Ontwerp-besluit “Derde partiële herziening Algemene regels waterschap Aa en maas”

Het dagelijks bestuur van waterschap Aa en maas;

 

overwegende dat het dagelijks bestuur op 3 maart 2015 de ‘Algemene regels’ heeft vastgesteld en deze op 26 juli 2016 en op 3 december 2018 partieel heeft herzien;

 

gezien het feit dat bij de meest recente partiele herziening de algemene regels op het gebied van grondwater niet zijn meegenomen, omdat deze regels destijds niet zijn geëvalueerd, is er nu behoefte om de algemene regels omtrent grondwater alsnog te herzien. De aanpassingen die zijn gedaan hebben als gevolg dat de reikwijdte van de toepassing van de algemene regels is uitgebreid en dat de regels taalkundig verbeterd zijn om de leesbaarheid te vergroten;

 

gezien het feit dat de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel een uniforme keur met bijbehorende uniforme algemene regels en beleidsregels hanteren, en deze ook in gezamenlijkheid actueel houden;

 

gelet op onder andere de Waterwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Verordening water Noord-Brabant, en de Keur waterschap Aa en maas 2015;

 

gelet op afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht ligt onderstaand besluit vanaf 3 oktober 2019 tot en met 14 november 2019 ter inzage:

 

O N T W E R P - B E S L U I T :

  • 1.

    in de ‘Algemene regels waterschap Aa en maas’ de wijzigingen door te voeren zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit;

  • 2.

    dit ontwerp-besluit wordt aangehaald als “Derde partiële herziening Algemene regels waterschap Aa en maas”;

  • 3.

    dit ontwerp-besluit treedt in werking op 3 oktober 2019.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 24 september 2019,

 

De secretaris

drs. P. Sennema

De dijkgraaf

drs. L.H.J. Verheijen

Inzage

De bijbehorende ontwerpversie algemene regel kunt u downloaden aan de linkerzijde van de pagina.

 

Zienswijzen

Belanghebbenden kunnen gedurende de periode van terinzagelegging gemotiveerd hun zienswijze indienen bij het dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas. De zienswijze moet tenminste bevatten uw naam en adres, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waar uw zienswijze betrekking op heeft.

 

Wat gebeurt er met de zienswijzen?

Het dagelijks bestuur stelt een inspraaknota vast met alle ingediende zienswijzen en de reactie van het dagelijks bestuur hierop. Degene die een zienswijze heeft ingediend, krijgt een afschrift van de inspraaknota toegezonden. In de nota van zienswijzen worden géén persoonsgegevens vermeld.

 

Contact

Voor vragen over deze bekendmaking kunt u contact opnemen met het secretariaat van de afdeling Planadvies en Vergunningen via een e-mail: secr_PenV@aaenmaas.nl

Bijlage

Toelichting

In deze bijlage staat per algemene regel uit de ‘Algemene regels waterschap Aa en maas’ in een aparte tabel aangegeven welke veranderingen in de bestaande tekst doorgevoerd worden. Om makkelijk te kunnen verwijzen zijn alle wijzigingen genummerd (kolom 1). In de tweede kolom van de tabel staat de vindplaats in de algemene regel zoals deze laatst is vastgesteld op 3 december 2018. De wijziging is omschreven in de derde kolom en in de laatste kolom is kort omschreven waarom de wijziging wordt aangebracht. Er zijn alleen tabellen opgenomen voor algemene regels waarin daadwerkelijk iets aangepast wordt. Daar waar dat verduidelijkend is, is in de derde kolom de wijziging in rood aangegeven.

 

Algemene regels 34 Algemene regels Grondwater 

 

Artikel 1 Gebiedsaanwijzing

 

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

1.1

Lid 2

De tekst van lid 2 luidt:

 

Per grondwaterdeelgebied gelden in de algemene regels de gebiedsspecifieke voorwaarden die opgenomen zijn in de onderstaande tabel.

 

Wordt vervangen door:

 

In het grondwaterdeelgebied is de put voor onttrekking of infiltreren niet dieper dan noodzakelijk en strekt zich maximaal tot in het watervoerende pakket dat in de onderstaande tabel is aangegeven.

