Verordening van het algemeen bestuur van Waterschap Limburg houdende regels ter bescherming van waterkeringen en watergangen Keur Waterschap Limburg

Het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg maakt bekend dat met ingang van 1 april 2019 in werking treedt:

 

  • 1.

    het besluit van het algemeen bestuur van 13 maart 2019, inhoudende:

    • het vaststellen van:

      • de Keur Waterschap Limburg 2019 (inclusief toelichting);

      • de legger Waterschap Limburg 2019;

      • de beleidsregel legger Waterschap Limburg 2019;

    • het intrekken van:

      • de Keur Waterschap Peel en Maasvallei 2013 en de Keur Waterschap Roer en Overmaas 2014;

      • de legger Waterschap Peel en Maasvallei en de legger Waterschap Roer en Overmaas;

      • de beleidsregels van Waterschap Peel en Maasvallei genaamd “Algemene toetsingscriteria waterstaatswerken en grondwater” en “Uitgangspunten nieuwe legger 2005”;

      • de beleidsregel van Waterschap Roer en Overmaas genaamd “Notitie taakopvatting watersysteembeheer Waterschap Roer en Overmaas”; “Beleidsregels leggerplicht” en “Beleidsnota lozen van afgekoppeld regenwater op oppervlaktewater”.

         

  • 2.

    het besluit van het dagelijks bestuur van 12 maart 2019, inhoudende :

    • het vaststellen van de Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019 en de bijhorende beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019;

    • het intrekken van diverse algemene regels en beleidsregels van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas (zie bijlage vaststellingsbesluit DB).

Met de vaststelling en inwerkingtreding van deze nieuwe regelgeving en legger komt een einde aan de situatie waarin de regelgeving van de twee voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas nog van kracht was. De nieuw vastgestelde legger zal de legger van de voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas vervangen.

 

In deze bekendmaking is de tekst van de Keur Waterschap Limburg 2019 opgenomen. De teksten van de Uitvoeringsregels Keur Waterschap Limburg 2019, beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019, de beleidsregel legger Waterschap Limburg 2019 en de verwijzing naar de legger Waterschap Limburg 2019 worden vanwege de omvang apart bekendgemaakt.

 

U kunt de stukken ook inzien in de linkerkolom bij deze bekendmaking

 

Rechtsbescherming

Het is niet mogelijk beroep in te stellen tegen de vaststelling van de keur, uitvoeringsregels en de beleidsregels. Tegen de onderhavige vaststelling van de Legger Waterschap Limburg 2019 op grond van de Waterwet kunnen belanghebbenden binnen zes weken vanaf de dag na bekendmaking beroep instellen bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, Sector Bestuursrecht, Postbus 950, 6040 AZ te Roermond. Dit geldt alleen voor belanghebbenden die bij de voorbereiding van deze legger tijdig hun zienswijzen naar voren hebben gebracht en voor belanghebbenden die kunnen aantonen dat zij tijdens de termijn dat de legger ter inzage heeft gelegen redelijkerwijs niet in staat waren een zienswijze in te dienen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Het besluit treedt in werking na de bekendmaking. Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht schorst het beroep de werking van dit besluit niet. Gelet hierop kan, indien tegen dit besluit beroep wordt ingesteld en onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dit vereist, gedurende de beroepstermijn tevens een verzoek om een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter van de Sector bestuursrecht van de rechtbank Limburg te Roermond. U kunt ook digitaal een voorlopige voorziening aanvragen bij genoemde rechtbank via https://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Voor het instellen van beroep en het vragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Wilt u nadere informatie over het instellen van beroep, het vragen van een voorlopige voorziening of het verschuldigde griffierecht dan verwijzen wij u naar voornoemde site.

 

Informatie

Voor meer informatie kunt u bellen met het waterschap 088 – 88 90 100 of uw vragen mailen naar keur@waterschaplimburg.nl.

 

Tekst regeling

 

KEUR WATERSCHAP LIMBURG 2019

 

 

Vastgesteld door het algemeen bestuur d.d. 13 maart 2019

Inwerking getreden op 1 april 2019

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Bijlage 1 bij deze keur bevat begrippen en definities voor de toepassing van deze keur, de daarop gebaseerde uitvoeringsregels en de daaraan verbonden beleidsregels.

Artikel 1.2 Normadressaat en hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1.

    Aan deze keur en daarop gebaseerde uitvoeringsregels wordt voldaan door de eigenaar of gebruiker van gronden en/of de initiatiefnemer en/of de gebruiker van een handeling of een werk waarop deze keur en de daarop gebaseerde uitvoeringsregels van toepassing is.

  • 2.

    De in lid 1 vermelde normadressaten zijn elk hoofdelijk aansprakelijk voor de naleving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens deze keur.

Hoofdstuk 2 Vaststellen van doelcriteria voor de bescherming van het watersysteem en bijbehorende beschermingszones.

Artikel 2.1 Doelcriteria

Het algemeen bestuur stelt doelcriteria vast ter verdere uitwerking door het dagelijks bestuur, aan de hand waarvan kan worden bepaald of een activiteit is toegestaan in het watersysteem en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het door het dagelijks bestuur aan te wijzen profiel van vrije ruimte. Deze doelcriteria hebben betrekking op:

  • a.

    activiteiten in, bij, langs, op, over, onder of boven een oppervlaktewater;

  • b.

    activiteiten op, in of bij waterkeringen;

  • c.

    het onttrekken van grondwater en het (terug) in de bodem brengen van (grond)water.

Artikel 2.2 Algemene doelcriteria

Voor alle activiteiten genoemd in artikel 2.1 geldt dat:

  • a.

    de waterstaatswerken in stand worden gehouden conform de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet;

  • b.

    mogelijkheid tot vervulling van maatschappelijke functies in stand moet blijven;

  • c.

    veiligheid gewaarborgd moet blijven;

  • d.

    schade aan waterstaatswerken moet worden voorkomen;

  • e.

    taakuitoefening van het waterschap niet wordt belemmerd.

Artikel 2.3 Specifieke doelcriteria bij oppervlaktewateren

Voor activiteiten die van invloed zijn of kunnen zijn op oppervlaktewateren gelden voorts de volgende doelcriteria:

  • a.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de dimensionering van een oppervlaktewater, zoals vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet, waardoor het watersysteem niet meer beantwoordt aan het doel waarvoor het is aangelegd, dan wel niet meer voldoet aan de daarvoor geldende normstelling;

  • b.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de goede werking van het watersysteem;

  • c.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor het kunnen uitvoeren van onderhoud door of namens het waterschap en de bereikbaarheid van het watersysteem;

  • d.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor het watersysteem in die zin dat toekomstige capaciteitsvergroting wordt belemmerd binnen de zone van het waterstaatswerk en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het door het dagelijks bestuur voor oppervlaktewateren aan te wijzen profiel van vrije ruimte.

Artikel 2.4 Specifieke doelcriteria bij waterkeringen

Voor activiteiten die van invloed zijn of kunnen zijn op waterkeringen gelden voorts de volgende doelcriteria:

  • a.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de dimensionering van de waterkering, zoals vastgelegd in de legger, waardoor de waterkering niet meer beantwoordt aan het doel waarvoor die is aangelegd, dan wel niet meer voldoet aan de daarvoor geldende normstelling, waardoor de veiligheid niet kan worden gewaarborgd;

  • b.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de goede werking van de waterkering, onder normale omstandigheden en onder piekbelasting;

  • c.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor het kunnen uitvoeren van onderhoud door of namens het waterschap en de bereikbaarheid van de waterkering;

  • d.

    activiteiten mogen geen nadelige effecten hebben voor de waterkering in die zin dat toekomstige capaciteitsvergroting wordt belemmerd binnen de zone van het waterstaatswerk en de bijbehorende beschermingszones, als ook in het door het dagelijks bestuur voor waterkeringen aan te wijzen profiel van vrije ruimte.

