Bekendmaking wijziging algemene regel 19 voor het onttrekken van grondwater via een onttrekkingsinrichting

(besluit van 10 oktober 2017)

Dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard hebben op 10 oktober 2017 besloten tot het vaststellen van een nieuwe algemene regel voor grondwateronttrekkingen. Gelijktijdig is de bestaande algemene regel grondwateronttrekkingen ingetrokken.

Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft de verantwoordelijkheid voor het grondwaterbeheer. Het hoogheemraadschap stelt voorwaarden aan grondwateronttrekkingen en infiltraties om de effecten van deze activiteiten op het grondwatersysteem en de daaraan gekoppelde functies te beperken tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. De effecten kunnen een risico vormen voor de gebruiksfunctie van de bodem en het grondwatersysteem. Het uitgangspunt is dat ons gehele beheersgebied kwetsbaar is voor grondwateronttrekkingen en infiltraties. 

In de periode van 6 juli tot en met 30 augustus 2017 heeft de algemene regel voor inspraak ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen. Gelijktijdig met de vaststelling van de algemene regel is ook de beleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties vastgesteld. Deze beleidsregel wordt afzonderlijk bekendgemaakt.

Onze verordeningen zijn te raadplegen op www.overheid.nl (lokale wet-en regelgeving) en op https://www.schielandendekrimpenerwaard.nl/regels/regelgeving.

De algemene regel treedt in werking op 1 januari 2018.

 

Artikel 19.1 Reikwijdte

Deze algemene regel geldt voor het onttrekken van grondwater binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, als de onttrekking aan de hierna genoemde grenswaarden voldoet of als uit een effectenstudie blijkt dat de invloed op de omgeving binnen de marges blijft zoals die in artikel 19.1, tweede lid zijn genoemd. De initiatiefnemer laat een effectenstudie uitvoeren, voordat met de onttrekking wordt gestart. De effectenstudie is een onderdeel van de melding. Zodra met de onttrekking wordt gestart worden de effecten gemonitord, indien dit op basis van de effectenstudie noodzakelijk is (zie artikel 19.2 e.v.).

Geen watervergunning volgens artikel 3.4, eerste lid, van de Keur is vereist voor het onttrekken van grondwater binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard binnen de volgende grenswaarden en/of effecten:

 

  • 1.

    De te onttrekken hoeveelheid grondwater bedraagt gemiddeld over een etmaal minder dan 5 m3 per uur.

  • 2.

    De te onttrekken hoeveelheid grondwater is gemiddeld over een etmaal gelijk aan of groter dan 5 m3 per uur. Daarbij blijkt uit een effectenstudie dat de gevolgen van deze onttrekking zich beperken tot:

    a. een extra droogstand van (delen van) houten funderingen gedurende 70 dagen of korter;

    b. een hoekverdraaiing van bebouwing, niet zijnde aangewezen monumenten, van minder dan 1:600;

    een hoekverdraaiing van aangewezen monumenten van minder dan 1:1200;

    d. geen verlaging onder de laagst bekende grondwaterstand in gebieden met een hoge of middelhoge trefkans op archeologische resten in de bodem;

    e. het optreden van zetting van regionale of primaire waterkeringen van minder dan of gelijk aan 20 mm;

    f. het optreden van zetting op infrastructuur en/of leidingen van minder dan 10 mm, tenzij de beheerder van de infrastructuur en/of leidingen goedkeurt dat de zetting groter of gelijk is aan 10 mm;

    g. een hoekverdraaiing van leidingen van minder of gelijk aan 1:600, tenzij de beheerder van de leidingen een hoekverdraaiing groter 1:600, maar minder dan 1:300 goedkeurt;

    h. een hoekverdraaiing van railinfrastructuur van minder of gelijk aan 1:600 en een zetting van maximaal 10 mm over een lengte van 36 meter, tenzij de beheerder van de railinfrastructuur toestemming verleent aan een zetting groter dan 10 millimeter over 36 meter of meer;

    i. een grondwaterstandverlaging ter plaatse van landbouwpercelen met een duur van 5 dagen of minder, of er treed geen risico op schade aan landbouwgewassen, tenzij er wel een risico is waarbij de onttrekker een regeling heeft getroffen met mogelijke gedupeerden;

    j. de grondwaterstand in natuurgebieden wordt alleen verlaagd buiten het groeiseizoen;

    k. een grondwaterstand in stadsparken en bij monumentale bomen die niet langer dan 5 dagen onder de laagst bekende grondwaterstand verlaagd wordt tijdens het groeiseizoen.

    l. een bodemdaling van minder dan 50 mm.

