Verordening voor de Rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2016

 

 

Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

Gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 26 januari 2016, dm 1016991;

Besluit:

  • 1.

    de Verordening voor de Rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2016 zoals hierna opgenomen vast te stellen;

  • 2.

    de Verordening voor de rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014 met DM nummer 789601 alsmede het daarbij behorende Onderzoeksprotocol in te trekken.

Artikel 1 Doel

Het algemeen bestuur van het waterschap Rivierenland en het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden hebben uit overwegingen van kwaliteit, continuïteit en efficiency de intentie om samen te werken bij de inrichting van hun beider rekenkamercommissies door eenzelfde bemensing van rekenkamercommissie en secretariaat, waarbij de kosten van de gezamenlijkheid in de uitvoering gelijkelijk gedragen worden. De verdeling van de verantwoordelijkheden en de kosten worden door middel van een samenwerkingsovereenkomst tussen beide waterschappen geregeld.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    waterschap: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

  • b.

    commissie: de rekenkamercommissie

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie

  • d.

    College: college van dijkgraaf en hoogheemraden

  • e.

    lid: lid van de rekenkamercommissie

  • f.

    begeleidingscommissie: een commissie van vier leden van het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap

  • g.

    gezamenlijke begeleidingscommissie: de commissie die voor beide besturen als intermediair optreedt in de richting van de rekenkamercommissie

Artikel 3 Taak van de commissie

  • 1.

    Er is een commissie die door het algemeen bestuur wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2.

    De rekenkamercommissie doet onderzoek naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde bestuur. Een door de commissie ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening. In dit verband wordt verstaan onder:

    • a.

      doelmatigheid: het streven om met een zo gering mogelijke inzet van middelen een bepaald resultaat te bereiken dan wel met een bepaalde inzet van middelen een optimaal resultaat te bereiken;

    • b.

      doeltreffendheid: de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of beoogde maatschappelijke effecten worden bereikt;

    • c.

      rechtmatigheid: het voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving, waaronder de verordeningen en het vastgestelde beleid van het waterschap.

  • 3.

    De commissie brengt elk jaar vóór 1 maart een verslag uit aan het algemeen bestuur over haar werkzaamheden in het voorafgaande jaar en legt daarbij tevens verantwoording af over de besteding van het budget.

Artikel 4 Samenstelling, benoeming en aftreedvolgorde

  • 1.

    De commissie bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur benoemt op voordracht van de gezamenlijke begeleidingscommissie de voorzitter en de leden van de commissie. De leden zijn geen lid van het algemeen bestuur of ambtelijk/bestuurlijk verbonden met de organisatie.

  • 3.

    De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 4.

    De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar en kunnen éénmaal opnieuw worden benoemd.

  • 5.

    Opdat niet alle leden gelijktijdig aftreden, kunnen de leden -in afwijking van het voorgaande lid- worden benoemd voor een periode korter dan vier jaar.

  • 6.

    Indien het lidmaatschap van een lid eindigt vóór het einde van zijn benoemingstermijn, treedt zijn opvolger af op het moment dat de benoemingstermijn van het vertrekkende lid zou zijn afgelopen.

  • 7.

    Indien de opvolging als bedoeld in het voorgaande lid plaatsvindt binnen twee jaar voordat een nieuwe benoemingstermijn begint en het opvolgend lid wordt voor een nieuwe termijn benoemd, dan wordt deze nieuwe termijn als eerste benoemingstermijn aangemerkt.

Artikel 5 Integriteit

  • 1.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamercommissie in de vergadering van het algemeen bestuur, in handen van de dijkgraaf, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig. (Dat verklaar en beloof ik.)”

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een gedragscode integriteit vast die van toepassing is op de voorzitter, leden en ambtelijk secretaris van de commissie, alsmede op opdrachtnemers van de commissie.

Artikel 6 Nevenfuncties

  • 1.

    Op de leden van de rekenkamercommissie zijn de artikelen 31, tweede lid, 32 en 33, eerste lid van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing (incompatibiliteiten en nevenfuncties).

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 31, tweede lid van de Waterschapswet is een lid van de commissie niet tevens:

    • a.

      werkzaam bij een openbaar lichaam dat is ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling waar het waterschap aan deelneemt;

    • b.

      in dienst van een instelling die subsidie ontvangt van het waterschap.

  • 3.

    Van het bepaalde in artikel 33, eerste lid, sub d van de Waterschapswet (overeenkomsten met het waterschap) kan het algemeen bestuur ontheffing verlenen.

Artikel 7 Ontslag

  • 1.

    Het algemeen bestuur ontslaat de leden van de commissie.

  • 2.

    Het lidmaatschap van een lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij aanvaarding van een functie die naar het oordeel van het algemeen bestuur onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie;

    • c.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel zulk een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien het lid naar het oordeel van het algemeen bestuur ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 3.