Artikel 2.5 Specifieke doelcriteria bij grondwater

Voor het onttrekken van grondwater en het (terug) in de bodem brengen van (grond)water gelden voorts de volgende doelcriteria:

  • a.

    het onttrekken van grondwater mag geen negatief effect hebben op het reguliere grondwaterpeil, waardoor schade kan ontstaan aan natuur, waterstaatswerken en eigendommen van derden;

  • b.

    het onttrekken van grondwater mag geen negatief effect hebben op de ondergrondse scheiding tussen grondwater voerende pakketten;

  • c.

    de kwaliteit van grondwater mag niet verslechteren door het in de bodem terug brengen van water.

Artikel 2.6 Toepassingscriteria

Het dagelijks bestuur is bevoegd om ter uitvoering van de keur, voor de doelcriteria genoemd in de artikelen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5, nadere toepassingscriteria vast te stellen. Hierbij kan het dagelijks bestuur rekening houden met plaatselijke omstandigheden. Het dagelijks bestuur geeft aan deze bevoegdheid invulling in de uitvoeringsregels en beleidsregels bij deze keur.

Hoofdstuk 3 Handelingen in het watersysteem

Artikel 3.1 Zorgplicht

  • 1.

    Het is toegestaan om handelingen in het watersysteem en de bijbehorende beschermingszones, in een meanderzone en in een inundatiegebied, als ook in het door het dagelijks bestuur aan te wijzen profiel van vrije ruimte, te verrichten of te laten verrichten mits voldaan wordt aan de in dit hoofdstuk opgenomen zorgplichtbepalingen.

  • 2.

    Degene die de in lid 1 toegestane handelingen verricht of laat verrichten en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door die handeling nadelige effecten voor het watersysteem ontstaan of kunnen ontstaan, voorkomt die effecten voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verwacht.

  • 3.

    Onder het voorkomen van nadelige effecten voor het watersysteem als bedoeld in lid 2 wordt in ieder geval verstaan het voorkomen van:

    • a.

      (grond)waterschaarste, (grond)wateroverlast, overstromingen en/of inundaties;

    • b.

      aantasting van de bestaande staat van een waterkering;

    • c.

      belemmering van de doorstroming in een oppervlaktewater;

    • d.

      belemmering van de inspectie- en/of onderhoudswerkzaamheden aan het watersysteem, daaronder mede begrepen handelingen die de ontvangstplicht van specie en maaisel, krachtens artikel 5.23 van de Waterwet, belemmeren;

    • e.

      verslechtering van de ecologische waterkwaliteit;

    • f.

      negatieve effecten van wegzijging en/of kwel op de ecologische waterkwaliteit en waterkwantiteit;

    • g.

      verzakkingen van de bodem en/of uitwisseling van grondwater tussen van elkaar gescheiden watervoerende pakketten als gevolg van grondwateronttrekkingen of grondboringen, en;

    • h.

      belemmering van de vervulling van maatschappelijke functies van het watersysteem.

  • 4.

    Indien toch de nadelige effecten als bedoeld in lid 2 optreden, is degene die de handelingen met deze effecten verricht, verplicht al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

  • 5.

    Degene die handelingen met nadelige effecten verricht als bedoeld in lid 4, meldt die effecten zo spoedig mogelijk aan het dagelijks bestuur, als ook de maatregelen die hij van plan is te treffen of reeds heeft getroffen. Door of namens het dagelijks bestuur kunnen aanwijzingen worden gegeven voor de te treffen maatregelen, die stipt moeten worden opgevolgd.

  • 6.

    Indien het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, kan, aanvullend op de in dit artikel opgenomen zorgplicht, in een op basis van artikel 3.2 vast te stellen uitvoeringsregel een specifieke zorgplicht worden opgenomen.

Artikel 3.2 Algemene regels

  • 1.

    Voor handelingen waarop volgens door het dagelijks bestuur vastgestelde uitvoeringsregels bij deze keur een algemene regel van toepassing is, is het alleen toegestaan deze handelingen te verrichten of te laten verrichten met inachtneming van de per algemene regel vastgestelde voorschriften. Bij het uitvoeren van de handeling moet initiatiefnemer tevens de zorgplicht uit artikel 3.1 in acht nemen.

  • 2.

    Tot de voorschriften bedoeld in lid 1 kan behoren de verplichting voorafgaand aan de uitvoering van de handeling een melding in te dienen bij het dagelijks bestuur, met inachtneming van de in de betreffende algemene regel daarvoor gestelde termijn.

  • 3.

    Indien het dagelijks bestuur dat nodig oordeelt, kunnen in aanvulling op of in afwijking van de in een algemene regel gegeven voorschriften, in een specifieke situatie maatwerkvoorschriften worden opgelegd.

Artikel 3.3 Vergunningplicht

Voor handelingen waarvoor volgens door het dagelijks bestuur vastgestelde uitvoeringsregels bij deze keur een vergunningplicht geldt, is het alleen toegestaan deze handelingen te verrichten of te laten verrichten indien het dagelijks bestuur daarvoor vooraf een vergunning heeft verleend. Bij het uitvoeren van de handeling moet initiatiefnemer en/of de gebruiker van de vergunning tevens de zorgplichten uit artikel 3.1 in acht nemen.

Artikel 3.4 Keuzevrijheid melding of vergunningaanvraag bij meerdere gecombineerde handelingen

  • 1.

    Wanneer sprake is van meerdere handelingen die gecombineerd worden uitgevoerd, waarvoor deels een vergunningplicht geldt en deels een algemene regel van toepassing is, dan heeft de initiatiefnemer de keuze om voor alle handelingen gezamenlijk één vergunning aan te vragen, dan wel voor de verschillende (deel)handelingen apart vergunning aan te vragen en/of een melding te doen volgens de per (deel)handeling door het dagelijks bestuur vastgestelde uitvoeringsregels bij deze Keur.

  • 2.

    Het doen van een gecombineerde vergunningaanvraag is niet toegestaan indien dit in de uitvoeringsregels of de beleidsregels voor die handeling uitdrukkelijk is uitgesloten.

Artikel 3.5 Algeheel verbod

Het is niet toegestaan om handelingen te verrichten waarvoor volgens door het dagelijks bestuur vastgestelde uitvoeringsregels bij deze keur een algeheel verbod geldt.

Artikel 3.6 Verbod bij calamiteiten

  • 1.

    In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het dagelijks bestuur, zo nodig in afwijking van verleende vergunningen verbieden:

    • a.

      water af te voeren naar en/of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b.

      water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c.

      grondwater te onttrekken uit of water terug te brengen in de bodem;

  • 2.

    Zodra het dagelijks bestuur het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 3.7 Vrijstelling beheer door het waterschap

De meldplicht opgenomen in een algemene regel op grond van artikel 3.2 van deze keur en de vergunningplicht opgenomen in artikel 3.3 van deze keur zijn niet van toepassing op handelingen die worden uitgevoerd door of in opdracht van het waterschap ten behoeve van het aan het waterschap opgedragen beheer.

Hoofdstuk 4 Onderhoud aan waterstaatswerken

Artikel 4.1 Onderhoudsplichtigen

  • 1.

    Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger ingevolge de Waterschapswet of in artikel 4.9 van deze keur tot het verrichten van gewoon of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen, tenzij hiervan bij vergunning of overeenkomst is afgeweken.

  • 2.

    Onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig zijn functie.

Artikel 4.2 Gewoon onderhoud aan waterkeringen

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen te allen tijde zorg voor een goede toestand van de waterkeringen door onder andere het bestrijden van schadelijk wild, met uitzondering van muskus- en beverratten, en van schadelijke begroeiingen, het herstellen van beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering.

Artikel 4.3 Buitengewoon onderhoud aan waterkeringen

  • 1.

    De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger ingevolgde de Waterwet bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

  • 2.

    Buitengewoon onderhoud mag niet zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het dagelijks bestuur, worden uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot 15 maart.

Artikel 4.4 Onderhoud ondersteunende kunstwerken en werken waterkeringen

  • 1.

    De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken of werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

  • 2.

    De middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken dienen door de onderhoudsplichtigen in goede staat te worden onderhouden en zo vaak als dat door of namens het bestuur nodig wordt geoordeeld, dient de goede werking te worden getoond. Het waterkerend houden betreft zowel de instandhouding als het functioneren van het werk.

