Waterschapsblad van Waterschap Noorderzijlvest
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Noorderzijlvest | Waterschapsblad 2016, 9583 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Noorderzijlvest | Waterschapsblad 2016, 9583 | Overige besluiten van algemene strekking |
Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van waterschap Noorderzijlvest.
Het Algemeen Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest:
overwegende dat een nieuw Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van waterschap Noorderzijlvest vastgesteld moet worden;
gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest d.d. 26 juli 2016;
gelet op de Waterschapswet en het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest;
vast te stellen het navolgende Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van waterschap Noorderzijlvest.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
In dit reglement wordt verstaan onder:
Artikel 4 Het fractievoorzittersoverleg
Een in artikel 5 bedoelde commissie wordt, indien zij dit verlangt, in haar werkzaamheden bijgestaan door de secretaris-directeur of een door hem aan te wijzen ambtenaar.
Hoofstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden Dagelijks Bestuur; fracties
Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Over de toelating van de leden voor een nieuwe zittingsperiode van het Algemeen
Bestuur wordt beslist in de laatste reguliere vergadering van het Algemeen Bestuur in de oude samenstelling. Indien dat niet mogelijk is, wordt zo spoedig mogelijk nadien hierover beslist. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste vergadering van het Algemeen Bestuur in oude samenstelling.
Op de agenda wordt het punt van de toelating van nieuwe leden geplaatst direct na de opening. Wanneer het agendapunt aan de orde is, brengt de commissie bij monde van de uit haar midden aangewezen rapporteur verslag uit van haar onderzoek en doet naar aanleiding daarvan een voorstel tot het nemen van een besluit. Ook van een minderheidsstandpunt wordt melding gemaakt.
Artikel 8 Benoeming leden Dagelijks Bestuur
1 Het Algemeen Bestuur stelt voor de duur van de lopende bestuursperiode de omvang van het Dagelijks Bestuur vast conform het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest.
Voorafgaand aan de benoemingsvergadering voert de voorzitter een integriteitsbeoordeling uit naar de kandidaten voor het Dagelijks Bestuur. De voorzitter deelt de namen van de kandidaten en het eindresultaat van de integriteitsbeoordeling mede aan het Algemeen Bestuur. Hij stelt de kandidaten desgewenst in de gelegenheid tijdens de vergadering hun kandidatuur kort toe te lichten.
De leden van het Algemeen Bestuur die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van het Algemeen Bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid van de
Waterschapswet, worden bij de aanvang van de zitting ieder als een fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen, respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
men van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven, nemen de lijsttrekkers de rol van voorzitter waar. Voor de categorieën “Ongebouwd”, “Natuurterreinen” en “Bedrijven” neemt voor iedere categorie de oudste in leeftijd de rol van voorzitter waar.
a. voorzitter wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis gesteld indien:
- één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;
- twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;
- één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.
b. Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur na de
Artikel 10 Spreekrecht van toehoorders
De maximale spreektijd per spreker bedraagt vijf minuten per onderwerp of agendapunt. De totale spreektijd per vergadering van het Algemeen Bestuur bedraagt maximaal een half uur. Het Algemeen Bestuur kan in naar diens oordeel bijzondere gevallen, gehoord de voorzitter, een verruiming van de maximale lengte van de individuele of van de totale spreektijd toestaan.
De spreker wordt in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de gevoerde beraadslagingen alvorens het betreffende onderwerp of agendapunt wordt afgesloten en
(indien aan de orde) tot besluitvorming wordt overgegaan. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing. De voorzitter voorkomt een herhaling van zetten.”
§ 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Artikel 14 Audioverslag en besluitenlijst
5. de vaststelling wordt de besluitenlijst door de voorzitter en de secretaris ondertekend
Artikel 15 Vergadering; quorum
2. De voorzitter verleent zo veel mogelijk het woord in de volgorde waarin het is gevraagd
Artikel 18 Handhaving orde; schorsing
Artikel 19 Uitsluiting van de vergadering
Op verzoek van een lid van het Algemeen Bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het Algemeen Bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om het Dagelijks Bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Artikel 22 Orde van behandeling
Na het sluiten van de beraadslagingen en voordat het Algemeen Bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 24 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 25 Stemming over amendementen en moties
Artikel 26 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 27 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Artikel 28 Loting na staking der stemmen over personen
3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.
Hoofdstuk 5. Rechten van leden
Artikel 31 Voorstellen van orde
Artikel 32 Initiatiefvoorstellen
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. In naar zijn oordeel spoedeisende gevallen kan de voorzitter toestaan dat van deze termijn wordt afgeweken. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het Algemeen- en Dagelijks Bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het Algemeen Bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 34 Voorstel van het Dagelijks Bestuur
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 37 Audioverslag en besluitenlijst
De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het Algemeen Bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van het audioverslag en de besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het Algemeen Bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.
Artikel 39 Opheffing geheimhouding
Het Algemeen Bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit besluit kan genomen worden in een vergadering die door meer dan de helft van het aantal leden is bezocht. Indien het Algemeen Bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers
Artikel 40 Toehoorders en pers
Artikel 41 Geluid- en beeldregistratie
Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering van het Algemeen Bestuur geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
2. Het Algemeen Bestuur kan besluiten dat zijn vergaderingen met behulp van internet kunnen worden gevolgd.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het Algemeen Bestuur op voorstel van de voorzitter.
Onder RvO wordt verstaan: Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van waterschap Noorderzijlvest.
Als na de beraadslaging over een voorstel door de vergadering stemming wordt verlangd, verloopt de stemming volgens onderstaand stappenplan.
