Waterschapsblad van Waterschap Limburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Limburg | Waterschapsblad 2017, 105 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Limburg | Waterschapsblad 2017, 105 | Verordeningen |
Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Limburg houdende regels voor subsidie Algemene subsidieverordening Waterschap Limburg
Het algemeen bestuur van het Waterschap Limburg;
Gelezen het voorstel van de beide DB's van Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei van 13 december 2016, AB-voorstel 2017, nummer 26, inzake vaststelling van de 'Algemene subsidieverordening Waterschap Limburg;
gelet op artikel 78, lid 1 van de Waterschapswet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de Algemene subsidieverordening Waterschap Limburg
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
subsidieverlening: het besluit, waarbij de subsidie wordt toegekend voor een bepaalde – in het algemeen toekomstige – activiteit. Met de verlening krijgt de aanvrager aanspraak op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht. Een bestuursorgaan gaat door subsidieverlening een financiële verplichting aan. Wordt de activiteit uitgevoerd en worden de verplichtingen nagekomen, dan kan het waterschap niet meer terugkomen op het verleningsbesluit.
Subsidie wordt niet verstrekt aan rechtspersonen waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met fundamentele rechtsbeginselen.
Een aanvraag van een subsidie wordt ingediend tenminste dertien weken voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt, tenzij het dagelijks bestuur een andere termijn heeft aangegeven. Het dagelijks bestuur kan besluiten aanvragen die buiten de in vorige volzin bedoelde termijn zijn ingediend, niet te behandelen.
Het dagelijks bestuur kan voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde bescheiden, dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.
Hoofdstuk 3 Beslissing op de aanvraag
Het dagelijks bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen subsidieontvanger
Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger bij de verstrekking van subsidie ook andere verplichtingen dan bedoeld in artikel 4:37 van de wet opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling, rekening en verantwoording
Artikel 5.2 Activiteitenverslag
Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.
Indien subsidie is vastgesteld zonder dat daaraan voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, toont de subsidieontvanger binnen zes maanden na afloop van de activiteiten, dan wel het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt, aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Hierbij legt hij de in artikel 5.1, tweede en derde lid, genoemde stukken over.
Tenzij het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald, vindt de betaling plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.
Hoofdstuk 8 Subsidies per boekjaar
Indien voor het jaar voorafgaand aan het boekjaar reeds subsidie werd verkregen, kan de aanvraag tot en met 31 augustus worden ingediend, als deze in vergelijking met de subsidie voor het voorafgaande jaar niet meer dan een trendmatige wijziging inhoudt in verband met de algemene ontwikkeling van het loon- en prijspeil.
Hoofdstuk 9 Bijzondere en slotbepalingen
Het in artikel 4:24 van de wet bedoelde verslag wordt ten minste éénmaal in de vijf jaar door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur aangeboden.
Het dagelijks bestuur kan van deze verordening afwijken, indien toepassing in een individueel geval leidt tot onevenredige onbillijkheid.
Toelichting Algemene subsidieverordening Waterschap Limburg
Volgens het eerste lid is de verordening van toepassing op alle door het waterschap te verstrekken subsidies, voor zover hiervan niet uitdrukkelijk bij bijzondere regeling is afgeweken. Om redenen van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid zal niet lichtvaardig van deze bevoegdheid gebruik moeten worden gemaakt. Op grond van artikel 4:21, derde lid, Awb, is titel 4.2 niet van toepassing op krachtens wettelijk voorschrift verstrekte subsidies, waarvoor uitsluitend overheden in aanmerking kunnen komen. Voor zover voor de verstrekking van dergelijke subsidies bij hogere regelgeving geen regels zijn gesteld, dient het waterschap deze regels zelf in het leven te roepen. In de verordening is daarin voorzien door van overeenkomstige toepassing verklaring van titel 4.2 Awb. Voor zover deze regeling voor specifieke subsidies te zwaar is, of anderszins niet passend, kunnen bij bijzondere verordening afwijkende bepalingen worden gesteld. Het derde lid verklaart de vermogenstoets van artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, niet van toepassing op de subsidies die alleen aan overheden kunnen worden verstrekt.
