Waterschapsblad van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht | Waterschapsblad 2019, 11546 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht | Waterschapsblad 2019, 11546 | Overige besluiten van algemene strekking |
Keurbesluit Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2019
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
In dit besluit wordt verstaan onder:
aanwonende: degene die in de directe nabijheid van het water woont, al dan niet daarvan gescheiden door een weg.
bebouwde kom: de grens waar de bebouwing, feitelijk of naar de aard van de omgeving, ophoudt;
bemaling: filterbemaling, openbemaling of spanningsbemaling
blow-out: ter plaatse van de boring vloeibaar worden van de bodem, waardoor de (water)bodem openbarst;
bronbemaling: onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen;
eerste watervoerend pakket: bovenste zandlaag die gevormd is in het Pleistoceen. Dit is het eerste watervoerende pakket onder het Holoceen;
freatisch grondwater: water onder de grondwaterspiegel in het Holoceen. Dit is inclusief het grondwater in eventuele tussenzandlagen in het Holoceen. Het Holoceen bestaat uit de geologische afzettingen die korter dan 11.000 jaar geleden gevormd zijn;
freatische zone: de bovenste bodemlaag die in directe verbinding staat met de atmosfeer;
gestuurde boring: met behulp van een boorinrichting zonder graven (sleufloos) ondergronds gestuurd aanbrengen van een kabel of leiding;
groene oeverzone: onverharde begroeide oever, die zich binnen de groene markeringen op de kaart van KRW wateren en Natura 2000-gebieden bevindt;
gronddekking: de gronddekking wordt gemeten beneden de maximum geroerde diepte na baggeren (zie ook Richtlijnen Vaarwegen 2011, RWS);
hogere gronden: door het bestuur bij besluit op een kaart aangewezen hoger gelegen gebieden;
huisaansluiting: individuele aftakking van een doorgaande kabel of leiding, naar een woning of bedrijfsruimte
leggerprofiel van oppervlaktewaterlichamen: het in de legger, als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet, weergegeven profiel benodigd voor water aan- en –afvoer;
middenstrook van het water: een strook water gerekend vanuit de as van het water met een gelijke breedte van 2,5 meter aan beide zijden van de as;
Natura 2000-gebieden: gebieden die als zodanig zijn aangewezen op grond van de Wet Natuurbescherming;
ontgravingsniveau: niveau van de ontgraving beneden het maaiveld;
open wateren: meren en plassen en overige niet-lijnvormige wateren;
stijghoogte: grondwaterstand in een peilbuis die staat afgesteld in een watervoerend pakket;
vaarstrook: in het Verkeersbesluit AGV Ligplaatsnemen vastgestelde minimaal vrij te houden vaarwegbreedten voor de in dat besluit aangewezen scheepvaartwegen;
verkeersvoorzieningen: voorzieningen met een verkeer regulerende functie, zoals verkeersdrempels, verkeersplateau’s, vernauwingen, obstakels en dergelijke;
waterbodem: het onder de waterlijn gelegen grondvlak inclusief de natte oevertaluds. De waterbodem omvat het oorspronkelijke bodemmateriaal en de aanwezige bagger;
wateren: watergangen en open wateren;
watervoerend pakket: geologische formatie waarbinnen grondwater zich eenvoudig kan verplaatsen;
wateren met vaarfunctie: bevaarbare wateren die voor het publiek toegankelijk zijn.
De regels in dit hoofdstuk hebben betrekking op vergunningvrije activiteiten bedoeld in hoofdstuk 2.
De regels in hoofdstuk 2 zijn gericht op de doelstellingen van waterbeheer in artikel 2.1 van de Waterwet en in het bijzonder,
Artikel 1.5 (algemene gegevens bij een melding of het verstrekken van gegevens en bescheiden)
Artikel 1.6 (gegevens en bescheiden voor maatwerk op initiatief van het bestuur)
Op verzoek van het bestuur worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor het stellen van een maatwerkvoorschrift op initiatief van het bestuur, voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.
Hoofdstuk 2 Inhoudelijke regels
Paragraaf 2.1 Wijzigen van secundaire wateren
Artikel 2.2 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.1 doet ten minste vier weken voor het begin daarvan melding aan het bestuur.
