Waterschapsblad van Waterschap Aa en Maas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2017, 3476 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Aa en Maas | Waterschapsblad 2017, 3476 | Overige besluiten van algemene strekking |
Projectplan “Kunstwerken op orde”, district Hertogswetering
Inzagetermijn: Dinsdag 18 april 2017 tot en met maandag 29 mei 2017.
Het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas heeft op 27 maart 2017 het projectplan “Kunstwerken op orde” vastgesteld. Met dit projectplan worden verschillende leggeraanpassingen binnen het beheergebied van district Hertogswetering doorgevoerd.
De maatregelen bestaan uit het verwijderen van 3 stuwen (101CMS, 103KZC, 104CUS), het aanpassen van een gedeelte van een waterloop bij stuw 101CMS, het verwijderen van 2 afsluiters (stuw 103KTA, stuw 103KZB) en de aanleg van een dam met duiker ten behoeve van het onderhoud (in waterloop Koningsvliet). Het gaat om de wijziging of verwijdering van waterstaatswerken op gronden in eigendom van het waterschap.
Gelijktijdig met de bekendmaking (publicatie) liggen de stukken ter inzage. U vindt het projectplan op www.officielebekendmakingen.nl. Het ligt ook ter inzage op het districtskantoor Hertogswetering, Het Wargaren 28 te Lith (op werkdagen).
Het is mogelijk een afspraak te maken met een medewerker van district Hertogswetering voor een mondelinge toelichting op het projectplan. Hiertoe kunt u contact opnemen met Peter van Harten via 0412 48 73 54.
Als een projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Belanghebbenden en ingezetenen kunnen gedurende deze periode bezwaar op dit projectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een bezwaarschrift moet vóór afloop van de termijn van zes weken bij het waterschap zijn ingediend.
Uw bezwaarschrift moet tenminste bevatten uw naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, de gronden van het bezwaar en uw handtekening. Richt uw bezwaarschrift aan het dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas, Postbus 5049, 5201 GA ’s-Hertogenbosch.
Tegen de beslissing op bezwaar staat vervolgens beroep en hoger beroep open bij de rechtbank en de Raad van State. In beginsel kunnen uitsluitend degenen die een bezwaar hebben ingediend, beroep instellen. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit is bekend gemaakt kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank in ’s-Hertogenbosch. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd.
Op de vaststelling van een projectplan is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in zowel het bezwaar- als het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Belanghebbenden worden verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
Verzoek om voorlopige voorziening
Het projectplan treedt in werking, ook al wordt er een bezwaar- of beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kan gelijktijdig of na het indienen van een bezwaar- of beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” worden gevraagd bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd. Het treffen van een voorlopige voorziening is eigenlijk het nemen van een tijdelijke maatregel, zoals het schorsen van het besluit gedurende de tijd die nodig is om het beroep af te handelen. Als het verzoek wordt toegewezen mag het waterschap het plan niet uitvoeren totdat de rechter op het beroep heeft beslist. Voorwaarde voor het vragen van een voorlopige voorziening is, dat er sprake is van een spoedeisend belang.
DEEL I VERWIJDEREN OF WIJZIGING VAN CONSTRUCTIES
Artikel 5.4 Waterwet bepaalt dat voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken een projectplan dient te worden vastgesteld. De Unie van Waterschappen heeft hiervoor, samen met de waterschappen, een Model-projectplan Waterwet (mei 2012) opgesteld. Dit is een omvangrijk model waar aandacht is besteed aan alle aspecten die bij de vaststelling van een projectplan aan de orde kunnen komen.
Ook voor “kleine” waterstaatswerken, zoals de plaatsing van een stuw of de aanleg van een infiltratiegreppel, dient een projectplan te worden opgesteld. De wet biedt geen ruimte om van deze verplichting af te wijken. Om kleine aanpassingen door te voeren in de legger wordt dit projectplan opgesteld.