Artikel 4.5 Gewoon onderhoud oppervlaktewateren

  • 1.

    De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewateren zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van voor het functioneren van het oppervlaktewater schadelijke begroeiingen en van afval.

  • 2.

    De onder het eerste lid vermelde onderhoudsplichtigen zijn tevens verplicht tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewater.

Artikel 4.6 Buitengewoon onderhoud oppervlaktewateren

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewateren zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger ingevolge de Waterwet bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

Artikel 4.7 Onderhoud ondersteunende kunstwerken en werken oppervlaktewateren

De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en werken dienen de ondersteunende kunstwerken en werken die in, op, aan of boven de oppervlaktewateren zijn aangebracht en die een waterhuishoudkundige of mede een waterhuishoudkundige functie hebben, te onderhouden.

Artikel 4.8 Onderhoud aan lijnvormige elementen

Gebruikers van de lijnvormige elementen zorgen ervoor dat de graszoden in een goede staat blijven.

Artikel 4.9 Onderhoud aan waterstaatswerken zonder (actuele) legger

  • 1.

    Voor waterstaatswerken, waarvoor het vaststellen van een legger ingevolge de Waterschapswet is voorgeschreven, maar waarvoor nog geen legger is vastgesteld, is de onderhoudsplicht als volgt, tenzij het onderhoud op andere wijze is geregeld:

    • a.

      Voor waterkeringen of gedeelten van waterkeringen en ondersteunende kunstwerken met een waterkerende functie berust het gewoon onderhoud bij de eigenaren ervan en het buitengewoon onderhoud bij het waterschap;

    • b.

      Voor oppervlaktewateren berust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij deeigenaren;

    • c.

      Voor overige waterstaatswerken berust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de eigenaren.

  • 2.

    Voor waterstaatwerken, waarvoor het vaststellen van een legger ingevolge de Waterschapswet is voorgeschreven en die op grond van een projectplan of een watervergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de legger, geldt, zolang vaststelling van een legger of van een wijziging van de legger niet heeft plaatsgevonden, dat voor de onderhoudsplichten op grond van dit hoofdstuk de ligging, vorm, afmeting en constructie van het waterstaatwerk worden aangehouden, zoals aangegeven in het projectplan of de watervergunning. Als geen vergunning is verleend, moet het waterstaatswerk worden onderhouden overeenkomstig de oorspronkelijke vorm en afmetingen.

Hoofdstuk 5: Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Schouw

  • 1.

    Door of namens het dagelijks bestuur wordt schouw gevoerd op waterstaatswerken volgens een door het dagelijks bestuur vastgesteld schema.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan indien het dat nodig acht, besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die van tevoren op geschikte wijze bekend.

Artikel 5.2 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 5.3 Strafbepalingen

  • 1.

    Overtreding van deze keur en daarop gebaseerde regelgeving is verboden.

  • 2.

    Overtreding van bepalingen bij of krachtens deze keur wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 3.

    Indien ten tijde van het plegen van de in lid 1 genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sinds een vroegere veroordeling van de overtreder voor eenzelfde overtreding die onherroepelijk is geworden, kan hechtenis of boete tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 6: Overgangs– en slotbepalingen

Artikel 6.1 Bestaande situaties en vergunningen

  • 1.

    Al hetgeen voor de inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht in overeenstemming te zijn met deze keur en de daarbij behorende uitvoeringsregels.

  • 2.

    Voor doorlopende of terugkerende handelingen geldt dat de voorschriften van een vergunning of van een algemene regel gesteld bij of krachtens een voorgaande keur, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van kracht worden van deze keur in werking en onherroepelijk waren, vervallen indien op grond van deze keur minder strenge bepalingen gelden, die daarvoor in de plaats komen.

Artikel 6.2 Normering lozen van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak op basis van plannen en projecten in voorbereiding

  • 1.

    Voor plannen en projecten waarvoor een ontwerp-besluit is gepubliceerd voor inwerkingtreding van deze keur, gelden ten aanzien van het lozen van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak de normen zoals deze golden onmiddellijk voorafgaand aan inwerkingtreding van deze keur.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 geldt ook voor projecten en plannen waarvoor door het waterschap voor inwerkingtreding van de nieuwe keur een wateradvies in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling is verstrekt, een advies is afgegeven in het kader van een Gemeentelijk Rioleringsplan, dan wel anderszins afspraken zijn vastgelegd ter zake het lozen van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken.

Artikel 6.3 Keurkaart overige waterkeringen, met daarin gelegen waterkerende kunstwerken

Voor overige waterkeringen, met de daarin gelegen waterkerende kunstwerken, als bedoeld in artikel 4.2 van deze keur, waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Waterwet en de provinciale Waterverordening vaststelling van een Legger is voorgeschreven maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgevonden, worden de ligging en indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken aangegeven op de bij deze keur behorende kaart .

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze keur treedt in werking op 1 april 2019.

  • 2.

    De Keur van het Waterschap Limburg, bestaande uit de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei en de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas, vastgesteld op 2 januari 2017, wordt op diezelfde datum ingetrokken.

Bijlage 1 Begrippenlijst

 

  • 1.

    Aanbrengen/aanleggen: dit omvat tevens het hebben, wijzigen en verwijderen, tenzij het verwijderen in een specifieke uitvoeringsregel wordt geregeld.

  • 2.

    Aanpassen van een oppervlaktewater: het wijzigen van het profiel van een primair en secundair oppervlaktewater ten opzichte van het profiel zoals opgenomen in de legger van het waterschap.

  • 3.

    Aanvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewaterhalen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater.

  • 4.

    Afrastering: afscheiding met vrij doorzicht, bestaande uit in de grond geplaatste palen met daartussen gaas, prikkeldraad of staaldraad, in het algemeen aangelegd met het oog op het keren van vee. Een afrastering/perceelscheiding in de vorm van een haag valt niet onder het begrip afrastering maar valt onder beplanting.

  • 5.

    Afvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromenvan water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater.

  • 6.

    Bedekte teelten: bedrijfsmatige teelten in een glastuinbouwbedrijf of bedrijfsmatige teelt in tunnels.

  • 7.

    Beplanting: tuinbeplanting, bomen en struweel

  • 8.

    Bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewater of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen;

  • 9.

    Beschermingszone waterkering: de als zodanig in de legger aangeduide gronden aan weerszijden van waterkeringen en dienende ter bescherming daarvan;

  • 10.

    Bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg;

  • 11.

    Bodemenergiesysteem: installatie waarmee gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude voor de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken.

  • 12.

    Bodemsanering: het verwijderen of ontgraven van verontreinigde grond;

  • 13.

    Boom: een houtachtig, overblijvend gewas.

  • 14.

    Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Bijvoorbeeld: een woonhuis, een bedrijfspand, een aanbouw bij een gebouw, een garage.

  • 15.

    Bronbemaling: het uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een pomp. Dit omvat zowel een bouwputbemaling als een sleufbemaling.

  • 16.

    Brug: een doorgang voor voetgangers, dieren en voertuigen over bijvoorbeeld (spoor)wegen en watergangen.

  • 17.

    Buisdrainage: ontwateringsmiddel voor het kunstmatig beïnvloeden van de grondwaterstand.

  • 18.

    Buitenbeschermingszone: de als zodanig in de legger aangeduide gronden aan weerszijden van de waterkeringen;

  • 19.

    Buitengewoon onderhoud watergangen: ingrijpende werkzaamheden om de vorm en/of de functie van een constructie te herstellen

  • 20.

    Buitengewoon onderhoud waterkeringen: het in standhouden overeenkomstig het in deLegger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie van de waterkeringen.

  • 21.

    Bijbehorende voorzieningen bij kabels en leidingen bij waterkeringen: voorzieningen die noodzakelijk zijn vanuit waterkeringtechnische overwegingen of voor het in goede staat behouden van het kabel of leidingnet. Dit zijn bijvoorbeeld kwelschermen, kleikisten, appendages voor kathodische bescherming, drukregulatiesystemen en afsluiters.