 

De strekking van lid 2 en 3 waren nagenoeg gelijk. Daarom zijn deze twee leden samengevoegd in dit nieuwe lid 2.

1.2

Lid 3

De tekst van lid 3 luidt:

 

De put voor onttrekking of infiltreren is niet dieper dan noodzakelijk en strekt zich maximaal tot in het watervoerende pakket dat in de onderstaande tabel is aangegeven.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

   

Lid 3 is samengevoegd met lid 2.

1.3

Lid 4

De tekst van lid 4 luidt:

 

De uitgangspunten op grond van lid 2 gelden niet indien en voor zover in een algemene regel specifiek andere voorwaarden zijn opgenomen.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

Omdat er aan lid 2 geen invulling wordt gegeven, en om deze reden wordt geschrapt, is lid 4 daarmee ook overbodig.

 

Artikel 2 Algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie

 

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

2.1

Artikel 2

Aan artikel 2 worden de leden 3 tot en met 6 toegevoegd:

 

  • 3.

    Degene die die grondwater onttrekt buiten de Beschermde gebieden, attentiegebieden en de invloedsgebieden Natura 2000 behoeve van de beregening van grasland, akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt, beschikt over een bedrijfswaterplan.

  • 4.

    Het bedrijfswaterplan bevat waterconserverende en/of waterbesparende maatregelen, en is opgesteld en uitgevoerd met inachtneming van bijlage 1 behorende bij deze Algemene Regels en de daarin vervatte voorschriften.

  • 5.

    De in het bedrijfswaterplan opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd voorafgaand aan de onttrekking.

  • 6.

    De leden 3, 4 en 5 zijn niet van toepassing op kleine onttrekkingen zoals bedoeld in artikel 3.

Uitgangspunt is dat degene die beregent altijd over een bedrijfswaterplant dient te beschikken. Het maakt daarbij niet uit of dat om een vergunningplichtige onttrekking gaat, of een onttrekking die valt onder deze algemene regels. De nieuwe leden 3 tot en met 6 dienen hiervoor. Een bedrijfswaterplan is niet vereist als het gaat om kleine onttrekkingen zoals bedoeld in artikel 3 van Algemene regel 34.

 

Verder is er voor gekozen om het model-bedrijfswaterplan als bijlage toe te voegen aan de algemene regels. Hiernaar wordt verwezen in lid 4 van artikel 2.

  

Artikel 4 beregening van grasland

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

3.1

Lid 1

De tekst van lid 1, aanhef, luidt:

 

Een vergunning tot het onttrekken van grondwater is niet vereist voor beregening van grasland:

 

Wordt vervangen door:

 

Een vergunning tot het onttrekken van grondwater is niet vereist voor beregening van grasland voor zover:

 

Betreft een taalkundige correctie.

3.2

Lid 1, sub b

De tekst van lid 1, sub b luidt:

 

de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

 

Wordt vervangen door:

 

de onttrekkingsinrichting een maximale pompcapaciteit van 70 m3 per uur heeft;

 

Betreft een taalkundige correctie.

3.3

Lid 1, sub e

De tekst van lid 1, sub e luidt:

 

de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

 

Deze eis is toegevoegd aan artikel 2, verdeeld over lid 3 en lid 5, algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie.

3.4

Lid 2

De tekst van lid 2 luidt:

 

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende voorschriften:

 

Wordt vervangen door:

 

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in het eerste lid, gebruikt dit alleen voor graslandberegening. 

 

Betreft een taalkundige correctie omdat opsomming is verwijderd.

3.5

Lid 2, sub a

De tekst van lid 2, sub a luidt:

 

het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor graslandberegening en;

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis is verwerkt in aanhef van lid 2.

3.6

Lid 2, sub b

De tekst van lid 2, sub b luidt:

 

er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor het beoogde gebruik en;

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis is reeds vermeld in artikel 2 lid 1, de algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie.

