Besluit van het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg houdende algemene regels voor vergunningverlening

ALGEMENE REGELS VERGUNNINGVERLENING WATERSCHAP ROER EN OVERMAAS

Algemene regels realiseren kabel- en leidingenkruisingen

 

Kader

Op basis van artikel 4.1, lid 1, onder b van de Keur van Waterschap Roer en Overmaas is het verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van primaire wateren en waterkeringen (inclusief de bijbehorende ondersteunende kunstwerken) door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven of daaronder werken te plaatsen, dan wel te verwijderen.

 

Begripsbepaling

-

 

Toepassingsgebied

De vrijstelling geldt voor kabel- en leidingkruisingen met een diameter van ≤ 200 mm op of onder een primair water met uitzondering van kruisingen door middel van open ontgravingen met de waterlopen Roer, Hambeek, Groene Overlaat, Geleenbeek (vanaf normering), Vloedgraaf, Keutelbeek (Sittard), Geul (met molen- en afslagtakken), Worm en Jeker.

De vrijstelling is niet van toepassing op primaire wateren met een meanderzone of waarbij herinrichting is voorzien met uitzondering van kabel- en leidingkruisingen over duikers of in bruggen.

 

Raakvlakken met ander beleid

-

 

Motivering van de algemene regel

Het verlenen van vergunningen voor het kruisen van kabels en leidingen leidt in een groot aantal gevallen niet tot het maken van individuele belangenafwegingen omdat de aan het kruisen van kabels en leidingen te stellen voorschriften ten aanzien van een groot aantal primaire wateren gelijk zijn. Vanuit efficiëntie oogpunt en klantvriendelijkheid is het wenselijk dit vrij te stellen van vergunningplicht.

 

De voorwaarden die in een vergunning worden gesteld, kunnen ook voldoende worden geborgd door het stellen van algemene regels. Met een melding kan worden volstaan indien de uit te voeren werkzaamheden voldoen aan de algemene voorschriften die zijn opgenomen in de bij deze algemene regel behorende voorwaarden.

 

Artikel 1 Voorwaarden

Voor het realiseren van kabels en leidingen is geen vergunning op grond van artikel 4.1, lid 1, onder b van de keur vereist voor zover de werkzaamheden vallen binnen het toepassingsgebied en zolang wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. De kabels en leidingen moeten:

- tenminste 1,50 meter onder de bodem van de primaire wateren worden gelegd;

- 0,5 meter boven een duiker worden gelegd; of

- aan een bestaande brug worden gelegd.

b. De afstand van de kabel en/of leiding tot aan de taluds bedraagt minimaal 2,5 meter (haaks gemeten).

c. Onder de onderhoudspaden liggen de kabels en/of leidingen op tenminste 0,70 meter beneden maaiveld.

d. Bij het kruisen door middel van een boring of persing moet de afstand tussen de werkput en de insteek van de watergang minimaal 2 meter te bedragen.

e. Tijdens het leggen van kabels en/of leidingen door middel van open ontgravingen mag de afvoer van water niet worden gehinderd.

f. Eventuele op te breken bodem- en/of taludverdedigingen moeten deugdelijk worden hersteld.

g. De meldingsplichtige is voor de duur van 1 jaar verantwoordelijk voor de staat waarin het primaire water is teruggebracht. Beschadigingen aan oppervlaktewaterlichamen, die zijn ontstaan ten gevolge van het leggen van kabels en leidingen of het uitvoeren van onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten door de melder worden hersteld.

h. De meldingsplichtige moet de kabel en/of leiding in een zodanige staat onderhouden dat het watersysteem ter plaatse volledig aan zijn functie kan voldoen.

i. Indien het uit waterstaatskundig oogpunt nodig is dat er wijzigingen aan de kabel en/of leiding moeten plaatsvinden, dan vindt dit plaats op kosten van de eigenaar van de kabel of leiding waarbij geen recht op schadevergoeding bestaat tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven tot een andere regeling.

j. De start van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week voor de aanvang daarvan bij het waterschap gemeld.

k. Het einde van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week het afloop daarvan bij het waterschap.

l. Degene die het aanleggen van de kabels en/of leidingen heeft gemeld, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het leggen van de kabel en/of leiding, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldingsplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 3 Meldingsplicht

a. Op grond van artikel 4.7, lid 2 van de keur wordt het realiseren van een kabel- en/of leidingkruising uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. Hierin wordt in ieder geval vermeld:

- gegevens van de melder;

- het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

- gegevens over het aan te leggen werk;

- de aard van de werkzaamheden; en

- een situatietekening.

b. Er mag pas worden gestart met de werkzaamheden na ontvangst van een akkoordverklaring van het waterschap.

c. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder a opgenomen meldplicht.

d. Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens moeten binnen 2 werkdagen worden doorgegeven aan het waterschap. Voor adreswijzigingen geldt een termijn van 2 weken.

 

Toelichting

 

Artikel 1 onder i t/m k

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het melden van de start van de werkzaamheden, het einde van de werkzaamheden en het melden van eventuele schade bij het waterschap.

 

Artikel 3 onder a

Als de melder niet dezelfde is als degene die de werkzaamheden uitvoert, moeten ook de contactgegevens van deze uitvoerder worden gemeld.

 

Artikel 3 onder d

Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens kunnen als gevolg hebben dat de werkzaamheden niet kan plaatsvinden als hierdoor niet meer wordt voldaan aan het toepassingsgebied en de voorwaarden van artikel 1.

Algemene regels lozen van water (inclusief het aan- en afvoeren van water) en het plaatsen, behouden, wijzigen en verwijderen van lozingsvoorzieningen

 

Kader

Op basis van artikel 4.4. van de Keur van Waterschap Roer en Overmaas is het verboden zonder vergunning water af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewateren. Artikel 4.5, lid 1, onder a van de keur geeft aan dat het verboden is zonder vergunning van het bestuur water te lozen op een primair of secundair water.

Daarnaast is het, op basis van artikel 4.1, lid 1, onder b van de keur verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van primaire wateren en waterkeringen (inclusief de bijbehorende ondersteunende kunstwerken) door, anders dan in overeenstemming met de functie daarin, daarop, daarboven of daaronder werken (waaronder lozingsvoorzieningen) te plaatsen of te behouden, dan wel te verwijderen.

 

Begripsbepaling

- Aanvoeren van water:

het met elkaar in verbinding brengen van twee of meerdere oppervlaktewaterlichamen.

- Oppervlaktewaterlichaam:

samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna en de, indien aanwezig, bijbehorende onderhoudsstrook.

- Primair water:

wateren van meer dan plaatselijk belang of waterhuishoudkundig van dusdanig belang dat vergaande waterschapsbemoeienis gewenst is. Primaire wateren zijn aangegeven op de legger.

- Secundair water

wateren die waterstaatkundig van minder belang zijn en vanuit dat gezichtspunt een minder vergaande waterschapsbemoeienis vergen dan de primaire wateren. Deze wateren hebben wel een wezenlijke invloed op het watersysteem. Secundaire wateren zijn aangegeven op de legger.

- Lozingsvoorziening:

een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen en wordt op basis van de keur beschouwd als een werk.

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op:

- alle lozingen op primaire wateren en secundaire water tot en met 20 m³ per uur die niet gemarkeerd op de bij deze algemene regel behorende kaart;

- het aanvoeren van water tot en met 20 m³ per uur op oppervlaktewateren die niet gemarkeerd op de bij deze algemene regel behorende kaart; en

- de aanleg, behoud, wijziging of verwijdering van lozingsvoorzieningen in primaire wateren waarbij de lozingsbuis een maximale diameter heeft van 200 mm.