Deze bepaling regelt de bevoegdheidsoverdracht van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur. Behoudens het geval dat de bevoegdheid tot subsidieverstrekking bij een bijzondere wet aan een ander bestuursorgaan is toebedeeld, komt zij volgens de Waterschapswet toe aan het algemeen bestuur. Op grond van deze verordening wordt het dagelijks bestuur bevoegd verklaard.
Op grond van art. 4:25 en 4:26 in relatie tot artikel 4:22 van de Awb kan bij wettelijk voorschrift (verordening) worden bepaald dat met betrekking tot subsidies die krachtens een subsidieregeling worden verstrekt, een subsidieplafond kan worden vastgesteld. In artikel 1.4 wordt hier in die zin uitvoering aan gegeven, dat de vaststelling van een plafond voor die subsidies verplicht is. Open- eindregelingen worden zo voorkomen. Tezamen met de mogelijkheid van artikel 4:28 Awb om in geval van subsidieverstrekking voorafgaand aan de vaststelling van de begroting een begrotingsvoorbehoud te maken, is de beheersbaarheid van de waterschappelijke subsidie-uitgaven daarmee optimaal geregeld.
In artikel 1.3 wordt de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies opgedragen aan het dagelijks bestuur. Dit betekent onder meer, dat het dagelijks bestuur het subsidieplafond moet vaststellen, en ook de wijze van verdeling. Dat dient te geschieden in de vorm van beleidsregels. Op grond van het tweede lid wordt de bevoegdheid tot het opstellen van dergelijke regels bij het dagelijks bestuur neergelegd. De beleidsregels vormen naast de algemene verordening het feitelijke toetsingskader voor verzoeken.
Volgens deze bepaling is de prioriteringsmethodiek uitgangspunt voor de verdeling van subsidiegelden: de subsidie gaat in principe naar die activiteiten die het meeste bijdragen aan de doelstelling van de subsidieregeling. Als deze methodiek niet toepasbaar is, omdat de aanvragen verspreid binnen komen en geen onderlinge weging kan worden gemaakt, geldt de ‘die-het-eerst-komt-het-eerst-maalt-methode’.
Het artikel biedt een kapstok om bijvoorbeeld organisaties die aanzetten tot vreemdelingenhaat, van subsidie uit te sluiten. Weigering van subsidie op deze grond eist het nodige van het waterschapsbestuur op het punt van de motivering en de beslissing.
Het eerste lid, onderdeel a, eist dat bij de te subsidiëren activiteit het belang van het waterschap ‘betrokken’ moet zijn. Die betrokkenheid is hier nader geconcretiseerd.
Onderdeel b van het eerste lid biedt grondslag om voor activiteiten, die in strijd zijn met nader aangewezen onderdelen van het waterschapsbeleid, subsidie te weigeren. Onder waterschapsbeleid wordt verstaan: al die activiteiten binnen het beheergebied die aansluiten bij de doelstellingen van het waterschap, zoals omschreven in onder meer het waterbeheerplan.
In onderdeel c van het eerste lid is de vermogenstoets opgenomen als weigeringsgrond. Afwijken van de vermogenstoets kan volgens het tweede lid alleen om zwaarwegende motieven.
Wordt een subsidieaanvraag niet tijdig ingediend, dan kan het waterschapsbestuur op grond van artikel 4:5 Awb besluiten de aanvraag niet te behandelen.
3. De beslissing op de aanvraag
In de bepaling is vastgelegd dat het tweetraps-subsidiesysteem geldt, tenzij hiervoor geen aanleiding bestaat en er, gelet ook op het bepaalde in artikel 3.4 van de verordening, volstaan kan worden met het eentraps-subsidiesysteem. Als regel volgt op een subsidieaanvraag dus een verleningsbesluit en, na afloop van de activiteit of het boekjaar, een vaststellingsbesluit. De keuze voor het tweetraps-systeem als uitgangspunt sluit aan bij de structuur van de regeling van de Awb. Het streven is er echter op gericht is om waar mogelijk, hierbij onder meer in aanmerking nemende de hoogte van het subsidiebedrag, de doelgroep, het doel dat met de subsidieverstrekking wordt nagestreefd en de wenselijk geachte controle-intensiteit, volgens het eentraps-systeem te subsidiëren. Dat wil zeggen, dat verlening en vaststelling in één besluit worden vervat.