3.7

Lid 2, sub c

De tekst van lid 2, sub c luidt:

 

de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis is toegevoegd aan artikel 2, verdeeld over lid 3 en lid 5, algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie.

3.8

Lid 4

De tekst van lid 4 luidt:

 

Het bepaalde in het eerste lid, onder e, vervalt per 1 januari 2018.

 

Wordt vervangen door:

 

Degene die grondwater onttrekt conform dit artikel meldt dit tenminste 4 weken voor start van de werkzaamheden. De melding bevat tenminste de locatie van de put(ten), de maximale pompcapaciteit, de diepte van de put en het bedrijfswaterplan. Ten aanzien van booractiviteiten is tevens artikel 34.9 van toepassing. Deze melding is niet vereist, indien eerder een melding overeenkomstig dit artikel is gedaan en door deze onttrekking geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.

 

Genoemde datum is verstreken en daarmee is deze bepaling overbodig geworden.

 

Het oude lid 6 komt hiervoor in de plaats. Dit betreft een redactionele aanpassing.

3.9

Lid 5

De tekst van lid 5 luidt:

 

Het bepaalde in het tweede lid, onder c, treedt eerst in werking per 1 januari 2018.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Genoemde datum is verstreken en daarmee is deze bepaling overbodig geworden.

3.10

Lid 6

De tekst van lid 6 luidt:

 

Degene die grondwater onttrekt conform dit artikel meldt dit tenminste 4 weken voor start van de werkzaamheden. De melding bevat tenminste de locatie van de put(ten), de maximale pompcapaciteit, de diepte van de put en het bedrijfswaterplan. Ten aanzien van booractiviteiten is tevens artikel 34.9 van toepassing. Deze melding is niet vereist, indien eerder een melding overeenkomstig dit artikel is gedaan en door deze onttrekking geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Betreft een redactionele aanpassing omdat de inhoud van dit lid is verplaatst naar lid 4.

   

Artikel 5 beregening van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

4.1

Titel artikel 5

De tekst van artikel 5 luidt:

 

Artikel 5 beregening van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt

 

Wordt vervangen door:

 

Artikel 5 beregening van akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt

   

Betreft een redactionele aanpassing naar aanleiding van de inhoudelijke wijzigingen van dit artikel.

4.2

Lid 1

De tekst van lid 1, aanhef, luidt:

 

Een vergunning tot het onttrekken van grondwater is niet vereist voor gebruik ten behoeve van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt:

 

Wordt vervangen door:

 

Een vergunning tot het onttrekken van grondwater is niet vereist voor gebruik ten behoeve van akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt voor zover:

 

Uit praktijkervaring blijkt dat ook beregening van gewassen voor “glastuinbouw, container- en substraatteelt” op dezelfde wijze gedereguleerd (van vergunningplicht naar algemene regel) kan worden als de beregening van gewassen voor “akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt”.

4.3

Lid 1, sub b

De tekst van lid 1, sub b luidt:

 

per onttrekkingsinrichting is de maximale pompcapaciteit 100 m3 per uur en; 

 

Wordt vervangen door:

 

de onttrekkingsinrichting een maximale pompcapaciteit van 100 m3 per uur heeft;

 

Betreft een taalkundige correctie.

4.4

Lid 1, sub c

De tekst van lid 1, sub c luidt:

 

er is niet meer dan 1 put per 5 hectare aanwezig en; 

 

Wordt vervangen door:

 

er niet meer dan 1 put per 5 hectare aanwezig is en;

 

Betreft een taalkundige correctie.

4.5

Lid 1, sub d

De tekst van lid 1, sub d luidt:

 

De putten zijn niet dieper dan in artikel 34.1 is bepaald;

 

Wordt vervangen door:

 

putten niet dieper zijn dan in artikel 34.1 is bepaald;

 

Betreft een taalkundige correctie.

4.6

Lid 1, sub e

De tekst van lid 1, sub e luidt:

 

de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis wordt toegevoegd aan artikel 2, verdeeld over lid 3 en lid 5, algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie.