Het betreft de herziening van leggerkaartnummers:
In deel IV bijlage 1 zijn de locaties weergegeven op schaal 1:1000. Onderstaande figuren geven een overzicht van de ligging van de kunstwerken.
Figuur 2: Ligging 103KZC/103KZB/103KTA
Figuur 3: Ligging 103KTA/104CUS
Figuur 4: Ligging aan te leggen onderhoudsduiker (rode stip)
3 Beschrijving van de waterstaatswerken
Wijziging of verwijdering van kunstwerken.
Stuw is in het verleden aangelegd om waterpeil te verhogen ten behoeve van landbouwpercelen bovenstrooms van de stuw. Door ander grondgebruik is deze stuw niet meer noodzakelijk. Door het verwijderen van de stuw wordt het peil aangenomen van stuw 104CUZ. Deze is aan de noordzijde van Berghem gelegen.
Waterloop tussen locatie stuw 101CMS en nieuwe stuw
Stuw 101CMS heeft een zomerpeil van 3,2 m+NAP en een winterpeil van 3 m+NAP. Deze peilen zijn overgenomen door de nieuw geplaatste stuwconstructie. De peilen na de nieuwe constructie zijn zomerpeil 2,15 m+NAP en een winterpeil van 2,05 m+NAP. De waterloop tussen de nieuwe locatie van de stuw tot een bestaande dam met duiker wordt geherprofileerd. Gezien het grote peilverschil wordt de duiker verhoogd aangelegd, waardoor er een tussenpeil ontstaat.
Het gaat om de wijziging of verwijdering van waterstaatswerken op gronden in eigendom van het waterschap.
De stuw heeft op dit moment geen functie meer. Hij treedt op als extra trap tussen de peilen 3,20/3 m+NAP en 2,15/2,05 m+NAP. De werking is overgenomen door een nieuwe stuw. Om het grote peilverschil te overbruggen wordt de bestaande dam en duiker verhoogd aangelegd, zodat deze als vaste drempel functioneert.
In het verleden is de stuw aangelegd om waterpeil te verhogen ten behoeve van landbouwpercelen bovenstrooms van de stuw. Door ander grondgebruik is deze stuw niet meer noodzakelijk. Door het verwijderen van de stuw wordt het peil van aangenomen van stuw 104CUZ. Deze is aan de noordzijde van Berghem gelegen.
Daarnaast zijn er meldingen van spelende kinderen nabij dit kunstwerk. De stuw is daarvoor uitgevoerd met een hekwerk om betreding te voorkomen. Het verwijderen van de stuw komt de veiligheid ten goede.
6 Wijze waarop het plan wordt uitgevoerd
Na verwijdering van stuw 101CMS wordt de sloot vanaf de nieuwe stuw tot een bestaande dam met duiker geprofileerd volgens profiel in deel IV, bijlage 2. Daarnaast wordt een duiker verhoogd aangelegd, waardoor een vaste drempel ontstaat. De uitvoering leidt tot een wijziging peilbesluit waarvoor een separate procedure wordt doorlopen.
De wijziging van het peil mag geen negatieve gevolgen hebben voor de wijze van het onderhoud van bestaande werken, aan de watergang en mag geen negatieve effecten hebben voor de stabiliteit van de taluds van de watergang. De te verwijderen stuwen en afsluiters hebben geen functie meer. De peilen worden niet gewijzigd. De taluds worden weer opgezet als voor aanwezigheid van de constructies.
Er wordt een duiker aangelegd om percelen te ontsluiten. De duiker is van het type rond beton en heeft een diameter van 1000 mm. Uit hydrologische berekening (zie deel IV, bijlage 3) blijkt dat een duiker van rond 800 mm afdoende zou zijn (opstuwing van maximaal 1 cm bij een T = 25 afvoer). Om het systeem robuuster uit te voeren, wordt er een rond 1000 mm aangelegd met een lengte van zo’n 10 meter.