Dit systeem kan het doelmatig werken door de subsidieontvanger bevorderen. Voor het waterschap kan het eentraps-systeem een zekere beperking van de uitvoeringslasten als voordeel hebben. De toetsing achteraf bij deze subsidies is doorgaans minder intensief dan bij de tweetraps-subsidies. Wel moet worden bedacht, dat bij de eentraps-subsidies het voorwerk van de besluitvorming veelal omvangrijker is. Het wegvallen van de correctiemogelijkheid op basis van de rekening noodzaakt tot een dieper gaande begrotingstoetsing en, indien op basis van eenheden product wordt gesubsidieerd, tot bewaking van de kostennormen. Bij eentraps-subsidiëring op basis van eenheden product kan bovendien de productdefiniëring een gecompliceerde, arbeidsintensieve aangelegenheid zijn. Onvoldoende mogelijkheden voor een min of meer precieze kostenraming van activiteiten maakt doorvoering van het eentraps-systeem over de hele linie niet haalbaar. Per specifieke subsidie moet worden bezien wat het risico van over subsidiëring is wanneer de vaststelling achteraf achterwege blijft. Goede beheersing van de overheidsuitgaven als doelstelling van de derde tranche zou bij een te royaal gebruik van het eentraps-systeem in het gedrang kunnen komen.
Wanneer de aanvraag niet compleet is kan de beslissingstermijn van acht weken met toepassing van artikel 4:15 van de wet worden opgeschort totdat de aanvraag is aangevuld.
Artikel 4:32 Awb bepaalt, dat meerjarige subsidies (zogenaamde duursubsidies) niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. Subsidies worden verleend voor een bepaald tijdvak. Dit artikel stimuleert het bestuursorgaan tot periodiek onderzoek van de wenselijkheid van voortzetting van een subsidie. In de verordening is het tijdvak in principe vastgesteld op ten hoogste vier jaar. Hiervan kan het dagelijks bestuur afwijken. Meerjarige subsidies kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld Individuele Behandeling Afvalwater (IBA’s), stedelijk waterbeheer en sanering risicovolle overstorten. Het aantal aanvragen kan op gespannen voet staan met een vastgesteld subsidieplafond. Het is denkbaar dat in een dergelijke situatie gezocht wordt naar een alternatieve financieringsbron. Daarnaast is het denkbare dat voormeerdere jarige subsidies andere regels worden gesteld. Vandaar dat in het tweede lid hierover een bepaling is opgenomen.
Artikel 4:35 Awb bevat een aantal gronden voor weigering van verlening van subsidie. Teneinde deze gronden ook tot afwijzingsgrond te maken voor subsidies die alleen worden vastgesteld (waarvoor dus het eentraps-systeem geldt), is artikel 4:35 van overeenkomstige toepassing verklaard.
4. Verplichtingen van de subsidieontvanger
De wet somt in artikel 4:37 een aantal verplichtingen op die in de vorm van een voorschrift aan de subsidiebeschikking kunnen worden verbonden. In artikel 4.1 wordt – op grond van artikel 4:38 Awb – geregeld dat ook andere dan de opgesomde verplichtingen aan de subsidie kunnen worden verbonden. Voorwaarde is wel dat de verplichtingen moeten strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Artikel 4:37 van de wet bevat de mogelijkheid aan de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen met betrekking tot de administratie van aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven en het afleggen van rekening en verantwoording. Artikel 4.2 bevat op dit punt een standaard-verplichting. Het creëert ook een inzagerecht voor de subsidieverschaffer, zodat deze desgewenst via de boeken controle kan uitoefenen op de besteding van de subsidiegelden. Met name in de gevallen, waarin de subsidieontvanger in het kader van het afleggen van rekening en verantwoording geen accountantsrapport behoeft over te leggen, kan dit inzagerecht van belang zijn.
5. De subsidievaststelling, rekening en verantwoording
Uit het activiteitenverslag moet duidelijk worden wat het effect is (geweest) van de verstrekte subsidie.