  • 22.

    Duiker: een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen met het oog op het realiseren van een toegang tot een perceel of het kruisen van het oppervlaktewater met een openbare weg, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken.

  • 23.

    Eindhoogte beplanting: maximaal haalbare hoogte van volwassen beplanting en bomen

  • 24.

    Evenement bij een oppervlaktewater: een evenement, inclusief opbouwen en opruimen, dat plaatsvindt binnen de kernzone van een primair en secundair oppervlaktewater.

  • 25.

    Evenement bij een waterkering: een evenement, inclusief opbouwen en opruimen, dat plaatsvindt binnen de zoneringen van de waterkering.

  • 26.

    Fietsen: rijden met een fiets, elektrische fiets of speed-pedelec.

  • 27.

    Gemotoriseerde vormen van recreatief medegebruik: rijden met een (cross)motor, bromfiets, auto, e.d. en varen met een gemotoriseerd vaartuig.

  • 28.

    Gesloten verharding: opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet meer op te delen is, zoals asfalt en beton.

  • 29.

    Gewoon onderhoud watergangen: regulier onderhoud van de watergang, zoals maaien, snoeien, repareren en vuil verwijderen.

  • 30.

    Gewoon onderhoud waterkeringen: regulier onderhoud van de waterkering, zoals maaien, repareren en vuil verwijderen.

  • 31.

    Glastuinbouwbedrijf: inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van gewassen.

  • 32.

    Grondmechanisch onderzoek: alle soorten onderzoek waarbij sonderingen/boringen worden uitgevoerd of grond wordt ontgraven. Hieronder vallen in ieder geval ook het uitvoeren van sonderingen/boringen, het plaatsen van peilbuizen, het graven van proefsleuven en het uitvoeren van explosievenonderzoek.

  • 33.

    Grondwatersanering: het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting om de kwaliteit van grond of grondwater te verbeteren;

  • 34.

    Hekwerk: afscheiding met vrij doorzicht, bestaande uit in de grond geplaatste palen met daartussen een frame van spijlen of gaas, in zijn algemeenheid aangelegd als perceels- of erfafscheiding.

  • 35.

    Hogedrukleiding: leiding deel uitmakend van een leidingsysteem waarin de maximale bedrijfsdruk groter is dan of gelijk aan 1 MPa (10 bar).

  • 36.

    Industriële toepassing van grondwater: het oppompen van grondwater ten behoeve van aanwending in het productproces of bedrijfsvoering.

  • 37.

    Infiltreren van water: geforceerd in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

  • 38.

    Kabel: alle kabels waaronder elektriciteits-, signaal- en telecommunicatiekabels, inclusief bijbehorende voorzieningen. Glasvezelkabels vallen niet onder kabels omdat deze altijd in een mantelbuis worden gelegd. Glasvezelkabels worden daarom als kleine leiding beoordeeld.

  • 39.

    Kanoën: varen met een kano of kajak;

  • 40.

    Kernzone waterkering: de zone omvattende de waterkering inclusief bijbehorende (piping)berm, zoals aangegeven in de legger;

  • 41.

    Kernzone oppervlaktewater:  de zone omvattende het oppervlaktewater met bijbehorende onderhoudsstroken en beschermingszone, zoals aangegeven in de legger;

  • 42.

    Klein huisdier: honden

  • 43.

    Klein bouwwerk: bouwwerk zonder woon- of bedrijfsfunctie, niet dieper gefundeerd dan 30 cm in de grond en eenvoudig verplaatsbaar/verwijderbaar. Voorbeelden: tuinschuurtje, kippenhok, e.d.

  • 44.

    Kleine (druk)leidingen: leiding deel uitmakend van een leidingsysteem waarin de maximale bedrijfsdruk kleiner is dan 1 MPa (10 bar). Hieronder vallen onder andere huisaansluitingen voor water en gas, mantelbuizen voor glasvezelkabels en drainageleidingen.

  • 45.

    Kruin van de waterkering: het hoogst gelegen deel van de waterkering.

  • 46.

    Landbouwperceel: perceel dat wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige teelt van gewassen

  • 47.

    Legger: legger als bedoeld in artikel 5.1 van de wet of in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

  • 48.

    Lozen: het door middel van een werk brengen van water, niet zijnde hemelwater, in een oppervlaktewater, bijvoorbeeld spoelwater of water afkomstig van een bronnering of sanering.

  • 49.

    Lozingsvoorziening: een constructie om water in een oppervlaktewater te laten stromen.

  • 50.

    Lijnvormige elementen: landschapselementen die in beginsel evenwijdig aan de hoogtelijnen in het terrein aanwezig zijn ter voorkoming van erosie De functie van een lijnvormig element is tweeledig: het verminderen van afstroming van regenwater en de opvang van afspoelende bodemdeeltjes. Lijnvormige elementen zijn als waterstaatswerk opgenomen in de legger.

  • 51.

    Mantelbuis: een korte drukloze leiding ter bescherming van kabels en/of mediumvoerende leidingen, veelal gelegen onder wegen, op- en afritten, bouwwerken of beplanting.

  • 52.

    Meanderzone: gronden waarbinnen primaire oppervlaktewateren door natuurlijke verplaatsing hun bedding kunnen verleggen en die als zodanig zijn opgenomen in de legger;

  • 53.

    Nieuw verhard oppervlak: alle oppervlakken die door nieuwbouw of uitbreiding van woningen, bedrijfsgebouwen, parkeerterreinen, wegen, etc., verhard worden, waardoor de neerslag ter plaatse niet langer in de (voorheen onverharde) grond kan infiltreren.

  • 54.

    Ontgronding: het uitvoeren van diepe ontgravingen (bijvoorbeeld zand- en kleiwinputten, nevengeulen en weerdverlagingen).

  • 55.

    Onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit grondwater en aan een oppervlaktewater.

  • 56.

    Onttrekkingsvoorziening: een constructie om water uit grondwater en aan een oppervlaktewater te onttrekken.

  • 58.

    Onverharde weg: weg aangelegd zonder wegcunet (zoals wandelpaden, zandwegen of schelpenpaden).

  • 59.

    Open verhardingen: het wegdek bestaat uit losse elementen, zoals klinkers, stelconplaten of tegels.

  • 60.

    Ophoging: kunstmatige verhoging van het maaiveld.

  • 61.

    Oppervlaktewater: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet, zijnde een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;

  • 62.

    Overige wateren: wateren die niet in de legger zijn aangeduid als primair of secundair. Deze wateren hebben slechts een lokaal belang voor het (functioneren van het) watersysteem.

  • 63.

    OWL-stuw en ander peilregulerend werk: een vaste of beweegbare constructie in een overig water en in beheer en onderhoud bij de gebruiker, die dient om de waterstand bovenstrooms van de constructie te regelen.

  • 64.

    Parcours in kader recreatief medegebruik bij een oppervlaktewater en waterkering: een structureel aanwezige route, inclusief bijbehorende elementen (bijvoorbeeld routemarkeringspaaltjes, prullenbakken, e.d.), dit omvat tevens het hebben en het wijzigen van een parcours. In het algemeen zal het parcours slechts gedeeltelijk binnen de zoneringen van een oppervlaktewater en waterkering zijn gelegen als onderdeel van een meer omvangrijk parcours (m.n. fiets- en wandelroutes).

  • 65.

    Peilgestuurde drainage: buisdrainage, gecombineerd met een peilregulerend werk.

  • 66.

    Perceel met meest kritische gewas: het perceel dat binnen het beïnvloedingsgebied van een stuw het diepste grondwaterpeil vraagt.

  • 67.

    Ploegen: het met een landbouwwerktuig omkeren van grond tot een diepte van maximaal 50 cm.

  • 68.

    Pot- en containervelden: bedrijfsmatige teelten die los staan van de ondergrond en niet wortelen in de bodem.

  • 69.

    Primair oppervlaktewater: een oppervlaktewater dat in de legger als primair oppervlaktewater is aangeduid. Primaire oppervlaktewateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.

  • 70.

    Profiel van een oppervlaktewater: breedte en diepte van het oppervlaktewater als aangegeven op de legger of keurkaart.