Wil de stemming geldig zijn dan moeten minimaal 12 leden aan de stemming deelnemen. Bij schriftelijke stemming betekent dit dat minimaal 12 leden een stembriefje moeten inleveren. De voorzitter moet voor de stemming nagaan of voldoende leden deelnemen aan de stemming; artikel 15 jo. artikel 24 RvO.
Nee: er kan niet gestemd worden over het specifieke voorstel. De stemming wordt verschoven naar een volgende vergadering. In deze volgende vergadering kan wel gestemd worden met minder dan 12 leden. Ja: er kan wel gestemd worden.
Stemming over personen geschiedt in principe per vacature; artikel 26 RvO. Alle aanwezige stemgerechtigde leden vullen een stembriefje in. Het stembureau controleert of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal aanwezige stemgerechtigde leden.
Aantal niet akkoord: stemming ongeldig, stembriefjes worden vernietigd en er dient opnieuw gestemd te worden;
Aantal wel akkoord: stembriefjes kunnen worden geopend.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
Is er na de eerste stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een persoon in de vacature? (artikel 26 RvO)
Nee: er volgt een tweede stemronde.
De tweede stemronde is als de eerste stemronde. Is er na de tweede stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een persoon in de vacature?
Nee: er volgt een derde stemronde welke is beperkt tot de twee, of bij een gelijk aantal stemmen, meer personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Artikel 27 lid 2 RvO.
Is er na de derde stemronde een volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen voor een persoon in de vacature? Ja: persoon is verkozen;
Nee: beslissing bij het lot volgens artikel 28 RvO.
6. Stemming over zaken geschiedt indien dit wordt verlangd (artikel 24 lid 4 RvO) door middel van hoofdelijke stemming.
(Sub-)amendementen: eerst stemmen over het (sub-)amendement dat naar het oordeel van de voorzitter de verste strekking heeft.
Onderdelen: eerst stemmen over de onderdelen en daarna over het
Ieder lid moet een stem uitbrengen met één van de woorden “voor” of “tegen”.
Is er een volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen voor het voorstel: Ja: voorstel is aangenomen;
Nee: wat dan gebeurt hangt af of de vergadering voltallig is:
Niet voltallig: en de stemmen staken, het nemen van een besluit over het
voorstel wordt uitgesteld tot de volgende vergadering; Wel voltallig: en de stemmen staken, voorstel definitief niet aangenomen.
Toelichting behorend bij het Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur van waterschap Noorderzijlvest.
Op basis van artikel 8 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest moet het Algemeen Bestuur voor zijn vergaderingen een Reglement van orde vaststellen. In dit Reglement van orde moeten in ieder geval regels gesteld worden ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, de openbaarheid van vergaderingen, het vergader- en besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden. In de Waterschapswet zijn verder in de artikelen 31 tot en met 39 bepalingen opgenomen over de inrichting van het Algemeen Bestuur (Hoofdstuk IV, §5 van de Waterschapswet). Volledigheidshalve zijn de artikelen hierna opgenomen en voorzien van een korte toelichting.
1. De vergadering van het algemeen bestuur wordt in het openbaar gehouden.
2 De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over: a. de toelating van nieuwe leden;
de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter.
Artikel 35 en 36 van de Waterschapswet geven invulling aan artikel 133 van de Grondwet. Artikel 133 van de Grondwet schrijft voor dat de wet regels dient te geven voor de openbaarheid van vergaderingen van waterschapsbesturen.
In artikel 35, eerste lid, is neergelegd dat de vergaderingen van het Algemeen Bestuur in het openbaar worden gehouden. Op grond van artikel 35, tweede en derde lid, kan een vergadering achter gesloten deuren worden gehouden indien ze in het openbaar is begonnen. Het verslag van een achter gesloten deuren gehouden vergadering is in beginsel niet openbaar, maar het Algemeen Bestuur kan een andere regeling treffen.
M.b.t. de openbaarmaking van de vergaderstukken en het verslag van een besloten vergadering moet zoals blijkt uit de parlementaire geschiedenis rekening gehouden worden met de omstandigheid dat het enkele feit dat over een bepaalde zaak met gesloten deuren is vergaderd niet verhindert dat de op de desbetreffende zaak betrekking hebbende stukken openbaar moeten worden gemaakt wanneer daarom met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur wordt verzocht. Aan een dergelijk Wob-verzoek hoeft alleen dan niet te worden voldaan wanneer het stukken betreft die vallen onder de in die wet in artikel 10 genoemde uitzonderingen.
Van het beginsel dat vergaderingen van vertegenwoordigende organen, dus ook van het Algemeen Bestuur van een waterschap, in het openbaar worden gehouden, kan slechts worden afgeweken op basis van artikel 35 en 36 Waterschapswet.
Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat het op informele wijze vergaderen van het Algemeen Bestuur van een waterschap, waarbij beraadslaagd wordt over bestuurlijke aangelegenheden, afbreuk doet aan een van de fundamentele beginselen van het openbaar bestel.
Het algemeen bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken die aan de vergadering worden overgelegd. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de
voorzitter en een commissie van het waterschap, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van dit bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
De krachtens het tweede lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Het opleggen van een geheimhoudingsplicht is een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 7 van de Grondwet kan een dergelijke beperking uitsluitend bij wet worden opgelegd. Hieraan is invulling gegeven door voor de gevallen waarin een geheimhoudingsverplichting kan worden opgelegd te verwijzen naar de in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur genoemde belangen.
De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.
De leden van het Algemeen Bestuur van het waterschap zijn, hoewel ze categorieën van belanghebbenden vertegenwoordigen, ingevolge artikel 38 niet gebonden aan een mandaat van hun kiezers.
Aan het verbod om met last te stemmen is geen verbod tot ruggespraak toegevoegd. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat het de vertegenwoordigers van een bepaalde categorie van belanghebbenden verboden is om overleg te voeren met hun achterban.