 

Raakvlakken met ander beleid

-

 

Motivering van de algemene regel

Het lozen van water op een primair water en secundair water is vergunningplichtig. Vanuit efficiëntie oogpunt en klantvriendelijkheid is het wenselijk om lozingen van beperkte omvang (≤ 20 m³ per uur) op niet-kwetsbare beken vrij te stellen van vergunningplicht. De voorwaarden die in een vergunning worden gesteld, kunnen ook voldoende worden geborgd door het stellen van algemene regels.

 

Het aanvoeren van water op een oppervlaktewater is vergunningplichtig. Vanuit efficiëntie oogpunt en klantvriendelijkheid is het wenselijk om lozingen van beperkte omvang (≤ 20 m³ per uur) op niet-kwetsbare beken vrij te stellen van vergunningplicht. De voorwaarden die in een vergunning worden gesteld, kunnen ook voldoende worden geborgd door het stellen van algemene regels.

 

Het lozingswerk bij deze relatieve kleine lozingen met een maximale diameter van 200 mm hebben een minimale invloed op een primair water of secundair water. Bij de behandeling van een vergunningaanvraag vindt geen individuele belangen afweging plaats. De voorwaarden die in een vergunning worden gesteld kunnen ook voldoende worden geborgd door het stellen van algemene regels.

 

Artikel 1 Voorwaarden lozen en aan- en afvoeren

a. De maximaal te lozen hoeveelheid bedraagt 20 m³ per uur waarbij het water wordt geloosd op primaire en secundaire wateren die niet zijn gemarkeerd op de bij deze algemene regel behorende kaart (kenmerk O03-1102).

b. De maximaal aan of af te voeren hoeveelheid draagt 20 m³ per uur waarbij het water wordt aan- of afgevoerd vanuit oppervlaktewaterlichamen die niet zijn gemarkeerd op de bij deze algemene regel behorende kaart (kenmerkO03-1102).

c. Degene die water loost of aan- of afvoert, meldt de start van de werkzaamheden uiterlijk een week voor de aanvang daarvan bij het waterschap.

d. Degene die water loost, aan- of afvoert, meldt het einde van de werkzaamheden uiterlijk een week na de afloop daarvan bij het waterschap.

e. Degene die het water loost of aan- of afvoert, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Voorwaarden lozingswerk

a. Maximale te lozen hoeveelheid bedraagt maximaal 20 m³ per uur, uitgaande van een regenbui van een herhalingskans van 1x per 25 jaar (35 mm in 45 minuten).

b. Het lozingswerk heeft een maximale diameter van 200 mm.

c. Bij open watergangen wordt de lozingsbuis gelijk met het talud afgewerkt.

d. Bij een voorziening tot lozing bij kademuren met een mergelvoorzetwand steekt de lozingsbuis ca. 0,1 meter uit.

e. De b.o.b. (= binnenkant-onderkant-buis) van de lozingsbuis wordt op de waterlijn aangelegd. Daar waar het droogstaande beken betreft, wordt de lozingsbuis maximaal 0,5 meter boven de slootbodem aangelegd.

f. De lozingsvoorziening wordt afgewerkt met in het oppervlaktewaterlichaam toegepaste materialen.

g. De leidingsleuf wordt voldoende verdicht en wordt ingezaaid met een bermgrasmengsel BG3.

h. De lozingsbuis moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bij dit besluit behorende en gewaarmerkte principe schetsen. De lozingsvoorziening moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bij dit besluit behorende en gewaarmerkte principe tekening.

i. Uitspoelingen aan oevers, taluds en bodem wordt voorkomen.

j. De lozingsvoorziening bij tijdelijke lozingen (bijvoorbeeld bij een bronnering) wordt in overleg met het waterschap te worden uitgevoerd. De uitgangspunten zijn hierbij:

- uitspoelingen aan oevers, taluds en bodem wordt voorkomen;

- het onderhoud (maaien oevers, taluds, bodem en passeren onderhoudsstrook) niet wordt belemmerd; en

- na het verwijderen van de tijdelijke lozingsvoorziening wordt de watergang in oorspronkelijke toestand hersteld.

k. De start van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week voor de aanvang daarvan bij het waterschap gemeld.

l. Het einde van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week het afloop daarvan bij het waterschap.

m. Degene die het lozen of aanvoeren van water heeft gemeld, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

n. Degene die het plaatsen, wijzigen of verwijderen van een lozingswerk heeft gemeld, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 3 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het leggen van de kabel en/of leiding, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 4 Meldingsplicht

a. Op grond van artikel 4.7, lid 2 van de keur wordt het lozen en het aan- en afvoeren van water en het aanleggen, wijzigen en verwijderen van de uitstroomvoorziening uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. Hierin wordt in ieder geval vermeld:

- gegevens van de melder;

- het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

- gegevens over het aan te leggen werk;

- de aard van de werkzaamheden; en

- een situatietekening.

b. Er mag pas worden gestart met de werkzaamheden na ontvangst van een schriftelijke akkoordverklaring van het waterschap.

c. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder a opgenomen meldplicht.

d. Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens moeten binnen 2 werkdagen worden doorgegeven aan het waterschap. Voor adreswijzigingen geldt een termijn van 2 weken.

 

Toelichting

 

Artikel 1 onder j t/m m

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het melden van de start van de werkzaamheden, het einde van de werkzaamheden en het melden van eventuele schade bij het waterschap.

 

Artikel 4 onder a

Als de melder niet dezelfde is als degene die de werkzaamheden uitvoert, moeten ook de contactgegevens van deze uitvoerder worden gemeld.

 

Artikel 4 onder d

Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens kunnen als gevolg hebben dat de werkzaamheden niet kan plaatsvinden als hierdoor niet meer wordt voldaan aan het toepassingsgebied en de voorwaarden van artikel 1.

 

Kwaliteitsaspecten van het te lozen, aan of af te voeren water

 

De keur regelt bijna niets over de kwaliteit van het te lozen water. Dit is opgenomen in de Waterwet, de Wabo, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit (lozen vanuit een inrichting) en het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) en het Besluit lozing afwater huishoudens.

Algemene regels onttrekken van water met behulp van een tankwagen

 

Kader

Op grond van artikel 4.5, eerste lid van de Keur van Waterschap Roer en Overmaas is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in of te onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen. Artikel 4.4 van de keur verbiedt het afvoeren naar en aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen zonder vergunning.

 

Begripsomschrijving

-

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op onttrekkingen uit oppervlakte wateren met behulp van een tankwagen, voor zover de onttrekkingslocaties op de bij dit besluit behorende en gewaarmerkte tekening (nummer O03-1006) zijn aangegeven.

 

Raakvlakken met ander beleid

Door het dagelijks bestuur van Waterschap Roer en Overmaas is op 1 juni 1992 het beleid met betrekking tot onttrekkingen uit oppervlaktewateren vastgesteld.

 

Motivering van de algemene regel

Het onttrekken van water met behulp van een tankwagen wordt toegestaan op de daarvoor aangewezen locaties. Bij de behandeling van een vergunningaanvraag vindt geen individuele belangen afweging plaats. De voorwaarden die in een vergunning worden gesteld kunnen ook voldoende worden geborgd door het stellen van algemene regels.

 

Een meldplicht voor deze onttrekkingen is wenselijk. In tijden van droogte en een algeheel onttrekkingverbod kunnen de onttrekkers worden geïnformeerd.

 

Artikel 1 Voorwaarden

a. Maximale te onttrekken hoeveelheid oppervlaktewater bedraagt 100 m³ per uur.

b. De onttrekkinglocaties zijn op de bij dit besluit behorende en gewaarmerkte tekeningen (O03-1006) aangegeven.

c. De zuigmond van de aanzuigslang wordt voorzien van een zuigkorf met gaten met een diameter van maximaal 3 mm. De diameter van de zuigkorf bedraagt minimaal 3 maal de diameter van de aanzuigslang.

d. De onttrekker kan bij een controle (een kopie) van de akkoordverklaring overleggen aan de toezichterhouder.

e. In geval van droogte behoudt het waterschap de mogelijkheid om een onttrekkingverbod af te kondigen. Dit onttrekkingverbod is dan ook van toepassing op de van vergunningplicht vrijgestelde onttrekkingen.

f. Degene die het onttrekken van water met behulp van een tankwagen heeft gemeld, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het onttrekken met behulp van een tankwagen, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldingsplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 3 Meldingsplicht

a. Op grond van artikel 4.7, lid 2 van de keur wordt het onttrekken met behulp van een tankwagen uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier.

b. Er mag pas worden gestart met de werkzaamheden na ontvangst van een schriftelijke akkoordverklaring van het waterschap.

c. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder a opgenomen meldplicht.

d. Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens moeten binnen 2 weken worden doorgegeven aan het waterschap.