Paragraaf 2.2 Kabels en leidingen
Artikel 2.6 (reikwijdte beperkingengebied oppervlaktewaterlichamen)
Vrijstelling wordt verleend van artikel 2.31 onder c, onderdeel 2° van de Keur voor:
Artikel 2.7 (specifieke zorgplicht)
Artikel 2.9 (specifieke zorgplicht beperkingengebied waterkeringen)
direct na het aanbrengen van de huisaansluiting en aan het einde van iedere werkdag de ontgraving wordt aangevuld met de uitkomende grond in omgekeerde volgorde in lagen van maximaal 0,20 meter, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; verdichten van de uitgraving met bevroren grond is niet toegestaan;
10º. direct na het aanbrengen van de kabel, en, wanneer de kabel in de kernzone ligt, aan het einde van iedere werkdag, wordt de ontgraving aangevuld met de uitgekomen grond in lagen van maximaal 0,20 meter, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; verdichten van de uitgraving met bevroren grond is niet toegestaan;
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, onder a en b, doet ten minste vier weken voor het begin daarvan melding aan het bestuur.
Artikel 2.11 (gegevens en bescheiden bij een melding)
Een melding van activiteiten als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, onder a en b bevat, naast gegevens bedoeld in artikel 1.5:
Artikel 2.12 (gegevens en bescheiden: uitvoering spoedeisende reparaties, lasgaten en proefsleuven)
Ten minste 24 uur voor het begin of, in het geval van een calamiteit, uiterlijk de eerste dag na aanvang van een activiteit als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, onder c worden aan het bestuur gegeven en bescheiden verstrekt over:
Paragraaf 2.3 Boringen, sonderingen en grondmechanisch onderzoek
Vrijstelling wordt verleend van het verbod in de artikelen 2.17 onder a, onderdeel 4°, 2.17 onder c, 2.18 onder a, onderdeel 4°, onder d, 2.20 onder d van de Keur voor het uitvoeren van boringen en sonderingen ten behoeve van bodemonderzoek in
Artikel 2.15 (specifieke zorgplicht)
Paragraaf 2.4 Steigers, afmeerpalen en ligplaatsnemen
Artikel 2.19 (specifieke zorgplicht voor steigers en afmeerpalen)
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.18, en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in de artikelen 2.13, 2.14, 2.26 en 2.27 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten Keur), is verplicht:
Paragraaf 2.5 Ophogen en ontgraven van waterkeringen
Artikel 2.21 (specifieke zorgplichten)
Paragraaf 2.6 Wegen op waterkeringen
Artikel 2.23 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.22, en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikelen 2.13 en 2.14 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten) is verplicht:
Vrijstelling wordt verleend van artikelen 2.17 onder a, onderdeel 6°, 2.18 onder a, onderdeel 5°, 2.18 onder b, onderdeel 4°, 2.20, onder c, 2.31 onder a, onderdeel 2° van de Keur voor de aanleg, hebben, vervangen en verwijderen van beschoeiing in
Artikel 2.28 (specifieke zorgplicht)
Paragraaf 2.8 Werken in verholen waterkeringen
Vrijstelling wordt verleend van artikelen 2.19 onder a, onderdeel 4° en onder b, onderdeel 4° van de Keur voor het aanbrengen, hebben, wijzigen en verwijderen van bouwwerken, funderingen, funderingspalen en damwanden in
Artikel 2.33 (specifieke zorgplicht)
Paragraaf 2.9 Dammen en bruggen
Artikel 2.38 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.32 en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikelen 2.13, 2.14, 2.26 en 2.27 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten), is verplicht:
Paragraaf 2.10 Bestrating in de beschermingszone van primaire wateren
Artikel 2.43 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunning vrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.42 en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikelen 2.1, 2.2, 2.30 en 2.31 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten) is verplicht:
Paragraaf 2.11 Onttrekken en lozen van water aan of op oppervlaktewateren
Artikel 2.45 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunningvrije vrijgestelde activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.44 en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikelen 2.26 en 2.27 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten) is verplicht:
Paragraaf 2.12 Grondwateronttrekkingen en -infiltraties
Artikel 2.47 (specifieke zorgplicht)
3º. indien de hoogte van de houten paalfundering(en) niet bekend is, het grondwaterniveau rondom de bouwkuip niet wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; waarbij de gemiddeld laagste grondwaterstand wordt afgeleid van een of meerdere representatieve peilbuizen in de nabije omgeving van de werkzaamheden;
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.46 doet ten minste vier weken voor het begin daarvan melding aan het bestuur.