4.7

Lid 2

De tekst van lid 2 luidt:

 

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende voorschriften:

 

Wordt vervangen door:

 

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in het eerste lid, gebruikt dit alleen voor de beregening van gewassen voor de akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt.

Toevoeging van de sectoren zoals genoemd in lid 1 en tevens een taalkundige verbetering gedaan.

4.8

Lid 2, sub a

De tekst van lid 2, sub a luidt:

 

het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor beregening van gewassen voor de akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt;

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis is verwerkt in aanhef van lid 2.

4.9

Lid 2, sub b

De tekst van lid 2, sub b luidt:

 

er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor het beoogde gebruik;

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis is reeds vermeld in artikel 2 lid 1, de algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie.

4.10

Lid 2, sub c

De tekst van lid 2, sub c luidt:

 

de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Deze eis is toegevoegd aan artikel 2, verdeeld over lid 3 en lid 5, algemene voorschriften voor onttrekking en infiltratie.

4.11

Lid 3

De tekst van lid 3 luidt:

 

Vergunningen verleend voor activiteiten als bedoeld in dit artikel vervallen met ingang van 1 januari 2018.

 

Wordt vervangen door:

 

Vergunningen verleend voor activiteiten ten behoeve van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt vervallen met ingang van 1 januari 2018.

 

Door de toevoeging van de sectoren glastuinbouw, container- en substraatteelt, moet een onderscheid worden aangebracht in de vervaldatum van de voorheen verleende vergunningen voor deze bedrijven.

4.12

Lid 4

De tekst van lid 4 luidt:

 

Het bepaalde in het eerste lid, onder e, vervalt per 1 januari 2018.

 

Wordt vervangen door:

 

Degene die grondwater onttrekt conform dit artikel meldt dit tenminste 4 weken voor start van de werkzaamheden. De melding bevat tenminste de locatie van de put(ten), de maximale pompcapaciteit, de diepte van de put en het bedrijfswaterplan. Ten aanzien van booractiviteiten is tevens artikel 34.9 van toepassing. Deze melding is niet vereist, indien eerder een melding overeenkomstig dit artikel is gedaan en door deze onttrekking geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.

 

Genoemde datum is verstreken en daarmee is het oude lid 5 overbodig geworden en wordt deze vervangen door lid 6.

4.13

Lid 5

De tekst van lid 5 luidt:

 

Het bepaalde in het tweede lid, onder c, treedt eerst in werking per 1 januari 2018.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Genoemde datum is verstreken en daarmee is het oude lid 5 overbodig geworden.

4.14

Lid 6

De tekst van lid 6 luidt:

 

Degene die grondwater onttrekt conform dit artikel meldt dit tenminste 4 weken voor start van de werkzaamheden. De melding bevat tenminste de locatie van de put(ten), de maximale pompcapaciteit, de diepte van de put en het bedrijfswaterplan. Ten aanzien van booractiviteiten is tevens artikel 34.9 van toepassing. Deze melding is niet vereist, indien eerder een melding overeenkomstig dit artikel is gedaan en door deze onttrekking geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.

 

Wordt vervangen door:

 

< vervallen >

 

Het oude lid 6 is verplaatst naar lid 4. Betreft een redactionele aanpassing.

 

Artikel 9 Meldplicht

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

5.1

Lid 1, sub b

De tekst van lid 1, sub b luidt:

 

Door de houder van de onttrekkingsinrichting dient binnen 4 weken na uitvoering van de boring de beschrijving van het veldwerk zoals die vereist is krachtens het Besluit bodemkwaliteit, eveneens aan het bestuur te worden gestuurd.

 

Wordt vervangen door:

 

Door de houder van de onttrekkingsinrichting of degene die grondwater onttrekt dient binnen 4 weken na uitvoering van de boring de beschrijving van het veldwerk zoals die vereist is krachtens het Besluit bodemkwaliteit, eveneens aan het bestuur te worden gestuurd.

 

Door deze wijziging wordt de reikwijdte van dit artikel verbreed, omdat hiermee ook een pachter of gebruiker verantwoordelijk kan worden gesteld om het waterschap in te lichten i.p.v. alleen de houder/eigenaar van een onttrekkingsinrichting.

