Besluit van het algemeen bestuur van het waterschap Limburg houdende regels voor vergaderingen Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur

Het algemeen bestuur van Waterschap Limburg;

 

Gelezen het voorstel van de beide DB’s van Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei van 13 december 2016, AB-voorstel 2017, nummer 7, inzake vaststelling Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

 

gelet op het bepaalde in artikel 77 van de Waterschapswet;

 

BESLUIT:

 

het navolgende Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur of diens plaatsvervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voortkomend uit het algemeen bestuur;

  • g.

    interpellatie: vraag om inlichtingen in de vergadering over enig punt van algemeen waterschapsbelang;

  • h.

    geborgde zetels: zeteltotaal vanuit de belangencategorieën zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid onder b, c en d van de Waterschapswet (ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven);

  • i.

    secretaris: de secretaris zoals bedoeld in artikel 53 Waterschapswet of de door het dagelijks bestuur daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris;

  • j.

    fractie: de leden van het algemeen bestuur, behorende tot dezelfde categorie zoals bedoeld in de Waterschapswet, alsmede de leden van de geborgde zetels per groepering;

  • k.

    Waterschap: waterschap Limburg.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • 1.

    het leiden van de vergadering;

  • 2.

    het handhaven van de orde;

  • 3.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • 4.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris/directeur

  • 1.

    De secretaris/directeur is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

  • 2.

    De secretaris/directeur kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden dagelijks bestuur; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur op voordracht van de voorzitter een commissie in, bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden, alsmede het proces-verbaal van het stembureau.

  • 3.

    De commissie wijst uit haar midden een rapporteur aan. De rapporteur brengt na onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating van de nieuw benoemde leden, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 5.

    Na een verkiezing en/of instelling van een waterschap roept de voorzitter de toegelaten leden van het algemeen bestuur op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur ná de vergadering, waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of de verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5 Benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement voor het Waterschap Limburg vast uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat.

  • 2.

    De naam van een kandidaat of de namen van kandidaten worden uiterlijk tien dagen voorafgaand aan de benoemingsvergadering door de fractievoorzitter gemeld aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    In opdracht van de voorzitter wordt voorafgaand aan de benoemingsvergadering een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. De voorzitter deelt de bevindingen die voortkomen uit deze analyse mee aan de leden van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het zittende dagelijks bestuur blijft aan totdat van het algemeen bestuur minstens de helft van diens opvolgers zijn benoemd. Leden van het dagelijks bestuur die niet in het nieuwe algemeen bestuur zijn gekozen, maken daar ook deel van uit na de verkiezingen.

  • 5.

    Als een tussentijdse vacature ontstaat bij het dagelijks bestuur en daardoor een vacature bij het algemeen bestuur ontstaat, dan zal eerst worden voorzien in een tussentijdse benoeming van een lid van het algemeen bestuur. Vervolgens wordt voorzien in de vacature binnen het dagelijks bestuur.

  • 6.

    De uiterste termijn voor het benoemen van een nieuw dagelijks bestuur bedraagt drie maanden na de start van de zittingsperiode van het nieuwe algemeen bestuur.

  • 7.

    Indien er binnen die termijn geen nieuw dagelijks bestuur wordt gevormd neemt de voorzitter de taken van het dagelijks bestuur waar.

  • 8.

    Bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde een lid van het algemeen bestuur, wordt overeenkomstig artikel 5, eerste lid, een commissie ingesteld die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 5, tweede lid.

  • 9.

    De verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats na het afleggen van de eed of de verklaring en belofte als bedoeld in artikel 5, vierde lid.

  • 10.

    Bij de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt eerst de stemming plaats voor de in de wet vastgelegde zetel ten behoeve van de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk, en vervolgens voor de overige zetels.

Artikel 6 Fractie

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van het algemeen bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet worden bij de aanvang van de zitting ieder als één fractie beschouwd ongeacht het aantal leden.

  • 2.

    De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam ‘Ongebouwd', 'Natuurterreinen' of 'Bedrijven’.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven worden binnen de categorie Ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor respectievelijk de categorieën 'Ongebouwd', 'Natuurterreinen' en 'Bedrijven' de oudste in leeftijd.

    • a.

      Indien:

      • -

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • -

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • -

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

    • c.

      Indien één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden, voert deze fractie de naam van degene die als fractievoorzitter gaat optreden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist of en zo ja op welke wijze de fracties worden ondersteund.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 7 Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar overeenkomstig het voorafgaand aan het vergaderjaar door het dagelijks bestuur vastgestelde vergaderschema.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de fractievoorzitters.

  • 3.

    Ingeval de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordelen of één vijfde van het aantal zitting hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze vergadering binnen 14 dagen belegd.

Artikel 8 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter hiervan afwijken.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de bijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en openbaar gemaakt.

Artikel 9 Agenda

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de bijbehorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en openbaar gemaakt.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of de voorzitter kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3.

    Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan het algemeen bestuur het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het dagelijks bestuur nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 4.

    Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het kantoor van het waterschap ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en een openbare kennisgeving gedaan.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het kantoor van het waterschap gebracht.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en verleent deze de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 11 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het waterschap openbaar gemaakt.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien;

  • 3.

    De agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 12 Presentielijst

Ieder lid van het algemeen bestuur tekent voor aanvang van de vergadering de presentielijst, die wordt bijgehouden door de secretaris. Aan het einde van elke vergadering stellen de voorzitter en de secretaris de lijst vast door ondertekening.