 

Toelichting

 

Artikel 3 onder d

Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens kunnen als gevolg hebben dat de werkzaamheden niet kan plaatsvinden als hierdoor niet meer wordt voldaan aan het toepassingsgebied en de voorwaarden van artikel 1.

Algemene regels kanovaart Roer

 

Kader

Op basis van artikel 4.1, lid 1 onder d van de Keur van Waterschap Roer en Overmaas is het verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van primaire wateren en waterkeringen (inclusief de bijbehorende ondersteunende kunstwerken) door, anders dan in overeenstemming met de functie daarin, daarop, daarboven of daaronder activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen.

 

Begripsbepaling

-

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op het traject van de Roer gelegen tussen de brug te Vlodrop en de brug van de Andersonweg te Roermond zoals bij dit besluit behorende tekening (met nummer R9-295, blad 1) is aangegeven.

 

Raakvlakken met ander beleid

-

 

Motivering van de algemene regel

Vergunningaanvragen voor kanovaart op de Roer leiden niet tot een individuele belangenafweging. Vanuit efficiëntie oogpunt en klantvriendelijkheid is het wenselijk dit vrij te stellen van vergunningplicht. De voorwaarden die in een vergunning worden gesteld, kunnen ook voldoende worden geborgd door het stellen van algemene regels.

Om de kanovaart te reguleren en om algemene regels te kunnen stellen, is het noodzakelijk de tocht vooraf te melden.

 

Artikel 1 Voorwaarden

a. Kanovaart is alleen toegestaan in de periode van 1 juni tot 1 oktober.

b. Vertrek is alleen toegestaan tussen 10.00 – 12.00 uur en tussen 14.00 – 16.00 uur.

c. Per vertrekmoment zijn maximaal 20 boten toegestaan. Indien dit aantal wordt overschreden, wordt geen akkoordverklaring afgegeven.

d. In- en uitstappen mag enkel bij:

- de trailerhelling benedenstrooms van de brug te Vlodrop;

- de rustplaats nabij de kerk te St. Odiliënberg; en

- de trailerhelling bovenstrooms van de brug van de Andersonweg te Roermond.

e. Het is verboden de oever van de Roer vanuit de watergang dan wel vanaf het land te betreden met uitzondering van de onder d als in- en uitstapplaats aangewezen plaatsen. Ook is het niet toegestaan de in de Roer aanwezige grindbanken te betreden.

f. De kanoër heeftt een exemplaar van de akkoordverklaring bij zich en kan deze op verzoek van een toezichthoudend ambtenaar tonen.

g. De meldingsplichtige is aansprakelijk voor schade aan de waterlopen of aan de werken of eigendommen van het waterschap als gevolg van de kanoactiviteit en voert de kanoactiviteiten op eigen risico uit.

 

Artikel 2 Maatwerkvoorschriften

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het kanovaren op de Roer, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldingsplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 3 Meldingsplicht

a. Op grond van artikel 4.7, lid 2 van de keur meldt degene die wil gaan kanoën dit uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van de activiteit aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier.

b. Er mag pas worden gestart met de activiteit na ontvangst van een digitale akkoordverklaring van het waterschap.

c. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder a opgenomen meldplicht.

d. Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens moeten uiterlijk 2 werkdagen voor aanvang van de activiteit worden gemeld bij het waterschap.

 

Toelichting

 

Artikel 3 onder d

Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens kunnen als gevolg hebben dat de kanovaart niet kan plaatsvinden. Het gaat hierbij om wijziging van de vertrekdatum, vertrektijd en/of aantal te reserveren boten.

Algemene regels met betrekking tot drainage

 

Kader

Op grond van artikel 4.5, lid 2 van de Keur van Waterschap Roer en Overmaas is het verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen op een primair of secundair water met behulp van een drainagemiddel met het oog op het ontwateren van gronden.

Artikel 4.1, lid 1, sub c van de keur geeft aan dat het zonder vergunning van het bestuur verboden vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben of te (be)houden anders dan voor onderhoud van dit waterstaatswerk. Hieronder valt ook het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen.

 

Begripsomschrijving

- Draineren:

het kunstmatig laag houden van de grondwaterstand door middel van ontwateringsmiddelen bijvoorbeeld buisdrainage.

- Drainage:

ontwateringsmiddel.

- Peilgestuurde drainage:

buisdrainage, gecombineerd met een werk waarmee de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd.

- Bestaande drainage:

buisdrainage, niet zijnde een peilgestuurde drainage.

- Uitstroomvoorziening:

een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel is van toepassing op de aanleg en het gebruik van een systeem peilgestuurde drainage. Nieuwe buisdrainages zijn peilgestuurd.

 

Drainage

Deze algemene regel is niet van toepassing op drainages die plaatsvinden in de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzones) in het hele beheersgebied van Waterschap Roer en Overmaas en in de P1- en P2-gebieden ten zuiden van de Roerdalslenk (Feldbiss). In deze gebieden geldt altijd een vergunningplicht.

Deze algemene regel is ook niet van toepassing op drainages van sportvelden.

Peilgestuurde drainage met behulp van een stuw is niet toegestaan in primaire of secundaire wateren. In overige wateren is het realiseren van peilgestuurde drainage door middel van een stuw toegestaan, op voorwaarde dat bovenstrooms andere aanliggende percelen geen negatieve invloed in de vorm van gewas- en structuurschade ondervinden door de stuw(standen).

 

Uitstroomvoorziening

Deze algemene regel heeft ook betrekking op de uitstroomvoorziening die moet worden aangebracht om het drainagewater te kunnen lozen in een oppervlaktewaterlichaam. De lozing en het werk in de vorm van de uitstroomvoorziening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit onderdeel van deze algemene regel is van toepassing voor zover de uitstroomvoorziening wordt aangebracht in een primair water. Ze is niet van toepassing op het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van uitstroomvoorzieningen waarbij water wordt geloosd op een secundair water of een overig oppervlaktewater.

 

Raakvlakken met ander beleid

Het aanbrengen van drainage in een beschermingszone, profiel van vrije ruimte of meanderzone is vergunningplichtig in het kader van de keur (zie artikel 4.1, lid 2 tot en met lid 4 van de keur).

Ook wanneer door gebiedsomstandigheden (o.a. ten zuiden van de Roerdalslenk vanwege het hellingspercentage) niet kan worden voldaan aan de voorwaarden voor peilgestuurde drainage geldt een vergunningplicht op grond van artikel 4.5, tweede lid van de keur.

 

Motivering van de algemene regel

De drainagesystemen worden zodanig ingericht dat de hoeveelheid te lozen water kan worden gestuurd. Zo kan een bepaald grondwaterpeil in het te draineren perceel worden gerealiseerd waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de bestrijding van verdroging, aan het conserveren van water. Dit beperkt de noodzaak voor het onttrekken van grondwater voor beregenings- en bevloeiingsdoeleinden.

Zowel het peilgestuurd draineren als het aanleggen, hebben, wijzigen en verwijderen van een uitstroomvoorziening is, vanuit waterstaatkundig oogpunt, relatief eenvoudig en veelvoorkomend. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd via het stellen van algemene regels.

