Besluit van het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg houdende regels omtrent de uitvoering van de Keur Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 deel 5

Het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg maakt bekend dat met ingang van 1 april 2019 in werking treedt:

 

  • 1.

    het besluit van het algemeen bestuur van 13 maart 2019, inhoudende:

    • het vaststellen van:de Keur Waterschap Limburg 2019 (inclusief toelichting);

      • de legger Waterschap Limburg 2019;

      • de beleidsregel legger Waterschap Limburg 2019;

    • het intrekken van:

      • de Keur Waterschap Peel en Maasvallei 2013 en de Keur Waterschap Roer en Overmaas 2014;

      • de legger Waterschap Peel en Maasvallei en de legger Waterschap Roer en Overmaas;

      • de beleidsregels van Waterschap Peel en Maasvallei genaamd “Algemene toetsingscriteria waterstaatswerken en grondwater” en “Uitgangspunten nieuwe legger 2005”;

      • de beleidsregel van Waterschap Roer en Overmaas genaamd “Notitie taakopvatting watersysteembeheer Waterschap Roer en Overmaas”; “Beleidsregels leggerplicht” en “Beleidsnota lozen van afgekoppeld regenwater op oppervlaktewater”.

 

  • 2.

    het besluit van het dagelijks bestuur van 12 maart 2019, inhoudende :

    • het vaststellen van de Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 en de bijhorende beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019;

    • het intrekken van diverse algemene regels en beleidsregels van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas (zie bijlage vaststellingsbesluit DB).

 

Met de vaststelling en inwerkingtreding van deze nieuwe regelgeving en legger komt een einde aan de situatie waarin de regelgeving van de twee voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas nog van kracht was. De nieuw vastgestelde legger zal de legger van de voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas vervangen.

 

In deze bekendmaking is de tekst van een gedeelte (deel 5) van Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 opgenomen. De overige gedeelten (deel 1 tot en met 4) van de Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 en de teksten van de Keur Waterschap Limburg 2019, de beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019, de beleidsregel legger Waterschap Limburg 2019 en de verwijzing naar de legger Waterschap Limburg 2019 worden vanwege de omvang apart bekendgemaakt.

 

U kunt de stukken ook inzien in de linkerkolom bij deze bekendmaking

 

 

 

Rechtsbescherming

Het is niet mogelijk beroep in te stellen tegen de vaststelling van de keur, uitvoeringsregels en de beleidsregels. Tegen de onderhavige vaststelling van de Legger Waterschap Limburg 2019 op grond van de Waterwet kunnen belanghebbenden binnen zes weken vanaf de dag na bekendmaking beroep instellen bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, Sector Bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ te Roermond. Dit geldt alleen voor belanghebbenden die bij de voorbereiding van deze legger tijdig hun zienswijzen naar voren hebben gebracht en voor belanghebbenden die kunnen aantonen dat zij tijdens de termijn dat de legger ter inzage heeft gelegen redelijkerwijs niet in staat waren een zienswijze in te dienen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Het besluit treedt in werking na de bekendmaking. Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht schorst het beroep de werking van dit besluit niet. Gelet hierop kan, indien tegen dit besluit beroep wordt ingesteld en onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dit vereist, gedurende de beroepstermijn tevens een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de Sector bestuursrecht van de rechtbank Limburg te Roermond. U kunt ook digitaal een voorlopige voorziening aanvragen bij genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Voor het instellen van beroep en het vragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Wilt u nadere informatie over het instellen van beroep, het vragen van een voorlopige voorziening of het verschuldigde griffierecht dan verwijzen wij u naar voornoemde site.

 

Informatie

Voor meer informatie kunt u bellen met het waterschap 088 – 88 90 100 of uw vragen mailen naar keur@waterschaplimburg.nl.

 

Tekst regeling

 

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsregels voor handelingen met betrekking tot grondwater

 

Inhoudsopgave

 

  • 1.

    onttrekken met een pompcapaciteit < 10 m3 grondwater per uur

  • 2.

    onttrekken t.b.v. bronbemaling of bodemsanering

  • 3.

    onttrekken t.b.v. grondwatersanering

  • 4.

    onttrekken t.b.v. landbouwkundige onttrekking open teelt

  • 5.

    onttrekken t.b.v. landbouwkundige onttrekking bedekte teelt

  • 6.

    onttrekken t.b.v. industriële doeleinden

  • 7.

    onttrekken t.b.v. overige doeleinden

  • 8.

    draineren van gronden

Wegwijzer grondwateronttrekkingen

 

Invulling van de wegwijzer leidt tot de voor u van toepassing zijnde uitvoeringsregel.

 

3.1 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking maximaal 10 m3 per uur

3.1.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de

omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name uitvoeringsregel 3.4) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • zorgplicht;

  • vergunningplicht en zorgplicht.

 

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd. Ook die regelgeving moet dan worden opgevolgd.

 

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke, provinciale of landelijke regelgeving).

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.1.2 Stroomschema grondwateronttrekking maximaal 10 m3 grondwater per uur

 

Toelichting bij vraag 1 tot en met 6

Een grondwateronttrekking maximaal 10 m3 per uur leidt in het algemeen niet tot negatieve gevolgen voor de grondwaterstand en de omgeving van de onttrekking. Bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van een onttrekking maximaal 10 m3 per uur is de voor de onttrekking te gebruiken pomp. Op elke pomp is een typeplaatje aangebracht waarop (ook) de pompcapaciteit is opgenomen, zie onderstaande afbeelding.

 

In een aantal gebieden in ons beheersgebied kunnen ook onttrekkingen van maximaal 10 m3 per uur tot een aantasting van de te beschermen belangen leiden. Het betreft de volgende gebieden:

  • de bufferzones verdroogde natuurgebieden,

  • de Roerdalslenk, wanneer beneden de Bovenste Brunssumklei (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) wordt onttrokken,

  • de Venloschol, wanneer het grondwater dieper dan 5 meter beneden NAP wordt onttrokken.

In de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat het waterschap voor grondwateronttrekkingen in deze gebieden een vergunningplicht moet opnemen. Dit met het oog op bescherming van de bijzondere belangen in deze gebieden (natuur, drinkwaterreserve).

 

Voor de overige gebieden geldt dat grondwateronttrekkingen tot 10 m3 per uur niet aan nadere regels zijn gebonden. Wel is de zorgplicht van toepassing, zie hoofdstuk 3.1.3.

3.1.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

 

Hieraan kan bijvoorbeeld worden bijgedragen door niet meer te onttrekken dan nodig en aan het afdichten van de put wanneer deze niet in gebruik is. Dit laatste met het oog op het voorkomen van verontreiniging van het grondwater.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.1.4 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.2 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking t.b.v. bronbemaling of bodemsanering

3.2.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de

omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name uitvoeringsregel 3.4) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken van grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

 

Definities

Bronbemaling: het uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een pomp. Dit omvat zowel een bouwputbemaling als een sleufbemaling.

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • algemene regel met meldplicht en zorgplicht;

  • vergunningplicht en zorgplicht.

 

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:

 

  • Hoofdstuk 1.1 Lozen van water op een oppervlaktewater

 

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

Als u onttrokken grondwater loost op een oppervlaktewater dan gelden ook regels uit het Besluit lozen buiten inrichtingen of uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze besluiten zijn ook van toepassing als u onttrokken grondwater loost op de gemeentelijke riolering of op de bodem. Een lozing dient op grond van één van deze besluiten te worden gemeld.

U kunt uw meldingen indienen via www.omgevingsloket.nl.

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.2.2 Stroomschema grondwateronttrekking t.b.v. bronbemaling of bodemsanering

 

Toelichting bij vraag 1

Een grondwateronttrekking in het kader van een bronbemaling of bodemsanering met een omvang van meer dan 100 m3 grondwater per uur of meer dan 50.000 m3 grondwater per maand of met een duur van meer dan 6 maanden, kan in het algemeen leiden tot negatieve gevolgen voor de grondwaterstand en de omgeving van de onttrekking. De mogelijke gevolgen van een dergelijke onttrekking moeten per situatie worden beoordeeld. Om deze reden geldt voor deze omvangrijke grondwateronttrekkingen een vergunningplicht. De zorgplicht geldt in aanvulling op de vergunningplicht. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.3 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

Bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van een onttrekking van maximaal 100 m3 per uur is de voor de onttrekking te gebruiken pomp of de te gebruiken pompen. Op elke pomp is een typeplaatje aangebracht waarop (ook) de pompcapaciteit is opgenomen, zie onderstaande afbeelding.

 

Toelichting bij vraag 2 tot en met 7

Als een boogde grondwateronttrekking ten behoeve van bronbemaling of bodemsanering plaatsvindt

  • binnen een bufferzone verdroogde natuurgebieden, of

  • beneden de Bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk, of

  • meer dan 5 meter diep beneden NAP binnen de Venloschol

dan geldt een vergunningplicht. In de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat het waterschap voor grondwateronttrekkingen in deze gebieden een vergunningplicht moet opnemen. Dit met het oog op bescherming van de bijzondere belangen in deze gebieden (natuur, drinkwaterreserve). De zorgplicht geldt in aanvulling op de vergunningplicht. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.3 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

 

Als een grondwateronttrekking ten behoeve van bronbemaling of bodemsanering plaatsvindt

  • buiten een bufferzone verdroogde natuurgebieden, of

  • boven de Bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk, of

  • minder dan 5 meter diep binnen de Venloschol

dan geldt geen vergunningplicht. In die situatie kan worden volstaan met een algemene regel met meldplicht (zie hoofdstuk 3.2.4.1). De meldplicht vloeit voort uit artikel 6.11 van het Waterbesluit. In de algemene regel zijn inhoudelijke voorschriften opgenomen met het oog op de te beschermen belangen. De zorgplicht geldt in aanvulling op de algemene regel. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.2 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

3.2.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

 

Hieraan kan bijvoorbeeld worden bijgedragen door niet meer en niet langer te onttrekken dan nodig en aan het afdichten van de put wanneer deze niet in gebruik is. Dit laatste met het oog op het voorkomen van verontreiniging van het grondwater.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.2.4 Algemene regel

In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de keur. Deze algemene regel(s) is (zijn) hieronder nader uitgewerkt.

Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.

 

Als u het stroomschema heeft doorlopen en u komt uit bij het vakje ‘Algemene regel zonder meldplicht’ of ‘Algemene regel met meldplicht’, dient u te voldoen aan de in de betreffende algemene regel uitgewerkte regelgeving.

 

3.2.4.1 Algemene regel met meldplicht

 

Artikel 1 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt

  • 1.

    verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

  • 2.

    plaatst een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast;

  • 3.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 4.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 5.

    brengt bij een retourbemaling het grondwater in het watervoerende pakket terug waaruit het onttrokken grondwater afkomstig is;

  • 6.

    doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding (handhaving@waterschaplimburg.nl);

  • 7.

    doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding (handhaving@waterschaplimburg.nl).

 

Artikel 2 Meetplicht

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

  • 1.

    Meet de onttrokken hoeveelheid grondwater met behulp van een meetinstrument (watermeter) waarvan een geldig meetcertificaat kan worden overgelegd waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de vereiste nauwkeurigheid van 95 %. (conform art 6.11 Waterbesluit). De gebruikte watermeter dient tenminste 1 x per jaar te worden geijkt waardoor de vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft.

  • 2.

    De watermeter als bedoeld in lid 1 is ingebouwd overeenkomstig de door de leverancier verstrekte voorschriften. Bij het ontbreken van inbouwvoorschriften van de leverancier dienen de watermeters zodanig geplaatst te worden, dat minimaal een rechte leiding van 10 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeter en 5 keer de diameter ná de watermeters geïnstalleerd is. De watermeter dient tijdens het meten volledig gevuld te zijn met water.

  • 3.

    Installeert watermeters, op een goed toegankelijke, veilige plaats zodat deze goed afleesbaar zijn.

  • 4.

    Registreert bij aanvang van de bemaling de begindatum en de beginstand van de watermeter.

  • 5.

    Registreert de einddatum en de eindstand van de watermeter bij beëindiging van de bemaling.

  • 6.

    Registreert voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting en vermeldt daarbij de datum van de voorvallen.

  • 7.

    Vervangt een defecte watermeter uiterlijk binnen twee werkdag en registreert zowel de eindstand van de defecte watermeter alsook de beginstand van de nieuw geplaatste watermeter.

  • 8.

    Kan de registraties binnen een tijdsbestek van twee werkdagen aan een toezichthouder van het Waterschap Limburg overleggen. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan handhaving@waterschaplimburg.nl.

  • 9.

    Stuurt uiterlijk op 31 januari of indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging van de grondwateronttrekking de onttrokken gemeten hoeveelheden grondwater toe aan het Waterschap Limburg. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan handhaving@waterschaplimburg.nl.

 

Artikel 3 Meldplicht

Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:

  • 1.

    Ten minste 4 weken voorafgaand aan de werkzaamheden een melding wordt gedaan bij het waterschap.

  • 2.

    De melding bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap wordt ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

  • 3.

    Bij de melding de in het meldingsformulier gevraagde informatie wordt gevoegd.

  • 4.

    Wijzigingen ten opzichte van de ingediende melding en daarbij gevoegde informatie zo spoedig mogelijk worden gemeld bij het waterschap (handhaving@waterschaplimburg.nl).

 

Toelichting bij artikel 1

De in artikel 1 opgenomen voorschriften zijn gericht op het beperken van de hoeveelheid te onttrekken grondwater tot het noodzakelijke. Dit met het oog op het beschermen van de grondwaterstand in de omgeving van de bouwput. Dit is van belang ter voorkoming van schade aan in de omgeving aanwezige belangen, waaronder natuur, landbouw, gebouwen en infrastructuur. Ook is van belang dat uitwisseling tussen grondwaterpakketten wordt vermeden. Begin en eind van de onttrekking moet worden gemeld, zodat het waterschap hiervan tijdig op de hoogte is. Bekendheid met de start van de onttrekking is ook gewenst in verband met de aan de onttrekking verbonden lozing (zie hiervoor uitvoeringsregel lozen) en het daaraan verbonden risico voor het ontstaan van wateroverlast.

 

Toelichting bij artikel 2

De in dit artikel opgenomen meetverplichting vloeit voort uit het Waterbesluit (artikel 6.11) en is op onderdelen nader uitgewerkt met het oog op een doelmatige toepassing daarvan en controle daarop. (Dreigende) overschrijding van de in deze uitvoeringsregel opgenomen hoeveelheden kan noodzaken tot het moeten aanvragen van een vergunning en tot nadere beoordeling van de effecten van de onttrekking op de omgeving. Het is van belang een (dreigende) overschrijding tijdig kenbaar te maken bij het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

Toelichting bij artikel 3

Ook de meldplicht vindt zijn basis in artikel 6.11 van het Waterbesluit. Aan de hand van de bij de melding overgelegde informatie kan het waterschap beoordelen of in de concrete situatie naast de in artikel 1 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de grondwaterstand of belangen in de omgeving van de grondwateronttrekking. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven. Om die reden is het van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het waterschap worden doorgegeven vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.2.5 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.3 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking t.b.v. grondwatersanering

3.3.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de

omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name uitvoeringsregel 3.4) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdrogingsgevoelige natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • algemene regel met meldplicht en zorgplicht;

  • vergunningplicht en zorgplicht.

 

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:

 

  • Hoofstuk 1.1 Lozen van water op een oppervlaktewater

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

Als u onttrokken grondwater loost op een oppervlaktewater dan gelden ook regels uit het Besluit lozen buiten inrichtingen of uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze besluiten zijn ook van toepassing als u onttrokken grondwater loost op de gemeentelijke riolering of op de bodem. Een lozing dient op grond van één van deze besluiten te worden gemeld.

U kunt uw meldingen indienen via www.omgevingsloket.nl.

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

 

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.3.2 Stroomschema grondwateronttrekking t.b.v. grondwatersanering

 

Toelichting bij vraag 1

Een grondwateronttrekking in het kader van een grondwatersanering met een omvang van meer dan 20.000 m3 grondwater per maand en/of een duur van meer dan 36 maanden kan in het algemeen leiden tot negatieve gevolgen voor de grondwaterstand en de omgeving van de onttrekking. De mogelijke gevolgen van een dergelijke onttrekking moeten per situatie worden beoordeeld. Om deze reden geldt voor deze omvangrijke grondwateronttrekkingen een vergunningplicht. De zorgplicht geldt in aanvulling op de vergunningplicht. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.3 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

Bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van een onttrekking van maximaal 100 m3 per uur is de voor de onttrekking te gebruiken pomp of de te gebruiken pompen. Op elke pomp is een typeplaatje aangebracht waarop (ook) de pompcapaciteit is opgenomen, zie onderstaande afbeelding.

 

Als een grondwateronttrekking ten behoeve van grondwatersanering een omvang heeft van minder dan 20.000 m3 per maand, en niet langer dan 36 maanden duurt, dan geldt geen vergunningplicht. In die situatie kan worden volstaan met een algemene regel met meldplicht (zie hoofdstuk 3.2). De meldplicht vloeit voort uit artikel 6.11 van het Waterbesluit. In de algemene regel zijn inhoudelijke voorschriften opgenomen met het oog op de te beschermen belangen. De zorgplicht geldt in aanvulling op de algemene regel. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.2 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

 

 

Toelichting bij vraag 2 tot en met 7

Als een boogde grondwateronttrekking ten behoeve van een grondwatersanering plaatsvindt

  • binnen een bufferzone verdroogde natuurgebieden, of

  • beneden de Bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk, of

  • meer dan 5 meter diep binnen de Venloschol

dan geldt een vergunningplicht. In de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat het waterschap voor grondwateronttrekkingen in deze gebieden een vergunningplicht moet opnemen. Dit met het oog op bescherming van de bijzondere belangen in deze gebieden (natuur, drinkwaterreserve). De zorgplicht geldt in aanvulling op de vergunningplicht. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.3 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

 

Als een grondwateronttrekking ten behoeve van grondwatersanering plaatsvindt buiten de hiervoor genoemde gebieden, dan geldt geen vergunningplicht. In die situatie kan worden volstaan met een algemene regel met meldplicht (zie hoofdstuk 3.2). De meldplicht vloeit voort uit artikel 6.11 van het Waterbesluit. In de algemene regel zijn inhoudelijke voorschriften opgenomen met het oog op de te beschermen belangen. De zorgplicht geldt in aanvulling op de algemene regel. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.2 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

3.3.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in

  • Dat effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

 

Hieraan kan bijvoorbeeld worden bijgedragen door niet meer te onttrekken dan nodig en aan het afdichten van de put wanneer deze niet in gebruik is. Dit laatste met het oog op het voorkomen van verontreiniging van het grondwater.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.3.4 Algemene regel

In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de keur. Deze algemene regel(s) is (zijn) hieronder nader uitgewerkt.

Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.

 

Als u het stroomschema heeft doorlopen en u komt uit bij het vakje ‘Algemene regel zonder meldplicht’ of ‘Algemene regel met meldplicht’, dient u te voldoen aan de in de betreffende algemene regel uitgewerkte regelgeving.

 

3.3.4.1 Algemene regel met meldplicht

 

Artikel 1 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt

  • 1.

    verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

  • 2.

    plaatst een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast;

  • 3.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 4.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 5.

    brengt bij een retourbemaling het grondwater in het watervoerende pakket terug waaruit het onttrokken grondwater afkomstig is;

  • 6.

    doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding (handhaving@waterschaplimburg.nl);

  • 6.

    doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding (handhaving@waterschaplimburg.nl).

 

Artikel 2 Meetplicht

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

  • 1.