7 Beperken nadelige gevolgen van het plan
De wijziging en verwijdering van waterstaatswerken is gericht op het optimaliseren van het regionale watersysteem. Er zijn geen nadelige effecten te verwachten.
Als gevolg van dit projectplan is geen financiële schade voorzien die aan de uitvoering van het project in de weg staat. Indien een belanghebbende ten gevolge van dit besluit toch schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek om schadevergoeding worden ingediend. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de website www.aaenmaas.nl.
De leggerkaarten worden aangepast. In dit geval betreffen dat:
De aanpassingen aan het profiel bij stuw 101CMS zijn opgenomen in Deel IV, bijlage 2. Op de volgende pagina zijn de leggerwijzigingen voor deze locatie kort weergegeven.
Figuur 5: Uitsnede leggerkaart (stuw 101CMS)
Via www.aaenmaas.nl/legger zijn de wijzigingen digitaal in te zien.
1 Verantwoording op basis van wet- en regelgeving
Als een waterschap een waterstaatswerk wil aanleggen of wijzigen, dient op grond artikel 5.4 Waterwet een projectplan te worden vastgesteld, met daarin een beschrijving van het werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd en een beschrijving van de voorzieningen om nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. Het werk dient bij te dragen aan de doelstellingen van de Waterwet waaronder
Dit projectplan geeft invulling aan het vereiste van de Waterwet.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is een richtlijn met als doel al het oppervlaktewater en grondwater in de EU-lidstaten te beschermen en te verbeteren, zodat het watersysteem een goede toestand bereikt en watergebruik duurzaam is.
Als waterschap geven wij invulling aan dit doel door als beheerder actief aan behoud en duurzaam herstel van het watersysteem te werken.
Met de maatregelen in dit plan worden doelen uit het waterbeheerplan ingevuld. Indirect worden daarmee dus ook de doelen uit de Kaderrichtlijn Water gerealiseerd.
De Keur is een aanvulling op regels uit de Waterwet en is van toepassing op de rivieren, beken, sloten, grondwater en waterkeringen die in beheer zijn bij het waterschap. Maar ook op alle sloten en watergangen die eigendom zijn van anderen (o.a. agrariërs en tuinders). De voorschriften in de Waterwet en de Keur geven aan wat wel en niet mag en welke plichten er zijn.
Het waterschap voert als beheerder van het watersysteem vele handelingen aan waterstaatswerken uit. De handelingen die het waterschap daar uitvoert, zijn in het belang van de aan het waterschap opgedragen taken en vallen onder beheer en onderhoud.
Daarom geldt voor deze handelingen geen vergunningplicht (artikel 3.14). Wel heeft het waterschap een vergunning nodig voor handelingen die het waterschap niet als beheerder verricht, maar bijvoorbeeld als eigenaar van grond of gebouwen.
Voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege het waterschap, waardoor de leggergegevens wijzigen, moet het waterschap een projectplan (met bezwaar- en beroepsmogelijkheden voor belanghebbenden) ingevolge artikel 5.4 Waterwet vaststellen.
De werkzaamheden worden uitgevoerd in het belang van de opgedragen taken en vallen om die reden onder de vrijstelling van artikel 3.14 van de Keur. Daarmee is een vergunning op grond van de Keur niet meer aan de orde.
De Flora- en faunawet geeft uitvoering aan de nationale en internationale doelstellingen voor de natuurbescherming in Nederland, samen met de Natuurbeschermingswet. De Flora- en faunawet is in 2002 van kracht geworden. In februari 2005 werd de wet aangevuld met het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, waardoor de waterschappen de mogelijkheid hebben gekregen zelf regels op te stellen voor het beschermen van bepaalde soorten.
De gedragscode Flora en Faunawet waterschappen is door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vastgesteld. Hierbij is een aantal aanvullende gedragsregels opgenomen die in de gedragscode zijn verwerkt. Als volgens de regels van de gedragscode wordt gewerkt, dan voldoen de waterschappen aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de vrijstelling van een aantal verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Zonder de gedragscode moet ontheffing worden aangevraagd. De gedragscode maakt het dus eenvoudiger op een zorgvuldige manier om te gaan met de belangen van flora en fauna.