 

Artikel 1 Voorwaarden

Voor het aanleggen, gebruiken, wijzigen en verwijderen van een peilgestuurde drainage, inclusief de uitstroomvoorziening binnen het hiervoor aangegeven toepassingsgebied, is geen vergunning op grond van artikel 4.1 en artikel 4.5 van de keur vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. Buisdrainage is toegestaan op voorwaarde dat deze is gecombineerd met een werk waarmee de hoeveelheid te lozen water van deze drainage kan worden gestuurd overeenkomstig het bepaalde in deze algemene regels.

Toelichting:

Het werk waarmee wordt gestuurd, kan voldoen aan de peilen die onder sub c van dit artikel zijn opgenomen. Het werk (bijvoorbeeld een stuw) mag geen negatieve effecten veroorzaken in de vorm van gewas- en structuurschade op andere percelen die worden beïnvloed door dit werk.

b. Het werk als bedoeld onder sub a is zodanig ingericht dat de hoeveelheid te lozen water te allen tijde direct afgesteld kan worden op het aanwezige actuele grondgebruik met inachtneming van het bepaalde onder sub c.

c. Maximaal overlooppeil/grondwaterstand

Grondgebruik

Zomerstand

Winterstand

Grasland

30 centimeters – mv

60 centimeters – mv

Bouwland/akkerland

40-50 centimeters – mv

70 centimeters – mv

Diepgewortelde gewassen

70 centimeters – mv

70 centimeters – mv

Tuinbouw

70 centimeters – mv

70 centimeters – mv

- mv = minus maaiveld

d. Het overlooppeil van de drains mag worden bijgesteld:

1e zolang de werkelijk gemeten grondwaterstand in de direct te ontwateren grond

hoger is dan de hiervoor opgenomen grondwaterstand;

2e zolang het aannemelijk is dat de grondwaterstand binnen een week hoger dreigt te worden dan de hiervoor opgenomen grondwaterstand; of

3e indien werkzaamheden binnen een week uitgevoerd worden die bij de werkelijk gemeten grondwaterstand tot gewas- of bodemstructuurschade leiden,

waarbij steeds zodanig dat een zo hoog mogelijke grondwaterstand in het perceel blijft gerealiseerd.

Bij bepaling van het overlooppeil van de drains of de grondwaterstand als hiervoor bedoeld, wordt gerekend in centimeters beneden het maaiveld van het 10% laagste deel van de direct te ontwateren grond.

e. Het werk als bedoeld onder sub a is zodanig uitgevoerd dat de actuele overlooppeil op elk gewenst moment afleesbaar is.

f. Als het voor de grondwaterstand niet nodig is, moet afhankelijk van de omstandigheden, een hoger overlooppeil worden ingesteld.

g. Het bestuur maakt bekend wanneer de zomer- en winterstanden ingesteld moeten worden. Dit is afhankelijk is van de hydrologische en meteorologische omstandigheden en de meteorologische verwachtingen. Een en ander ter beoordeling van het bestuur.

h. De uitmonding van de lozingsvoorziening heeft een voorziening om uitspoeling van het talud te voorkomen;

i. Degene die de peilgestuurde drainage heeft gemeld, voorkomt onevenredige belemmeringen bij onderhoudswerkzaamheden; en

j. Degene die de peilgestuurde drainage heeft gemeld, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 3 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het peilgestuurd draineren, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldingsplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 3 Meldingsplicht

a. Op grond van artikel 4.7, lid 2 van de keur wordt de peilgestuurde drainage uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. Hierin wordt in ieder geval vermeld:

- gegevens van de melder;

- het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

- gegevens over het aan te leggen werk;

- de aard van de werkzaamheden; en

- een situatietekening.

b. Er mag pas worden gestart met de werkzaamheden na ontvangst van een schriftelijke akkoordverklaring van het waterschap.

c. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder a opgenomen meldplicht.

d. Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens moeten binnen 2 weken worden gemeld bij het waterschap.

 

Toelichting

 

Toepassingsgebied

De locaties van de in het toepassingsgebied zijn opgenomen in de kaarten behorende bij de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en te raadplegen via www.limburg.nl.

 

Artikel 1 onder h t/m j

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het melden van de start van de werkzaamheden, het einde van de werkzaamheden en het melden van eventuele schade bij het waterschap.

 

Artikel 3 onder a

Als de melder niet dezelfde is als degene die de werkzaamheden uitvoert, moeten ook de contactgegevens van deze uitvoerder worden gemeld.

 

Artikel 3 onder d

Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens kunnen als gevolg hebben dat de werkzaamheden niet kan plaatsvinden als hierdoor niet meer wordt voldaan aan het toepassingsgebied en de voorwaarden van artikel 1.  

Algemene regels voor grondwateronttrekking voor (bron)bemaling, grondwater- en bodemsanering en beregening sportvelden

 

Kader

Op grond van artikel 4.5, lid 3, sub a van de Keur van Waterschap Roer en Overmaas is het verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In artikel 6.11 van het Waterbesluit, artikel 3.15 van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en krachtens artikel 4.6 van de keur zijn regels gesteld betreffende de meet- en registratieplicht.

 

Begripsomschrijving

- Beëindiging van een grondwateronttrekking:

- de vergunning is ingetrokken;

- de geldigheidsduur van de vergunning is verlopen;

- een melding van beëindiging van de onttrekking of infiltratie is ontvangen;

- de onttrekking door handhavend optreden is beëindigd; of

- de put is vervangen door een nieuwe put.

- Bodemsanering:

het verwijderen of ontgraven van verontreinigde grond.

- Bemaling:

het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een pomp die het uittredend grondwater oppompt in een open put (= open bemaling) of door middel van plaatsen van horizontale of verticale filters of drains (= gesloten bemaling). Een ander woord voor een gesloten bemaling is bronnering. Andere vormen van bemalingen zijn deepwell-bemalingen, spanningsbemalingen en retourbemalingen.

- Grondwatersanering:

het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting om de kwaliteit van grond of grondwater te verbeteren.

- Spanningsbemaling:

door het toepassen van spanningsbemaling wordt de grondwaterdruk onder de bodem van de bouwput zoveel verlaagd dat gevaar voor openbarsten wordt voorkomen. De bodem is in evenwicht als de gronddruk boven de watervoerende laag gelijk is aan de druk van het grondwater tegen de onderkant van de afsluitende laag.

- Retourbemaling:

het opgepompte bemalingswater wordt via een gesloten systeem in hetzelfde watervoerende pakket teruggebracht.

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel geldt voor het onttrekken van grondwater met een grondwater-onttrekkingsinrichting ten behoeve van:

- (bron)bemaling en bodemsanering, waarbij:

1. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 100 m3 per uur; en

2. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per

maand; en

3. de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden;

- grondwatersanering, waarbij:

1. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 20.000 m3 per maand; en

2. de onttrekking niet langer duurt dan 36 maanden.

- beregening sportvelden, waarbij:

1. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 25 m3 per uur; en

2. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 5.000 m3 per

maand.

 

Daarnaast mogen de hierboven genoemde onttrekkingen niet liggen:

- in de verdroogde natuurgebieden met bijbehorende bufferzone; of

- onder de Bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk.

 

Raakvlakken met ander beleid

Als het onttrokken grondwater wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam dan zijn er raakvlakken met het beleid dat het lozen, onttrekken, afvoeren en aanvoeren van water in, naar en uit oppervlaktewaterlichamen regelt.

 

Daarnaast geldt de vrijstellingsregel bij een onttrekking die ≤ 10 m³ per uur bedragen en niet plaatsvinden:

- in de verdroogde natuurgebieden met bijbehorende bufferzone; of

- onder de bovenste Brunssumklei in de Roerdalslenk.

 

Motivering van de algemene regel

Het keurverbod geeft invulling aan het door de provincie Limburg vastgestelde beleid vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening Limburg. Buiten de aangewezen beschermde gebieden (= verdroogde natuurgebieden inclusief bufferzone) en boven de bovenste Brunssumklei in de Roerdalslenk kan worden volstaan met algemene regels.

