Waterschapsblad van Wetterskip Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wetterskip Fryslân | Waterschapsblad 2018, 12653 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wetterskip Fryslân | Waterschapsblad 2018, 12653 | Verordeningen |
Legesverordening Wetterskip Fryslân inclusief tarieventabel 2019
In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 9 van de Invorderingswet 1990, gelden bij de heffing van de leges de volgende betaaltermijnen.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt met betrekking tot de diensten als bedoeld in hoofdstuk V en VI van de bij deze verordening behorende tarieventabel, waarvoor de te heffen leges meer bedragen dan € 250,-, dat de leges moeten worden betaald in één dan wel twee gelijke maandelijkse termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van de kennisgeving en de tweede een maand later.
TOELICHTING OP DE LEGESVERORDENING WETTERSKIP FRYSLAN
Vanaf de inwerkingtreding op 1 januari 1995 van de wet tot wijziging van de Waterschapswet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen (Stb 1994, 419) komt het begrip leges niet meer als zodanig in de Waterschapswet voor. De reden voor het laten vervallen van dit begrip is dat er naar het oordeel van de wetgever geen verschillen bestaan tussen leges enerzijds en (genots)rechten anderzijds. De genotsrechten uit artikel 115 Waterschapswet omvatten dus mede leges. In onderdeel c van artikel 115 van de Waterschapswet is (wellicht ten overvloede) bepaald dat de waterschappen ter zake van het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen bevoegd zijn rechten te heffen.
Omdat de term leges een bekend en ingeburgerd begrip is, is er in de legesverordening voor gekozen het begrip wel te blijven hanteren.
Artikel 111 van de Waterschapswet schrijft voor dat een belastingverordening in de daartoe leidende gevallen moet vermelden: de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is en het tijdstip van inwerkingtreding. Deze verplichte elementen komen dan ook terug in de legesverordening.
Karakter leges en begrip diensten
Ingevolge artikel 115, eerste lid, onderdeel b, Waterschapswet kunnen leges uitsluitend worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verleende diensten. Wil men leges kunnen heffen, dan is vereist dat de dienstverlening ook metterdaad heeft plaatsgevonden. Anders gezegd: ingeval een waterschap geen aanvraag tot één of meer door het waterschap te verlenen diensten in behandeling neemt, kunnen geen leges worden geheven. De diensten ten aanzien waarvan leges geheven worden dienen duidelijk omschreven te zijn in de tarieventabel bij de verordening.
Het begrip dienst of dienstverlening is in de wet niet nader gedefinieerd. Invulling van dit begrip heeft met name in jurisprudentie plaatsgevonden. Het moet gaan om handelingen die in overwegende mate in het individuele belang van de aanvrager van de dienst worden verricht. Geen leges kunnen daarom worden gevraagd voor:
Voor een aantal diensten zijn vrijstellingen opgenomen in de tarieventabel.
Wettelijke gedoogverplichtingen
In de Telecommunicatiewet (wet van 19 oktober 1998, Staatsblad 1998, 610) is geregeld dat een ieder de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van openbare telecommunicatienetwerken en omroepnetwerken (kabeltelevisie) in en op openbare gronden moet gedogen. In de voorganger van de Telecommunicatiewet (de wet op de Telecommunicatievoorzieningen) kwam een soortgelijke bepaling ook voor. In het arrest van 11 december 1996, nr. 31623, BNB 1997/58, Belastingblad 1997, blz. 74, heeft de Hoge Raad bepaald dat op het waterschap als gevolg van artikel 32 WTV een gedoogplicht rust ten aanzien van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van openbare communicatienetwerken en omroepnetwerken in en op openbare gronden. Dit brengt met zich mee dat het waterschap geen precariobelasting kan heffen. De heffing van leges voor de behandeling van een verzoek om vergunning van een verbod kabels te leggen kan echter niet worden beschouwd als een vergoeding voor het gedogen van het (na vergunning) gebruiken van grond voor de aanleg en instandhouding van kabels. In het bovengenoemde geval mogen derhalve leges worden geheven.