    Een lid van de commissie kan door het algemeen bestuur worden ontslagen:

    • a.

      indien het lid door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie als lid van de commissie te vervullen;

    • b.

      indien hij handelt in strijd met artikel 33 van de Waterschapswet.

Artikel 8 Begeleidingscommissie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een begeleidingscommissie in die de onafhankelijkheid van het functioneren van de commissie waarborgt, de functionele werkgeversrol vervult en gesprekspartner is van de rekenkamercommissie namens het algemeen bestuur.

  • 2.

    De begeleidingscommissie bestaat uit vier leden uit het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur benoemt de leden van de begeleidingscommissie.

  • 4.

    De begeleidingscommissie wijst uit haar midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 9 Onderwerpselectie en onderzoeksopzet

  • 1.

    De commissie bepaalt het onderwerp van haar onderzoeken.

  • 2.

    Onderwerpen voor een onderzoek kunnen worden aangedragen door:

    • a.

      de leden van commissie;

    • b.

      de leden van het algemeen bestuur;

    • c.

      de inwoners van het waterschap.

  • 3.

    Indien meer dan één onderwerp voor onderzoek in aanmerking komt, maakt de commissie daaruit een beargumenteerde keuze. Ter bepaling van haar keuze kan de commissie vooronderzoek (laten) instellen.

  • 4.

    De commissie stelt jaarlijks een onderzoeksplan op en bespreekt het concept daarvan met het algemeen bestuur of met de begeleidingscommissie. Zij doet dit uiterlijk op 15 oktober vóór het komende jaar.

  • 5.

    Het door de commissie vastgestelde onderzoeksplan alsmede een werkbegroting worden vóór 1 januari van elk jaar ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Indien de commissie een keuze als bedoeld in lid 3 heeft gemaakt, informeert zij het algemeen bestuur en, ingeval een onderwerp door derden is aangedragen, tevens de andere betrokkenen gelijktijdig met het uitbrengen van het onderzoeksopzet, over haar keuze.

Artikel 10 Selectiecriteria

De volgende criteria dienen door de commissie te worden gehanteerd bij de selectie van de te onderzoeken onderwerpen:

  • a.

    er moet sprake zijn van maatschappelijke effecten. Vervolgens wordt gekeken naar de rechtmatigheid, doelmatigheid en/of doeltreffendheid van het beleid of de bedrijfsvoering;

  • b.

    er moet sprake zijn van substantieel belang in financieel, maatschappelijk of bestuurlijk opzicht;

  • c.

    het onderzoek dient bij te dragen aan de verbetering van de kwaliteit van de organisatie, de informatievoorziening en de uitvoering van werkzaamheden;

  • d.

    het onderzochte beleid of de bedrijfsvoering moet door het waterschap te beïnvloeden zijn;

  • e.

    de commissie streeft naar een evenwichtige verdeling van onderzoeksonderwerpen over de beleidsterreinen.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1.

    De commissie stelt voor ieder te onderzoeken onderwerp een onderzoeksopzet vast en formuleert daarbij onderzoeksvragen. De onderzoeksopzet wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek.

  • 3.

    Bij uitbesteding van het onderzoek of andere werkzaamheden is het aanbestedingsbeleid van het waterschap is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De commissie en de door haar aangestelde onderzoekers zijn bevoegd bij alle leden van het waterschapsbestuur, ambtenaren van het waterschap en gelieerde organisaties de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het waterschapsbestuur en de ambtenaren van het waterschap zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 5.

    De commissie stelt betrokkenen in geval van een interview in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn die ten minste twee weken bedraagt, hun reactie aan de commissie te geven op de juistheid en volledigheid van het verslag van het besprokene. Betrokkenen zijn in elk geval degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 6.

    Aan de secretaris-directeur wordt een advies gevraagd over de feitelijke juistheid van de gegevens waarop de commissie haar conclusies en eventuele aanbevelingen gaat baseren.

  • 7.

    Nadat het feitenonderzoek is vastgesteld, formuleert de commissie conclusies en eventuele aanbevelingen.

  • 8.

    De commissie stelt het college in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn die ten minste drie weken bedraagt, zijn bestuurlijke reactie te geven aan de commissie.

  • 9.

    De bestuurlijke reactie wordt integraal aan het rapport toegevoegd. Vervolgens wordt het al dan niet gewijzigde eindrapport, inclusief bestuurlijke reactie en eventueel nawoord, voorzien van een bestuursvoorstel en een ontwerpbesluit, via de relevante adviescommissie(s) rechtstreeks aangeboden aan het algemeen bestuur. Aansluitend wordt de rapportage behandeld in het algemeen bestuur.

  • 10.

    Elke rapportage van de commissie bevat een verantwoording over de wijze waarop het onderzoek is verricht en de wijze waarop de commissie van haar bevoegdheden gebruik heeft gemaakt.

Artikel 12 Onderzoeksprotocol

  • 1.