    Meet de onttrokken hoeveelheid grondwater met behulp van een meetinstrument (watermeter) waarvan een geldig meetcertificaat kan worden overgelegd waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de vereiste nauwkeurigheid van 95 %. (conform art 6.11 Waterbesluit). De gebruikte watermeter dient tenminste 1 x per jaar te worden geijkt waardoor de vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft.

  • 2.

    De watermeter als bedoeld in lid 1 is ingebouwd overeenkomstig de door de leverancier verstrekte voorschriften. Bij het ontbreken van inbouwvoorschriften van de leverancier dienen de watermeters zodanig geplaatst te worden, dat minimaal een rechte leiding van 10 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeter en 5 keer de diameter ná de watermeters geïnstalleerd is. De watermeter dient tijdens het meten volledig gevuld te zijn met water.

  • 3.

    Installeert watermeters, op een goed toegankelijke, veilige plaats zodat deze goed afleesbaar zijn.

  • 4.

    Registreert bij aanvang van de bemaling de begindatum en beginstand van de watermeter.

  • 5.

    Registreert de einddatum en eindstand van de watermeter bij beëindiging van de bemaling.

  • 6.

    Registreert voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting en vermeldt daarbij de datum van de voorvallen.

  • 7.

    Vervangt een defecte watermeter uiterlijk binnen twee werkdag en registreert zowel de eindstand van de defecte watermeter alsook de beginstand van de nieuw geplaatste watermeter.

  • 8.

    Kan de registraties binnen een tijdsbestek van twee werkdagen aan een toezichthouder van het Waterschap Limburg overleggen. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan handhaving@waterschaplimburg.nl.

  • 9.

    Stuurt uiterlijk op 31 januari of indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging van de grondwateronttrekking de onttrokken gemeten hoeveelheden grondwater toe aan het Waterschap Limburg. Dit kan bijvoorbeeld door toezending van de gegevens per e-mail aan handhaving@waterschaplimburg.nl.

 

Artikel 3 Meldplicht

Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:

  • 1.

    Ten minste 4 weken voorafgaand aan de werkzaamheden een melding wordt gedaan bij het waterschap.

  • 2.

    De melding bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nlof www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap wordt ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

  • 3.

    Bij de melding de in het meldingsformulier gevraagde informatie wordt gevoegd.

  • 4.

    Wijzigingen ten opzichte van de ingediende melding en daarbij gevoegde informatie zo spoedig mogelijk worden gemeld bij het waterschap (handhaving@waterschaplimburg.nl).

 

Toelichting bij artikel 1

De in artikel 1 opgenomen voorschriften zijn gericht op het beperken van de hoeveelheid te onttrekken grondwater tot het noodzakelijke. Dit met het oog op het beschermen van de grondwaterstand in de omgeving van de bouwput. Dit is van belang ter voorkoming van schade aan in de omgeving aanwezige belangen, waaronder natuur, landbouw, gebouwen en infrastructuur. Ook is van belang dat uitwisseling tussen grondwaterpakketten wordt vermeden. Begin en eind van de onttrekking moet worden gemeld, zodat het waterschap hiervan tijdig op de hoogte is. Bekendheid met de start van de onttrekking is ook gewenst in verband met de aan de onttrekking verbonden lozing (zie hiervoor uitvoeringsregel lozen) en het daaraan verbonden risico voor het ontstaan van wateroverlast.

 

Toelichting bij artikel 2

De in dit artikel opgenomen meetverplichting vloeit primair voort uit het Waterbesluit (artikel 6.11) en is op onderdelen nader uitgewerkt met het oog op een doelmatige toepassing daarvan en controle daarop. (Dreigende) overschrijding van de in deze uitvoeringsregel opgenomen hoeveelheden kan noodzaken het moeten aanvragen van een vergunning en tot nadere beoordelingen van de effecten van de onttrekking op de omgeving. Het is van belang een (dreigende) overschrijding tijdig kenbaar te maken bij het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

 

 

Toelichting bij artikel 3

Ook de meldplicht vindt zijn basis in artikel 6.11 van het Waterbesluit. Aan de hand van de bij de melding overgelegde informatie kan het waterschap beoordelen of in de concrete situatie naast de in artikel 1 opgenomen voorschriften aanvullende of afwijkende voorschriften noodzakelijk zijn met het oog op de bescherming van de grondwaterstand of belangen in de omgeving van de grondwateronttrekking. Het waterschap kan via een maatwerkvoorschrift (zie artikel 3.2 van de keur) aanvullende of afwijkende voorschriften voorschrijven. Om die reden is het van belang dat wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding zo spoedig mogelijk aan het waterschap worden doorgegeven vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.3.5 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen en Plantoetsing (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.4 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking t.b.v. beregening van open teelten in de landbouw

3.4.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de

omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name deze uitvoeringsregel) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

Dit hoofdstuk is van toepassing op bedrijfsmatige grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening van open teelten in de landbouw (akkers, weilanden, e.d.). Voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening van bedekte teelten in de landbouw (glastuinbouw, pot- en containerteelt) is een specifieke uitvoeringsregel opgesteld (zie uitvoeringsregel 3.5).

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • zorgplicht en algemene regel met meldplicht;

  • algeheel verbod.

 

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd.

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.4.2 Stroomschema grondwateronttrekking t.b.v. beregening van open teelten in de landbouw

 

Toelichting bij vraag 1 en 2

Voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening van open teelten in de landbouw geldt op basis van de Omgevingsverordening Limburg 2014 een stand still-beleid. In artikel 5.8.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat het totaal aantal putten en pompen die op 22 december 2009 aanwezig was, niet mag toenemen.

 

Wanneer u voornemens bent grondwater te onttrekken t.b.v. beregening van open teelten in de landbouw en de pomp en of put die u daarvoor wilt gebruiken zijn niet bij het waterschap geregistreerd, dan kan deze onttrekking alleen plaatsvinden als een bestaande geregistreerde put en of pomp uit de registratie wordt geschrapt (zie vraag 3 en 4). Uit het voorgaande vloeit voort dat de beoogde nieuwe onttrekking vooraf moet worden gemeld bij het waterschap (zie hoofdstuk 3.4.4.2). Alleen op deze wijze kan worden voldaan aan het stand still-beleid.

Voor het gebruiken van een nieuwe put of pomp, zonder een bestaande geregistreerde put of pomp te vervangen, geldt op basis van het stand still-beleid een algemeen verbod.

 

Toelichting bij vraag 3 en 4

Een bij het waterschap geregistreerde put of pomp mag worden vervangen. Wel gelden daarvoor voorschriften in de algemene regel die van toepassing is (zie hoofdstuk 3.4.4.2).

Voor het gebruiken van een nieuwe put of pomp zonder wijziging van een bestaande registratie geldt een algemeen verbod. Op basis van het stand still-beleid is uitbreiding van het aantal putten en pompen immers niet toegestaan.

 

3.4.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • Effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

  • Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten worden voorkomen.

  • Verontreiniging van grondwater wordt voorkomen.

  • Het voeren van onderhoud aan primaire of secundaire wateren niet wordt belemmerd.

 

Hieraan kan worden bijgedragen door bijvoorbeeld niet meer te onttrekken dan nodig.

Ook het voorkomen van uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten en het voorkomen van verontreiniging van grondwater is onderdeel van de zorgplicht.

Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan worden voorkomen door hier zowel bij het boren, beheren als afdichten van de put rekening mee te houden. Aan dit onderdeel van de zorgplicht wordt in elk geval voldaan indien de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit , wordt toegepast bij het boren, beheren en afdichten van de put.

Verontreiniging van grondwater kan worden voorkomen door er voor te zorgen dat de put goed is afgedekt wanneer deze niet in gebruik is.

Ook houdt de zorgplicht in dat ruimte moet worden gelaten voor het kunnen voeren van onderhoud aan de watergangen. Zorgt u er voor dat u een beregeningsinstallatie niet op een onderhoudsstrook van het waterschap plaatst.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.4.4 Algemene regel

In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 2.2 van de keur. Deze algemene regel(s) is (zijn) hieronder nader uitgewerkt. Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.

 

 

3.4.4.1 Algemene regel zonder meldplicht

 

Om te voldoen aan de algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan het volgende artikel.

 

Artikel 1. Voorschriften

Voor degene die grondwater onttrekt als bedoeld in deze uitvoeringsregel geldt:

  • 1.

    de meting als bedoeld in artikel 6.11 lid 2 van het Waterbesluit vindt plaats door vermenigvuldiging van het aantal uren dat onttrokken is met de pompcapaciteit van de voor de onttrekking gebruikte pomp;

  • 2.

    voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11 lid 4 van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier gebruikt wordt;

  • 3.

    dat op een geregistreerde pomp het door het bestuur toe te kennen registratienummer (label) aangebracht wordt;

  • 4.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking;

  • 5.

    informeert het bestuur (handhaving@waterschaplimburg.nl) zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Toelichting bij artikel 1

De voorschriften uit artikel 1 hebben betrekking op:

  • Meet-, registratie- en rapportageverplichting

    In de leden 1 en 2 is de verplichting opgenomen om onttrokken hoeveelheden grondwater te meten, te registreren en te rapporteren aan het waterschap. Deze verplichting is opgenomen in het Waterbesluit, maar is met het oog op de duidelijkheid ook opgenomen in deze uitvoeringsregel. De tekst van artikel 6.11 van het Watersluit vindt u hier. Het is voor het waterschap van belang inzicht te hebben in de onttrokken hoeveelheden grondwater in het kader van het grondwaterbeheer en het daarvoor vastgestelde beleid. Voor de rapportage dient u gebruik te maken van het door het waterschap beschikbaar gestelde rapportageformulier.

  • Verplichting tot het aanbrengen van het label

    De verplichting tot het zichtbaar aanbrengen van het door het waterschap verstrekte label is opgenomen met het oog op de handhaafbaarheid van de regelgeving en het daaraan ten grondslag liggende stand still-beleid. Aan de hand van het label kan eenvoudig vastgesteld worden of de pomp bij het waterschap is geregistreerd. Een bij het waterschap geregistreerde put hoeft niet van een label voorzien te worden omdat alle geregistreerde putten door het waterschap zijn ingemeten en op kaart zijn gezet.