Kosten, kostenberekening en kostendekking
Door middel van het heffen van leges verhaalt de overheid de kosten van dienstverlening op degene die daarbij belang heeft. Artikel 115, derde lid, Waterschapswet schrijft voor dat de tarieven in verordeningen op grond waarvan rechten worden geheven – waartoe dus ook de tarieven uit legesverordeningen behoren – zodanig dienen te worden vastgesteld dat de geraamde baten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. De overheid mag er niet aan verdienen. De te berekenen leges mogen alleen bestaan uit de directe kosten (bv loonkosten, kapitaallasten en materiele kosten) en een redelijke opslag voor overhead (Wet limitering OGB, leges en rechten, wet van 3 juli 1989, Stb 1989, 302). De leges behoeven echter niet per individuele dienst te worden berekend. Overheden werken met vaste tarieven omdat het ondoenlijk is om per te verlenen dienst uit te rekenen wat de kosten daarvan zijn.
Ingevolge artikel 74 van de Waterschapswet treedt de verordening in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangewezen. Ingevolge artikel 111 van de Waterschapswet is één van de onderwerpen die in de belastingverordening moet worden geregeld, het tijdstip van ingang van de heffing. In het eerste lid van artikel 10 is de datum van ingang van de heffing genoemd. Deze bepaling maakt duidelijk op welk moment de nieuwe financiële verplichtingen die aan de burgers worden opgelegd, een aanvang nemen.
In het derde lid van artikel 10 van de verordening wordt de verordening voorzien van een citeerartikel. De naam van het waterschap is in de citeerartikel genoemd.
Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit
In de bij de verordening behorende tarieventabel zijn uiteenlopende diensten opgenomen waarvoor leges kunnen worden geheven. In de verordening is ervoor gekozen het belastbare feit te omschrijven als “het door het waterschap in behandeling nemen van een aanvraag tot het door het waterschap verlenen van diensten, genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel”. Hiermee wordt bereikt dat de materiele belastingschuld niet pas ontstaat op het moment dat de aangevraagde dienst daadwerkelijk wordt verleend, maar reeds ontstaat bij het in behandeling nemen van de aanvraag. Daarnaast sluit de gehanteerde term “aanvraag” aan bij de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1:3, sub 3). In artikel 1 is ook tot uitdrukking gebracht dat de leges naar hun aard rechten zijn als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet.
Uitgangspunt is dat de aanvrager van de dienst belastingplichtig is. De aanvrager zal in de meeste gevallen immers ook belanghebbende bij de dienst zijn. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de aanvrager niet tevens als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een derde in opdracht en ten behoeve van een ander een dienst aanvraagt. In deze gevallen is niet de aanvrager, maar degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd belastingplichtig. Door het opnemen van het woord “dan wel” in de bepaling, wordt voorkomen dat met betrekking tot dezelfde dienst zowel de aanvrager als de belanghebbende bij de aanvraag belastingplichtig zijn.
Ingevolge artikel 111 Waterschapswet dient de belastingverordening onder andere de heffingsmaatstaf te vermelden. Aan dit vereiste is invulling gegeven in de bij de verordening behorende tarieventabel. Om onduidelijkheid te voorkomen is in de tekst van de verordening de volgende passage opgenomen: “Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt”. In gevallen waarin het waterschap in het kader van een aanvraag advisering inwint, bestaat de behoefte deze advieskosten direct bij de aanvrager in rekening te brengen. Dit kan bereikt worden door middel van een “begrotingsconstructie”, waarbij het waterschap de kosten van de dienstverlening begroot en aan belanghebbende meedeelt. De advieskosten worden bovenop de normaal verschuldigde leges aan de aanvrager in rekening gebracht.
Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Heffing bij wege van afdracht op aangifte is voor waterschapsbelastingen niet toegestaan. In de belastingverordening zal moeten worden aangegeven op welke wijze de heffing plaatsvindt. In het eerste lid van artikel 4 van de legesverordening is gekozen voor de mogelijkheid van zowel de heffing bij wege van aanslag als voor de heffing op andere wijze. Hiervoor is gekozen omdat er in de praktijk behoefte kan bestaan aan een werkwijze waarin de leges voor relatief eenvoudige handelingen en voor verzoeken waaraan min of meer direct gevolg kan worden gegeven (bijvoorbeeld het verstrekken van exemplaren van stukken) ook direct en op eenvoudige wijze in rekening kunnen worden gebracht (vormvrijheid), terwijl in weer andere gevallen (te denken valt aan gevallen waarin ontheffing wordt verleend voor de aanleg van bouw- en kunstwerken in en op waterstaatswerken) in de praktijk behoefte kan bestaan aan het verzenden van een aanslagbiljet.