Hierbij is het uitgangspunt dat de minder risicovolle onttrekkingen worden vrijgesteld van de vergunningplicht en vallen onder de meldplicht. Voorwaarde hierbij is dat aan alle criteria is voldaan. Het betreft dus een cumulatieve opsomming.

 

Artikel 1 Voorwaarden

Voor het onttrekken van grondwater voor (bron)bemaling, grondwater- of bodemsanering en beregening sportvelden is geen vergunning op grond van artikel 4.5, lid 3, sub a van de keur vereist voor zover de onttrekking valt binnen het toepassingsgebied en zolang wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de onttrekker verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

b. de onttrekker plaatst een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast;

c. de onttrekker voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

d. wanneer een onttrekkingsput tijdelijk niet in gebruik is, dicht de onttrekker de put zodanig af dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen;

e. de onttrekker voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

f. de onttrekker verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt ;

g. bij (bron)bemalingen, bodemsaneringen en grondwatersanering meldt de onttrekker de start van de onttrekking minstens 1 week voor het aanvang daarvan;

h. bij (bron)bemalingen, bodemsaneringen en grondwatersanering meldt de onttrekker het einde van de onttrekking maximaal 1 week na beëindiging daarvan; en

i. degene die de onttrekking van het grondwater heeft gemeld, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

 

Artikel 2 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het onttrekken van grondwater, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldingsplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 3 Meldingsplicht

a. Op grond van artikel 4.7, lid 2 van de keur wordt de grondwateronttrekking uiterlijk vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden gemeld aan het bestuur met een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier. Hierin wordt in ieder geval vermeld:

- gegevens van de melder;

- het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

- gegevens over het aan te leggen werk;

- de aard van de werkzaamheden; en

- een situatietekening.

b. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder a opgenomen meldplicht.

c. Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens moeten binnen 2 werkdagen worden doorgegeven aan het waterschap. Voor adreswijzigingen geldt een termijn van 2 weken.

d. Er mag pas worden gestart met de werkzaamheden na ontvangst van een schriftelijke akkoordverklaring van het waterschap.

e. De onttrekking vindt plaats binnen 1 jaar na verzending van de akkoordverklaring door het waterschap.

 

Artikel 4 Meten, registreren en verstrekken van gegevens

a. Het grondwater dat wordt onttrokken moet worden gemeten met een watermeter, die

overeenkomstig de leverancier verstrekte voorschriften is ingebouwd.

b. Bij het ontbreken van inbouwvoorschriften van de leverancier wordt de watermeter zodanig geplaatst, dat minimaal een rechte leiding van 10 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeter en 5 keer de diameter ná de watermeter geïnstalleerd is. De watermeter is tijdens het meten volledig gevuld met water.

c. De onttrekker meet de onttrokken hoeveelheid grondwater met behulp van een meetinstrument (watermeter) waarvan een geldig meetcertificaat kan worden overgelegd waaruit blijkt dat het meetinstrument voldoet aan de vereiste nauwkeurigheid van 95% (conform art 6.11 van het Waterbesluit).

d. De gebruikte watermeter wordt tenminste 1 x per jaar geijkt waardoor de vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft.

e. De onttrekker installeert de watermeter, op een goed toegankelijke, veilige plaats zodat deze goed afleesbaar is.

f. De onttrekker registreert bij aanvang van de onttrekking de begindatum en beginstand van de watermeter.

g. De onttrekker registreert de einddatum en eindstand van de watermeter bij beëindiging van de onttrekking.

h. De onttrekker registreert onder opgave van datum, voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting.

i. Bij een (bron)bemaling, bodemsanering en een grondwatersanering moet de onttrekker de stand van de waternemer minimaal 1x per dag registreren.

j. De onttrekker vervangt een defecte watermeter uiterlijk binnen twee werkdagen en registreert zowel de eindstand van de defecte watermeter alsook de beginstand van de nieuw geplaatste watermeter.

k. De onttrekker kan de registraties binnen een tijdsbestek van twee werkdagen overleggen aan een toezichthouder van het waterschap.

l. De onttrekker stuurt bij (bron)bemalingen, bodemsaneringen of grondwatersaneringen uiterlijk op 31 januari of indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging van de grondwateronttrekking de onttrokken gemeten hoeveelheden grondwater toe aan het waterschap.

m. Bij beregening van sportvelden zendt de onttrekker uiterlijk op 31 januari de onttrokken hoeveelheden grondwater toe aan het waterschap.

 

Toelichting

 

Toepassingsgebied

De locaties van de in het toepassingsgebied zijn opgenomen in de kaarten behorende bij de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en te raadplegen via www.limburg.nl.

 

Voorwaarden

 

Maximale verlaging grondwaterstand/stijghoogte bij (bron)bemalingen, bodemsaneringen en grondwatersaneringen

De freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket mag niet meer worden verlaagd dan noodzakelijk. Dit betekent in ieder geval dat de freatische grondwaterstand niet meer mag worden verlaagd dan 0,5 meter beneden het actuele ontgravingsniveau. Hierdoor kan de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket per fase van de werkzaamheden verschillen, afhankelijk van de ontgravingsdiepte per fase.

 

Peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

Voor de handhaafbaarheid van de maximale verlaging van de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket is het noodzakelijk dat het niveau gemeten kan worden. Hiervoor moet een peilbuis of meetput op een doelmatige locatie worden geplaatst.

 

Locatie peilbuis of meetput bij spanningsbemaling

Afhankelijk van de aard van de onttrekking en de specifieke locatie kan de locatie van de peilbuis of meetput belangrijk zijn. In deze gevallen kan het bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschrijven waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

 

Peilbuis of meetput bij freatische onttrekkingen

Bij freatische onttrekkingen is het plaatsen van een peilbuis of meetput in beginsel niet noodzakelijk.

De lokale situatie kan soms aanleiding geven tot het plaatsen van een peilbuis of meetput (bijvoorbeeld de aanwezigheid van zettingsgevoelige objecten). Met een maatwerkvoorschrift kan het bestuur in deze uitzonderlijke situaties een peilbuis of meetput voorschrijven. Hierbij kan tevens worden bepaald waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.

 

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Daarom moet tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei of bentoniet om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Het SIKB heeft het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Wordt volgens dit protocol gewerkt bij het maken en afdichten van de put dan wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Terugbrengen grondwater

Indien retourbemaling wordt toegepast, is het vanuit een oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk dat het grondwater wordt teruggebracht in het grondwaterpakket waaruit het is onttrokken. Hiermee wordt ongewenste uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten voorkomen.

Retourbemaling is geen grondwateronttrekkingsdoel op zich maar een middel om effecten op de grondwaterbelangen te voorkomen.

 

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving hebben. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). De onttrekker heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt de onttrekker zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert de onttrekker het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

 

Eindverantwoordelijke

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 1 (voorwaarden).

 

Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan in de vorm van een maatwerkvoorschrift nadere regels stellen aan de meet- en registratieplicht. In verband met de uitvoerbaarheid van het werk moet hiermee terughoudend worden omgegaan.

Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het aanwezig zijn van een toezichthouder van het waterschap bij het afdichten van een put.

 

Melding

In artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is bepaald dat degene die grondwater onttrekt waarvoor geen vergunning nodig is, de onttrekking moet melden. Bij deze melding wordt de volgende informatie verstrekt (artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit en de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.27 van de Waterregeling):

a. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt; het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;

b. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;

c. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het N.A.P.;

d. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;

e. de pompcapaciteit in m³ per uur;

f. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per jaar, en

g. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de

negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

 

Als de melder niet dezelfde is als degene die de werkzaamheden uitvoert, moeten ook de contactgegevens van deze uitvoerder worden gemeld.