De uitvoering van werkzaamheden worden uitgevoerd conform de gedragscode.
Peilbesluit: Peilenplan Hertogswetering
Het peilbesluit is een wettelijk bepaald instrument uit de Waterwet. In een peilbesluit geeft de waterkwantiteitsbeheerder aan welke waterstanden gedurende daarbij aangegeven perioden worden gehandhaafd. Of en voor welke gebieden het waterschap verplicht is om peilbesluiten te nemen, is bepaald in de Verordening water Noord-Brabant. Verder bepaalt deze verordening aan welke voorwaarden een peilbesluit moet voldoen.
De volgende peilen zijn in het Peilenplan Hertogswetering (d.d. maart 2014) vastgelegd bij de kunstwerken:
Stuw 104CUS is niet gelegen in het peilbesluitgebied.
Door verplaatsing van stuw 101CMS wordt het peilbesluit gewijzigd. Hiervoor wordt een separate procedure doorlopen. De overige werkzaamheden leiden niet tot een wijziging van het peilbesluit.
2 Verantwoording op basis van beleid
In het Waterbeheerplan (WBP) beschrijft het waterschap welke doelstellingen er nagestreefd worden in de periode 2016 - 2021 en die doelstellingen behaald gaan worden. Dit plan geeft invulling aan de verplichting vanuit de Waterwet en de Verordening water Noord-Brabant om een Waterbeheerplan op te stellen.
Via optimaal beheer en onderhoud houden we onze huidige dienstverlening in stand. De basisopgave van het waterschap is het in stand houden van het bestaande niveau van dienstverlening aan de gebruikers. In de komende planperiode zal het overgrote deel van de inspanning van het waterschap, net als voorheen, gericht zijn op het optimaal uitvoeren van de basistaken.
Dit projectplan geeft invulling aan optimalisatie van het watersysteem.
Algemene regels & Beleidsregels Keur waterschap Aa en Maas
Alhoewel er geen vergunningsplicht bestaat op grond van artikel 3.14 van de Keur worden de regels uit de Algemene regels en Beleidsregels Keur waterschap Aa en Maas 2015 in acht genomen bij de uitvoering van de werkzaamheden.
In Deel I hoofdstuk 6 zijn de eisen uit de volgende hoofdstukken verwerkt:
Beheerplan Watergangen, Onderdeel Peilregulerende Kunstwerken
Onder beheer en onderhoud wordt verstaan: alle activiteiten die gericht zijn op het in stand houden van de functies in de A-waterlopen op een vastgesteld kwaliteitsniveau. Daarbij staat het doel centraal. Waterschap Aa en Maas maakt onderscheidt in vier maatschappelijke doelen: veilig en bewoonbaar beheersgebied, voldoende water, schoon water en natuurlijk en recreatief water.
Er is een duidelijk verschil tussen onderhoud, inrichting en functie (doelen). Samengevat volgt het beheer en onderhoud de inrichting en de inrichting volgt de functie. Dit betekent dat we bij het beheer en onderhoud in beginsel uitgaan van de bestaande inrichting. Het beheerplan peilregulerende kunstwerken gaat in op zowel het jaarlijkse onderhoud als het groot onderhoud (renovatie).
Bij het beoordelen van de objecten wordt uitgegaan van het feit dat de betreffende stuwen nog functionele waarden hebben en inzetbaar moeten zijn. Echter, een deel van deze objecten heeft geen functie meer en zou daarmee kunnen komen te vervallen. Het is momenteel nog onduidelijk voor hoeveel objecten dit het geval is. Het fysiek verwijderen van objecten vraagt ook een investering maar deze kan eventueel worden uitgesteld naar een later moment. Het opruimen van deze objecten is wel belangrijk en moet gezien worden als een ambitie binnen het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO).