  • Verwijderen of afdichten van een put bij beëindiging gebruik

    Wanneer een put definitief niet meer wordt gebruikt, dan dient deze zorgvuldig afgedicht te worden. De afdichting dient zodanig te gebeuren dat geen verontreiniging van het grondwater kan plaatsvinden en dat geen uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan plaatsvinden. Indien de inde zorgplicht vermelde methode wordt toegepast dan wordt hier aan voldaan.

  • Hoe te handelen bij ontstane schade

    Indien onverhoopt schade is ontstaan of dreigt te ontstaan als gevolg van de onttrekking of als gevolg van het maken, beheren of afdichten van de put, dan dient u dit direct te melden bij het waterschap. U dient daarbij ook aan te geven welke maatregelen u reeds getroffen hebt of welke maatregelen u van plan bent te treffen met het oog op het voorkomen of beperken van de schade. Wij verzoeken u uw melding via e-mail kenbaar te maken aan handhaving@waterschaplimburg.nl. U kunt ook bellen met het Centraal Meldpunt Water voor Limburg: (0800) 03 41.

 

3.4.4.2 Algemene regel met meldplicht

 

Om te voldoen aan de algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan het volgende artikel.

 

Artikel 1. Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in deze uitvoeringsregel:

  • 1.

    de meting als bedoeld in artikel 6.11 lid 2 van het waterbesluit vindt plaats door vermenigvuldiging van het aantal uren dat onttrokken is met de pompcapaciteit van de voor de onttrekking gebruikte pomp;

  • 2.

    gebruikt voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11 lid 4 van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier;

  • 3.

    brengt op een geregistreerde pomp het door het bestuur toe te kennen registratienummer (label) aan;

  • 4.

    wijziging van de onttrekkingsput, gelegen in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg behorende kaart, is toegestaan mits de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt, met dien verstande dat:

    • a.

      in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg behorende kaart, de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt, en

    • b.

      de vervangende onttrekkingsput binnen de Roerdalslenk boven de bovenste Brunssumklei wordt gerealiseerd en binnen de Venloschol niet dieper dan 5 meter boven NAP wordt gerealiseerd;

  • 5.

    wijziging van de onttrekkingsput, gelegen buiten de onder 4 bedoelde gebieden, is toegestaan, mits het aantal onttrekkingsputten niet toeneemt, met dien verstande dat de vervangende onttrekkingsput binnen de Roerdalslenk boven de bovenste Brunssumklei wordt gerealiseerd en binnen de Venloschol niet dieper dan 5 meter boven NAP wordt gerealiseerd;

  • 6.

    wijziging van de onttrekkingspomp is toegestaan;

  • 7.

    meldt de wijziging als bedoeld in lid 4, 5 of 6 van dit artikel op de wijze zoals bepaald in artikel 2;

  • 8.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking;

  • 9.

    informeert het bestuur (handhaving@waterschaplimburg.nl) zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Meldplicht

  • 1.

    Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:

  • 2.

    Ten minste 2 weken voorafgaand aan een wijziging als bedoeld in artikel 1 lid 6 en 7 een melding wordt gedaan bij het waterschap.

  • 3.

    Ten minste 2 weken voorafgaand aan een wijziging als bedoeld in artikel 1 lid 8 een melding wordt gedaan bij het waterschap. Indien deze wijziging wordt veroorzaakt als gevolg van het defect raken van de bestaande pomp, dan verzoeken wij u direct contact op te nemen met vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100.

  • 4.

    De melding als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgestelde formulier en kan rechtstreeks bij het waterschap worden gedaan (zie www.waterschaplimburg.nl) worden gedaan.

 

Toelichting bij artikel 1

De voorschriften uit artikel 1 hebben betrekking op:

  • Meet-, registratie- en rapportageverplichting

    In de leden 1 en 2 is de verplichting opgenomen om onttrokken hoeveelheden grondwater te meten, te registreren en te rapporteren aan het waterschap. Deze verplichting is opgenomen in het Waterbesluit, maar is met het oog op de duidelijkheid ook opgenomen in deze uitvoeringsregel. De tekst van artikel 6.11 van het Watersluit vindt u hier. Het is voor het waterschap van belang inzicht te hebben in de onttrokken hoeveelheden grondwater in het kader van het grondwaterbeheer en het daarvoor vastgestelde beleid. Voor de rapportage dient u gebruik te maken van het door het waterschap beschikbaar gestelde rapportageformulier.

  • Verplichting tot het aanbrengen van het label

    De verplichting tot het zichtbaar aanbrengen van het door het waterschap verstrekte label is opgenomen met het oog op de handhaafbaarheid van de regelgeving en het daaraan ten grondslag liggende stand still-beleid. Aan de hand van het label kan eenvoudig vastgesteld worden of de pomp bij het waterschap is geregistreerd. Een bij het waterschap geregistreerde put hoeft niet van een label voorzien te worden omdat alle geregistreerde putten door het waterschap zijn ingemeten en op kaart zijn gezet.

  • Wijziging van putten en pompen

    Het stand still-beleid houdt in dat het aantal putten en pompen niet mag toenemen. Dit houdt in dat wanneer u een nieuwe put wilt maken, een bestaande geregistreerde put uit de registratie geschrapt moet worden. Hiermee wordt voorkomen dat – in strijd met het stand still-beleid – een uitbreiding van het aantal putten ontstaat. Een zelfde regeling is opgenomen voor het vervangen van een pomp. Ter uitvoering aan het bepaalde in de Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat een wijziging van een put binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden er niet toe mag leiden dat een put dichter bij het natuurgebied wordt gemaakt.Ook mag de vervangende put binnen de Roerdalslenk niet onder de bovenste Brunssumklei wordt gerealiseerd en binnen de Venloschol niet dieper dan 5 meter boven NAP worden gerealiseerd. Deze beperking geldt met het oog op de bescherming van beide ondoorlaatbare lagen die een scheiden vormen tussen grondwaterpakketten. Die hieronder gelegen grondwaterpakketten dienen als reservering voor de drinkwaterwinning.Ter uitvoering van het stand still-beleid is het wijzigen van een put of pomp gebonden aan een meldplicht (zie artikel 3).

  • Verwijderen of afdichten van een put bij beëindiging gebruik

    Wanneer een put definitief niet meer wordt gebruikt, dan dient deze zorgvuldig afgedicht te worden. De afdichting dient zodanig te gebeuren dat geen verontreiniging van het grondwater kan plaatsvinden en dat geen uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan plaatsvinden. Indien de inde zorgplicht vermelde methode wordt toegepast dan wordt hier aan voldaan.

  • Hoe te handelen bij ontstane schade

    Indien onverhoopt schade is ontstaan of dreigt te ontstaan als gevolg van de onttrekking of als gevolg van het maken, beheren of afdichten van de put, dan dient u dit direct te melden bij het waterschap. U dient daarbij ook aan te geven welke maatregelen u reeds getroffen hebt of welke maatregelen u van plan bent te treffen met het oog op het voorkomen of beperken van de schade. Wij verzoeken u uw melding via e-mail kenbaar te maken aan handhaving@waterschaplimburg.nl. U kunt ook bellen met het Centraal Meldpunt Water voor Limburg: (0800) 03 41.

 

Toelichting bij artikel 2

In dit artikel is een meldplicht opgenomen indien u een nieuwe put of pomp wilt gaan gebruiken. Zoals hiervoor al is vermeld (zie toelichting op artikel 1), mag het aantal putten en pompen op grond van het stand still-beleid niet toenemen. Aanleg van een nieuwe put of aanschaf van een nieuwe pomp dient dan ook altijd gepaard te gaan met het schrappen van een bestaande put of pomp uit de registratie. Om hier invulling aan te kunnen geven is een meldplicht onontbeerlijk.

Indien als gevolg van het defect raken van een pomp een andere pomp moet worden ingezet, dan is het bezwaarlijk een meldingstermijn van 2 weken in te nemen. Wij verzoeken u in dat geval contact op te nemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap.

3.4.5 Algemeen verbod

Het is verboden grondwater te onttrekken ten behoeve van beregening van open teelten in de landbouw in het geval dat

  • 1.

    wordt onttrokken uit een niet door het bestuur geregistreerde put, of

  • 2.

    wordt onttrokken met een niet door het bestuur geregistreerde pomp, of

  • 3.

    de pomp waarmee wordt onttrokken niet is voorzien van een door het bestuur verstrekt label.

 

 

Toelichting bij algemeen verbod

Dit artikel bevat het verbod grondwater te onttrekken ten behoeve van beregening van open teelten in de landbouw als gebruik wordt gemaakt van een put en/of pomp die niet bij het waterschap is geregistreerd en als de pomp niet is voorzien van het door het waterschap verstrekte label. Dit verbod is ingesteld met het oog op de uitvoering van het stand still-beleid dat voor dit onttrekkingsdoel is vastgesteld door de provincie Limburg. 

 

3.5 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking t.b.v. beregening van bedekte teelten

3.5.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name uitvoeringsregel 3.4) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdrogingsgevoelige natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

 

Dit hoofdstuk is van toepassing op bedrijfsmatige grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening van bedekte teelten.

Voor grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening van open teelten in de landbouw is een specifieke uitvoeringsregel opgesteld (zie uitvoeringsregel 3.4).

 

Definities

  • Bedekte teelten: bedrijfsmatige teelten in een glastuinbouwbedrijf of bedrijfsmatige teelt in tunnels.

  • Glastuinbouwbedrijf: inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van gewassen.

  • Tunnel: (min of meer) halfronde constructies, permanent overtrokken met al dan niet lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal en ter beschermeling van gewassen tegen neerslag.

  • Pot- en containervelden: bedrijfsmatige teelten die los staan van de ondergrond en niet wortelen in de bodem.

  • Teelt op stellingen: bedrijfsmatige teelt, los van de ondergrond, waarbij gebruikt wordt gemaakt van goten en/of bakken op stellages.