 

Wijzigingen ten opzichte van de gemelde gegevens kunnen als gevolg hebben dat de werkzaamheden niet kan plaatsvinden als hierdoor niet meer wordt voldaan aan het toepassingsgebied en de voorwaarden van artikel 1.

 

Meten, registreren en verstrekking gegevens

Vanwege de vaak korte duur van meldplichtige (bron)bemalingen, bodemsaneringen en grondwatersaneringen geldt een dagelijkse opnamefrequentie van de onttrekkingsgegevens. Zo kan worden nagegaan of wordt voldaan aan de voorwaarden. De onttrekkingshoeveelheid per uur is namelijk geen gemiddelde maar een maximale hoeveelheid per uur.

De onttrekker kan het bestuur vragen om deze frequentie te verlagen. Dit kan pas na het bereiken van de stabilisatiefase van de onttrekking.

 

De beregening van sportvelden vindt meestal plaats in de zomer. Hierbij geldt een opnamefrequentie van de onttrekkingsgegevens van 1x per maand. Zo kan worden nagegaan of wordt voldaan aan de voorwaarden. De onttrekkingshoeveelheid per maand is namelijk geen gemiddelde maar een maximale hoeveelheid per maand.

 

Deze meting vindt plaats met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven bij (bron)bemalingen, grondwatersaneringen en bodemsaneringen.

 

Het bestuur kan maatwerkvoorschriften opnemen over het registreren van de peilstanden en de frequentie daarvan.

 

Zie ook artikel 6.11 van het Waterbesluit.

 

Eindverantwoordelijke

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4 (meten, registreren en verstrekking gegevens).

Algemene regels voor grondwateronttrekking voor landbouwkundige doeleinden met uitzondering van beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden

 

Kader

Op grond van artikel 4.5, lid 3, sub a van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In artikel 6.11 van het Waterbesluit, artikel 3.15 van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en artikel 4.6 van de keur zijn regels gesteld betreffende de meet- en registratieplicht.

 

Begripsomschrijving

- Geregistreerde put:

een put die is opgenomen in het grondwaterregister van Waterschap Roer en Overmaas en wordt gebruikt voor landbouwkundige doeleinden.

- Geregistreerde pomp:

een pomp die is opgenomen in het grondwaterregister van Waterschap Roer en Overmaas en wordt gebruikt voor landbouwkundige doeleinden.

- Geregistreerde grondwateronttrekker:

een grondwateronttrekker die is opgenomen in het grondwaterregister van Waterschap Roer en Overmaas en onttrekt voor landbouwkundige doeleinden

- Gebiedsgericht standstill:

met een geregistreerde pomp mag door de onttrekker die deze pomp heeft geregistreerd uit alle geregistreerde putten buiten de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone) grondwater wordt onttrokken, op voorwaarde dat de eigenaar of houder van de put hiervoor toestemming heeft gegeven.

- Bedrijfsgericht standstill:

Alleen de geregistreerde grondwateronttrekker mag met de door hem geregistreerde pomp uit een hem geregistreerde put onttrokken. Hierbij is sprake van een put-pomp-combinatie.

- Bovenste Brunssumklei:

beschermende kleilaag in de Roerdalslenk die de scheiding vormt tussen het eerste en tweede watervoerende pakket.

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel geldt voor het onttrekken van grondwater met geregistreerde pompen en putten voor beregening en bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden met uitzondering van beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden.

 

Raakvlakken met ander beleid

Er is een vrijstelling opgenomen voor grondwateronttrekkingen die ≤ 10 m³ per uur bedragen en niet liggen in de volgende gebieden:

- in de verdroogde natuurgebieden met bijbehorende bufferzone; of

- onder de bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk.

 

Motivering van de algemene regel

Het keurverbod geeft invulling aan het standstill-beleid voor beregening en bevloeiing in de landbouw dat is opgenomen in artikel 3.16, tweede lid van de Provinciale Omgevingsverordening Limburg. Op basis van dit beleid zijn wijzigingen en/of nieuwe onttrekkingen ten behoeve beregening of bevloeiing voor landbouwkundige doeleinden toegestaan, zolang het aantal geregistreerde pompen en putten niet toeneemt.

Op deze manier wordt het grondwater beschikbaar gehouden voor hoogwaardigere toepassingen zoals drinkwaterbereiding en wordt verdroging tegen gegaan.

 

Artikel 1 Voorwaarden

a. Onttrekken is alleen toegestaan met geregistreerde pompen uit geregistreerde putten door geregistreerde grondwateronttrekkers.

b. Voor het gehele beheersgebied van WRO, met uitzondering van de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzones), geldt een gebiedsgericht standstill

c. Voor de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzones) geldt een bedrijfsgericht standstill

d. Binnen de Roerdalslenk mag niet worden onttrokken onder de Bovenste Brunssumklei.

e. De geregistreerde onttrekker brengt op elke pomp het door het bestuur toegekende registratienummer aan.

f. Het vervangen van een bestaande put door een nieuwe put buiten de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone) is toegestaan zolang de invloedzone van de put de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzones) niet raakt.

g. Het vervangen van een bestaande put door een nieuwe put in de bufferzone van een verdroogd natuurgebied is toegestaan zolang de put niet dichter naar het natuurgebied wordt verplaatst.

h. De onttrekker voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

i. Wanneer een onttrekkingsput tijdelijk niet in gebruik is, dicht de onttrekker de put zodanig af dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen;

j. De onttrekker voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

k. De onttrekker verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt ; en

l. De onttrekker informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen

 

Artikel 2 Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan, al dan niet op verzoek, ter bescherming van betrokken belangen bij het onttrekken van grondwater, op grond van artikel 4.7, lid 1 van de keur maatwerkvoorschriften stellen ter zake uitvoering van de werkzaamheden. De meldingsplichtige zorgt ervoor dat gegeven aanwijzingen direct worden opgevolgd.

 

Artikel 3 Meldingsplicht

1. Het vervangen van een geregistreerde put of geregistreerde pomp moet uiterlijk 4 weken voor de start van de werkzaamheden worden gemeld aan het waterschap. Voor het wijzigen van adresgegevens geldt een termijn van 2 weken. Voor overige wijzigingen van de geregistreerde gegevens geldt een termijn van 4 weken.

2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

3. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de onder lid 1 opgenomen meldingsplicht.

 

Artikel 4 Meten, registreren en verstrekking gegevens

1. De onttrekker meet de onttrokken hoeveelheid grondwater;

2. De meting vindt plaats bij een urenteller plaats door vermenigvuldiging van het aantal uren dat onttrokken is met de pompcapaciteit van de voor de onttrekking gebruikte pomp;

3. De meting vindt plaats met een debietmeter door elk kwartaal de begin- en eindstand van de watermeter te registreren.

4. De onttrekker doet uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van definitieve beëindiging, opgave aan het bestuur over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden grondwater.

5. De opgave als bedoeld onder 4 gebeurt met een door het bestuur beschikbaar gesteld formulier.

 

Toelichting

 

Voorwaarden

Gebieden

De locaties van de in het toepassingsgebied zijn opgenomen in de kaarten behorende bij de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en te raadplegen via www.limburg.nl.

 

Vervangen van putten buiten de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone)

Met het vervangen van putten wordt ook het verplaatsen van putten bedoeld. Het aantal geregistreerde landbouwkundige putten voor het onttrekken van grondwater neemt hierdoor niet toe (standstill-beginsel landbouwkundige grondwateronttrekkingen). Het standstill-beginsel geldt voor geheel Limburg. Uitwisseling van putten tussen Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas is mogelijk.

De verantwoordelijkheid voor de privaatrechtelijke toestemming en onderlinge afstemming om de put te vervangen of te verplaatsen, ligt bij degene die het verzoek doet bij het waterschap om de put te vervangen/verplaatsen. Degene die de put vervangt/verplaatst, maakt ook afspraken over de afdichting van de put.