  • 71.

    Profiel van vrije ruimte: de ruimte als vastgelegd in de legger ter weerszijden van, boven en onder een waterstaatwerk of een toekomstig waterstaatswerk die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen;

  • 72.

    Recreatief medegebruik bij oppervlaktewater: het medegebruiken van oppervlaktewateren en bijbehorende zoneringen voor niet-gemotoriseerde recreatieve doeleinden zoals wandelen, fietsen, e.d.

  • 73.

    Recreatief medegebruik bij waterkering: het medegebruiken van zoneringen van de waterkering voor niet-gemotoriseerde recreatieve doeleinden zoals wandelen, fietsen, het hebben van een tijdelijk evenement, e.d.

  • 74.

    Schutting: afscheiding zonder vrij doorzicht, in zijn algemeenheid aangelegd als perceels- of erfafscheiding.

  • 75.

    Secundair oppervlaktewater: een oppervlaktewater dat in de legger als secundair oppervlaktewater is aangeduid. Secundaire oppervlaktewateren zijn wateren die van boven lokaal belang zijn voor het (functioneren van het) watersysteem.

  • 76.

    Straatmeubilair: bouwwerken die zijn bedoeld voor de inrichting van de openbare straat en aansluiten bij de publieke functie van de straat (voorbeelden zijn bankjes, lantaarnpalen, bebording).

  • 77.

    Struik: een houtige plant zonder stam die zich onmiddellijk boven of reeds in de grond vertakt in een aantal takken die meer of minder dik kunnen worden, al dan niet in de vorm van een haag.

  • 78.

    Struweel: bosplantsoen, aaneengesloten struikgewas

  • 79.

    Talud van de waterkering: het onder een helling gelegen vlak, gelegen tussen de kruin van de waterkering en de teen van de waterkering.

  • 80.

    Teelt op stellingen: bedrijfsmatige teelt, los van de ondergrond, waarbij gebruikt wordt gemaakt van goten en/of bakken op stellages.

  • 81.

    Tuinbeplanting: planten, bloemen, struiken, hagen en bomen met een maximale eindhoogte van 5 meter. Gras wordt niet als tuinbeplanting aangemerkt.

  • 82.

    Tunnel: (min of meer) halfronde constructies, permanent overtrokken met al dan niet lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal en ter beschermeling van gewassen tegen neerslag.

  • 83.

    Verharding: een open of gesloten verharding, niet zijnde een weg, bedoeld om te dienen als terras, parkeerruimte, e.d.. waarvoor geen diepere ontgraving nodig is dan 30 cm

  • 84.

    Verleggen van een oppervlaktewater: het wijzigen van de ligging van een primair en secundair oppervlaktewater ten opzichte van de ligging zoals opgenomen in de legger van het waterschap. Hieronder wordt tevens verstaan het aanleggen van een oppervlaktewater dat in verbinding wordt gebracht met een primair en of secundair oppervlaktewater.

  • 85.

    Wandelen: lopen al dan niet vergezeld van een aangelijnd klein huisdier.

  • 86.

    Waterkering: waterkering zoals opgenomen op de legger. Het betreft zowel de dijklichamen (groene keringen), harde keringen (muren), demontabele keringen, gecombineerde keringen (groen en hard) en hoge gronden.

  • 87.

    Waterstaatswerk:  oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk

  • 88.

    Watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewateren en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken ;

  • 89.

    Weg: een voor het verkeer geschikt gemaakte strook grond. Hieronder vallen onverharde wegen, gesloten verhardingen en open verhardingen.

  • 90.

    Werken en werkzaamheden: alle door menselijk toedoen te verrichten handelingen, zoals het bewerken van gronden, het plaatsen van constructies, het aanbrengen van beplanting, e.d..

  • 91.

    Woekerende soorten: soorten die zich snel kunnen uitbreiden, of door spontane uitzaai of door rizomen en uitlopers, waarbij andere begroeiing, waaronder de grasmat, wordt verdreven of verstikt

  • 92.

    Woonboot: een boot die zodanig is ingericht dat men erop kan wonen en waarvan de primaire functie ook wonen is. Een woonboot is niet bedoeld om mee te reizen

     

Algemene en artikelsgewijze toelichting bij de Keur

 

Algemene toelichting

 

Inleiding

Het waterschap heeft de zorg voor het watersysteem: de veiligheid tegen hoog water en het beheer van grond- en oppervlaktewater. Binnen het beheergebied is het waterschap bevoegd gezag voor integraal waterbeheer en voor het (laten) toepassen van nationale en Europese wetgeving voor waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit.

 

Omdat handelingen van derden in de leefomgeving, bijvoorbeeld: bouwwerken, werkzaamheden of activiteiten, daarvoor een risico’s met zich mee kunnen brengen, heeft het waterschap een verordenende bevoegdheid. De specifieke verordening voor regulering van handelingen door derden in de omgeving van of met invloed op water, heet Keur.

 

De Keur van het waterschap heeft een smaller bereik dan het integraal waterbeheer. De keur betreft alleen waterstaatkundig beheer en waterkwantiteitsbeheer, ofwel de waterstaatswerken: tegen hoog water (keringen), voor peilbeheer (oppervlaktewateren, stuwen e.d.) en voor het onttrekken en van lozen van hoeveelheden oppervlaktewater en grondwater.

 

Waterkwaliteitsbeheer is buiten de Keur geregeld in de Waterwet. Wel kunnen in de Keur voorschriften worden opgenomen waardoor de handelingen in of bij waterstaatswerken (passief) dienstig zijn aan andere maatschappelijke doelen en functies. Bijvoorbeeld behoud van de benodigde afmetingen van vaarwegen of het ondersteunen van ecologische waarden voor zover deze beïnvloedbaar zijn door vorm, ligging, afmeting en constructie van de waterstaatswerken.

 

Er zijn ook waterbeheertaken die buiten het bereik van het waterschap liggen. Zo is Rijkswaterstaat bevoegd gezag voor rijkswateren en de provincies zijn bevoegd gezag voor specifieke grondwateronttrekkingen.

 

De Keur bevat in het belang van het waterbeheer, voor het overgrote deel beperkende regelgeving voor activiteiten door derden in de leefomgeving. Daarnaast biedt de Keur mogelijkheden hoe deze activiteiten door derden in de leefomgeving wel uitvoerbaar zijn en verenigbaar zijn of zijn te maken met het belang van water. Meer dan de voorgaande Keur, is deze Keur opgezet vanuit dat perspectief.

 

Grondslag van de Keur

Om het watersysteem zo optimaal mogelijk te laten functioneren, heeft het algemeen bestuur van het waterschap de bevoegdheid om, op grond van artikel 56 in combinatie met artikel 78 van de Waterschapswet, verordeningen vast te stellen die het nodig acht voor de behartiging van de opgedragen taken. De taken die aan een waterschap worden opgedragen, betreffen

– volgens artikel 1 van de Waterschapswet – de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater. Eventueel kan nog de zorg voor andere waterstaatsaangelegenheden worden opgedragen, bijvoorbeeld vaarwegbeheer. Ook de provinciale Omgevingsverordening en het Reglement voor het Waterschap Limburg bepalen de kaders.

 

Naast voornoemde wet- en regelgeving, die de organisatie van de waterschappen regelt, geven de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving allerlei bepalingen over de inhoud van het waterbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van doelstellingen en concrete normen. De Keur dient tevens ter invulling van deze doelstellingen, te weten:

  • 1.

    voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

  • 2.

    bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en

  • 3.

    vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Deregulering

In mei 2018 heeft het algemeen bestuur uitgangspunten vastgesteld voor de keur Waterschap Limburg 2019.

 

In de Uitgangspuntennotitie heeft het algemeen bestuur aangegeven een paradigmawijziging voor te staan, van “nee, tenzij” naar “ja, mits”. Dit houdt in dat er gebroken is met de gangbare manier van regulering waarbij als uitgangspunt werd gehanteerd: alle handelingen in het watersysteem zijn zonder vergunning verboden. Het uitgangspunt van deze Keur is dan ook ‘ja, mits’: in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, mits voldaan wordt aan de zorgplicht, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat laatste het geval is, worden er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of ingeval sprake is van vergunningplicht, de voorschriften verbonden aan de vergunning. Eventueel kan het dagelijks bestuur nog maatwerk voorschriften opleggen. Daarnaast geldt voor bepaalde handelingen een algeheel verbod waarvan niet kan worden afgeweken.