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • algemene regel zonder meldplicht en zorgplicht;

  • algemene regel met meldplicht en zorgplicht;

  • vergunningplicht en zorgplicht.

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd.

 

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.5.2 Stroomschema grondwateronttrekking ten behoeve van beregening van bedekte teelten

 

Toelichting bij vraag 1 en 2

Deze uitvoeringsregel is van toepassing wanneer u grondwater onttrekt ten behoeve van beregening van bedekte teelten uit een put en met een pomp in een bestaand bedrijf met bedekte teelt die uiterlijk op 15 oktober 2015 daadwerkelijk in gebruik zijn en die zijn geregistreerd bij het waterschap. Omdat de onttrekking al is gemeld en geregistreerd, is een nieuwe melding niet nodig.

Als u grondwater ten behoeve van beregening van bedekte teelt wilt onttrekken in een nieuw bedrijf, dan geldt hiervoor een vergunningplicht. Deze vergunningplicht geldt teneinde te kunnen beoordelen of een onttrekking op de nieuwe locatie met het oog op de door de keur te beschermen belangen toelaatbaar is.

 

Toelichting bij vraag 3

Onttrekking tot maximaal 12.500 m3 per hectare teeltoppervlak kunnen op basis van deze algemene regel zonder vergunning plaatsvinden. Voor onttrekking van meer dan 12.500 m3 per hectare teeltoppervlak geldt een vergunningplicht. Deze vergunningplicht geldt teneinde te kunnen beoordelen of een onttrekking op de nieuwe locatie met het oog op de door de keur te beschermen belangen toelaatbaar is.

 

Toelichting bij vraag 4 en 5

Als u een bestaande geregistreerde put of pomp in uw bestaande bedrijf wilt vervangen door een nieuwe put of pomp, dan dient u hiervan melding te doen. De registratie wordt in dat geval aangepast. Met het oog daarop is een melding van de wijziging vereist.

Wilt u een nieuwe put of pomp in gebruik nemen, zonder wijziging van een bestaande registratie, dan geldt hiervoor een vergunningplicht. Dit om te kunnen beoordelen of de gevraagde onttrekking met het oog op de door de keur te beschermen belangen toelaatbaar is.

In de situatie dat u een pomp wilt toevoegen aan de reeds bestaande pompen in uw bedrijf dan is geen vergunning nodig wanneer u in totaal niet meer dan 12.500 m3 per hectare teeltoppervlak onttrekt. Gaat u meer onttrekken dan 12.500 m3 per hectare dan geldt de vergunningplicht wel.

3.5.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • Effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

  • Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten wordt vookromen.

  • Verontreiniging van grondwater wordt voorkomen.

 

Hieraan kan bijvoorbeeld worden bijgedragen door niet meer te onttrekken dan nodig.

Ook het voorkomen van uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten en het voorkomen van verontreiniging van grondwater is onderdeel van de zorgplicht.

Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan worden voorkomen door hier zowel bij het boren, beheren als afdichten van de put rekening mee te houden. Aan dit onderdeel van de zorgplicht wordt in elk geval voldaan indien de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit , wordt toegepast bij het boren, beheren en afdichten van de put.

Verontreiniging van grondwater kan worden voorkomen door er voor te zorgen dat de put goed is afgedekt wanneer deze niet in gebruik is.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.5.4 Algemene regel

In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 2.2 van de keur. Deze algemene regel(s) is (zijn) hieronder nader uitgewerkt. Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.

 

3.5.7.1 Algemene regel zonder meldplicht

Om te voldoen aan de algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan het volgende artikel.

 

Artikel 1 Voorschriften

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt gebruikt voor de meting als bedoeld in artikel 6.11 lid 2 van het Waterbesluit een geijkte watermeter.

  • 2.

    Degene die grondwater onttrekt gebruikt voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11 lid 4 van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier.

  • 3.

    Na definitieve beëindiging van de onttrekking worden voorzieningen voor grondwateronttrekking verwijderd of afgedicht.;

  • 4.

    Informeert het bestuur (handhaving@waterschaplimburg.nl) zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Toelichting bij artikel 1

De voorschriften uit artikel 1 hebben betrekking op:

  • Meet-, registratie- en rapportageverplichting

    In de leden 1 en 2 is de verplichting opgenomen om onttrokken hoeveelheden grondwater te meten, te registreren en te rapporteren aan het waterschap. Deze verplichting is opgenomen in het Waterbesluit, maar is met het oog op de duidelijkheid ook opgenomen in deze uitvoeringsregel. De tekst van artikel 6.11 van het Watersluit vindt u hier. Het is voor het waterschap van belang inzicht te hebben in de onttrokken hoeveelheden grondwater in het kader van het grondwaterbeheer en het daarvoor vastgestelde beleid. Voor de rapportage dient u gebruik te maken van het door het waterschap beschikbaar gestelde rapportageformulier.

  • Verwijderen of afdichten van een put bij beëindiging gebruik

    Wanneer een put definitief niet meer wordt gebruikt, dan dient deze zorgvuldig afgedicht te worden. De afdichting dient zodanig te gebeuren dat geen verontreiniging van het grondwater kan plaatsvinden en dat geen uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan plaatsvinden. Indien de inde zorgplicht vermelde methode wordt toegepast dan wordt hier aan voldaan.

  • Hoe te handelen bij ontstane schade

    Indien onverhoopt schade is ontstaan of dreigt te ontstaan als gevolg van de onttrekking of als gevolg van het maken, beheren of afdichten van de put, dan dient u dit direct te melden bij het waterschap. U dient daarbij ook aan te geven welke maatregelen u reeds getroffen hebt of welke maatregelen u van plan bent te treffen met het oog op het voorkomen of beperken van de schade. Wij verzoeken u uw melding via e-mail kenbaar te maken aan handhaving@waterschaplimburg.nl. U kunt ook bellen met het Centraal Meldpunt Water voor Limburg: (0800) 03 41.

 

3.5.4.2 Algemene regel met meldplicht

 

Om te voldoen aan de algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan de volgende artikelen.

 

Artikel 1. Voorschriften

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt gebruikt voor de meting als bedoeld in artikel 6.11 lid 2 van het Waterbesluit een geijkte watermeter.

  • 2.

    Degene die grondwater onttrekt gebruikt voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11 lid 4 van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier.

  • 3.

    Wijziging van de onttrekkingsput is toegestaan, met dien verstande dat:

    • a.

      in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg behorende kaart, de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt, en

    • b.

      de vervangende onttrekkingsput binnen de Roerdalslenk boven de bovenste Brunssumklei wordt gerealiseerd en binnen de Venloschol niet dieper dan 5 meter boven NAP wordt gerealiseerd;

  • 4.

    Wijziging van de onttrekkingspomp is toegestaan;

  • 5.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking;

  • 6.

    Informeert het bestuur (handhaving@waterschaplimburg.nl) zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Meldplicht

  • 1.

    Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:

  • 2.

    Ten minste 2 weken voorafgaand aan een wijziging als bedoeld in artikel 1 lid 3 en 4 een melding wordt gedaan bij het waterschap.

  • 3.

    Ten minste 2 weken voorafgaand aan een wijziging als bedoeld in artikel 1 lid 5 een melding wordt gedaan bij het waterschap. Indien deze wijziging wordt veroorzaakt als gevolg van het defect raken van de bestaande pomp, dan verzoeken wij u direct contact op te nemen met vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100.

  • 4.

    De melding als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgestelde formulier en kan rechtstreeks bij het waterschap worden gedaan (zie www.waterschaplimburg.nl) worden gedaan.

 

Toelichting bij artikel 1

De voorschriften uit artikel 1 hebben betrekking op:

  • Meet-, registratie- en rapportageverplichting

    In de leden 1 en 2 is de verplichting opgenomen om onttrokken hoeveelheden grondwater te meten, te registreren en te rapporteren aan het waterschap. Deze verplichting is opgenomen in het Waterbesluit, maar is met het oog op de duidelijkheid ook opgenomen in deze uitvoeringsregel. De tekst van artikel 6.11 van het Watersluit vindt u hier. Het is voor het waterschap van belang inzicht te hebben in de onttrokken hoeveelheden grondwater in het kader van het grondwaterbeheer en het daarvoor vastgestelde beleid. Voor de rapportage dient u gebruik te maken van het door het waterschap beschikbaar gestelde rapportageformulier.

  • Wijziging van putten en pompen

    Ter uitvoering aan het bepaalde in de Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat een wijziging van een put binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden er niet toe mag leiden dat een put dichter bij het natuurgebied wordt gemaakt. Ook mag de vervangende put binnen de Roerdalslenk niet onder de bovenste Brunssumklei wordt gerealiseerd en binnen de Venloschol niet dieper dan 5 meter boven NAP worden gerealiseerd. Deze beperking geldt met het oog op de bescherming van beide ondoorlaatbare lagen die een scheiden vormen tussen grondwaterpakketten. Die hieronder gelegen grondwaterpakketten dienen als reservering voor de drinkwaterwinning.

  • Verwijderen of afdichten van een put bij beëindiging gebruik

    Wanneer een put definitief niet meer wordt gebruikt, dan dient deze zorgvuldig afgedicht te worden. De afdichting dient zodanig te gebeuren dat geen verontreiniging van het grondwater kan plaatsvinden en dat geen uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan plaatsvinden. Indien de inde zorgplicht vermelde methode wordt toegepast dan wordt hier aan voldaan.

  • Hoe te handelen bij ontstane schade

    Indien onverhoopt schade is ontstaan of dreigt te ontstaan als gevolg van de onttrekking of als gevolg van het maken, beheren of afdichten van de put, dan dient u dit direct te melden bij het waterschap. U dient daarbij ook aan te geven welke maatregelen u reeds getroffen hebt of welke maatregelen u van plan bent te treffen met het oog op het voorkomen of beperken van de schade. Wij verzoeken u uw melding via e-mail kenbaar te maken aan handhaving@waterschaplimburg.nl. U kunt ook bellen met het Centraal Meldpunt Water voor Limburg: (0800) 03 41.