 

Vervangen van putten binnen de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone)

Met het vervangen van putten wordt ook het verplaatsen van putten bedoeld. Het aantal geregistreerde landbouwkundige putten voor het onttrekken van grondwater neemt hierdoor niet toe (standstill-beginsel landbouwkundige grondwateronttrekkingen). Vervangen/verplaatsing is alleen mogelijk als de nieuwe put niet dichter naar het natuurgebied wordt verplaatst. Uitwisselingen van putten tussen de verschillende verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone) is niet mogelijk in verband met de te behalen grondwaterdoelstellingen binnen de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzones).

 

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Daarom moet tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei of bentoniet om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Het SIKB heeft het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Wordt volgens dit protocol wordt gewerkt bij het maken en afdichten van de put dan wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Zorgplicht

De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving hebben. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). De onttrekker heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.

Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt de onttrekker zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert de onttrekkers het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.

 

Eindverantwoordelijke

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 1 (voorwaarden).

 

Maatwerkvoorschrift

Het bestuur kan in de vorm van een maatwerkvoorschrift nadere regels stellen aan de manier waarop de grondwateronttrekking moet plaatsvinden. In verband met de uitvoerbaarheid van het werk moet hiermee terughoudend worden omgegaan.

Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is het aanwezig zijn van een toezichthouder van het waterschap bij het afdichten van een put.

 

Meldplicht

Voorbeelden van overige wijzigingen zijn naamswijzigingen en overname van agrarische bedrijven.

 

Meten, registreren en verstrekking gegevens

Op grond van artikel 6.11, tweede lid, van het Waterbesluit moet de onttrekker per

kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een

nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, indien de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van definitieve beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven.

 

Eindverantwoordelijke

Degene die de melding heeft gedaan, is eindverantwoordelijk voor het voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4 (meten, registreren en verstrekking gegevens).

Algemene regel grondwateronttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden

 

Kader

Op grond van artikel 4.5, derde lid, sub a van de keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 4.7 van de Keur. Dit betekent dat de vergunningplicht voor bestaande onttrekkingen voor bedekte teelten en pot- en containervelden die bij het dagelijks bestuur zijn gemeld voor 15 december 2015 wordt vervangen door algemene regels. Het toepassingsbereik van deze algemene regel is nadrukkelijk beperkt tot op de peildatum 15 december 2015 gemelde en in werking zijnde onttrekkingen.

Met deze algemene regel is beoogd op de peildatum bestaande grondwateronttrekkingen voor bedekte teelten en pot- en containervelden te registreren. De algemene regel vloeit voort uit het besluit van de Limburgse waterschappen en de provincie Limburg tot het creëren van een beheerbare situatie wat betreft deze groep van grondwateronttrekkingen.

 

Begripsbepaling

- Bedekte teelten: bedrijfsmatige teelten in een glastuinbouwbedrijf of bedrijfsmatige teelt in tunnels.

- Glastuinbouwbedrijf: inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van gewassen.

- Tunnel: (min of meer) halfronde constructies, permanent overtrokken met al dan niet lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal en ter bescherming van gewassen tegen neerslag.

- Pot- en containervelden: bedrijfsmatige teelten welke los staan van de ondergrond en niet wortelen in de bodem.

- Bovenste Brunssumklei:

- beschermende kleilaag in de Roerdalslenk die de scheiding vormt tussen het eerste en tweede watervoerende pakket.

- Bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Roer en Overmaas.

- Teelt op stellingen: bedrijfsmatige teelt, los van de ondergrond, waarbij gebruik wordt gemaakt van goten en/of bakken op stellages.

 

Toepassingsgebied

Deze algemene regel voor het onttrekken van grondwater voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden is van toepassing voor zover:

- de onttrekking plaatsvindt uit een voor 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingsput;

- wordt onttrokken met een voor 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingspomp; en

- per kalenderjaar niet meer wordt onttrokken dan de op basis van artikel 1, lid 1 berekende toegestane maximale onttrekkingshoeveelheid.

 

Raakvlakken met ander beleid

- Er is een vrijstelling opgenomen voor grondwateronttrekkingen die ≤ 10 m³ per uur bedragen en niet liggen in de volgende gebieden:

- de verdroogde natuurgebieden met bijbehorende bufferzone; of

- onder de bovenste Brunssumklei binnen de Roerdalslenk.

- Algemene regels voor grondwateronttrekking voor landbouwkundige doeleinden met uitzondering van beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden .

- Beleidsregels grondwater.

 

Motivering van de algemene regel

De algemene regel ziet alleen op de voor 15 december 2015 feitelijk aanwezige en als zodanig gemelde onttrekkingen. De bedrijven zijn in de gelegenheid gesteld aanwezige onttrekkingen te melden bij het waterschap. Alle meldingen zijn door het waterschap gecontroleerd ten einde te voorkomen dat ook putten en pompen worden geregistreerd die feitelijk nog niet bestaan en waarop het legaliseringsbesluit nadrukkelijk geen betrekking heeft.

Nieuwe onttrekkingen zijn op basis van deze algemene regel niet vrijgesteld van de vergunningplicht opgenomen in artikel 4.5, derde lid, sub a van de keur. Dit betekent dat een nieuwe onttrekking vergunningplichtig is. Dit betekent ook dat als een bestaand bedrijf wordt verplaatst, voor het nieuwe bedrijf een vergunning voor het onttrekken van grondwater moet worden aangevraagd.

De geregistreerde onttrekking voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden kan niet worden gebruikt voor andere onttrekkingsdoeleinden (bijv. voor onttrekking voor beregening van open teelten). Ingeval van beëindiging van het bedrijf zal derhalve de registratie van de onttrekking doorgehaald worden.

Indien echter één en dezelfde put – op basis van rechtsgeldige meldingen - zowel is geregistreerd voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden als voor beregening en bevloeiing van open teelten, dan is sprake van een dubbelbestemming. Bij beëindiging van de ene onttrekking, kan de andere onttrekking gewoon worden doorgezet.

 

De vrijstelling geldt wanneer de onttrekking voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. de onttrekking vindt plaats uit een voor de peildatum van 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingsput;

b. de onttrekking vindt plaats met een voor de peildatum van 15 december 2015 gemelde en in gebruik zijnde onttrekkingspomp; en

c. per kalenderjaar niet meer wordt onttrokken dan de op basis van artikel 1, lid 1 berekende toegestane maximale onttrekkingshoeveelheid.

 

Grondwateronttrekkingen voor beregening en bevloeiing van bedekte teelten en pot- en containervelden die niet aan de hiervoor vermelde voorwaarden voldoen zijn vergunningplichtig en zijn zonder vergunning verboden.

 

Artikel 1 Voorwaarden

1. Per hectare teeltoppervlak mag jaarlijks niet meer dan 12.500 m³ grondwater worden onttrokken;

2. Degene die grondwater onttrekt:

a. gebruikt voor de meting als bedoeld in artikel 6.11, tweede lid van het Waterbesluit een watermeter, en

b. gebruikt voor de opgave als bedoeld in artikel 6.11, vierde lid van het Waterbesluit het daartoe door het bestuur beschikbaar gestelde formulier.

(toelichting: de tekst van artikel 6.11 Waterbesluit is als bijlage bij deze algemene regel gevoegd.);

3. Wanneer een onttrekkingsput tijdelijk niet in gebruik is, dicht de onttrekker de put zodanig af dat verontreiniging van het grondwater wordt voorkomen;

4. De onttrekker voorkomt de nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

5. De onttrekker verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt ; en

6. De onttrekker informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele veroorzaakte schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen

 

Artikel 2 Vervangingsregeling

1. Vervanging van een geregistreerde onttrekkingsput is toegestaan, met dien verstande dat de vervangende onttrekkingsput binnen de Roerdalslenk onder de bovenste Brunssumklei niet is toegestaan en de put niet dichter naar een verdroogd natuurgebied wordt verplaatst;

2. Vervanging van een geregistreerde onttrekkingsput, gelegen in de gebieden aangewezen als bufferzones verdroogde natuurgebieden op de bij artikel 5.8.2 van de Omgevingsverordening Limburg behorende kaart, is toegestaan mits de afstand van de locatie van de onttrekkingsput tot het hydrologisch gevoelige natuurgebied niet afneemt.