5.2

Lid 1, sub c

De tekst van lid 1, sub c luidt:

 

Bij afdichting van een put dient door de houder van de onttrekkingsinrichting binnen 4 weken na uitvoering, het veldwerkverslag zoals die vereist is krachtens het Besluit bodemkwaliteit, eveneens aan het bestuur te worden gestuurd.

 

Wordt vervangen door:

 

Bij afdichting van een put dient door de houder van de onttrekkingsinrichting of degene die grondwater onttrok binnen 4 weken na uitvoering, het veldwerkverslag zoals die vereist is krachtens het Besluit bodemkwaliteit, eveneens aan het bestuur te worden gestuurd.

Door deze wijziging wordt de reikwijdte van dit artikel verbreed, omdat hiermee ook een pachter of gebruiker verantwoordelijk kan worden gehouden om het waterschap in te lichten i.p.v. alleen de houder/eigenaar van een onttrekkingsinrichting.

    

Artikel 10 begripsomschrijvingen

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

6.1

begrip ‘Bedrijfs-waterplan’

De toelichting luidt:

 

Bedrijfswaterplan: plan van waterconserverende en/of waterbesparende maatregelen welke worden genomen door of namens de houder van een onttrekkingsinrichting, door de houder van de onttrekkingsinrichting opgesteld conform een door het bestuur vastgesteld model;

 

Wordt vervangen door:

 

Bedrijfswaterplan: plan van waterconserverende en/of waterbesparende maatregelen welke wordt opgesteld en uitgevoerd door of namens de houder van de onttrekkingsinrichting of degene die grondwater onttrekt, conform een door het bestuur vastgesteld model;

 

Door deze wijziging wordt de reikwijdte van het begrip verbreed, omdat hiermee ook een pachter of gebruiker verplicht wordt om het waterschap in te lichten i.p.v. alleen de houder/eigenaar van een onttrekkingsinrichting.

 

Tevens een taalkundige aanpassing gedaan.

 

35. Toelichting bij de algemene regels grondwater 

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

nr.

vindplaats

aanpassing

reden

7.1

Artikel 1

De tekst luidt:

 

Dit artikel regelt het vaststellen van de kaart waarop de gebiedsindeling voor het grondwaterbeleid is weergegeven. Dit artikel regelt niet de aanwijzing van de Beschermde gebieden en de attentiegebieden, want dat is in de keur geregeld, omdat die kaart de basis vormt voor een onderscheid in twee soorten vergunningplicht (grondwater resp. oppervlaktewaterlichamen).

Voor het aanduiden van de bodemopbouw bestaan meerdere typologieën in Nederland. In de algemene regels en beleidsregels sluit het waterschap aan op de typologie van Regis II van TNO-NITG. Dit is een landelijke erkende digitale database die een model geeft van de landelijke geologische kartering van de Nederlandse ondergrond. Deze standaard wordt ook in andere regelgeving toegepast zoals het Protocol mechanisch boren krachtens artikel 25 Besluit bodemkwaliteit.

 

Wordt vervangen door:

 

Dit artikel regelt het vaststellen van de kaart waarop de gebiedsindeling voor het grondwaterbeleid is weergegeven. Dit artikel regelt niet de aanwijzing van de Beschermde gebieden en de attentiegebieden, want dat is in de keur geregeld, omdat die kaart de basis vormt voor een onderscheid in twee soorten vergunningplicht (grondwater resp. oppervlaktewaterlichamen).

Voor het aanduiden van de bodemopbouw bestaan meerdere typologieën in Nederland. In de algemene regels en beleidsregels sluit het waterschap aan op de typologie van Regis II van TNO-NITG. Dit is een landelijke erkende digitale database die een model geeft van de landelijke geologische kartering van de Nederlandse ondergrond. Deze standaard wordt ook in andere regelgeving toegepast zoals het Protocol mechanisch boren krachtens artikel 25 Besluit bodemkwaliteit.

De tabel in het tweede lid is vertaald in een kaart die een indicatie geeft van de maximale diepte van de put in meters minus maaiveld. Deze kaart is te benaderen via de website van het waterschap.