 

Door de paradigmawijziging in de nieuwe Keur is tevens een grootschalige dereguleringsslag tot stand gekomen. Voor veel activiteiten, waarvoor voorheen een vergunningplicht gold, geldt nu een lichter regime van zorgplicht, dan wel een algemene regel. Dit betekent in de praktijk een administratieve lastenverlichting voor initiatiefnemers, maar ook voor het waterschap.

 

Daarnaast is als uitgangspunt vastgesteld dat de nieuwe keur een in beginsel beleidsneutrale samenvoeging is van de keuren van de voormalige waterschappen Peel en Maasvallei en Roer en Overmaas.

 

 

Opbouw van deze Keur

De Keur is als volgt opgebouwd:

  • -

    Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen;

  • -

    Hoofdstuk 2: Vaststellen van doelcriteria voor de bescherming van het watersysteem;

  • -

    Hoofdstuk 3: Mogelijke handelingen in het watersysteem;

  • -

    Hoofdstuk 4: Onderhoud aan waterstaatswerken;

  • -

    Hoofdstuk 5: Toezicht en handhaving;

  • -

    Hoofdstuk 6: Overgangs- en slotbepalingen.

Het is aan het dagelijks bestuur van het waterschap om te bepalen welke handelingen op welke wijze gereguleerd worden (via zorgplicht, algemene regel, of vergunningplicht). Het algemeen bestuur heeft dat gedaan door doelcriteria vast te stellen in hoofdstuk 2 van de Keur. Deze doelcriteria worden door het dagelijks bestuur verder uitgewerkt in uitvoeringsregels en beleidsregels.

 

Om een initiatiefnemer behulpzaam te zijn bij de vraag of hij voor een handeling een vergunning nodig heeft of niet, heeft het waterschap voor de meest voorkomende handelingen per uitvoeringsregeling de criteria uitgewerkt in stroomschema’s. In de stroomschema’s staan vragen die eenvoudig met ja of nee beantwoord kunnen worden. Mogelijke uitkomsten zijn:

  • -

    er geldt alleen zorgplicht, of

  • -

    er geldt een algemene regel met of zonder meldplicht plus zorgplicht, of

  • -

    er geldt een vergunningplicht plus zorgplicht, of

  • -

    er geldt een algeheel verbod.

Aan de hand van een digitale vergunningchecker kan een initiatiefnemer zelf nagaan wat nodig is om een door hem beoogde handeling te kunnen uitvoeren.

 

Systeem van deze Keur

Het algemeen bestuur van het waterschap heeft op grond van de Waterschapswet de bevoegdheid om via een verordening handelingen (werken, werkzaamheden of activiteiten) die het watersysteem beïnvloeden, te reguleren. Dat is logisch, omdat het waterschap de zorg over het watersysteem heeft. Op verschillende manieren kan het waterschap een dergelijke handeling reguleren, afhankelijk van de risico’s voor het watersysteem die met het uitvoeren van deze handelingen gepaard gaan. Zo zijn er handelingen denkbaar waaraan het waterschap op voorhand geen nadere eisen of voorschriften stelt en het evenmin vooraf toetst, maar alleen in zijn algemeenheid stelt dat de handeling niet mag leiden tot nadelige gevolgen voor het watersysteem. Zo’n handeling valt dan alleen onder de zorgplicht (artikel 3.1 van de Keur).

 

Uitwerking heeft plaatsgevonden op basis van een risicobenadering. Welke activiteiten vormen een risico voor (het functioneren van) de waterstaatswerken en onderhoudsmogelijkheden daarvan? Aan de hand van een risicoanalyse vindt uitwerking hiervan plaats in de door het dagelijks bestuur vast te stellen uitvoeringsregels.

 

Het kan ook zo zijn dat er weliswaar een bepaald effect op het watersysteem te verwachten valt, maar dat dit effect niet zodanig groot is dat een individuele toets vooraf noodzakelijk is. Zolang men zich aan bepaalde, algemeen geformuleerde voorschriften houdt, is het risico van de voorgenomen handeling voor het watersysteem acceptabel. Zo’n handeling wordt dan gereguleerd via algemene regels (artikel 3.2 van de Keur) in combinatie met de zorgplicht (artikel 3.1 van de Keur).

 

In sommige algemene regels is een verplichting opgenomen dat de handeling vooraf moet worden gemeld. Het doen van een melding is in zo’n geval nodig omdat het waterschap vooraf moet nagaan of er bijvoorbeeld geen nadelige effecten zijn te verwachten voor het watersysteem, of omdat de handeling moet worden verwerkt in de Legger. Indien nodig kan het dagelijks bestuur aan de hand van de melding aanvullend maatwerk voorschriften opleggen.

 

Bij handelingen waarvan het risico zo groot is dat het watersysteem op een nadelige wijze wordt beïnvloed, wil het waterschap vooraf betrokken zijn en de voorgenomen handelingen toetsen om te bezien welke effecten de handeling kan hebben op het watersysteem. Voor die werken en werkzaamheden geldt een verbod om deze zonder vergunning te verrichten. Door de werken of werkzaamheden vooraf te toetsen, kan het waterschap in een vergunning voorschriften opnemen waaronder deze handelingen mogen worden verricht. Voor die handelingen is dan dus sprake van een vergunningplicht (artikel 3.3 van de Keur).

 

Tot slot kunnen er werken of werkzaamheden zijn die het waterschap in zijn geheel niet toestaat. Dit komt zeer zelden voor omdat voor bijna elke soort handeling er wel voorschriften zijn te bedenken die het risico van de voorgenomen handeling minimaliseren of beheersen. Maar, voor sommige handelingen kan dat niet. Dan geldt er een algeheel verbod (artikel 3.4 van de Keur).

 

Kaarten

In de Keur en de uitvoeringsregels wordt op meerder plaatsen verwezen naar kaarten, die onderdeel zijn van de bij deze Keur behorende set keurkaarten, dan wel de legger.

 

De kaarten zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur en dienen om de reikwijdte van de regels aan te geven.

 

Het gaat om de volgende kaarten:

  • 1.

    Bronbeken

  • 2.

    Onttrekken uit oppervlaktewater

  • 3.

    Kanovaart

  • 4.

    Onttrekken grondwater

  • 5.

    Peilgestuurde drainage

De kaarten zijn digitaal te raadplegen via de site van het waterschap (www.waterschaplimburg.nl) of via www.wetten.nl.

 

Legger

In de Keur wordt op diverse plaatsen verwezen naar de legger. Dit is kort gezegd een openbaar register waarin het waterschap onderhoudsverplichtingen oplegt en de vereiste onderhoudstoestand (profiel) van waterstaatswerken bepaalt, inclusief beschermingszones. Zo is in artikel 5.1 van de Waterwet bepaald dat het waterschap een legger moet vaststellen waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Daarnaast is in artikel 78 van de Waterschapswet bepaald dat het waterschap een legger moet opstellen waarin onderhoudsplichtigen worden aangewezen en onderhoudsverplichtingen worden opgelegd.

 

De Keur, de algemene (uitvoerings-) regels, en de beleidsregels worden samen met de legger ook wel aangeduid als het keurkwartet.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.1 – Begripsomschrijvingen

In deze Keur is een uitgebreide lijst met in de Keur, de uitvoeringsregels en de beleidsregels gehanteerde begrippen opgenomen zodat de Keur een zelfstandig leesbaar document is.