De formulering van het eerste lid van deze bepaling verwoordt de keuze voor “heffing op andere wijze”. Op basis van artikel van artikel 125a, lid 2, van de Waterschapswet worden de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen. De dagtekening van de kennisgeving is onder meer van belang voor de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.
De hoofdregel voor de betalingstermijnen is opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet. Artikel 139, eerste lid, van de Waterschapswet bepaalt dat de belastingverordening ter zake afwijkende voorschriften kan inhouden. In de aanhef van artikel 5 is dit tot uitdrukking gebracht. In de legesverordening is ervoor gekozen om afhankelijk van de wijze waarop de legesheffing plaatsvindt, de regeling voor de betalingstermijnen vorm te geven.
In het eerste lid is bepaald dat de leges binnen vier weken na de dagtekening van het aanslagbiljet moeten worden betaald.
In het tweede lid is bepaald dat in het geval van heffing bij wege van een mondelinge kennisgeving, de belasting meteen moet worden betaald.
Ingevolge het derde lid dient in het geval waarin de leges bij wege van een schriftelijke kennisgeving wordt geheven, de belasting meteen bij het uitreiken van de kennisgeving te worden betaald. In de gevallen waarin de kennisgeving wordt toegezonden, is dit niet mogelijk. De betaling van de leges moet dan plaatsvinden binnen vier weken.
Er kan worden gekozen voor diensten waarmee een bepaald bedrag aan leges is gemoeid en die bij wege van aanslag worden geheven, betalingstermijnen op te nemen die afwijken van de in het eerste lid genoemde termijnen. In het vierde lid is hiertoe de mogelijkheid gecreëerd.
Artikel 6 Gedeeltelijke teruggave leges
Omdat de belastingplicht ontstaat op het moment dat de aanvrager een dienst aanvraagt, is ook leges verschuldigd indien een aanvraag tot vergunning wordt geweigerd of indien de aanvraag binnen veertien dagen na indiening wordt ingetrokken. Omdat het in een dergelijk situatie niet redelijk is om het hele legesbedrag in rekening te brengen, wordt slechts 50% van de leges in rekening gebracht. Er worden geen leges in rekening gebracht als de aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling wordt gelaten.
Artikel 8 Nadere regels door het dagelijks bestuur
Als gevolg van de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving (Stb. 1996, 333 en Stb. 1997, 510 en 580) komen de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de Invorderingswet zijn toebedeeld aan de Minister van Financiën, toe aan het dagelijks bestuur van het waterschap (zie artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet. Voor deze datum kwamen deze formele bevoegdheden toe aan het algemeen bestuur van het waterschap. Het betreft het stellen van nadere regels ten aanzien van de volgende bevoegdheden:
Deze bevoegdheden waren tot 1 januari 1998 expliciet in de belastingverordening geregeld. Artikel 8 is thans in de verordening opgenomen om aan de belastingplichtige kenbaar te maken dat naast de in de verordening opgenomen regels met betrekking tot de heffing en invordering van de belasting nog nadere regels kunnen gelden die zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur.
Een hardheidsclausule onderscheidt zich van ontheffings- en vrijstellingsbepalingen, doordat vooraf niet (precies) te voorzien is of afwijking nodig zal zijn en zo ja, om welke gevallen of groepen gevallen het bij de toepassing zal kunnen gaan. Het moet dus gaan om onvoorzienbare en in ieder geval zeer uitzonderlijke gevallen.
Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeerartikel
In het eerste lid van artikel 10 is de datum van ingang van de heffing vastgesteld op 1 januari 2004. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding van de verordening.
Ingevolge artikel 73 van de Waterschapswet verbinden besluiten van het bestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt.