De bestuursleden moeten hun beslissingen kunnen nemen onder evenwichtige afweging van alle relevante belangen. Daartoe verplicht de eed (verklaring en belofte) die ze moeten afleggen hen al.
De artikelen 38a tot en met 38c Waterschapwet geven belangrijke regels over de deelname aan en de geldigheid van stemmingen. Een nadere procedurele uitwerking vindt plaats in het Reglement van orde. In artikel 38a tot en met 38c van de Waterschapswet wordt aangegeven in welke gevallen een lid van het Algemeen Bestuur zich van stemming moet onthouden, wanneer een stemming geldig is en wanneer een beslissing bij stemming tot stand komt.
Zij die behoren tot het algemeen bestuur van het waterschap en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het algemeen bestuur hebben overgelegd.
Deze bepaling regelt de onschendbaarheid van hetgeen ter vergadering van het Algemeen Bestuur wordt opgemerkt. De bepaling is zo geredigeerd dat de onschendbaarheid niet slechts geldt voor de leden van het Algemeen Bestuur. Onder die bepaling vallen dus ook ambtenaren die aanwezig zijn tot het verlenen van bijstand. Deze stellen zich aldus niet bloot aan sancties wegens hetgeen zij ter vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Ware dat wel het geval dan zou dat de openbaarheid van bestuur niet ten goede komen. (Kamerstukken II 1986/87, 19 995, nr. 3, blz. 54).
Toelichting op Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De voorzitter is voorzitter van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur. Artikel 94 van de Waterschapswet schrijft dit dwingend voor.
De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet; het Reglement kan voorzien in de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter.
De voorzitter heeft het recht op grond van artikel 94, tweede lid, van de Waterschapswet in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering
Het Algemeen Bestuur is verplicht een secretaris te benoemen (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
Hij is in principe in elke vergadering van het Algemeen en Dagelijks Bestuur aanwezig.
De Waterschapswet eist dat het Dagelijks Bestuur de vervanging van de secretaris regelt (artikel 55a Waterschapswet).
Toelichting op Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming lid van het Dagelijks Bestuur; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
De omvang van het Algemeen Bestuur is in artikel 6 van het Reglement vastgesteld.
Het Algemeen Bestuur bestaat uit 23 leden.
Procedure toelating nieuwe leden na verkiezingen
De toelating van de leden die de categorie ingezetenen vertegenwoordigen is geregeld in de Kieswet. De toelating van de leden die de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven vertegenwoordigen is geregeld in de Waterschapswet.
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde voor de categorie ingezetenen kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor de overige categorieën geldt dat de benoemende organisatie (artikel 17 van de Waterschapswet) de benoemde daarvan kennis geeft.
De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet dan wel artikel 18 van de Waterschapswet).
Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan het Algemeen Bestuur stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het Algemeen Bestuur toegelaten te worden.
Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met een opgave van de andere openbare betrekkingen dan het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur die hij bekleedt en een uittreksel uit de basisregistratie personen (BRP) met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum
(indien voor het eerst gekozen dan wel benoemd)
Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Dit onderzoek wordt voorbereid door het centraal stembureau.
De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven brengt verslag uit aan het Algemeen Bestuur; dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet en artikel 19 van de Waterschapswet beslist het Algemeen Bestuur in oude samenstelling over de toelating van zijn leden. Daartoe adviseert de commissie het Algemeen Bestuur over het verloop van de verkiezingen voor de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties (onverenigbare betrekkingen). Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
De voorzitter wijst uit het Algemeen Bestuur de leden commissie aan en kan alleen leden in de commissie benoemen die de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) hebben afgelegd.
Indien op het tijdstip van aftreden van het Algemeen Bestuur in oude samenstelling niet de geloofsbrieven van meer dan de helft van het wettelijk voorgeschreven aantal leden is goedgekeurd, houden de leden van het Algemeen Bestuur in oude samenstelling zitting, totdat zulks is geschied. Dit volgt uit artikel V 15 van de Kieswet.
Hieronder wordt ingegaan op de advisering door de commissie t.a.v. het verloop van de verkiezingen en de advisering t.a.v. de incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties (onverenigbare betrekkingen)
Onderzoek naar het verloop van de verkiezingen
De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven adviseert het Algemeen Bestuur daartoe ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Het Algemeen Bestuur in oude samenstelling dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat het Algemeen Bestuur de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop het Algemeen Bestuur tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.
Toetsing van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties
Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van
incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties (onverenigbare betrekkingen). Artikel 31 van de Waterschapswet bevat de regeling van de onverenigbare betrekkingen. In artikel 31 lid 2 sub h, is bepaald dat een lid van het algemeen bestuur van een waterschap geen lid van provinciale staten kan zijn. In zijn advies aan het waterschap Noorderzijlvest zegt prof. mr. D.J. Elzinga hierover het volgende:
In beginsel is de opsomming van onverenigbare betrekkingen uitputtend bedoeld. Dat betekent dat buiten de wetgever om het niet is toegestaan om andere onverenigbare betrekkingen in het leven te roepen, want dit zou een niet aanvaardbare beperking van het passief kiesrecht met zich mee kunnen brengen;
Indien als uitgangspunt wordt aangehouden dat ook de categorie van de door wet en Grondwet aangeduide leden van provinciale staten vast staat, betekent dit dat alle personen die vallen buiten de categorie van de provinciale statenleden strikt genomen niet door deze onverenigbaarheid uit art. 31 lid 2 sub h Waterschapswet kunnen worden getroffen;
Indien echter door toedoen van provinciale staten de functie van fractieondersteuner of fractievertegenwoordiger in het leven wordt geroepen, ontstaat een categorie die in diverse opzichten lijkt op de categorie van de statenleden, afhankelijk van de aard waarop aan deze posities vorm en inhoud wordt gegeven.