 

Toelichting bij artikel 2

In dit artikel is een meldplicht opgenomen indien u een nieuwe put of pomp wilt gaan gebruiken. Deze meldplicht is noodzakelijk om de registratie van toegelaten putten en pompen actueel te houden.

Indien als gevolg van het defect raken van een pomp een andere pomp moet worden ingezet, dan is het bezwaarlijk een meldingstermijn van 2 weken in te nemen. Wij verzoeken u in dat geval contact op te nemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap.

3.5.5 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.6 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking t.b.v. industriële doeleinden

3.6.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name uitvoeringsregel 3.4) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

 

Dit hoofdstuk is van toepassing op grondwateronttrekkingen ten behoeve van industriële doeleinden.

 

Definitie

Industriële toepassing: het oppompen van grondwater ten behoeve van aanwending in het productproces of bedrijfsvoering.

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst is in alle gevallen:

  • vergunningplicht en zorgplicht.

 

Deze uitkomst is in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd. Zo kan bijvoorbeeld de volgende regelgeving van toepassing zijn:

  • Hoofdstuk 1.1 Lozen van water op een oppervlaktewater

 

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

Als u onttrokken grondwater wilt lozen op een oppervlaktewater dan gelden ook regels uit de Waterwet. Voor een lozing kan op grond van de Waterwet een vergunning nodig zijn.

Ook kan het Besluit lozen buiten inrichtingen of uit het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing zijn. Een lozing dient op grond van één van deze besluiten te worden gemeld.

U kunt uw meldingen indienen via www.omgevingsloket.nl.

Deze besluiten zijn ook van toepassing als u onttrokken grondwater loost op de gemeentelijke riolering.

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

 

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.6.2. Stroomschema grondwateronttrekking ten behoeve van industriële doeleinden

 

Toelichting op vraag 1

Grondwateronttrekkingen ten behoeve van industriële doeleinden zijn in het algemeen omvangrijke en continue grondwateronttrekkingen. Gelet op het potentiële effect hiervan op de omgeving en op de door de keur te beschermen belangen, is een individuele beoordeling van de beoogde onttrekking noodzakelijk. Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst kunt u nalezen in het document ‘Beleidsregels bij de Keur Waterschap Limburg’. Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u ook contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Als u geen grondwater gaat onttrekken voor industriële doeleinden dan gaat u voor andere doeleinden onttrekken. Ga dan terug naar de wegwijzer om te bepalen welke uitvoeringsregel op de door u beoogde onttrekking van toepassing is.

3.6.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • Effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

  • Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten wordt voorkomen.

  • Verontreiniging van grondwater wordt voorkomen.

 

Hieraan kan bijvoorbeeld worden bijgedragen door niet meer grondwater te onttrekken dan nodig, bijvoorbeeld door gebruik te maken van leidingwater. Voor informatie over de mogelijkheden daarvoor verwijzen wij u naar de Waterleidingmaatschappij Limburg (www.wml.nl).

Ook het voorkomen van uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten en het voorkomen van verontreiniging van grondwater is onderdeel van de zorgplicht.

Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan worden voorkomen door hier zowel bij het boren, beheren als afdichten van de put rekening mee te houden. Aan dit onderdeel van de zorgplicht wordt in elk geval voldaan indien de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit , wordt toegepast bij het boren, beheren en afdichten van de put.

Verontreiniging van grondwater kan worden voorkomen door er voor te zorgen dat de put goed is afgedekt wanneer deze niet in gebruik is.

Wanneer water wordt geloosd op een oppervlaktewater dan dient verontreiniging of wateroverlast te worden voorkomen.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.6.4 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.7 Uitvoeringsregel grondwateronttrekking overige doeleinden

3.7.1 Inleiding en doel

Het onttrekken van grondwater heeft effect op de grondwaterstand en kan daardoor voor de omgeving (negatieve) gevolgen hebben. Het doel van de grondwateronttrekking en de schade die daarbij op kan treden zijn leidend bij de afweging of en onder welke voorwaarden het onttrekken van grondwater wordt toegestaan. Dit is voor het waterschap aanleiding om per onttrekkingsdoel van de grondwateronttrekking regels te verbinden aan een grondwateronttrekking.

Bij de uitwerking van de regels moet het waterschap de door de provincie Limburg vastgestelde instructies in de Omgevingsverordening provincie Limburg 2014 in acht nemen. De instructies zijn enerzijds gericht op een stand still voor grondwateronttrekkingen t.b.v. beregening open teelt in de landbouw (zie met name uitvoeringsregel 3.4) en anderzijds op zogenaamde diepe onttrekkingen in de Roerdalslenk (boringsvrije zone Roerdalslenk I tot en met IV) en Venloschol (diverse uitvoeringsregels). Deze gebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij de artikel 4.2 t/m 4.6 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen. Daarnaast is bepaald dat regulering dient plaats te vinden van alle grondwateronttrekkingen binnen de bufferzones verdroogde natuurgebieden en van alle grondwateronttrekkingen buiten deze zones groter dan 10 m3 per uur. De bufferzones verdroogde natuurgebieden zijn opgenomen op de kaart behorende bij artikel 5.8 van de Omgevingsverordening Limburg, welke kaart als kaart Onttrekken grondwater behorende bij deze uitvoeringsregels is opgenomen.

In de uitvoeringsregels met betrekking tot grondwater zijn de provinciale instructies in acht genomen.

 

Definities

Overige doeleinden: een grondwateronttrekking

  • 1.

    groter dan 10 m3 per uur en

  • 2.

    buiten de bufferzones verdroogde natuurgebieden (zie kaart Onttrekken grondwater) en

  • 3.

    boven de Bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk (zie kaart Onttrekken grondwater) en

  • 4.

    minder dan 5 meter diep beneden NAP binnen de Venloschol (zie kaart Onttrekken grondwater), en

  • 5.

    ten behoeve van doeleinden die niet zijn genoemd in de uitvoeringsregels opgenomen in uitvoeringsregel 3.2 tot en met 3.6.

 

Voorbeelden van onttrekkingsdoelen die onder de toepassing van deze uitvoeringsregel worden begrepen zijn:

  • Onttrekking ten behoeve van veedrenking

  • Onttrekking in het kader van noodvoorzieningen (bluswater)

  • Onttrekking ten behoeve van beregening van sportvelden, zoals voetbalvelden, hockeyvelden, golfterreinen, en dergelijke

  • Onttrekking ten behoeve van het spoelen van landbouwkundige gewassen

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • zorgplicht;

  • algemene regel met meldplicht en zorgplicht;

  • vergunningplicht en zorgplicht.

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd.

 

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

 

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.7.2 Stroomschema grondwateronttrekking t.b.v. overige doeleinden

Toelichting op vraag 1

De hoeveelheid grondwater die ingeval van het blussen van een brand moet worden onttrokken is niet van dien aard dat hiervoor met het oog op de bescherming van de grondwaterhoeveelheid specifieke voorschriften moeten worden gesteld.

Wel wordt geadviseerd met de provincie Limburg contact op te nemen ten behoeve van het slaan van een grondwaterput. Mogelijk dat hiervoor voorschriften gelden op basis van de Omgevingsverordening van de provincie.

 

Toelichting op vraag 2

Heeft de onttrekking een omvang van meer dan 60 m3 grondwater per uur, dan is een voorafgaande beoordeling van de consequenties van de beoogde onttrekking op de grondwaterstand en daarbij betrokken belangen wenselijk. Om deze reden geldt voor deze onttrekkingen een vergunningplicht.

Voor onttrekkingen ten behoeve van overige doeleinden van niet meer dan 60 m3 per uur geldt enkel de zorgplicht. Het effect van deze onttrekkingen op de grondwaterstand en op de omgeving van de onttrekking wordt in het algemeen als zeer minimaal beschouwd. In hoofdstuk 3.7.3. is nader aangegeven waarop de zorgplicht bij uitvoering van deze activiteit zich richt.

 

Toelichting op vraag 3 tot en met 8

Als een boogde grondwateronttrekking plaatsvindt

  • binnen een bufferzone verdroogde natuurgebieden, of

  • beneden de Bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk, of

  • meer dan 5 meter diep beneden NAP binnen de Venloschol

dan geldt een vergunningplicht. In de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat het waterschap voor grondwateronttrekkingen in deze gebieden een vergunningplicht moet opnemen. Dit met het oog op bescherming van de bijzondere belangen in deze gebieden (natuur, drinkwaterreserve). De zorgplicht geldt in aanvulling op de vergunningplicht. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.3 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

Als een grondwateronttrekking ten behoeve van overige doeleinden plaatsvindt buiten de hiervoor genoemde gebieden, dan geldt geen vergunningplicht. In die situatie kan worden volstaan met een algemene regel met meldplicht (zie hoofdstuk 3.7.4). De meldplicht vloeit voort uit artikel 6.11 van het Waterbesluit. In de algemene regel zijn inhoudelijke voorschriften opgenomen met het oog op de te beschermen belangen. De zorgplicht geldt in aanvulling op de algemene regel. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 3.2 van de keur van het Waterschap Limburg 2019.

 

 

3.7.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • Effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.

  • Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten wordt voorkomen.

  • Verontreiniging van grondwater wordt voorkomen.

 

Hieraan kan bijvoorbeeld worden bijgedragen door niet meer grondwater te onttrekken dan nodig, bijvoorbeeld door gebruik te maken van leidingwater. Voor informatie over de mogelijkheden daarvoor verwijzen wij u naar de Waterleidingmaatschappij Limburg (www.wml.nl).

Ook het voorkomen van uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten en het voorkomen van verontreiniging van grondwater is onderdeel van de zorgplicht.

Uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan worden voorkomen door hier zowel bij het boren, beheren als afdichten van de put rekening mee te houden. Aan dit onderdeel van de zorgplicht wordt in elk geval voldaan indien de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit, wordt toegepast bij het boren, beheren en afdichten van de put.