Artikel 2.50 (gegevens en bescheiden)
Van een activiteit bedoeld in artikel 2.47, lid 3, onder c, worden van de opstelling van de peilbuizen de volgende gegevens geregistreerd:
vanaf ten minste 5 dagen voor aanvang van de onttrekking tot ten minste 5 dagen na het einde van de onttrekking worden de grondwaterstanden in de peilbuizen gemeten en geregistreerd ten opzichte van het NAP. Het meten en registreren van de grondwaterstanden vindt dagelijks plaats gedurende werkdagen; en
Paragraaf 2.13 Explosiegevaarlijke stoffen en installaties
Artikel 2.53 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.52 en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikelen 2.13 en 2.14 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten), is verplicht:
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.52 doet ten minste vier weken voor het begin daarvan melding aan het bestuur.
Paragraaf 2.14 Peilafwijkingen
Artikel 2.57 (specifieke zorgplicht)
Degene die een vergunningvrije activiteit verricht als bedoeld in artikel 2.56 en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen heeft of kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikelen 2.26 en 2.27 van de Keur (oogmerken en specifieke zorgplichten) is verplicht:
Paragraaf 2.15 Overige activiteiten in het beperkingengebied van waterkeringen
De regels in deze paragraaf hebben betrekking op activiteiten in het beperkingengebied van waterkeringen, waarvoor niet reeds bij of krachtens de Keur een vergunningplicht of vrijstelling geldt.
Artikel 2.60 (specifieke zorgplicht)
Paragraaf 2.16 Overige activiteiten in beperkingengebieden van oppervlaktewaterlichamen
De regels in deze paragraaf hebben betrekking op activiteiten in het beperkingengebied van oppervlaktewaterlichaam, met inbegrip van ondersteunde kunstwerken en bergingsgebieden, waarvoor niet reeds bij of krachtens de Keur een vergunningplicht of vrijstelling geldt.
Artikel 2.64 (Specifieke zorgplicht)
Die verplichting houdt in ieder geval in dat:
bij boringen en sonderingen in oppervlaktewaterlichamen en de beschermingszone langs primaire wateren worden waterspanningsmeters en peilbuizen goed afgewerkt, bij voorkeur onder maaiveld, en gemarkeerd. De peilbuizen, minifilters, waterspanningsmeters en overig werkmateriaal worden na de meetperiode verwijderd.
Hoofdstuk 3 Inhoudelijke regels over onderhoud
De regels in deze paragraaf hebben betrekking op de onderhoudsplichtige en onderhoudsmaatregelen, bedoeld in artikelen 2.22 en 2.23 van de Keur.
Artikel 3.2 (onderhoudsmaatregelen)
De onderhoudsplichtige heeft de plicht de onderhoudsmaatregelen te nemen zoals aangewezen in Bijlage III, tenzij in de legger, bedoeld in artikel 78, lid 2 van de Waterschapswet, een watervergunning of een overeenkomst met het waterschap, een andere onderhoudsmaatregel is bepaald.
Paragraaf 3.2 Oppervlaktewaterlichamen
De regels in deze paragraaf hebben betrekking op de onderhoudsplichtige en onderhoudsmaatregelen, bedoeld in de artikelen 2.35 en 2.36 van de Keur.
Artikel 3.4 (onderhoudsmaatregelen)
De onderhoudsplichtige heeft de plicht de onderhoudsmaatregelen te nemen zoals aangegeven in Bijlage II, tenzij in de legger, bedoeld in artikel 78, lid 2 van de Waterschapswet, een watervergunning of een overeenkomst met het waterschap, een andere onderhoudsmaatregel is bepaald.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2019-11546.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.