Bij de beantwoording van de vraag of een algemeen bestuurslid fractievertegenwoordiger kan zijn, speelt dan niet alleen de letter van de wet, maar ook de daaronder liggende ratio van de regeling.
Zowel de aard van de fractievertegenwoordiger als letter en ratio van de onverenigbaarheid moeten ter zake in ogenschouw worden genomen;
Aan fractieondersteuning is in de decentrale volksvertegenwoordigingen op allerlei manieren vorm en inhoud gegeven. De meest gangbare vorm is dat aan fracties financiële middelen ter beschikking worden gesteld, waaruit fractiemedewerkers kunnen worden aangesteld. Soms zijn dat medewerkers die extern worden aangetrokken, maar het komt ook voor dat wordt geput uit lijstopvolgers die niet
zijn gekozen, maar op deze manier nauw bij het fractiewerk worden betrokken;
In sommige decentrale volksvertegenwoordigingen wordt aan deze fractiemedewerkers de mogelijkheid gegeven om delen van de taak van de volksvertegenwoordiger over te nemen. Vooral kleine fracties zijn vaak niet in staat om alle commissievergaderingen te bezoeken en dan staan reglementen van orde soms toe dat fracties medewerkers mogen sturen die aan de beraadslaging en stemming deel kunnen nemen;
Nog weer een stap verder is het indien zogenaamde fractievertegenwoordigers worden aangesteld met een positie die in menig opzicht lijkt op die van het gewone raadslid of statenlid;
Deze fractievertegenwoordigers leggen een met de staten- of raadsleden vergelijkbare eed af, tal van andere bepalingen uit Gemeente- en/of Provinciewet zijn op hen van toepassing en zij oefenen hun functie uit op een wijze die veel vergelijkenis vertoont met die van de andere raads- en statenleden. In de vorm is er wel sprake van enige differentiatie, maar duidelijk is dat deze vorm van fractievertegenwoordiging de posities van raads- en statenleden het dichtste naderen.
De ratio van de onverenigbaarheid tussen statenleden en leden van het algemeen bestuur van een waterschap is gelegen in de nauwe betrekking die bestaat tussen waterschap en provincie. Zowel in de ruimtelijke beleidsmatige sfeer als in de sfeer van het toezicht wordt een samenval van deze vertegenwoordigende functies door de wetgever uitgesloten. Moet dit gevolgen hebben voor semiprovinciale volksvertegenwoordigers, zoals de fractievertegenwoordigers?
Strikt genomen gaat het hier niet om leden van provinciale staten en daarom zou de conclusie kunnen zijn dat voor een onverenigbaarheid onvoldoende aanknopingspunt is.
Kijkt men evenwel naar de ratio van de onverenigbaarheid dan is de consequentie dat in algemene zin leden van algemene besturen van waterschappen niet actief kunnen zijn in fracties en commissies van de provinciale staten, maar dat dit via een omweg wel tot de mogelijkheden behoort en wel via een positie als fractievertegenwoordiger.
Daarbij zou nog de aanvullende redenering kunnen zijn dat fractievertegenwoordigers weg gehouden kunnen worden van dossiers die het waterschap raken, maar ook een dergelijke beperking is betrekkelijk van aard. Immers fractievertegenwoordigers die eerste lijstopvolger zijn en door de voorzitter van de staten in hun functie zijn benoemd, zullen in de fracties die daarvoor in aanmerking komen een volledige rol kunnen vervullen bij de beraadslagingen en besluitvorming in fractieverband. Daarbij kan geen onderscheid worden gemaakt tussen dossiers die het waterschap wel en niet betreffen. In toegespitste verhoudingen kunnen daarbij de belangen van provincie en waterschappen in een verstrengeling raken. Fameus is nog altijd de Winsum-uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State waarbij een raadslid – tevens penvoerder bij het waterschap op het betreffende dossier – in de gemeenteraad de doorslaggevende stem uitbracht bij de bouw van de sluis
Schaphalsterzijl. Sinds die Winsum-uitspraak is de schijn van belangenverstrengeling een criterium geworden bij de toepassing van art. 2:4 Awb dat beoogt om vooringenomenheid tegen te gaan in het openbaar bestuur. Die schijn van belangenverstrengeling heeft tevens een plaats gekregen in de gedragscodes voor provincies en gemeenten.
Wordt nu aan kleine statenfracties toegestaan om leden van het algemeen bestuur van een inliggend waterschap als fractievertegenwoordiger aan te stellen, dan ontstaat niet alleen de curieuze situatie dat grotere fracties zich niet van deze waterschaps-expertise kunnen voorzien, maar dat in toegespitste verhoudingen – bij bijvoorbeeld bij diepgaande conflicten tussen provincie en waterschap
- het oog snel kan vallen op het lid van het waterschapsbestuur dat in een van de statenfracties actief is;
Om bij voorbaat de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, zou dan ook de conclusie moeten zijn dat deze combinatie van functies hoogst ongewenst is. Vanwege het selectieve karakter van de voorziening – alleen voor kleine fracties – kan er de aanvullende redenering zijn dat ook de ratio van de wettelijke onverenigbaarheid onder spanning kan komen te staan bij deze combinatie van functies. Ook dat is een reden om van deze combinatie af te zien. Zou evenwel door betrokkene een benoeming in rechte worden opgeëist, dan is niet zeker of de rechter hier een strikte onverenigbaarheid van toepassing zou verklaren.