Verontreiniging van grondwater kan worden voorkomen door er voor te zorgen dat de put goed is afgedekt wanneer deze niet in gebruik is.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.7.4 Algemene regel

In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 2.2 van de keur. Deze algemene regel(s) is (zijn) hieronder nader uitgewerkt. Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.

 

3.7.4.1 Algemene regel met meldplicht

 

Om te voldoen aan de algemene regel dient de initiatiefnemer te voldoen aan de volgende artikelen.

 

Artikel 1. Voorschriften algemeen

  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt gebruikt voor de meting als bedoeld in artikel 6.11 lid 2 van het Waterbesluit een geijkte watermeter.

  • 2.

    Degene die grondwater onttrekt gebruikt voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11 lid 4 van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier.

  • 3.

    Degene die grondwater onttrekt verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking;

  • 4.

    Degene die grondwater onttrekt informeert het bestuur (handhaving@waterschaplimburg.nl) zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Voorschriften sportveldberegening

Ten behoeve van beregening van sportvelden mag niet meer grondwater worden onttrokken dan de te beregenen oppervlakte in m2 vermenigvuldigd met 0,2 per jaar.

 

Artikel 3 Meldplicht

Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:

  • 1.

    Indien u overgaat tot het onttrekken van grondwater voor overige doeleinden u dit uiterlijk vier weken voor aanvang hiervan dient te melden aan het waterschap.

  • 2.

    De melding bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap wordt ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

  • 3.

    Bij de melding de in het meldingsformulier gevraagde informatie wordt gevoegd.

  • 4.

    Wijziging van de gemelde gegevens binnen 10 werkdagen dient te worden doorgegeven aan het waterschap.

 

Toelichting bij artikel 1

De voorschriften uit artikel 1 hebben betrekking op:

  • Meet-, registratie- en rapportageverplichting

    In de leden 1 en 2 is de verplichting opgenomen om onttrokken hoeveelheden grondwater te meten, te registreren en te rapporteren aan het waterschap. Deze verplichting is opgenomen in het Waterbesluit, maar is met het oog op de duidelijkheid ook opgenomen in deze uitvoeringsregel. De tekst van artikel 6.11 van het Watersluit vindt u hier. Het is voor het waterschap van belang inzicht te hebben in de onttrokken hoeveelheden grondwater in het kader van het grondwaterbeheer en het daarvoor vastgestelde beleid. Voor de rapportage dient u gebruik te maken van het door het waterschap beschikbaar gestelde rapportageformulier.

  • Verwijderen of afdichten van een put bij beëindiging gebruik

    Wanneer een put definitief niet meer wordt gebruikt, dan dient deze zorgvuldig afgedicht te worden. De afdichting dient zodanig te gebeuren dat geen verontreiniging van het grondwater kan plaatsvinden en dat geen uitwisseling van grondwater tussen verschillende watervoerende pakketten kan plaatsvinden. Indien de inde zorgplicht vermelde methode wordt toegepast dan wordt hier aan voldaan.

  • Hoe te handelen bij ontstane schade

    Indien onverhoopt schade is ontstaan of dreigt te ontstaan als gevolg van de onttrekking of als gevolg van het maken, beheren of afdichten van de put, dan dient u dit direct te melden bij het waterschap. U dient daarbij ook aan te geven welke maatregelen u reeds getroffen hebt of welke maatregelen u van plan bent te treffen met het oog op het voorkomen of beperken van de schade. Wij verzoeken u uw melding via e-mail kenbaar te maken aan handhaving@waterschaplimburg.nl. U kunt ook bellen met het Centraal Meldpunt Water voor Limburg: (0800) 03 41.

 

Toelichting bij artikel 2

Door de provincie Limburg is, in overleg met de Nederlandse Golf Federatie, bepaald dat het vochttekort tot 200 mm per jaar mag worden ‘bijgeregend’ uit grondwater. Dit betekent dat niet meer mag worden onttrokken dan de te beregenen oppervlakte in m2 vermenigvuldigd met 0,2 per jaar.

 

Toelichting bij artikel 3

In dit artikel is een meldplicht opgenomen indien u grondwater wilt gaan onttrekken voor overige doeleinden. Deze meldplicht is noodzakelijk om voldoende inzicht te hebben in de aanwezige onttrekkingen en hoeveelheden die onttrokken worden. Dit met name met het oog op bescherming van het grondwatersysteem.

 

3.7.5 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

 

3.8 Draineren van gronden

 

3.8.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat het draineren van gronden centraal. Met draineren wordt de grondwaterstand in percelen kunstmatig beïnvloed. Waterconservering is een belangrijk middel met het oog op invulling van het waterbeheer waarmee diverse belangen worden gediend. Waterafhankelijke natuur is gediend met voldoende water op een hoog peil, terwijl binnen de landbouw behoefte bestaat aan lagere peilen, met name bij het bewerken van de landbouwgronden. Drainage wordt ook ingezet om waterlast bij bebouwing te voorkomen/ te beperken of om de ontwatering van rijbakken e.d. te bevorderen.

Een specifieke situatie betreft het draineren van gronden die zijn gelegen binnen een kernzone en beschermingszone van een waterkering.

 

Met het oog op het kunnen voeren van een waterbeheer waarbij rekening kan worden gehouden met alle betrokken belangen, is het draineren van gronden niet zonder meer toegestaan.

 

Als de drainage al aanwezig is en als deze al is vergund of gemeld bij het waterschap, dan hoeft u niet opnieuw een vergunning aan te vragen of een melding in te dienen.

 

Definities

Landbouwperceel: perceel dat wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige teelt van gewassen

 

Peilgestuurde drainage: buisdrainage, gecombineerd met een peilregulerend werk.

 

Buisdrainage: ontwateringsmiddel voor het kunstmatig beïnvloeden van de grondwaterstand.

 

Profiel: breedte en diepte van het oppervlaktewater als aangegeven op de legger of keurkaart.

 

Lozingsvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewater te laten stromen.

 

De regelgeving met betrekking tot het draineren is van toepassing op alle oppervlaktewaterlichamen. In de regelgeving opgenomen voorschriften met betrekking tot de lozingsvoorziening zijn alleen van toepassing op oppervlaktewaterlichamen die zijn opgenomen op de legger van het Waterschap Limburg.

 

Stroomschema

De stroomschema’s zijn opgebouwd uit een aantal vragen (criteria). De vragen in de stroomschema’s zijn nader toegelicht in een toelichting. Als het stroomschema doorlopen is, resulteert dat in een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan zijn:

  • zorgplicht;

  • algemene regel met meldplicht en zorgplicht;

  • vergunningplicht en zorgplicht;

  • algeheel verbod.

Deze uitkomsten zijn in de uitvoeringsregels nader toegelicht en uitgewerkt in regelgeving die van toepassing is. Als u een handeling gaat uitvoeren, dient u de voorschriften en regelgeving die in de betreffende uitvoeringsregels zijn uitgewerkt na te leven.

 

Aanvullende regelgeving

Naast de regels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen kunnen er ook nog andere regels van toepassing zijn. Ook die regels moeten dan worden opgevolgd.

 

Ook kan nog andere wet- en regelgeving van toepassing zijn (bijvoorbeeld gemeentelijke of landelijke regelgeving).

 

Het is aan de initiatiefnemer zelf om na te gaan of hij ook nog aan andere uitvoeringsregels en/of andere regelgeving moet voldoen.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.8.2 Stroomschema draineren van gronden

 

Toelichting bij vraag 1

Voor het draineren van percelen die geen landbouwbouwpercelen zijn gelden naast de zorgplicht geen specifieke regels. Gedacht moet worden aan percelen rondom bebouwing die worden gedraineerd met het oog op het voorkomen van waterschade aan het bouwwerk, het draineren van rijbakken bij maneges en dergelijke. In deze gevallen is het aanleggen van een peilgestuurd drainagesysteem niet van toegevoegde waarde met het oog op het bevorderen van waterconservering.

Drainage van landbouwpercelen moeten met het oog op waterconservering wel peilgestuurd vormgegeven worden.

 

Toelichting bij vraag 2

Voor het aanleggen van een systeem van peilgestuurde drainage kan worden volstaan met het stellen van algemene regels. Dat geldt ook voor het ombouwen van een bestaat traditioneel systeem van drainage tot een peilgestuurd systeem. Wel is hier een meldplicht aan verbonden, zodat het waterschap een overzicht heeft van welke percelen worden gedraineerd en kan beoordelen of het systeem in overeenstemming met de daaraan verbonden regels is aangelegd en in werking is.

Indien nodig kan het dagelijks bestuur via het stellen van een maatwerkvoorschrift (artikel 3.2 van de keur) specifieke voorschriften stellen in aanvulling op of in afwijking van de voorschriften die in de algemene regel zijn opgenomen. De zorgplicht geldt in aanvulling op de algemene regel (zie artikel 3.2 van de keur).

 

Toelichting bij vraag 3 en 4

In het zuidelijk en midden deel van ons waterschap gold geen verplichting tot het ombouwen van een bestaand systeem van traditionele drainage tot een peilgestuurd systeem. Dit was wel het geval in het noordelijk deel van ons waterschap. Besloten is dat deze ombouwplicht ook moet gelden in het midden deel van ons waterschap. Voor het zuiden (heuvelland) blijft de bestaande vergunningplicht voor de aanleg van drainage in landbouwpercelen bestaan. In dit gebied geldt niet de verplichting deze peilgestuurd aan te leggen

Voor het ombouwen van traditionele systemen geldt een termijn van 10 jaar. Dit is gelijk aan de ombouwperiode die in het noorden van ons waterschap heeft gegolden.

 

Toelichting bij vraag 5 en 6

Het draineren van gronden die zijn gelegen binnen een kernzone en beschermingszone van een waterkering kan negatieve gevolgen hebben voor de stabiliteit van de waterkering. Het draineren van gronden (ook gronden die niet voor landbouwkundige doeleinden worden gebruikt) is om die reden aan een vergunningplicht verbonden. In aanvulling op de vergunningplicht geldt de zorgplicht (zie artikel 3.3 van de keur).

