning heeft verleend. Bij het uitvoeren van de handeling moet initiatiefnemer tevens de zorgplicht uit artikel 3.1 in acht nemen.

Artikel 3.4 Keuzevrijheid melding of vergunningaanvraag bij meerdere gecombineerde handelingen

Wanneer sprake is van meerdere handelingen die gecombineerd worden uitgevoerd, waarvoor deels een vergunningplicht geldt en deels een algemene regel van toepassing is, dan heeft de initiatiefnemer de keuze om voor alle handelingen gezamenlijk één vergunning aan te vragen, dan wel voor de verschillende (deel)handelingen apart vergunning aan te vragen en/of een melding te doen volgens de per (deel)handeling door het college vastgestelde uitvoeringsregels en beleidsregels bij deze Keur. Het doen van een gecombineerde vergunningaanvraag is niet toegestaan indien dit in de uitvoeringsregels of de beleidsregels voor die handeling uitdrukkelijk is uitgesloten.

Artikel 3.5 Algeheel verbod

Het is niet toegestaan om handelingen te verrichten waarvoor volgens door het college vastgestelde uitvoeringsregels en beleidsregels bij deze Keur een algeheel verbod geldt.

Artikel 3.6 Verbod bij calamiteiten

  • 1.

    In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het college zo nodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:

    • a.

      water af te voeren naar en/of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b.

      water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c.

      grondwater te onttrekken uit of water terug te brengen in de bodem;

    • d.

      in oppervlaktewaterlichamen te varen.

  • 2.

    Zodra het college het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 3.7 Vrijstelling beheer door het waterschap

De meldplicht opgenomen in een algemene regel op grond van artikel 3.2 van deze Keur en de vergunningplicht opgenomen in artikel 3.3 van deze Keur zijn niet van toepassing op handelingen die worden uitgevoerd door of in opdracht van het waterschap ten behoeve van het aan het waterschap opgedragen beheer, met uitzondering van grondwateronttrekkingen, op grond van artikel 2 van de Waterschapswet en het daarover bepaalde in het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Hoofdstuk 3A: Overgangsregeling vaarwegbeheer

Artikel 3.A.1 Vergunning gemotoriseerd varen in oppervlaktewaterlichamen

  • 1.

    Het is verboden, onverminderd het bepaalde in lid 2, in oppervlaktewaterlichamen te varen met gemotoriseerde vaartuigen, met uitzondering van de op kaart 4 aangegeven vaarwegen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college te varen met een gemotoriseerd vaartuig in de Kromme Rijn en de Enkele Wiericke.

  • 3.

    Het in lid 1 genoemde verbod geldt niet indien om te kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht op basis van de Keur, een tijdelijke noodzaak bestaat om met een gemotoriseerd vaartuig te varen in een oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3.A.2 Absoluut verbod ligplaats innemen

Het is verboden om op de op kaart 4 aangegeven vaarwegen ligplaats in te nemen buiten de daarvoor bestemde en ingerichte plaatsen.

Hoofdstuk 4: Onderhoud aan waterstaatswerken

Artikel 4.1 Onderhoudsplicht algemeen

  • 1.

    Onderhoudsplichtig zijn diegenen die in de bij of krachtens artikel 5.1 van de Waterwet of artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet vastgestelde Legger(s) tot het plegen van gewoon en/of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken en beschermingszones zijn aangewezen.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde onderhoudsplichtige is gehouden het onderhoud uit te voeren zoals dat in de Legger is bepaald.

  • 3.

    Indien een wijziging aan een waterstaatswerk nog niet in de Legger is verwerkt en het onderhoud daarvan ook niet op andere wijze is geregeld, dan berust de onderhoudsplicht als bedoeld in het voorgaande lid bij de eigenaar van het perceel waarin het waterstaatswerk is gelegen. De eigenaar zorgt er voor dat het waterstaatswerk in goede staat wordt onderhouden en het aanwezige profiel in stand wordt gelaten.

Artikel 4.2 Onderhoudsplicht overige waterkeringen en zomerkaden, met daarin gelegen waterkerende kunstwerken

In afwijking van artikel 4.1 van deze Keur geldt voor overige waterkeringen en zomerkaden, met daarin gelegen waterkerende kunstwerken, zoals aangegeven op Keurkaart 15 c en e in de kaartenset bij deze Keur, waarvoor bij of krachtens artikel 5.1 van de Waterwet of artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, bij provinciale verordening of bij waterschapsreglement het vaststellen van een Legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgevonden, dat het gewoon onderhoud van het eigendomsgedeelte bij de betreffende eigenaar berust. De eigenaar zorgt er voor dat de waterkering en het daarin gelegen waterkerende kunstwerk in goede staat worden onderhouden en dat het aanwezige profiel in stand wordt gelaten.

Hoofdstuk 5: Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Schouw

  • 1.

    Door of namens het college wordt schouw gevoerd op waterstaatswerken volgens een door het college vastgesteld schema.

  • 2.

    Het college kan indien het dat nodig acht, besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3.

    Het college stelt de datum van de schouw vast en maakt die van tevoren op geschikte wijze bekend.

Artikel 5.2 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze Keur zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 5.3 Strafbepalingen

  • 1.

    Overtreding van bepalingen bij of krachtens deze Keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 geldt niet indien sprake is van een overtreding van het bepaalde in artikel 3.6, lid 2 van deze Keur.

  • 3.

    Indien ten tijde van het plegen van de in lid 1 genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sinds een vroegere veroordeling van de overtreder voor eenzelfde soort overtreding die onherroepelijk is geworden, kan hechtenis of boete tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 6: Overgangs– en slotbepalingen

Artikel 6.1 Bestaande situaties en vergunningen

  • 1.

    Al hetgeen voor de inwerkingtreding van deze Keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht in overeenstemming te zijn met deze Keur en de daarbij behorende uitvoeringsregels.

  • 2.

    Voor doorlopende of terugkerende handelingen geldt dat de voorschriften van een vergunning of van een algemene regel gesteld bij of krachtens een voorgaande Keur, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van kracht worden van deze Keur in werking en onherroepelijk waren, vervallen indien op grond van deze Keur minder strenge bepalingen gelden, die daarvoor in de plaats komen.

Artikel 6.2 Keurkaart overige waterkeringen en zomerkaden, met daarin gelegen waterkerende kunstwerken

Voor overige waterkeringen en zomerkaden, met de daarin gelegen waterkerende kunstwerken, als bedoeld in artikel 4.2 van deze Keur, waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Waterwet en de provinciale Waterverordening vaststelling van een Legger is voorgeschreven maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgevonden, worden de ligging en indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken aangegeven op de bij deze Keur behorende kaart 15 c en e in de kaartenset bij deze Keur.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze Keur treedt in werking op een nader te bepalen datum.

    [College van Dijkgraaf en Hoogheemraden heeft op 19 maart 2019 besloten deze regeling op 1 mei 2019 in werking te laten treden.]

  • 2.

    De Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009, vastgesteld op 15 december 2009, vervalt op de in lid 1 bedoelde datum.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze Keur wordt aangehaald als: Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2018.

P.J.M. Poelmann, voorzitter

J. Goedhart, secretaris

Naar boven