Afleggen eed of de verklaring en belofte
Na een verkiezing dienen de leden van het Algemeen Bestuur in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van het Algemeen Bestuur bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur moet afleggen, is in artikel 34 van de Waterschapswet vastgelegd.
De mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van het Algemeen Bestuur is vervallen door inwerkingtreding van artikel III van de Wet modernisering waterschapsbestel (Stb. 2007 208).
Procedure bij de vervulling van een tussentijdse vacature
Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuw Algemeen Bestuur of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Bij het onderzoek van een geloofsbrief voor de vervulling van een tussentijdse vacature strekt het onderzoek zich niet uit tot punten die het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag betreffen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het Algemeen Bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden.
Artikel 8 Benoeming leden Dagelijks Bestuur
Voordat een nieuw Dagelijks Bestuur kan worden benoemd dient eerst een besluit worden genomen over de omvang van het Dagelijks Bestuur met inachtneming van het bepaalde in het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest.
In artikel 9 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest is bepaald dat het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het Algemeen Bestuur te bepalen aantal andere leden, dat hooguit 4 bedraagt.
Het verloop van de benoeming van de leden van het Dagelijks Bestuur is beschreven in artikel 10 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties voorgedragen kandidaten.
De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het Dagelijks
Bestuur, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het Dagelijks Bestuur zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur (artikelen 31 en 45 Waterschapswet).
Volgens artikel 94, tweede lid,van de Waterschapswet is de voorzitter verantwoordelijk voor bevordering van de integriteit van het bestuur. Voorafgaand aan de vergadering waarin de benoeming van het Dagelijks Bestuur wordt door de voorzitter een integriteitsbeoordeling naar de voorgedragen kandidaten uitgevoerd. Tijdens de benoemingsvergadering deelt de voorzitter de uitkomst van de integriteitsbeoordelingen mede.
De benoeming van de leden van het Dagelijks Bestuur vindt plaats uit de leden van het Algemeen Bestuur (artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet). In artikel 10, tweede lid, van het provinciale reglement is bepaald dat gedeputeerde staten van dit vereiste ontheffing kunnen verlenen. Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een lid van het Dagelijks Bestuur van buiten de kring van het Algemeen Bestuur ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.
De stemming aangaande de verkiezing van de leden van het Dagelijks Bestuur vindt plaats conform het bepaalde in artikel 26 e.v. met betrekking tot de stemming over personen. Omdat het hier niet om een voordracht gaat, mag het Algemeen Bestuur van de aanbeveling afwijken. Het gaat hierbij om een zogenaamde vrije stemming. In de eerste stemronde en eventueel de tweede stemronde mag een kandidaat zelf meestemmen. De keuze is namelijk niet beperkt tot de voorgedragen personen. Er kunnen kandidaten naar eigen keuze worden ingevuld. Mocht een derde stemronde nodig zijn, dan beperkt deze zich tot de twee personen die in de tweede stemronde de meeste stemmen hebben gekregen. De personen tot wie de stemming zich beperkt, mogen op grond van artikel 38a, derde lid,van de Waterschapswet niet meestemmen.
De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het Algemeen Bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. Voor de categorie ingezetenen hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde (politieke) groeperingen konden deelnemen.
In navolging van vertegenwoordigende lichamen van Algemeen Bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties.
Bij de aanvang van de eerste zitting van het nieuwe Algemeen Bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd.
De fractie gebruikt in de vergadering van het Algemeen Bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het Algemeen Bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk.
Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden het Algemeen Bestuur verlaten. Het beëindigen van de zitting in het Algemeen Bestuur kan verschillende oorzaken hebben. Op een dergelijk moment vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Het is ook mogelijk dat een lid van het Algemeen Bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande of nieuw te vormen fractie.
Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het centraal stembureau benoemd).
De Kieswet kent bij de verkiezingen deelnemende (politieke) groeperingen, maar een zetel 'hoort' niet bij een (politieke) groepering, maar is verbonden aan de "volksvertegenwoordiger" die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Het Algemeen Bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur is voldoende.
Het Algemeen Bestuur is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Bij de totstandkoming van dit reglement is de vraag gerezen of fracties kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van verschillende categorieën. In zijn advies aan het Dagelijks Bestuur van waterschap Noorderzijlvest zegt prof. mr. D.J. Elzinga hierover het volgende:
De wetgeving met betrekking tot het waterschap schept een stelsel van belangenrepresentatie, waarbij ook de vertegenwoordiging van de ingezetenen als een vorm van belangenrepresentatie kan worden beschouwd. Hoewel er derhalve verschillen zijn in de wijze waarop de leden van het Algemeen Bestuur in hun functioneren worden gelegitimeerd – directe verkiezing door ingezetenen en benoeming door de andere categorieën – is er overeenkomst in functioneren: alle leden van het algemeen bestuur representeren een belang .’
Nergens in het voorschrift van art. 9 staat dat een menging van direct gekozenen en benoemden niet is toegestaan. Wil men een dergelijke menging verhinderen, dan zou dat moeten met een beroep op de wettelijke bepalingen waarin is voorzien in afzonderlijke stelsels van legitimatie.
Fracties zijn geen organen van de betreffende bestuurslaag, maar organen in het betreffende bestuursorgaan, in dit geval het Algemeen Bestuur. Deze enigszins hybride positie van fracties is ook altijd de basis geweest voor het uitgangspunt dat de wetgever zich zo weinig mogelijk moet inlaten met deze politieke organisatievorm.