  • 3.

    De onttrekking vindt plaats in het kader van het aanleggen, hebben en onderhouden van bronnen ten behoeve van brandblusvoorzieningen.

  • 4.

    De vrijstelling van de watervergunningplicht van de onder het eerste, tweede of derde lid van dit artikel genoemde onttrekking geldt niet voor de volgende situaties:

    a. een permanente onttrekking vanuit het eerste watervoerende pakket in de door provincie aangewezen gebieden voor strategische zoetwatervoorziening of milieubeschermingsgebieden voor drinkwatervoorziening;

    b. een tijdelijke onttrekking vanuit het eerste watervoerende pakket van de door de provincie aangewezen milieubeschermingsgebieden voor grondwater waarbij meer dan 50.000 m3 per jaar wordt onttrokken;

    c. de onttrekking van grondwater voor het gebruik als koelwater in de gemeenten Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Lansingerland, Waddinxveen, Zoetermeer en Zuidplas.

    d. de onttrekking van grondwater met het doel om ondergrondse delen van bouwwerken droog te houden.

 

Artikel 19.2 Voorwaarden

Voor de onttrekkingen waarvoor geen watervergunning volgens artikel 3.4 eerste lid van de Keur is vereist, gelden de volgende bepalingen:

Monitoring van effecten

 

  • 1.

    Bij het gebruik van verticale onttrekkingsbronnen wordt een peilbuis of meetput geplaatst om de grondwaterstand te bepalen;

  • 2.

    Bij spanningsbemalingen wordt een peilbuis of meetput geplaatst om de stijghoogte te bepalen;

  • 3.

    Een monitoringsverplichting geldt indien uit de effectenstudie blijkt dat als gevolg van de onttrekking een of meer van de volgende situaties zich voordoet:

    a. droogstand van (delen van) houten funderingen van meer dan 5 dagen;

    b. hoekverdraaiing aan bebouwing en monumenten;

    c. in gebieden met een hoge of middelhoge trefkans op archeologische resten in de bodem treedt een lagere grondwaterstand op dan de laagst bekende grondwaterstand of dan het lokaal oppervlaktewaterpeil;

    d. er treedt zetting op ter plaatse van infrastructuur, leidingen en/of waterkeringen van meer dan 10 mm;

    e. er treedt een hoekverdraaiing op van railinfrastructuur of leidingen;

    f. er treden zettingen op ter plaatse van railinfrastructuur;

    g. de grondwaterstandsverlaging ter plaatse van landbouwgewassen duurt langer dan vijf dagen;

    h. de grondwaterstandsdaling tot beneden de laagste bekende grondwaterstand ter plaatse van openbaar groen in stadsparken en monumentale bomen duurt langer dan vijf dagen;

    i. een bodemdaling treedt op van meer dan 10 mm;

    j. een grondwateronttrekking in het 1e watervoerend pakket is groter dan 50.000 m3 per jaar, op locaties waar brak grondwater in het eerste watervoerende pakket aanwezig is.

    k. de hoeveelheid verplaatst grondwater ter plaatse van een bodemverontreinigingslocatie is groter dan 1000 m3, tenzij de verplaatsing het gevolg is van het saneren van die locatie;

  • 4.

    Alleen de omvang van het werkelijk effect hoeft te worden gemonitord voor elk van die situaties, die in artikel 19.2 derde lid, onderdeel a t/m k zijn genoemd.

  • 5.

    Het is verboden om meer effecten dan 19.1, tweede lid te veroorzaken. Het voordoen van deze situatie wordt binnen 1 werkdag gemeld aan HHSK

  • 6.

    De effectmonitoring bestaat uit het doen van een nulmeting, tussentijdse metingen en een eindmeting.

  • 7.

    De monitoringsgegevens worden op verzoek, bij permanente onttrekking jaarlijks, en binnen een maand na afloop van de onttrekking gerapporteerd aan HHSK.

 

Vrijstelling voor het uitvoeren van hoeveelheidmetingen

 

  • 8.