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met boring vrije zones ten aanzien van grondwater. Deze zones worden ingesteld door de Provincie Noord-Brabant en zijn te raadplegen via https://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/Kaartbank

 

De algemene regels dienen voldoende duidelijk te zijn voor burgers/bedrijven. Op een eenvoudige manier dienen zij te kunnen vaststellen tot welke diepte geboord mag worden. Daarom is van belang dat de maximale boordiepte op een eenvoudige manier inzichtelijk wordt gemaakt. Dit is door ieder waterschap separaat gedaan en gepubliceerd op de eigen website van het waterschap.

 

Daarnaast is op advies van de provincie Noord-Brabant een verwijzing opgenomen naar de kaart van boring vrije zones.

7.2

Artikel 4

De tekst luidt:

 

Met graslandberegening wordt bedoeld het beregenen van percelen met gras die bedoeld zijn voor het houden of weiden van vee en daarmee vergelijkbaar agrarische gebruik. Graslandberegening is in die bedrijfsvoering bedoeld als een manier om voldoende ruwvoer voor vee te produceren.

Een bijzondere gebruiksvorm voor gras is het telen van graszoden. Deze teelt wordt vanwege zijn bijzondere aard niet als grasland beschouwd, maar wordt benaderd als een bijzondere vorm van akkerbouw. Het gaat daar immers niet om de productie voldoende gras voor ruwvoer (waar overigens ook alternatieven voor beschikbaar zijn), of voor het weiden van vee, maar om de teelt van een meer ‘hoogwaardig gewas’.

 

Voorheen gold voor graslandberegening een vergunningplicht met een zeer terughoudend vergunningenbeleid. Met deze algemene regel wordt nieuw beleid voor beregening uit grondwater ingevoerd. De pompcapaciteit en het gebied waarin wordt onttrokken zijn bepalend of een onttrekking wel of niet is vrijgesteld van de vergunningplicht. Voor de beschermde gebieden, attentiegebieden en zones rondom N2000-gebieden blijft het bestaande regime onverkort van kracht, dit betekent dat de bestaande vergunningen en de bestaande vergunningplicht met het bestaande vergunningenbeleid daar ongewijzigd blijven. Voor de overige gebieden wordt nieuw beleid ingevoerd waarbij meer flexibiliteit en meer gebruik van algemene regels centraal staat. De pompcapaciteit is medebepalend voor de vrijstelling van vergunningplicht en is zodanig gekozen dat deze nog steeds uitnodigt tot verantwoord grondwatergebruik. Immers, een agrariër zal een pomp niet langer in werking laten dan nodig is gezien de (brandstof)kosten en men zal dus naar verwachting niet langer beregenen dan noodzakelijk is.

 

Daarnaast zijn in de algemene regels enkele voorschriften opgenomen waaraan moet worden voldaan om ongewilde excessen of andere ongewenste effecten (zie ook artikel 7.18 Waterwet) te voorkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een beperking van het aantal putten, gelet op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater via de bescherming van de scheidende lagen in de bodem. De hier gestelde grenswaarden zijn enerzijds afgestemd op wat in de praktijk bij een goede landbouwpraktijk past qua waterbehoefte. Er is gekeken naar de hoeveelheid water die men normaal gesproken voor een teelt zou onttrekken, met een marge voor verschillen in bedrijfsvoering. Omdat een onttrekkingsinrichting nooit een rendement van 100% kan hebben, is dit vervolgens verhoogd naar een pompcapaciteit die in de praktijk, gegeven de voorgeschreven grondwaterpakketten, in verreweg de meeste gevallen dat debiet kan leveren. Een agrariër met een normale en verantwoorde bedrijfsvoering kan hiermee uit de voeten. Aan de andere kant is de gestelde grens voor de pompcapaciteit wel zodanig gekozen dat deze nog steeds uitnodigt tot verantwoord grondwatergebruik. Immers, een agrariër zal een pomp niet langer in werking laten dan nodig is gezien de (brandstof)kosten en men zal dus naar verwachting niet langer beregenen dan noodzakelijk is. Afwijkingen van de algemene regel blijven zoals voorheen vergunningplichtig. Hierdoor blijft toetsing (en dus maatwerk) in afwijkende gevallen mogelijk.