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van:
afschriften van stukken voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen per pagina |
||
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een exemplaar van:
Het tarief bedraagt voor een abonnement voor een kalenderjaar:
Voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag wordt aan de aanvrager mededeling gedaan van een schatting van de hoeveelheid tijd die met de nasporing gemoeid zal zijn.
Toelichting op de Tarieventabel
Uit fiscaal oogpunt bezien dienen de omschrijvingen van de in de tabel genoemde ‘diensten’ te worden aangemerkt als omschrijvingen van belastbare feiten. De bedragen zijn de belastingtarieven.
De leges voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning zijn in het algemeen niet kostendekkend. Voorkomen moet worden dat het aanvragen van een vergunning voor activiteiten in het watersysteem achterwege blijft en handelingen illegaal plaatsvinden. Dit risico is er vooral voor de “kleinere” vergunningen bv. voor het aanleggen van dammen en duikers etc. in oppervlaktewater. Als de ingeland een vergunning vraagt kan het waterschap meer sturen en zal er minder noodzaak zijn tot legalisatie achteraf hetgeen kosten voor het waterschap en voor de ingeland (kosten bestuursdwang) kan voorkomen. De legger blijft bovendien actueel.
De leges voor het beschikbaar stellen van documenten en voor nasporingen in het archief zijn ongeveer kostendekkend. Voor het beschikbaar stellen van bestuursstukken is er een alternatief: de stukken kunnen van de website van het waterschap worden gedownload.
Tarieven en kosten van extern advies
Zoveel mogelijk wordt gewerkt met vaste tarieven. Dat geeft duidelijkheid aan de aanvrager en is gemakkelijk voor de ambtelijke organisatie. De kosten van extern advies zullen in rekening worden gebracht. Deze kosten zullen op basis van een begroting aan de aanvrager moeten worden meegedeeld voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen. Pas als de aanvrager hiermee instemt, is er een belastingplicht.
Voor de vergunningen geldt het volgende schema:
Uit de keur en de algemene regels blijkt voor welke handelingen in het watersysteem een vergunning is vereist. Het gaat om bv het maken van werken op of in waterkeringen en wateren, zoals het maken van dammen. Verder gaat het om aanvragen voor een vergunning om uit oppervlaktewater of grondwater water te mogen onttrekken, aanvragen voor een vergunning op grond van hoofdstuk 6 van de Waterwet voor het brengen van stoffen in oppervlaktewater of het met behulp van een werk - niet zijnde een openbaar vuilwaterriool - brengen van water of stoffen op een zuiveringstechnisch werk van het waterschap (de zgn. waterkwaliteitsvergunningen).
Voor infiltratie in de bodem is geen tarief opgenomen. Als zelfstandige handeling – dus zonder grondwateronttrekking - vindt dit alleen plaats voor de drinkwatervoorziening.
Berekening van de tarieven voor vergunningen
Er is een onderscheid tussen aanvragen die relatief weinig tijd vragen en aanvragen waaraan meer tijd moet worden besteed omdat er meer onderzoek moet worden gedaan, overleg moet worden gevoerd en/of berekeningen moeten worden gemaakt.
In de eerste categorie vallen de meeste aanvragen voor een keurvergunning zoals slootdemping met compensatie en het aanbrengen van beschoeiing.
Bij de tweede categorie moet gedacht worden aan aanvragen waarvoor meer dan gemiddeld tijd nodig is voor overleg en onderzoek bijvoorbeeld omdat berekeningen moeten worden gedaan. Dat laatste is het geval voor bijvoorbeeld vergunningen voor een dam met duiker in een hoofdwatergang. In deze categorie vallen ook de aanvragen voor een waterkwaliteits- of grondwateronttrekkingsvergunning. Maar ook voor deelaanvragen voor de in categorie 3 genoemde werken kan het redelijk zijn om die in deze categorie te laten vallen als de aard en/of omvang van de aangevraagde activiteiten daar aanleiding toe geeft.
De derde categorie betreft aanvragen voor een vergunning waarbij veel overleg, onderzoek en/of berekeningen nodig zijn. Daarbij moet worden gedacht aan bouw- en kunstwerken op/bij een waterstaatswerk, aan kabels en leidingen door/langs waterkeringen, grote infrastructurele projecten en aquaducten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2018-12653.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.