In dit projectplan is uitgegaan van de beoordeling uit het beheerplan en voldoet aan de ambitie binnen het MVO.
Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving.
Het PMWP is niet bindend voor andere partijen dan de provincie zelf. Alleen voor een aantal aspecten van het oppervlakte- en grondwater, zoals vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water en de overige wateren, is het PMWP wel rechtstreeks bindend voor waterschappen.
De kunstwerken zijn niet gelegen in een water waar het PMWP bindend voor is.
3 Verantwoording van de keuzen in een project
Stuw 101CMS wordt verwijderd en is tijdens een onderhoudsronde stuwen vervangen door een nieuwe constructie ten noorden van de huidige locatie. De nieuwe stuw krijgt na verwijdering de naam van stuw 101CMS.
De overige te verwijderen stuwen zijn, behoudens stuw 104CUS, aan het einde van haar levensduur. De stuw 103KZC heeft geen functie meer. Stuw 104CUS is nog in goede staat, maar kan voor een beter en robuuster watersysteem verwijderd worden.
De aanpassing van de stuwen 103KTA en 103KZB betreft het verwijderen van afsluiters.
Deze hebben geen functie meer. Conform het beheerplan kunstwerken zouden de draaipunten van de afsluiters aan vervanging toe zijn.
Om het onderhoud aan de categorie A waterloop Koningsvliet beter uit te kunnen voeren wordt een duiker aangelegd.
4 Benodigde vergunningen en meldingen
Het betreft wijzigingen aan het watersysteem die via dit projectplan gereguleerd worden. Vergunningen van andere overheden zijn niet noodzakelijk.
Volgens artikel 2.6 Slopen van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is in afwijking van artikel 2.1, lid 1, aanhef g en h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) er een vrijstelling van de vergunningplicht voor het slopen van een werk wanneer er ook geen vergunning noodzakelijk is voor het bouwen van het werk.
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is de lijst en voorwaarden te vinden welke activiteiten omgevingvergunning vrij voor het onderdeel bouwen zijn.
Onder artikel 2, lid 18, aanhef a van bijlage II is het volgende opgenomen:
Het slopen van de bouwwerken en het verwijderen van de afsluiters zijn omgevingsvergunningsvrij.
Ook voor de aanleg van een duiker, niet gelegen langs een openbare weg, is vrijgesteld van de vergunningplicht.
Als een projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Belanghebbenden en ingezetenen kunnen gedurende deze periode bezwaar op dit projectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een bezwaarschrift moet vóór afloop van de termijn van zes weken bij het waterschap zijn ingediend.
Tegen de beslissing op bezwaar staat vervolgens beroep en hoger beroep open bij de rechtbank en de Raad van State. In beginsel kunnen uitsluitend degenen die een bezwaar hebben ingediend, beroep instellen. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit is bekend gemaakt kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank in ’s-Hertogenbosch. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd.
Op de vaststelling van een projectplan is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in zowel het bezwaar- als het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Belanghebbenden worden verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
Verzoek om voorlopige voorziening
Het projectplan treedt in werking, ook al wordt er een bezwaar- of beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kan gelijktijdig of na het indienen van een bezwaar- of beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” worden gevraagd bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd. Het treffen van een voorlopige voorziening is eigenlijk het nemen van een tijdelijke maatregel, zoals het schorsen van het besluit gedurende de tijd die nodig is om het beroep af te handelen. Als het verzoek wordt toegewezen mag het waterschap het plan niet uitvoeren totdat de rechter op het beroep heeft beslist. Voorwaarde voor het vragen van een voorlopige voorziening is, dat er sprake is van een spoedeisend belang.
DEEL IV BIJLAGE 2: PROFIEL SLOOT
In de legger is voor het vak het volgende opgenomen:
Op de volgende pagina is de legger gevisualiseerd gevolgd door het voorgenomen profiel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2017-3476.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.