Uitgangspunt is dat subsidies die tot een bepaald maximum zijn verleend, altijd worden vastgesteld op basis van de werkelijke kosten. Aan de betreffende activiteit verbonden inkomsten worden dus, ook als daarmee in de aanvraag of de verlening niet uitdrukkelijk rekening is gehouden, in principe altijd afgetrokken.
Is subsidie niet tot een bepaald maximum verleend, dan zijn de mogelijkheden tot vaststelling van de subsidie op een lager bedrag dan het verleende bedrag beperkt. Artikel 4:46 van de wet somt limitatief op onder welke omstandigheden vaststelling op een lager bedrag mogelijk is. Daartoe behoort niet de situatie dat de subsidieontvanger de activiteit heeft gerealiseerd tegen lagere kosten en/of met een hogere opbrengst dan begroot. Het verschil tussen het batig saldo van de activiteit en de verleende subsidie kan in dat geval niet worden teruggehaald. Bij niet tot een maximum verleende subsidies is het dan ook belangrijk dat de aanvraag met bijbehorende stukken nauwkeurig wordt getoetst.
Intrekking en wijziging worden altijd getoetst aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dus onder andere aan rechtsgelijkheid en aan het motiveringsbeginsel. Het waterschapsbestuur dient derhalve zorgvuldig hiermee om te gaan. In afdeling 4.2.6 van de wet staan de gevallen genoemd waarin het bestuursorgaan de afgegeven beschikking kan wijzigen of intrekken. Deze bepaling doelt op artikel 4:50, eerste lid onderdeel c, van de wet, dat het mogelijk maakt de reeds in de wet (met name in artikel 4:48 en 4:50) genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden bij wettelijk voorschrift aan te vullen.
8. Per boekjaar verstrekte subsidies
Afdeling 4.2.8 Awb is bedoeld als uitwerking van en aanvulling op de overige afdelingen van titel 4.2 Awb. Deze bevat facultatief recht, dat wil zeggen dat de subsidieverstrekkende overheid haar kan toepassen, maar daartoe in principe niet verplicht is. Bij artikel 8.1 van de verordening wordt de toepasselijkheid van afdeling 4.2.8 voor het waterschapsbestuur tot regel verheven. Volgens artikel 4:66 Awb kan de subsidie ex afdeling 4.2.8 alleen aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegd worden toegekend. De Memorie van Toelichting zegt dat rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid – en dan gaat het met name om verenigingen zonder notarieel vastgestelde statuten – onvoldoende doorzichtig zijn voor toepassing van de afdeling. In het tweede lid van artikel 8.1 is de afdeling niettemin – zoveel mogelijk – van overeenkomstige toepassing verklaard op dergelijke ‘informele’ rechtspersonen. Aan het bezwaar van de Memorie van Toelichting kan tegemoet worden gekomen door op basis van artikel 2.1 en, voor zover nog nadere gegevens benodigd zijn, op basis van artikel 4:2 van de wet, voorafgaand aan de subsidieverlening, al die informatie over te laten leggen die benodigd is om vast te kunnen stellen hoe de betreffende rechtspersoon functioneert. Of een zekere mate van continuïteit is gewaarborgd en of hij in staat kan worden geacht de activiteit, waarop de aanvraag betrekking heeft, uit te voeren. De door het Burgerlijk Wetboek gegeven persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders geeft bij deze rechtspersonen een extra waarborg tegen oneigenlijk gebruik van subsidiegelden.
Voor boekjaarsubsidies geldt dat zij vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar moeten worden aangevraagd, zodat ze volledig in het afwegingsproces van de begroting meegenomen kunnen worden. Voor tweede en volgende aanvragen, waarbij in vergelijking met de voorheen ontvangen subsidie geen substantiële verhoging wordt gevraagd, doet de noodzaak daartoe zich minder voor. Daarom is in het tweede lid de bepaling opgenomen dat dergelijke aanvragen uiterlijk op 31 augustus moeten worden ingediend.
9. Bijzondere en slotbepalingen
In deze bepaling wordt de mogelijkheid gegeven tot afstemming met voorschriften van andere subsidieverstrekkende overheden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2017-105.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.