 

Op de kaart bij de algemene regels als bedoeld in artikel 1 van de algemene regels zijn tevens invloedsgebieden Natura 2000 aangewezen waarvoor de algemene regels niet gelden (en die dus vergunningplichtig blijven op grond van de keur). Dit zijn gebieden rond Natura 2000-gebieden waar significante effecten van de verruiming van agrarische grondwateronttrekking niet kan worden uitgesloten. In deze gebieden kan een agrariër die grondwater wil gaan onttrekken naast een watervergunning, tevens een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig hebben. Hiervoor is het waterschap echter geen bevoegd gezag.

 

Voor de overige gebieden word nieuw beleid ingevoerd waarbij meer flexibiliteit en meer gebruik van algemene regels centraal staat. Een overgangsregeling stimuleert vergunninghouders (grasland maar ook akker- en tuinbouw en boomteelt) om op termijn een keuze te maken over hoe zij omgaan met water op hun bedrijf.

Bij het van toepassing worden van de algemene regel blijven de rechtsgevolgen van de vergunning gewoon bestaan en houdt de vergunning voor de houder daarvan betekenis. Dit is alleen anders als dat bij wettelijk voorschrift wordt geregeld/bepaald. Dit pleit voor het opnemen van een overgangsregeling waarin een termijn is opgenomen waarna een vergunning van rechtswege komt te vervallen. De leden 3, 4 en 5 voorzien in een dergelijke overgangsregeling.

   

Wordt vervangen door:

   

Met graslandberegening wordt bedoeld het beregenen van percelen met gras die bedoeld zijn voor het houden of weiden van vee en daarmee vergelijkbaar agrarische gebruik. Graslandberegening is in die bedrijfsvoering bedoeld als een manier om voldoende ruwvoer voor vee te produceren.

Een bijzondere gebruiksvorm voor gras is het telen van graszoden. Deze teelt wordt vanwege zijn bijzondere aard niet als grasland beschouwd, maar wordt benaderd als een bijzondere vorm van akkerbouw. Het gaat daar immers niet om de productie voldoende gras voor ruwvoer (waar overigens ook alternatieven voor beschikbaar zijn), of voor het weiden van vee, maar om de teelt van een meer ‘hoogwaardig gewas’.

 

Voorheen gold voor graslandberegening een vergunningplicht met een zeer terughoudend vergunningenbeleid. Met deze algemene regel wordt nieuw beleid voor beregening uit grondwater ingevoerd. De pompcapaciteit en het gebied waarin wordt onttrokken zijn bepalend of een onttrekking wel of niet is vrijgesteld van de vergunningplicht. Voor de beschermde gebieden, attentiegebieden en zones rondom N2000-gebieden blijft het bestaande regime onverkort van kracht, dit betekent dat de bestaande vergunningen en de bestaande vergunningplicht met het bestaande vergunningenbeleid daar ongewijzigd blijven. Voor de overige gebieden wordt nieuw beleid ingevoerd waarbij meer flexibiliteit en meer gebruik van algemene regels centraal staat. De pompcapaciteit is medebepalend voor de vrijstelling van vergunningplicht en is zodanig gekozen dat deze nog steeds uitnodigt tot verantwoord grondwatergebruik. Immers, een agrariër zal een pomp niet langer in werking laten dan nodig is gezien de (brandstof)kosten en men zal dus naar verwachting niet langer beregenen dan noodzakelijk is.