    De commissie stelt voor de uitvoering van haar werkzaamheden een onderzoeksprotocol vast.

  • 2.

    Het onderzoeksprotocol en de wijzigingen hierop worden ter kennisname gezonden aan het algemeen bestuur en het college. Over wijzigingen wordt via het jaarverslag verantwoording aan het algemeen bestuur afgelegd.

Artikel 13 Vergaderingen

  • 1.

    De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht. Zij vergadert in elk geval over het jaarverslag en de financiële verantwoording als bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

  • 3.

    Haar rapporten zijn openbaar, tenzij en voor zover het openbare belang of de privacywetgeving zich hiertegen verzetten.

  • 4.

    De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 5.

    In het kader van de uitoefening van haar taken is de commissie bevoegd informatie in te winnen bij en te overleggen met (een lid van) het college, de auditcommissie en de accountant.

Artikel 14 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van de onderzoeken en is belast met:

    • a.

      het tijdig bijeenroepen van de commissie;

    • b.

      het leiden van de vergaderingen van de commissie;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      de externe contacten van de commissie.

  • 2.

    Bij zijn afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een door de commissie uit haar midden aan te wijzen lid.

Artikel 15 Secretaris en ondersteuning

  • 1.

    Het college stelt op voorstel van de gezamenlijke begeleidingscommissie een externe secretaris ter beschikking van de commissie na voorafgaande instemming van de commissie.

  • 2.

    De secretaris ondersteunt de leden en de voorzitter in hun taken. Hij is in elk geval belast met:

    • a.

      het in overleg met de voorzitter opstellen van de agenda voor de vergaderingen van de commissie;

    • b.

      de verslaglegging van de vergaderingen van de commissie;

    • c.

      de voorbereiding van onderzoeken, waaronder begrepen het opstellen van een onderzoeksopzet, het aanvragen van offertes en de vorming van dossiers;

    • d.

      de begeleiding van het externe bureau dat een onderzoek uitvoert.

  • 3.

    De secretaris functioneert onder verantwoordelijkheid van de rekenkamercommissie en valt onder dezelfde geheimhoudingsplicht als de leden van de commissie.

  • 4.

    Artikel 5, eerste lid, van deze verordening (integriteit en eed) is van overeenkomstige toepassing op de secretaris van de commissie.

  • 5.

    De secretaris wordt aangesteld en ontslagen door de commissie.

  • 6.

    De secretaris heeft een onafhankelijke positie waar het gaat om de werkzaamheden voor de commissie.

  • 7.

    De commissie kan zich laten adviseren door deskundigen uit de organisatie dan wel om ondersteuning daaruit verzoeken.

Artikel 16 Budget

  • 1.

    De commissie is bevoegd binnen het bij de begroting door het algemeen bestuur beschikbaar gestelde budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taak.

  • 2.

    Ten laste van het in het eerste lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de onderzoeken door externe onderzoekers;

    • b.

      de vergoedingen van de leden;

    • c.

      de externe secretaris en eventuele administratieve ondersteuning;

    • d.

      externe deskundigen die eventueel door de commissie worden ingeschakeld;

    • e.

      overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitvoering van haar taak.

  • 3.

    De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    De secretaris-directeur houdt namens het algemeen bestuur toezicht op de rechtmatigheid van de uitgaven van de commissie.

Artikel 17 Vergoeding leden

  • 1.

    De voorzitter en de externe leden ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden die zij voor de commissie verrichten. Deze vergoeding wordt bij besluit van het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie ontvangt een vergoeding van € 250,- voor het bijwonen van een vergadering van de commissie. De andere leden ontvangen een vergoeding van € 200,- per vergadering. Deze bedragen worden verhoogd conform de in de CAO overeengekomen generieke salarisverhogingen.

  • 3.

    Aan de leden van de commissie worden de voor de werkzaamheden van de commissie noodzakelijk gemaakte reiskosten en onkosten vergoed.

  • 4.

    De vergoeding bedoeld in het eerste lid komt ten laste van het budget van de commissie.

Artikel 18 Evaluatie

  • 1.

    De commissie evalueert deze verordening en het bijbehorende onderzoeksprotocol minimaal één keer per bestuursperiode van vier jaar. Deze evaluatie strekt zich tevens uit tot de werking van de commissie.

  • 2.

    Voorafgaand aan de evaluatie wordt de begeleidingscommissie in staat gesteld haar visie te geven op het functioneren van de commissie en op de voor de commissie geldende regelgeving en protocollen.

  • 3.

    De commissie zendt het resultaat van de evaluatie ter kennisneming aan het algemeen bestuur. Indien het algemeen bestuur daartoe aanleiding ziet, kan de werking van de commissie met het bestuur al dan niet via de begeleidingscommissie worden besproken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking in het Waterschapsblad.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening voor de Rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2016.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 maart 2016.

Voorzitter,

P.J.M. Poelmann

Secretaris,

J.Goedhart

Naar boven