 

Artikel 1.2 – Hoofdelijke aansprakelijkheid

In het eerste lid wordt er op gewezen dat verplichtingen volgend uit deze Keur rusten op de eigenaar en/of gebruikers, bijvoorbeeld als er sprake is van een zakelijk of persoonlijk gebruiksrecht, dan wel op de initiatiefnemer van een handeling. Veelal is immers niet de eigenaar, maar de feitelijke gebruiker van de grond of de initiatiefnemer degene die bij machte is aan die verplichtingen te voldoen of die bij de voldoening aan die verplichtingen is gebaat. Indien een overtreding van de Keur wordt geconstateerd zal het waterschap per geval bepalen wie hierop moet worden aangesproken.

 

Artikel 2.1 – Doelcriteria

In dit artikel, en meer specifiek in de volgende artikelen, is de verordenende bevoegdheid van het algemeen bestuur beschreven en de opdrachtverlening aan het dagelijks bestuur tot verdere uitwerking. Deze artikelen hebben vooral interne werking en dienen voor de bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Het algemeen bestuur heeft op hoofdlijnen bepaald wat de doelcriteria zijn waar de Keur van het waterschap aan moet voldoen. De doelcriteria zijn afgeleid uit bestaande wet- en regelgeving en eigen beleid van het waterschap - zoals het Waterbeheerplan - en hangen samen met aspecten als: risico inschatting, veiligheidsaspecten, de bestaande dimensionering en capaciteit van het waterstaatswerk in relatie tot de normale werking en de werking in geval van piekbelasting van het systeem, de mogelijkheid om onderhoud te kunnen uitvoeren, de bestaande en gewenste ecologische waterkwaliteit en/of de mogelijkheden voor maatschappelijk medegebruik.

 

De doelcriteria zijn voor de onderdelen oppervlaktewater, waterkeringen en grondwater, uitgewerkt in specifieke criteria (artikelen 2.3 t/m 2.5 van de Keur). Het is aan het dagelijks bestuur om deze uitgangspunten verder uit te werken voor concrete handelingen in het watersysteem.

Dit is gedaan in de in de uitvoeringsregels, met name in de daarin opgenomen stroomschema’s. Hierin is aan de hand van toepassingscriteria de afwegingen gemaakt of een activiteit kan worden toegestaan of niet.

 

Artikel 2.2 – Algemene doelcriteria

Voor handelingen die betrekking hebben op oppervlaktewater, waterkeringen en/of grondwater, heeft het algemeen bestuur eerst algemene doelcriteria vastgesteld. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    de ecologische kwaliteit van oppervlaktewater mag niet verslechteren;

  • -

    de mogelijkheid tot maatschappelijk medegebruik moet in stand blijven;

  • -

    de veiligheid moet gewaarborgd blijven;

  • -

    de taakuitoefening van het waterschap mag niet worden belemmerd;

  • -

    de in het waterstaatswerk moet in goede toestand worden achtergelaten.

Deze algemene criteria worden in de volgende artikelen verder uitgewerkt.

 

Artikel 2.3 – Specifieke doelcriteria bij oppervlaktewater

Voor handelingen bij oppervlaktewater zijn specifieke doelcriteria vastgesteld.

 

Artikel 2.4 – Specifieke doelcriteria bij waterkeringen

Voor handelingen bij waterkeringen zijn specifieke doelcriteria vastgesteld.

 

Artikel 2.5 – Specifieke doelcriteria bij grondwater

Voor handelingen bij grondwater zijn specifieke doelcriteria vastgesteld.

 

Artikel 2.6 - Toepassingscriteria

In dit artikel verleent het algemeen bestuur opdracht aan het dagelijks bestuur om de in bovenstaande artikelen geformuleerde doelcriteria uit te werken in de uitvoeringsregels en beleidsregels.

 

Artikel 3.1 - Zorgplicht

De zorgplicht is het eerste instrument om handelingen in, aan, boven en onder watersystemen en hun beschermingszones te reguleren. Met deze zorgplicht wordt recht gedaan aan het ‘ja, mits’-uitgangspunt. De handelingen zijn toegestaan, mits er voldoende zorg in acht is genomen. Op basis van deze zorgplicht krijgt eenieder de verantwoording om bij het uitvoeren van handelingen voldoende zorg voor het functioneren van het watersysteem en de beschermingszones in acht te nemen.

 

Het waterschap gebruikt de zorgplicht bovendien als vangnet om te kunnen optreden tegen handelingen waarin daadwerkelijk schade is of dreigt te worden toegebracht aan het watersysteem. De zorgplicht moet dus altijd worden nageleefd.

 

Per specifieke uitvoeringsregel is in de stroomschema’s aangegeven voor welke handelingen alléén de zorgplicht van toepassing is en voor welke handelingen de zorgplicht geldt, naast een algemene regel of vergunningplicht. Daarnaast bevat elke uitvoeringsregel een nadere specificatie van de zorgplicht, gericht op de activiteit die in de betreffende uitvoeringsregel wordt geregeld.

 

Artikel 3.2 - Algemene regels

Algemene regels vormen het tweede instrument om handelingen te reguleren. Er is pas gekozen voor een algemene regel, wanneer alleen de zorgplicht voor de betreffende handeling onvoldoende bescherming biedt voor het functioneren van het watersysteem. Het is, vanwege geografische verschillen, mogelijk dat voor een handeling slechts in bepaalde gebieden sprake is van een algemene regel. In de algemene regels worden concrete voorschriften opgenomen waaraan bij de handeling moet worden voldaan. De handelingen waarvoor algemene regels gelden zijn toegestaan, mits aan alle voorschriften wordt voldaan. De initiatiefnemer heeft daarbij de zorgplicht om na te gaan of het naleven van de voorschriften in het specifieke geval voldoende is om nadelige effecten voor het watersysteem te voorkomen.

 

Een van de voorschriften van de algemene regels kan zijn dat de handeling vooraf moet worden gemeld aan het waterschap. Dit is niet altijd het geval. Een meldplicht is alleen opgenomen wanneer: (1) het waterschap bekend wil zijn met de activiteit (bijv. vanuit een oogpunt van onderhoud) en/of (2) het waterschap wil kunnen beoordelen of het opstellen van een maatwerkvoorschrift nodig is. Om het toezicht goed te kunnen uitoefenen is het belangrijk dat de melding tijdig, dat wil zeggen met in achtneming van de termijn die daarvoor is bepaald in de betreffende algemene regel, wordt ingediend. De algemene indieningstermijn is 4 weken.

 

Per specifieke uitvoeringsregel is in de stroomschema’s aangegeven voor welke handelingen naast de zorgplicht, ook een algemene regel geldt.

 

Artikel 3.3 – Vergunningplicht

De vergunningplicht is het derde instrument in de Keur om handelingen te reguleren. In deze Keur is alleen gekozen voor een vergunningplicht, wanneer toetsing van de plannen voorafgaand aan de uitvoering van de handeling, noodzakelijk is met oog op bescherming van de waterstaatswerken en/of de daaraan verbonden belangen van het waterschap. De vergunningplicht beperkt zich derhalve tot de handelingen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het functioneren van het watersysteem. Het is vanwege geografische verschillen mogelijk dat voor een handeling slechts in bepaalde gebieden sprake is van een vergunningplicht. De wijze waarop vergunningaanvragen worden beoordeeld, is vastgelegd in beleidsregels.

 

Bij het uitvoeren van de handeling moet initiatiefnemer de voorschriften in de vergunning naleven. Handelen in strijd met aan een vergunning verbonden voorschriften is op grond van artikel 6.20 lid 3 van de Waterwet verboden. De initiatiefnemer heeft daarbij de zorgplicht om na te gaan of het naleven van de voorschriften in het specifieke geval voldoende is om nadelige effecten voor het watersysteem te voorkomen.

 

Per specifieke uitvoeringsregel is in de stroomschema’s aangegeven voor welke handelingen naast de zorgplicht, ook een vergunningplicht geldt.

 

Artikel 3.4 – Keuzevrijheid

De initiatiefnemer heeft de vrijheid, tenzij anders is aangegeven, om gecombineerde handelingen te splitsen of samen te voegen. De basis hiervoor ligt in artikel 3.4 van de Keur. Als een voorgenomen initiatief uit meerdere handelingen bestaat waarbij voor één of meer van de handelingen een vergunningplicht geldt, dan kan de initiatiefnemer een gecombineerde vergunning aanvragen, waarin dus ook de handelingen worden opgenomen waarvoor een algemene regel bestaat. Indien in een specifieke uitvoeringsregel is aangegeven dat het doen van een gecombineerde aanvraag niet is toegestaan, dan geldt de keuzevrijheid niet.