Artikel 13 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van het algemeen en dagelijks bestuur en de secretaris hebben een vaste zitplaats. De voorzitter wijst na overleg met de fractievoorzitters bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur die plaats aan.

  • 2.

    De voorzitter kan de indeling herzien na overleg met de betreffende fractievoorzitters.

Artikel 14 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, leest de voorzitter de namen der afwezige leden voor en constateert dat de vergadering niet geopend kan worden. Hij bepaalt vervolgend dag en uur van een volgende vergadering.

Artikel 15 Begin bij hoofdelijke stemming

Indien hoofdelijk over enig onderwerp moet worden gestemd, deelt de voorzitter mee bij welk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een lid aangewezen bij wie de hoofdelijke stemming begint. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van het alfabet.

Artikel 16 Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    De secretaris draagt zorg voor een zakelijk verslag en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3.

    De leden van het algemeen- en het dagelijks bestuur, en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen, indien het concept-verslag kennelijke onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de secretaris te worden ingediend.

  • 4.

    Het verslag bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris, de aanwezige leden van het algemeen en het dagelijks bestuur, alsmede van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist (zie artikel 27 lid 9);

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.

  • 6.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst openbaar gemaakt door plaatsing op de internetpagina van het waterschap.

  • 7.

    Al hetgeen ter vergadering besproken is, kan worden vastgelegd met behulp van geluidsdragers als hulpmiddel voor het opmaken van het verslag. Na de vaststelling van het verslag van de vergadering waarop de geluidsdragers betrekking hebben, wordt het opgenomene op de geluidsdragers verwijderd, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

Artikel 17 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van het verslag stelt het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 18 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel, behoudens:

    • a.

      de rapporteur van een commissie als bedoeld in artikel 5;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 19 Spreektijd

Op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur kan het algemeen bestuur voor daarbij te bepalen onderwerpen regels stellen over de spreektijd.

Artikel 20 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan de inhoud van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, zoals na toepassing als bedoeld in lid 1 onder b, danwel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het betreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin dit plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Artikel 21 Beraadslaging

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur kan de voorzitter besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het dagelijks bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen en dagelijks bestuur deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van het algemeen bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 23 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 24 Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

     

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling en wordt overgegaan tot stemming.

  • 4.

    Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of een der leden hoofdelijke stemming verlangt.

  • 5.

    De voorzitter verzoekt eerst de leden die vóór zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of minimaal één lid niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming roept de secretaris de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van het alfabet.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 8.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.

  • 10.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een volgende vergadering bedoeld in de vorige volzin, is het voorstel niet aangenomen.

  • 11.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 26 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 27 Stemming over personen

  • 1.

    Voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling over personen stelt de voorzitter vast of dit bij acclamatie kan gebeuren danwel stemming dient plaats te vinden.

  • 2.

    Wanneer een stemming moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 3.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes zijn identiek.

  • 4.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te zijn uitgebracht indien geen behoorlijk stembriefje is ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een niet ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een voorstel tot benoeming als bedoeld in het eerste lid betreft, op een persoon wordt gestemd die niet tot de kring van benoembaren behoort;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 28 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 29 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen schrijft de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 30 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Het indienen van een (sub)amendement moet door tenminste drie andere leden worden ondersteund.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 31 Moties

  • 1.

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en door tenminste drie andere leden worden ondersteund.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking van de motie door de indiener(s), is mogelijk totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

Artikel 33 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst dan wel alsnog toegevoegd aan de voorlopige agenda zoals bedoeld in artikel 10 lid 2.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een

    • b.

      ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • c.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie;

    • d.

      het voorstel voor advies naar het dagelijks bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

  • 5.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van het algemeen bestuur terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 34 Interpellatie/verzoek om inlichtingen over enig punt van algemeen waterschapsbelang

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen- en het dagelijks bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het verzoek in stemming gebracht.

    Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van het algemeen bestuur en de leden van het dagelijks bestuur niet meer dan eenmaal, tenzij het algemeen bestuur hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 35 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde, worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2.

    De vragen worden bij de secretaris ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de voorzitter en de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het dagelijks bestuur of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden van het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door tussenkomst van de secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 5.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 36 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van het algemeen bestuur over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 2.

    De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 37 Rondvraag

Voor de sluiting van de vergadering wordt gelegenheid geboden vragen te stellen over niet op de agenda voorkomende onderwerpen.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 38 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het algemeen bestuur vaststelt.

Artikel 39 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit, volgens een procedure die het algemeen bestuur vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 40 Verslag en verantwoording

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur, een lid van het dagelijks bestuur of de voorzitter, die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door het algemeen bestuur gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het algemeen bestuur één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 41 Algemeen

  • 1.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Waterschapswet kan een verzoek worden ingediend om een besloten vergadering te houden.

  • 2.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 42 Verslag

  • 1.

    Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 43 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 44 Opheffing geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Het algemeen bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Indien het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 45 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 46 Geluid- en beeldregistraties

  • 1.

    Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten dat de vergaderingen met behulp van internet kunnen worden gevolgd.

Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 48 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 49 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dag van de bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas, vastgesteld bij besluit van 28 april 2009 en gewijzigd bij besluit van 7 oktober 2014 en het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Peel en Maasvallei 2009, vastgesteld bij besluit van 22 april 2009.

  • 3.

    Dit reglement wordt aangehaald als 'Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur'.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 2 januari 2017.

De secretaris-directeur,

drs. H. Mensink

De dijkgraaf,

drs. ing. P.F.C.W. van der Broeck

Naar boven