Wijziging Delegatie- en Mandaatbesluit Waterschap Limburg 2017

Het algemeen bestuur van Waterschap Limburg;

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur;

 

overwegende dat;

 

in de op 7 maart 2018 door het algemeen bestuur vastgestelde Nota Grondbeleid is bepaald dat het daadwerkelijk overgaan tot onteigening voor andere waterschapsdoelen dan waterveiligheid enkel mogelijk is na instemming van het algemeen bestuur;

 

op grond van het huidige Delegatie- en Mandaat besluit onteigening voor alle waterschapsdoelen is gedelegeerd aan het dagelijks bestuur;

 

het Delegatie- en Mandaat besluit met terugwerkende kracht tot 7 maart 2018 in overeenstemming moet worden gebracht met de Nota Grondbeleid;

 

de bevoegdheid tot het vaststellen van de projectplannen waarop de projectprocedure van paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet van toepassing is of projectplannen waarvan in een betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen waterschapsomslag is te verwachten of waarvan het realiseren ervan maatschappelijk gevoelig ligt per abuis is gedelegeerd aan het Dagelijks Bestuur in plaats van gemandateerd;

 

deze omissie hersteld dient te worden;

 

daarom boven de betreffende bevoegdheid (nr. 15) de aanduiding ‘gemandateerde bevoegdheid’ geplaatst dient te worden;

 

en boven de navolgende bevoegdheden (nr. 16 e.v.) de aanduiding ‘gedelegeerde bevoegdheid’ geplaatst dient te worden.

 

Gelet op Titel III van de Waterschapswet en Afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht

 

BESLUIT:

  • I.

    De gedelegeerde bevoegdheid onder nummer 10 van het Delegatie- en Mandaatbesluit Waterschap Limburg 2017 als volgt te wijzigen:

     

    “Eigendommen

    • 10.

      Aan- en verkopen en ruilen en huren van onroerende zaken, vestigen en afstand doen van zakelijke rechten, onteigenen en opleggen gedoogplichten op grond van artikel 5.24 Waterwet, voor zover een en ander verband houdt met de aanleg van waterstaatswerken, dan wel met de uitvoering van door het algemeen bestuur vastgestelde grondbeleid. Bij onteigenen geldt tevens dat het onteigenen noodzakelijk moet zijn voor het behalen van waterveiligheidsdoelen.”

  • II.

    De aanduidingen ‘gemandateerde bevoegdheid’ en ‘gedelegeerde bevoegdheid’ boven de titels van respectievelijk nr. 15 en nr. 16 in te voegen:

     

    “Nr.

    Gemandateerde bevoegdheid

    Aanleg en beheer van waterstaatwerken

    15.

    Het besluiten tot aanleg of wijziging van een waterstaatswerk, overeenkomstig een vast te stellen projectplan op grond van artikel 5.4 Waterwet:

    waarop de projectprocedure van paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet van toepassing is; of

    waarvan in een betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen waterschapsomslag is te verwachten of waarvan het realiseren ervan maatschappelijk gevoelig ligt.

    Nr.

    Gedelegeerde bevoegdheid

    Financiën

    16.

    Het besluiten tot votering van de individuele investeringskredieten per project die, in het MIP bij de programmabegroting door het algemeen bestuur zijn aangewezen.”

     

  • III.

    Inwerkingtreding

    De wijziging onder I. treedt met terugwerkende kracht inwerking met ingang van 7 maart 2018.

     

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 13 maart 2019.

De secretaris-directeur,

ir. E.J.M. Keulers MMO

De dijkgraaf,

drs. ing. P.F.C.W. van der Broeck

Naar boven