    Een vrijstelling voor het doen van hoeveelheidsmetingen zoals bedoeld in artikel 6.11, tweede lid, van het Waterbesluit geldt alleen in de volgende gevallen:

    a. de onttrokken hoeveelheid is minder dan 12.000 m3 per jaar, en:

    b. De grondwateronttrekking vindt niet plaats in het 1e watervoerende pakket in de door provincie aangewezen gebieden voor strategische zoet grondwatervoorraden, en;

    c. De grondwateronttrekking vindt niet plaats in het 1e watervoerende pakket in de milieubeschermingsgebieden voor grondwater.

  • 9.

    Indien er geen meld- of meetverplichting is, dan geldt een vrijstelling voor het doen van opgave van de onttrokken hoeveelheid zoals bedoeld in artikel 6.11, vierde lid van het Waterbesluit.

 

Uitvoeringsvoorschriften voor onttrekkingen ten behoeve van bouwputten, grondsaneringen en sleuven

 

  • 10.

    De grondwateronttrekking wordt afgestemd op de aard en voortgang van de werkzaamheden.

  • 11.

    Het stabiliteit voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in NEN 9997-1+C1;

  • 12.

    Bij spanningsbemaling bedraagt de maximale afwijking van de voor een verticale stabiliteit benodigde stijghoogte 0,20 meter.

  • 13.

    De freatische grondwaterstand wordt maximaal 0,50 meter verlaagd onder de ontgravingsdiepte.

  • 14.

    De te onttrekken hoeveelheid grondwater wordt bepaald op basis van actuele meetwaarden van de grondwaterstand of stijghoogte.

 

Beheren van de onttrekkingsvoorzieningen

 

  • 15.

    Uiterlijk vier weken na het beëindigen van bluswerkzaamheden wordt het gebruik van een brandblusvoorziening gemeld aan het hoogheemraadschap. Hierbij wordt de tijdsspanne waarin de bron is gebruikt gerapporteerd;

  • 16.

    Bij het aanleggen en beheer van de voorziening voor de onttrekking/infiltratie wordt voorkomen dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • 17.

    Binnen drie maanden na de beëindiging van de onttrekking wordt een met de hand geboord of gespoten boorgat verwijderd en afgedicht. Putten met een diameter van 5 cm of meer worden gedicht met waterdicht schoon opvulmateriaal.

 

Artikel 19.3 Melding
  • 1.

    Degene die grondwater onttrekt, meldt dit overeenkomstig artikel A2 van deze Algemene regels.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt een vrijstelling voor het doen van een melding aan het bestuur als bedoeld in artikel 6.11, eerste lid van het Waterbesluit, indien de hoeveelheid te onttrekken water niet meer bedraagt dan 1 m3 per uur gemiddeld over een etmaal.

  • 3.

    In aanvulling op de gegevens gevraagd in artikel A2 van deze Algemene regels, voldoet de melding ook aan de eisen zoals gesteld in artikel 6.19 en 6.27 van de Waterregeling.

  • 4.

    Indien er een monitoringsverplichting geldt op basis van artikel 19.2, bevat de melding tevens een monitoringsplan.

 

Artikel 19.4 Overgangsrecht
  • 1.

    Voor grondwateronttrekkingen die onder de werkingssfeer van deze algemene regel vallen en waarvoor onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van deze algemene regel een watervergunning in werking en onherroepelijk is, worden de voorschriften van die vergunning aangemerkt als maatwerkvoorschriften voor de looptijd van de vergunning. Bij wijziging van de activiteiten is een effectenstudie nodig om opnieuw te bepalen of de onttrekking vergunningplichtig of meldingsplichtig is.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid worden de gegevens die in de vergunningaanvraag staan, aangemerkt als onderdeel van de maatwerkvoorschriften.

  • 3.

    Indien op het tijdstip dat deze algemene regel in werking treedt, nog niet beslist is op de aanvraag van een watervergunning, wordt de vergunningaanvraag aangemerkt als een melding overeenkomstig hoofdstuk A5 bij deze algemene regel, voor zover het een onttrekking betreft die valt onder de werkingssfeer van deze algemene regel.

  • 4.

    Voor onttrekkingen waarvoor voor de inwerkingtreding van deze algemene regel een melding is gedaan en geaccepteerd, blijven de regels gelden zoals die op het tijdstip van melden van kracht waren, tenzij er een wijziging in de onttrekking plaatsvindt.

Naar boven