 

Artikel 3.5 – Algeheel verbod

Het vierde en laatste instrument in de Keur om handelingen te reguleren, is het algeheel verbod. Voor deze handelingen geldt een harde nee. Dit betekent dat het niet mogelijk is deze handeling te verrichten, ook niet met een vergunning. Van dit algeheel verbod is sprake bij grote risico’s voor het functioneren van het watersysteem, die onvoldoende kunnen worden gereguleerd via een algemene regel of vergunningplicht. Bij deze handelingen zijn de risico’s dus niet beheersbaar te maken. Wanneer een algeheel verbod geldt is terug te vinden in de uitvoeringsregels.

 

Artikel 3.6 – Verbod bij calamiteiten

Met artikel 3.6 heeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om in geval van een calamiteit een verbod in te stellen. Het dagelijks bestuur kan dan bijvoorbeeld in een periode van droogte verbieden oppervlaktewater of grondwater te onttrekken. Naast de bepaling in de Keur zijn in de Waterwet (artikelen 5.28 tot en met 5.32) regels gesteld omtrent het gevaar voor waterstaatswerken. Deze artikelen geven de waterbeheerder ruime bevoegdheden. Indien een calamiteit zich voordoet en het dagelijks bestuur gebruik maakt van een van de bevoegdheden uit artikel 3.6, zal dit duidelijk aan de betrokkenen bekend worden gemaakt.

 

Artikel 3.7 – Vrijstelling beheer door het waterschap

Indien het waterschap handelingen uitvoert, zoals het verrichten van onderhoud, dan hoeft hij daarvoor geen vergunning aan zichzelf te verlenen of een melding te doen. Voor grotere werken of de aanleg van nieuwe werken zal het waterschap in sommige gevallen op grond van de Waterwet wel een projectplan moeten opstellen, waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Bij het uitvoeren van de werken zal het waterschap uiteraard wel zoveel mogelijk rekening houden met de regels op grond van de Keur.

 

Artikel 4.1 – Onderhoudsplicht algemeen

Onderhoudsplichtigen worden ingevolge artikel 78, tweede lid, Waterschapswet aangewezen in de legger. De Keur legt de basis hiervoor door als onderhoudsplichtigen aan te wijzen degenen die in de legger tot het plegen van gewoon of buitengewoon onderhoud zijn vermeld. In het algemeen is het waterschap aanwezen als onderhoudsplichtige van de waterstaatswerken die op de legger staan. Hiervan kan bij overeenkomst of vergunning worden afgeweken. In dat laatste geval berust de onderhoudsplicht derhalve op de derde partij/vergunninghouder.

Door het bepaalde in dit artikel geeft de Legger de reikwijdte van de bepalingen van de Keur aan.

 

Artikel 4.2 tot en met 4.8 – Inhoud onderhoudsplicht

In deze artikelen is nader uitgewerkt waaruit de onderhoudsplicht bestaat.

 

Artikel 4.9 – Onderhoud aan waterstaatswerken zonder (actuele) legger

Dit artikel bevat een regeling voor onderhoud met betrekking tot waterstaatswerken waarvoor nog geen legger is vastgesteld. De regeling van de voormalige waterschappen wordt hierin voortgezet. Dit houdt in dat bij waterkeringen de eigenaar het gewoon onderhoud dient te voeren en dat het buitengewoon onderhoud bij het waterschap berust. Bij oppervlaktewateren geldt dat het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de eigenaren berust. Opgemerkt wordt dat waterstaatswerken op de legger staan en dat wijzigingen van deze werken ook gelijktijdig van een leggerwijziging worden voorzien.

 

Artikel 5.1 - Schouw

Met de schouw wordt bedoeld de uitoefening van toezicht op naleving van onderhoudsbepalingen. Dit artikel betreft met name de schouw op het onderhoud aan waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen, veelal voorgeschreven in de legger.

Het aantal malen dat per jaar de schouw wordt uitgevoerd, is in de Keur niet geregeld. Dat wordt ter nadere vaststelling aan het dagelijks bestuur overgelaten.

Toepassing van dit artikel is binnen Waterschap Limburg bij vaststelling van deze keur niet aan de orde omdat het onderhoud van de waterstaatswerken in het algemeen bij het waterschap berust.

 

Artikel 5.2 – Aanwijzing toezichthouders

Op grond van dit artikel wijst het dagelijks bestuur toezichthoudende ambtenaren aan als bedoeld in artikel 5.11 Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht bevat bepalingen omtrent de bevoegdheden van deze toezichthouders.

 

Artikel 5.3 – Strafbepalingen

In artikel 81 Waterschapswet is bepaald welke maximumstraf op overtreding van de Keur kan worden gesteld. In deze Keur is deze maximumstraf opgenomen (drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van Strafrecht). Deze strafmaat geldt voor iedere overtreding van de keur of de daarop gebaseerde uitvoeringsregels, met uitzondering van het bepaalde in artikel 2.6, lid 2.

Deze strafbepalingen staan verder los van het bestuursrechtelijk instrumentarium waarover het dagelijks bestuur in geval van overtreding van de Keur kan beschikken. Het dagelijks bestuur kan met behulp van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom zorgen dat een overtreding van de regels ongedaan wordt gemaakt.

 

Artikel 6.1 – Bestaande situaties en vergunningen

Het eerste lid van dit artikel regelt dat werken die vóór inwerkingtreding van de nieuwe Keur conform een algemene regel of met vergunning zijn aangebracht of als zodanig worden beschouwd rechtsgeldig te zijn aangebracht, ook onder de nieuwe Keur worden toegestaan. Met het tweede lid is geregeld dat als de regels ten opzichte van voorheen worden versoepeld, dit ook doorwerkt voor handelingen waarvoor in het verleden strengere voorschriften golden. De strengere voorschriften uit een algemene regel of vergunning worden dan in sommige gevallen vervangen door de nieuwe, minder strenge, voorschriften.

 

Artikel 6.2 – Normering lozen van hemelwater afkomstig van verhard oppervlak op basis van plannen en projecten in voorbereiding

In ontwikkeling zijnde plannen en projecten zijn ontwikkeld op basis van de normering voor lozen van hemelwater van verhard oppervlak zoals die golden voor inwerkingtreding van deze keur. Het hanteren een de nieuwe norm vergt (mogelijk) aanpassingen van het in ontwikkeling zijnde plan of project die niet realiseerbaar zijn zonder ingrijpende aanpassingen. In het geval een plan of project in een zodanige mate van ontwikkeling en voorbereiding is dat reeds een ontwerp-besluit is gepubliceerd, dan wel waarvoor het waterschap voor inwerkingtreding van de nieuwe keur reeds adviezen heeft uitgebracht dan wel afspraken met de initiatiefnemer heeft gemaakt, dan blijft de oude normering van toepassing. In overleg wordt getracht de nieuwe norm zo veel mogelijk te benaderen.

Met het nieuwe beleid wordt beoogd een eerste aanzet te geven voor een nieuwe mindset waarbij met name nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voortaan waterneutraal worden gerealiseerd en dus waterbergingsproblemen niet langer naar de toekomst worden doorgeschoven.

 

Artikel 6.3 – Keurkaart overige waterkeringen en zomerkaden, met daarin gelegen waterkerende kunstwerken

Voor de categorie overige waterkeringen, met daarin gelegen waterkerende kunstwerken waarvoor nog geen legger is vastgesteld, is bij deze Keur aangegeven wat voor die waterkeringen als waterstaatswerkzone en beschermingszone geldt. Dit artikel dient als vangnet te worden beschouwd. Bij inwerkingtreding van deze keur zijn er geen overige waterkeringen waarvoor nog geen legger is vastgesteld. De betreffende kaart is derhalve niet toegevoegd.

 

Artikel 6.3 – Inwerkingtreding

De Keur treedt in werking op 1 april 2019.

 

Naar boven