3. Vervanging van een geregistreerde onttrekkingspomp is toegestaan;

4. Degene die een geregistreerde onttrekkingsput en/of -pomp vervangt, meldt dit ten minste vier weken voor ingebruikname van de onttrekkingsput en/of -pomp aan het bestuur. Indien vervanging van de geregistreerde onttrekkingsput en/of -pomp plaatsvindt als gevolg van onvoorziene omstandigheden, dient dit voor ingebruikname van de onttrekkingsput en/of -pomp gemeld te worden; en

5. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van het door het bestuur vastgesteld formulier.

 

Toelichting

 

Begripsomschrijving

De omschrijving van het begrip glastuinbouwbedrijf is afgeleid van de omschrijving van dit begrip in het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Gebieden

De beschreven locaties zijn opgenomen in de kaarten behorende bij de Provinciale Omgevingsverordening Limburg en zijn te raadplegen via www.limburg.nl.

 

Voorwaarden

Maximale onttrekkingshoeveelheid

Met het opnemen van een maximaal toegestane onttrekkingshoeveelheid wordt een prikkel gegeven tot het beperken van de omvang van de onttrekking. Deze prikkel sluit aan op in de milieuwet- en regelgeving opgenomen hergebruiksverplichting van water met het oog op het terugdringen van verontreinigende lozingen uit de glastuinbouwsector.

De opgenomen hoeveelheid van 12.500 m³ per hectare teeltoppervlak is gebaseerd op een onttrekking van gemiddeld 3,5 liter per m² per dag.

De door elke melder maximaal te onttrekken hoeveelheid grondwater per jaar wordt bepaald door het aantal ha teeltoppervlak te vermenigvuldigen met 12.500 m³. Als het teeltoppervlak na de peildatum vergroot wordt maar de te onttrekken hoeveelheid gelijk blijft, hoeft geen vergunning aangevraagd te worden. Bijvoorbeeld: u heeft op dit moment een glastuinbouwbedrijf met een oppervlakte van 2 ha. U mag dan 2 ha x 12.500 m³ = 25.000 m³ grondwater per jaar onttrekken. Over 3 jaar breidt u uw bedrijf uit met 1 ha. Als u voor het beregenen van deze 3 ha niet meer dan 25.000 m³ grondwater per jaar onttrekt, blijft uw onttrekking onder de algemene regel vallen. Wilt u meer onttrekken dan 25.000 m³ grondwater per jaar, dan moet u een vergunning aanvragen.

Meet- en rapportageverplichting

In artikel 6.11 van het Waterbesluit is een meldings-, meet- en registratieverplichting opgenomen. De tekst van artikel 6.11 van het Waterbesluit is als bijlage bij deze algemene regel gevoegd.

In deze algemene regel is aanvullend aan artikel 6.11 van het Waterbesluit toegevoegd dat de onttrokken hoeveelheden met een watermeter moeten worden gemeten en dat opgave van onttrokken hoeveelheden dient te geschieden met behulp van een door het bestuur beschikbaar gesteld formulier ten einde de verwerking van de opgegeven hoeveelheden te vergemakkelijken.

Aan de hand van de onttrekkingsgegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit jaarlijks aan het bestuur gerapporteerd moeten worden, kan aanpassing van de in dit voorschrift opgenomen maximaal toegelaten onttrekkingshoeveelheid per hectare teeltoppervlak plaatsvinden. Hiertoe is aanpassing van de algemene regel vereist.

Met het oog op de duidelijkheid is de tekst van artikel 6.11 van het Waterbesluit als bijlage bij deze algemene regel gevoegd. Artikel 6.11 van het Waterbesluit bevat de juridische grondslag voor de meet-, registratie- en rapportageverplichtingen.

 

Vervangingsregeling

Het besluit tot registratie van grondwateronttrekkingen is wat betreft het toepassingsbereik beperkt tot op de peildatum gemelde en feitelijk aanwezige grondwaterputten en -pompen. Na verloop van tijd kan het nodig zijn dat een bestaande put en/of pomp moet worden vervangen. Vervangen van een onder deze algemene regel begrepen grondwaterput of

grondwaterpomp is vrijgesteld van de vergunningplicht. Indien geen vervangingsregeling in de algemene regel opgenomen zou zijn, dan zou een nieuwe put of pomp binnen het bedrijf slechts met vergunning toelaatbaar zijn. Kern van het registratiebesluit is dat de bestaande onttrekkingssituatie voor registratie in aanmerking komt. Een vervanging van een put en/of pomp leidt materieel niet tot wijziging van de op de peildatum aanwezige situatie en is derhalve vrijgesteld van de vergunningplicht. Vervanging van een bestaande onttrekkingsput die is gelegen binnen de Roerdalslenk onder de bovenste Brunssumklei mag enkel plaatsvinden door een nieuwe onttrekkingsput die niet onder de bovenste Brunssumklei reikt. Dit ter bescherming van de zich daaronder bevindende grondwaterlagen die met het oog op bescherming van de strategische grondwatervoorraad moeten worden beschermd op basis van provinciaal beleid en provinciale regelgeving (Omgevingsverordening Limburg).

De in lid 3 en 4 van dit artikel opgenomen meldplicht is gekoppeld aan het eerste en tweede lid van dit artikel opgenomen vervangingsregeling en is gericht op het behouden van een actuele registratie van onder de algemene regel vallende onttrekkingen en daarbij benodigde put en pomp.

 

Vervangen van putten binnen de verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone)

Vervangen/verplaatsing is alleen mogelijk als de nieuwe put niet dichter naar het natuurgebied wordt verplaatst. Uitwisselingen van putten tussen de verschillende verdroogde natuurgebieden (inclusief bufferzone) is niet mogelijk in verband met de te behalen grondwaterdoelstellingen binnen de verdroogde natuurgebieden.

 

Uitwisseling grondwater

Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Daarom moet tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei of bentoniet om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen.

Het SIKB heeft het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Wordt volgens dit protocol wordt gewerkt bij het maken en afdichten van de put dan wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.

 

Bijlage: Tekst artikel 6.11 Waterbesluit (versie 21 november 2014)

 

Artikel 6.11

1. Degene die grondwater onttrekt of water infiltreert, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 van de wet, artikel 6.10a of een verordening van het waterschap, meldt dit bij het bevoegd gezag. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

2. Degene die grondwater onttrekt of water infiltreert, meet de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water met een nauwkeurigheid van ten minste 95%. Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het bevoegd gezag in de voorschriften van de vergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water of, indien geen vergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.

3. Degene die water infiltreert, meet de kwaliteit van dat water volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

4. Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, indien de onttrekking of infiltratie is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, wordt opgave gedaan aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water en de kwaliteit van het geïnfiltreerde water.

5. Bij provinciale verordening, voor zover het betreft het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water als bedoeld in artikel 6.4 van de wet, dan wel bij verordening van het waterschap, voor zover het betreft het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water in andere gevallen dan bedoeld in dat artikel, kunnen gevallen worden aangewezen waarin de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, niet gelden.

Bijlage 1 Detailkaart algemene regels lozen van water (inclusief het aan- en afvoeren van water)

 

 

Bijlage 2 Kaart algemene regels lozen van water (inclusief het aan- en afvoeren van water) en het plaatsen, behouden, wijzigen en verwijderen van lozingsvoorzieningen

 

 

Bijlage 3 Overzichtskaart algemene regels onttrekken met behulp van een tankwagen

 

 

Bijlage 4 Detailkaarten algemene regels onttrekken met behulp van een tankwagen

 

 

Naar boven