Indien dan ook leden van het Algemeen Bestuur af willen wijken van de fractievorming die voortvloeit uit artikel 9 lid 1 van het Reglement, dan biedt art. 9 lid 4 sub a daarvoor een afdoende en sluitende mogelijkheid. Het Algemeen Bestuur en de voorzitter van het Algemeen Bestuur behoren volstrekt lijdelijk te zijn waar het gaat om initiatieven tot bijgestelde fractievorming. Het feit dat een menging ontstaat tussen categorieën van benoemden en gekozenen kan weliswaar invloed hebben op de vorm van belangenrepresentatie – het vermindert de herkenbaarheid van het optreden in het Algemeen Bestuur jegens de respectievelijke achterbannen -, de beslissing dat te doen behoort evenwel tot de autonomie van de leden van het Algemeen Bestuur.
Het provinciaal reglement (hier: Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest) bepaalt de omvang van de vertegenwoordigers van de geborgde belangen. Artikel 7 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest geeft aan dat voor de categorie bedrijven de Kamer van Koophandel 2 vertegenwoordigers benoemt. Voor de categorie ongebouwd worden door LTO-Noord 4 vertegenwoordigers benoemd, waarvan één vertegenwoordiger in overeenstemming met BoerenNatuur.
Het is de vraag welke ondersteuning door het waterschap aan de fracties gegeven mag worden. De Waterschapswet voorziet alleen in een vergoeding voor leden van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Een aantal waterschappen heeft gekozen voor de ondersteuning van fracties. Anders dan bij bijv. Gemeenten is niet voorzien in een vergoeding voor de werkzaamheden van fractieondersteuners. Het is wel mogelijk om fractieondersteuning te geven op basis van art. 4:21 Algemene wet bestuursrecht. Dit wordt dan mogelijk gemaakt in de vorm van subsidieverstrekking. De subsidie heeft de vorm van een voorschot met verrekening achteraf op basis van reële declaraties. De basis voor de fractieondersteuning moet een verordening zijn waarin de ondersteuning geregeld is. In deze verordening moet beschreven worden wat wel en wat niet voor vergoeding in aanmerking komt. De ervaring bij gemeenten leert dat het nogal eens voorkomt dat bedragen terugbetaald moeten worden. De ondersteuning wordt in de praktijk een verhoging van de toelage van de volksvertegenwoordiger of geld vloeit in de partijkas zonder specificatie van verrichte werkzaamheden.
Toelichting op Hoofdstuk 3 Spreekrecht van toehoordersArtikel 10
Het spreekrecht is een belangrijk instrument om een evenwichtige en democratische besluitvorming te waarborgen. Het spreekrecht is een van de middelen waardoor interactie kan plaatsvinden tussen vertegenwoordigers en vertegenwoordigden. De aansluiting tussen het inspreken en de beraadslagingen over de aan de orde zijnde onderwerpen maakt het voor de Algemeen Bestuursleden ook makkelijker om de argumenten van de insprekers in hun overwegingen te betrekken.
Toelichting op Hoofdstuk 4 Vergaderingen / § 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Het Algemeen Bestuur vergadert zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van het Algemeen Bestuur daarom vraagt.
Bij een Algemeen Bestuur dat 23 leden telt zijn dit minimaal 5 leden van het Algemeen Bestuur die daarom moeten vragen. Deze leden dienen de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) te hebben afgelegd.
Per jaar wordt een schema vastgesteld voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur. De reguliere vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in de regel één keer in de 6 weken gepland. Naast besluitvormende vergaderingen is het ook mogelijk om informatieve vergaderingen te beleggen.
Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste één week vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
Het derde lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 37, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken.
Uiteraard is het mogelijk de stukken en oproep niet per post maar per e-mail of anderszins via elektronische weg te versturen.
Artikel 13 Openbare kennisgeving en ter inzage leggen van stukken
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
Uiteraard dienen alle leden van het Algemeen Bestuur en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Het tweede lid geeft daarom ook aan dat alle stukken ter inzage worden gelegd.
Vanaf één week voor de vergadering liggen de stukken ter inzage in het Waterschapshuis te Groningen.
Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de Wob.
Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn, dat een lid van het Algemeen Bestuur of een ander het ter inzage gelegde stuk mee naar huis neemt. Een lid van het Algemeen Bestuur of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.
Artikel 14 regelt de wijze waarop het verslag van de vergadering van het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld. De verslaglegging vindt plaats door middel van een audioverslag een besluitenlijst. Het audioverslag is zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een week,na afloop van de vergadering te beluisteren via de website van Noorderzijlvest. Daarnaast wordt een besluitenlijst gemaakt die in de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld.
Toelichting op Hoofdstuk 4 Vergaderingen / § 2 Orde der vergadering
Artikel 15 Vergadering; quorum
Het aantal bestuursleden van het Algemeen Bestuur is in artikel 6 van het Reglement voor het waterschap Noorderzijlvest bepaald op 23 leden.
De vergadering kan beginnen, indien de voorzitter heeft vastgesteld dat meer dan de helft van het aantal leden van het Algemeen Bestuur aanwezig is. Het vergaderquorum bij een Algemeen Bestuur met 23 leden is het aantal van 12 leden. Bij het bepalen van het vergaderquorum worden alleen de leden in aanmerking genomen die de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) hebben afgelegd (de zitting hebbende leden).
Ingeval een vergadering niet kan worden geopend, kan ingevolge artikel 38b, tweede lid, onder b, van de Waterschapswet in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum.
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat het Algemeen Bestuur ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 18 en 19 Handhaving orde; schorsing en uitsluiting van de vergadering
Het eerste lid van artikel 18 verzekert dat leden van het Algemeen Bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan tenzij de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.
Om te bevorderen dat leden van het Algemeen Bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte vervolgd kunnen worden en aan te spreken zijn over wat zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.
In Artikel 39 van de Waterschapswet is het beginsel van immuniteit van de leden van het Algemeen Bestuur verankerd.