 

Daarnaast zijn in de algemene regels enkele voorschriften opgenomen waaraan moet worden voldaan om ongewilde excessen of andere ongewenste effecten (zie ook artikel 7.18 Waterwet) te voorkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een beperking van het aantal putten, gelet op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater via de bescherming van de scheidende lagen in de bodem. De hier gestelde grenswaarden zijn enerzijds afgestemd op wat in de praktijk bij een goede landbouwpraktijk past qua waterbehoefte. Er is gekeken naar de hoeveelheid water die men normaal gesproken voor een teelt zou onttrekken, met een marge voor verschillen in bedrijfsvoering. Omdat een onttrekkingsinrichting nooit een rendement van 100% kan hebben, is dit vervolgens verhoogd naar een pompcapaciteit die in de praktijk, gegeven de voorgeschreven grondwaterpakketten, in verreweg de meeste gevallen dat debiet kan leveren. Een agrariër met een normale en verantwoorde bedrijfsvoering kan hiermee uit de voeten. Aan de andere kant is de gestelde grens voor de pompcapaciteit wel zodanig gekozen dat deze nog steeds uitnodigt tot verantwoord grondwatergebruik. Immers, een agrariër zal een pomp niet langer in werking laten dan nodig is gezien de (brandstof)kosten en men zal dus naar verwachting niet langer beregenen dan noodzakelijk is. Afwijkingen van de algemene regel blijven zoals voorheen vergunningplichtig. Hierdoor blijft toetsing (en dus maatwerk) in afwijkende gevallen mogelijk.

 

Op de kaart bij de algemene regels als bedoeld in artikel 1 van de algemene regels zijn tevens invloedsgebieden Natura 2000 aangewezen waarvoor de algemene regels niet gelden (en die dus vergunningplichtig blijven op grond van de keur). Dit zijn gebieden rond Natura 2000-gebieden waar significante effecten van de verruiming van agrarische grondwateronttrekking niet kan worden uitgesloten. In deze gebieden kan een agrariër die grondwater wil gaan onttrekken naast een watervergunning, tevens een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig hebben. Hiervoor is het waterschap echter geen bevoegd gezag.

 

Voor de overige gebieden word nieuw beleid ingevoerd waarbij meer flexibiliteit en meer gebruik van algemene regels centraal staat. Een overgangsregeling stimuleert vergunninghouders (grasland maar ook akker- en tuinbouw en boomteelt) om op termijn een keuze te maken over hoe zij omgaan met water op hun bedrijf.

Bij het van toepassing worden van de algemene regel blijven de rechtsgevolgen van de vergunning gewoon bestaan en houdt de vergunning voor de houder daarvan betekenis. Dit is alleen anders als dat bij wettelijk voorschrift wordt geregeld/bepaald. Dit pleit voor het opnemen van een overgangsregeling waarin een termijn is opgenomen waarna een vergunning van rechtswege komt te vervallen. Lid 4 voorziet in een dergelijke overgangsregeling.

   

Aanpassing in toelichting omdat in het oude artikel 4 de leden 4 en 5 onderdeel waren van de overgangsregeling. Deze overgangsregeling is inmiddels verstreken.

7.3

Artikel 5

De tekst luidt:

 

Gelijk aan het nieuwe beleid voor graslandberegening wordt ook meer flexibiliteit per algemene regel ingevoerd voor de akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt. Dit artikel volgt dezelfde opbouw en redenatie, maar is aangepast aan de landbouwpraktijk behorende bij akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt. Onder akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt wordt niet verstaan glastuinbouw, substraatteelten (zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer), en dergelijke. Onder onttrekkingen voor beregening wordt in dit artikel ook verstaan onttrekking ten behoeve van nachtvorstbestrijding.

 

Wordt vervangen door:

 

Gelijk aan het nieuwe beleid voor graslandberegening wordt ook meer flexibiliteit per algemene regel ingevoerd voor de akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt. Dit artikel volgt dezelfde opbouw en redenatie, maar is aangepast aan de landbouwpraktijk behorende bij akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt. Onder onttrekkingen voor beregening wordt in dit artikel ook verstaan onttrekking ten behoeve van nachtvorstbestrijding.

       

Uit praktijkervaring blijkt dat ook beregening van gewassen voor “glastuinbouw, container- en substraatteelt” op dezelfde wijze gedereguleerd (van vergunningplicht naar algemene regel) kan worden als de beregening van gewassen voor “akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt”.

Naar boven