 

Toelichting bij vraag 7

In het noordelijk deel van ons waterschap geldt vanaf 1 januari 2018 de verplichting dat landbouwgronden alleen via een systeem van peilgestuurde drainage mogen worden gedraineerd. Het aanleggen en gebruiken van een traditioneel systeem van drainage is absoluut verboden en kan niet worden vergund.

3.8.3 Zorgplicht

De zorgplicht zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Keur is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. In het kader van deze uitvoeringsregel houdt de zorgplicht in elk geval in dat

  • het drainagesysteem zodanig is ingesteld dat niet meer wordt gedraineerd dan noodzakelijk is voor bewerking of gebruik van het landbouwperceel.

  • Wat betreft de aan te leggen en te hebben lozingsvoorziening van belang is dat de voorziening op een zodanige wijze wordt aangebracht dat schade aan (het talud van) de watergang wordt voorkomen en dat het voeren van doelmatig onderhoud niet wordt belemmerd.

 

Het is aan de initiatiefnemer om al datgene te doen of na te laten waardoor aan de zorgplicht wordt voldaan.

3.8.4 Algemene regel

In het stroomschema wordt verwezen naar één of meer algemene regels, zoals bedoeld in artikel 2.2 van de keur. Deze algemene regel(s) is (zijn) hieronder nader uitgewerkt.

In specifieke situaties kunnen door het dagelijks bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschriften worden gesteld in aanvulling op of in afwijking van de in de algemene regel opgenomen voorschriften.

Naast de algemene regels is ook altijd de zorgplicht van toepassing.

 

 

3.8.4.1 Algemene regel met meldplicht

Als volgens het stroomschema deze algemene regel van toepassing is, moet de initiatiefnemer bij het uitvoeren van de handeling voldoen aan de volgende voorschriften.

 

Artikel 1 Verplichting peilgestuurde drainage

  • 1.

    Degene die in een landbouwperceel een buisdrainage en bijbehorende lozingsvoorzieningen aanlegt of behoudt past hierbij een systeem van peilgestuurde drainage toe.

  • 2.

    De verplichting bedoeld in lid 1 geldt tot 1 april 2029 niet in het gebied midden zoals geduid op kaart Peilgestuurde drainage

 

Artikel 2 Voorschriften draineren

  • 1.

    Degene die draineert met een systeem van peilgestuurde drainage, voldoet aan onderstaande gemiddeld hoge of gemiddeld lagestand van het overlooppeil en grondwaterstand in centimeters onder maaiveld:

Gewas

Grondwaterniveau t.o.v. maaiveld

 

Gemiddeld hoog

Gemiddeld laag

Grasland

-0,30 m

-0,60 m

Bouwland/akkerland

-0,50 m

-0,80 m

Diep wortelende gewassen

-0,80 m

-1,00 m

tuinbouw

-0,50 m

-0,80 m

 

  • 2.

    In afwijking van lid 1, kan het overlooppeil worden bijgesteld:

    • a.

      indien de werkelijk gemeten grondwaterstand in de direct te ontwateren grond hoger is dan de in lid 2 opgenomen grondwaterstand;

    • b.

      indien het aannemelijk is dat de grondwaterstand binnen een week hoger wordt dan de grondwaterstand, opgenomen in onderdeel a, of

    • c.

      indien werkzaamheden binnen een week uitgevoerd worden die bij de werkelijk gemeten grondwaterstand tot gewas- of bodemstructuurschade leiden;

    • d.

      bij bepaling van het overlooppeil van de drains of de grondwaterstand als hiervoor bedoeld, wordt gerekend in centimeters beneden het maaiveld van het 10 % laagste deel van de direct te ontwateren grond.

  • 3.

    Het bestuur kan bekend maken wanneer de hoge stand moet worden ingesteld en kan adviseren wanneer de lage stand ingesteld kan worden, hetgeen afhankelijk is van de hydrologische en meteorologische omstandigheden alsmede van de meteorologische verwachtingen;

 

Artikel 3 Voorschriften lozingsvoorziening

Degene die een lozingsvoorziening aanlegt en behoudt in een primair of secundair oppervlaktewater :

  • 1.

    Legt de lozingsvoorziening zo aan dat de actuele ontwateringsbasis op elk moment afleesbaar is;

  • 2.

    Richt de lozingsvoorziening zo in dat het te lozen water altijd direct afgesteld kan worden op het actuele grondgebruik;

  • 3.

    Voorziet de uitmonding van de lozingsvoorziening met een voorziening om uitspoeling van het talud te voorkomen.

 

Artikel 4 Meldplicht

Voor deze algemene regel geldt een meldplicht. Dit houdt in dat:

  • 1.

    Ten minste 4 weken voorafgaand aan de werkzaamheden een melding wordt gedaan bij het waterschap.

  • 2.

    De melding wordt bij voorkeur digitaal via het omgevingsloket, (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap ingediend. De melding kan ook op papier rechtstreeks bij het waterschap worden ingediend. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

  • 3.

    Bij de melding wordt de in het meldingsformulier gevraagde informatie gevoegd.

  • 4.

    Wijzigingen ten opzichte van de ingediende melding en daarbij gevoegde informatie worden zo spoedig mogelijk gemeld bij het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl).

 

Toelichting bij artikel 1

Drainage van landbouwgronden in gebied noord moest uiterlijk op 1 januari 2018 peilgestuurd uitgevoerd zijn. Bestaande niet-peilgestuurde drainagesystemen dienden uiterlijk voor genoemde datum te zijn omgebouwd tot een peilgestuurd systeem. Binnen de gebieden midden en zuid bestond deze ombouwverplichting niet. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat bestaande niet-peilgestuurde drainagesystemen in landbouwgronden gelegen in gebied midden uiterlijk op 1 april 2029 moeten zijn omgebouwd tot een peilgestuurd systeem. De termijn van 10 jaar is gelijk aan de termijn die voorheen voor het gebied noord gold. Deze termijn is gesteld ter voorkoming van desinvesteringen. In het gebied zuid (heuvelland) behoeft een drainagesysteem niet peilgestuurd te zijn. Vanwege de aard van het gebied (heuvelland) heeft dit geen toegevoegde waarde. Voor de aanleg van een drainage in het gebied zuid (heuvelland) geldt een vergunningplicht.

Naast de in dit artikel opgenomen voorschriften geldt ook de hiervoor besproken zorgplicht.

 

Toelichting bij artikel 2

De in dit artikel opgenomen peilen zijn gerelateerd aan het grondgebruik op het te draineren perceel. Van deze peilen kan tijdelijk worden afgeweken in de situaties als beschreven in lid 2 van dit artikel.

In lid 3 is bepaald dat het bestuur van het waterschap kan bekend maken wanneer de lage stand moet worden omgezet in de hoge stand. De oproep om de hoge stand in te stellen dient opgevolgd te worden. Daarnaast kan het bestuur adviseren de hoge stand om te zetten in de lage stand.

 

Toelichting bij artikel 3

De lozingsvoorziening moet zodanig ingericht worden dat ook daadwerkelijk kan worden gestuurd op het drainagepeil. Op die wijze kan drainage worden beperkt tot het noodzakelijke. Voorts is van belang dat de voorziening op een zodanige wijze wordt aangelegd dat geen schade wordt toegebracht aan het talud. Op basis van de zorgplicht (zie 3.8.3) moet de voorziening zodanig worden aangelegd dat het voeren van onderhoud niet wordt belemmerd. Een deugdelijke aanleg van de voorziening voorkomt ook dat de voorziening bij het voeren van onderhoud wordt beschadigd dan wel dat schade aan de onderhoudsmachines kan ontstaan. In de toelichting op de zorgplicht (3.8.3.) is nadere informatie opgenomen over de wijze van inrichting van een lozingsvoorziening.

 

Toelichting bij artikel 4

Het is voor het waterschap van belang te weten of en waar in het gebied percelen worden gedraineerd. Dit met het oog op de effecten van drainage op het waterbeheer. Van belang is dat het aan te leggen systeem van peilgestuurde drainage conform de voorschriften wordt aangelegd. Hetzelfde geldt voor het aanleggen en hebben van een lozingsvoorziening in watergangen die op de legger van het waterschap zijn opgenomen. Onjuist aangelegde lozingsvoorzieningen kunnen leiden tot schade aan (het talud van) de watergang en tot belemmeringen voor het goed kunnen onderhouden van de watergang. Om die reden is een voorafgaande melding opgenomen in de voorschriften.

 

3.8.5 Vergunningplicht

Als volgens het stroomschema een vergunningplicht geldt, dan mag de handeling niet zonder meer worden uitgevoerd en moet hiervoor op grond van artikel 3.3 van de Keur eerst een vergunning zijn verleend. In de betreffende hoofdstuk is aangegeven hoe een vergunning kan worden aangevraagd. De vergunning wordt bij voorkeur via het omgevingsloket (zie hiervoor www.omgevingsloket.nl of www.waterschaplimburg.nl) bij het waterschap aangevraagd. De vergunning kan ook rechtstreeks bij het waterschap worden aangevraagd. U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

Het afwegingskader waar vergunningaanvragen aan worden getoetst is na te lezen in het document “Beleidsregels bij de Keur van het Waterschap Limburg 2019”.

Indien u nog verdere vragen heeft, kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het waterschap (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100). U kunt daarvoor contact opnemen met het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving (vergunningen@waterschaplimburg.nl of telefonisch via 088 – 88 90 100).

3.8.6 Algeheel verbod

Drainage van landbouwpercelen in het gebied noord (moeten peilgestuurd zijn. Aanleg en behoud van een drainagesysteem dat niet peilgestuurd is, is niet toegestaan en kan ook niet worden vergund. Om die reden geldt hiervoor een algeheel verbod.

 

Kaarten

Kaart 4 Ontrekken Grondwater

Kaart 5 Peilgestuurde Drainage

Naar boven