De vraag is hoe het immuniteitsbeginsel zich verhoudt tot bijvoorbeeld de geheimhoudingsplicht die de leden van het Algemeen Bestuur opgelegd kunnen krijgen op basis van artikel 39 van dit reglement.
Wanneer een lid in een vergadering van het Algemeen Bestuur een onderwerp ter sprake brengt waarvoor hij geheimhoudingsplicht heeft wordt dit lid beschermd door zijn immuniteit. Om leden van het Algemeen Bestuur in voorkomende gevallen een ordemaatregel op te kunnen leggen bij het openbaren van geheimen of het bezigen van opruiende taal is het mogelijk een lid de toegang tot de vergadering te ontzeggen voor een periode van maximaal 3 maanden. Deze ordemaatregel is opgenomen in artikel 19 van dit reglement. Voor de formulering is aangesloten bij artikel 26 van de Gemeentewet.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Het zesde lid voorziet in de mogelijkheid de vergadering te schorsen voor nader onderling beraad.
Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Dit artikel sluit aan bij artikel 39 Waterschapswet; in dit artikel wordt nadrukkelijk anderen die deelnemen aan de beraadslaging in de vergadering van het Algemeen Bestuur een verschoningsrecht toegekend.
In de toelichting bij de Waterschapswet wordt vermeld dat de onschendbaarheid voor iedereen geldt die aan de beraadslagingen deelneemt en dus ook voor bijvoorbeeld ambtenaren die aanwezig zijn tot het verlenen van bijstand.
De voorzitter heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 94 de Waterschapswet.
In het tweede lid wordt het begrip 'beslissing' gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Toelichting op Hoofdstuk 4 Vergaderingen / § 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 24 Procedures bij stemmingen; Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden.
Als regel zal stemmen bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijke stemming.
Het Algemeen Bestuur heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken.
Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan enkel toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Een lid van het Algemeen Bestuur kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet.
In alle andere gevallen is een lid van het Algemeen Bestuur verplicht stelling in te nemen en te stemmen.
In de artikelen 38a, 38b en 38c van de Waterschapswet is een aantal bepalingen opgenomen over stemmingen. Deze bepalingen zijn in de wet opgenomen met het oog op uniformiteit en harmonisatie. In het tweede lid van artikel 25 van het reglement van orde wordt verwezen naar artikel 38a
Waterschapswet. Artikel 38a eerste lid geeft aan, aan welke stemmingen een lid van het Algemeen Bestuur niet deelneemt. Het gaat hier over ‘een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken of de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort’. De achterliggende gedachte van deze bepaling is dat de vermenging van belangen voorkomen moet worden. Het eerste lid van artikel 38a van de Waterschapswet moet strikt worden uitgelegd: het moet gaan om een duidelijk éigen belang.
Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een lid van het Algemeen Bestuur als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol.
Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers of benoemende koepels) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
In de Winsumeruitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden.
De relevantie van de Winsumeruitspraak is gelegen in de overeenkomst tussen artikel 28
Gemeentewet en artikel 38a Waterschapswet. In de onderhavige uitspraak van de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) ging het over de uitleg van artikel 28, eerste lid, onder a, Gemeentewet.
De tekst van dit artikel luidt als volgt: ‘Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over: a.
een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;’
In haar uitspraak geeft de Afdeling aan dat het begrip vertegenwoordiger in artikel 28 Gemeentewet beperkt moet worden uitgelegd.
Op het functioneren van bestuursorganen is ook de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing en in het kader van mogelijke belangenverstrengeling moet gekeken worden naar artikel 2:4 van de Awb.
Ingevolge het eerste lid van dit artikel vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid. Ingevolge het tweede lid van dit artikel waakt het bestuursorgaan ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
De Afdeling geeft in haar uitspraak aan dat in de Memorie van Toelichting met betrekking tot art. 2:4 Awb de wetgever heeft aangegeven dat met de uitdrukking persoonlijk gedoeld is op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen.
De Afdeling concludeert hieruit dat de wetgever gezien de wetsgeschiedenis geen beperkte uitleg van het begrip persoonlijk belang voor ogen heeft gehad.
Het eerste lid van artikel 2:4 Awb geeft een waarborg voor de burger (het bestuursorgaan verricht zijn taak zonder vooringenomenheid) en het tweede lid van artikel 2:4 Awb legt aan het tot besluiten bevoegde bestuursorgaan een zorgplicht op die in elk geval inhoudt dat door het orgaan wordt voorkomen dat, ten gevolge van vermenging van persoonlijke en bestuurlijke belangen bij de betrokken personen, de besluitvorming niet meer voldoet aan de in het eerste lid neergelegde norm.
Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in vertegenwoordigende lichamen.
In de Winsumeruitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 Awb voorrang boven wat in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Dit komt er op neer dat het bestuursorgaan de schijn van belangenverstrengeling moet vermijden.
Betekent dit nu dat het bestuursorgaan een volksvertegenwoordiger kan verbieden om te stemmen om aan haar zorgplicht te voldoen?
Voorop dient te staan dat de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele lid van het Algemeen Bestuur.
Het Algemeen Bestuur kan slechts waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging (artikel 156 Waterschapswet) als individuele leden van het Algemeen Bestuur door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken.
Bij een stemming móéten de leden ingevolge artikel 24, zevende lid, van dit reglement stemmen. Dit is een weerslag van de publiekrechtelijke plicht die volksvertegenwoordigers hebben om mee te werken aan de meest fundamentele taakstelling van de volksvertegenwoordiging, zijnde de besluitvorming.
Indien bij het staken van stemmen de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 26 Stemming over personen
Over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dient de stemming schriftelijk te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze is geheimhouding gewaarborgd.
Het Reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes.
Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook géén rekening gehouden met blanco stembriefjes. Het Algemeen Bestuur oordeelt uiteindelijk of een stembriefje behoorlijk is ingevuld.
Bij een benoeming stelt het Algemeen Bestuur een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (bijvoorbeeld lid van het Dagelijks Bestuur, secretaris, ombudsman etc.).
Op het stembiljet kan de naam van de te benoemen persoon met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' worden vermeld.
Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor het Algemeen Bestuur bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, het Algemeen Bestuur mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming.
Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' en een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.
Wanneer moet een lid van het Algemeen Bestuur zich bij de stemming over personen op basis van artikel 24, tweede lid, van het reglement van stemming onthouden? In het tweede lid wordt verwezen naar de Waterschapswet.
In het eerste lid van artikel 38a Waterschapswet staat dat een lid van het Algemeen Bestuur niet deel neemt aan een stemming die hem persoonlijk aangaat. In het derde lid van artikel 38a Waterschapwet is aangegeven, dat een benoeming een lid van het Algemeen Bestuur persoonlijk aan gaat wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
In artikel 38b en 38c van de Waterschapswet wordt aangegeven wanneer een stemming geldig is en wanneer een beslissing bij stemming tot stand komt.
Hoofdregel is dat een stemming alleen geldig is, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen. En voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.
Artikelen 27 en 28 Herstemming over personen en beslissing door het lot
Indien bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 27 geen besluit valt moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.
Toelichting op Hoofdstuk 5 Rechten van leden
Artikel 32 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar leden van het Algemeen Bestuur moeten ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij het Algemeen Bestuur kunnen indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Het Algemeen Bestuur beslist bij de vaststelling van de agenda of een initiatiefvoorstel op de agenda blijft staan.
Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een lid van het Algemeen Bestuur om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter te vragen. Daarvoor is verlof van het Algemeen Bestuur nodig.
Artikel 34 Voorstel Dagelijks Bestuur
In dit artikel wordt de reeds bestaande praktijk bevestigd aangaande het terugnemen van voorstellen van het Dagelijks Bestuur nadat de agenda van de AB-vergadering is vastgesteld.
Het eerste lid betreft de mogelijkheid gegeven aan het Dagelijks Bestuur om door hem gedane voorstellen terug te nemen. Het Algemeen Bestuur kan anders besluiten.
In het tweede lid wordt bepaald dat het Algemeen Bestuur een voorstel terug kan zenden naar het Dagelijks Bestuur voor advies.
Onder het stellen van vragen valt ook het vragen om inlichtingen als bedoeld in artikel 89 en 97 van de Waterschapswet. Een lid van het Algemeen Bestuur kan over een onderwerp inlichtingen vragen aan de voorzitter en aan het Dagelijks Bestuur.
Op basis van artikel 89 Waterschapswet is het Dagelijks Bestuur verantwoording schuldig aan het Algemeen Bestuur en op basis van artikel 97 Waterschapswet is de voorzitter verantwoording schuldig aan het Algemeen Bestuur.
In artikel 35, vijfde lid, is de verplichting opgenomen om de antwoorden op schriftelijke vragen tijdens de eerstvolgende vergadering aan de orde stellen. In overeenstemming met de bestaande praktijk is bepaald dat dit gebeurt bij de ingekomen stukken. Het Algemeen Bestuur kan echter besluiten de antwoorden op schriftelijke vragen bij een ander agendapunt te behandelen.
In het artikellid wordt de term ‘aan de orde’ gebruikt in plaats van ‘geagendeerd’. zodat de antwoorden op de vragen die binnekomen na de verzending van de agenda van de eerstvolgende vergadering, kunnen worden behandeld in deze vergadering, zonder dat deze schriftelijke vragen en antwoorden expliciet zijn geagendeerd.
Toelichting op Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
Artikel 35 Waterschapswet geeft aan dat de vergaderingen van het Algemeen Bestuur in beginsel openbaar zijn. Het is mogelijk om te beslissen besloten te vergaderen
Artikel 36 van het Reglement van orde bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.
De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.
Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal
het Algemeen Bestuur moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 37 van de Waterschapswet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
In artikel 35 van de Waterschapswet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Verder geeft artikel 36 van de Waterschapswet aan dat het voor een aantal onderwerpen niet is toegestaan om deze in een besloten vergadering te behandelen.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 35, vierde lid, van de Waterschapswet. De secretaris is verantwoordelijk voor het verslag van de Algemeen Bestuursvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering.
Artikelen 38 en 39 Geheimhouding en opheffing daarvan
Dat wat besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet noodzakelijk.
Artikel 37 Waterschapswet geeft aan dat geheimhouding opgelegd kan worden aangaande een belang als omschreven in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur.
Het Dagelijks Bestuur, de voorzitter of een commissie kunnen ook geheimhouding opleggen. De geheimhouding vervalt indien het Algemeen Bestuur deze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt in een vergadering waar een quorum aanwezig is. Bij het bepalen van het vergaderquorum worden alleen de leden in aanmerking genomen die de in artikel 34 van de Waterschapswet bedoelde eed (verklaring en belofte) hebben afgelegd (de zitting hebbende leden).
Het Algemeen Bestuur kan de geheimhouding niet onverhoeds opheffen, maar eerst nadat daarover in een besloten vergadering is beraadslaagd.
Toelichting op Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers
Artikel 41 Geluid- en beeldregistratie
Aangezien de vergaderingen van het Algemeen Bestuur in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tvstations geluids- en beeldregistraties maken mits de aanwijzingen van de voorzitter worden opgevolgd.
Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.
Het Algemeen Bestuur kan ook besluiten de openbaarheid te vergroten met behulp van internet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2016-9583.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.