Waterschapsblad van Waterschap Drents Overijsselse Delta
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Drents Overijsselse Delta | Waterschapsblad 2016, 170 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Drents Overijsselse Delta | Waterschapsblad 2016, 170 | Overige besluiten van algemene strekking |
Treasurystatuut Waterschap Drents Overijsselse Delta
Bekendmaking verordeningen Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft op maandag 4 januari 2016 de volgende verordeningen en beleidsstukken vastgesteld:
Het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta;
gelezen het voorstel van de Voorbereidingscommissie van het Waterschap Drents Overijsselse Delta i.o;
Het Rijk heeft regels gesteld aan hoe waterschappen hun geld en kapitaal beheren. In de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. Bijlage 4 bevat de belangrijkste bepalingen uit de Wet FIDO. De doelstellingen van deze wet zijn:
Op de Wet FIDO is verdere regelgeving gebaseerd.
In de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo) staan de percentages voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Hoeveel geld waterschappen mogen lenen, is afhankelijk van de hoogte van de begroting. De kasgeldlimiet bepaalt hoeveel geld ze mogen lenen voor een periode van maximaal 1 jaar. De renterisiconorm schrijft voor hoeveel maximaal geleend mag worden voor een periode langer dan 1 jaar.
In de Regeling uitzetting derivaten decentrale overheden (RUDDO) zijn de normen met betrekking tot kredietwaardigheid vastgelegd, waaraan de partijen waar de decentrale overheden middelen willen uitzetten moeten voldoen.
In de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden is nader uitgewerkt hoe schatkistbankieren voor decentrale overheden werkt en welke rechten en verplichtingen decentrale overheden en de Staat hebben. De verplichting tot Schatkistbankieren is vastgelegd in de Wet Fido.
In het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden staan voorwaarden voor decentrale overheden die geld willen lenen. Geldleningen kunnen slechts worden aangegaan of verstrekt en de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen (rente en aflossing) kunnen slechts worden gegarandeerd, indien de wederzijdse betalingsverplichtingen zijn uitgedrukt in euro of in één van de nationale munteenheden van de lidstaten van de Europese Unie die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie én indien de hoofdsom niet onderhevig is aan enige vorm van indexatie.
Tot slot is een waterschap verplicht een financiële verordening op te stellen. Dit op basis van de Waterschapswet. Ook dienen de begroting en het jaarverslag een financieringsparagraaf te bevatten. Deze verplichting is vastgelegd in het Waterschapsbesluit (hoofdstuk 4).
1.2 Kwalitatieve randvoorwaarden en instrumenten
Het wettelijk kader kent de volgende kwalitatieve randvoorwaarden waaruit volgt dat zogenaamd bankieren door decentrale overheden, niet is toegestaan:
In verband met de vereisten van de Wet FIDO heeft het bestuur volgende instrumenten voor het sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden op het gebied van treasury:
In het statuut worden de kaders van de treasuryfunctie aangegeven. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut wordt jaarlijks een treasuryparagraaf in zowel de begroting, de bestuursrapportage als in de jaarrekening opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.
1.3 Opbouw van het treasurystatuut
Allereerst worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van het waterschap geformuleerd. Deze worden vervolgens nader uitgewerkt in de organisatie en procedures waarbij rekening gehouden wordt met de voorgeschreven limieten. Het treasurybeleid wordt vervolgens beschreven voor de onderdelen voorbereiding, vaststelling en uitvoering. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Als bijlage is tot slot het begrippenkader opgenomen. Met de vaststelling van dit treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet.
2. DOEL VAN HET TREASURYSTATUUT
Het treasurystatuut (hierna: statuut) heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financiering- en beleggingsactiviteiten van Waterschap Drents Overijsselse Delta dienen plaats te vinden. In het statuut moeten de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang, duidelijkheid en transparantie garanderen.
Het statuut is een "levend" document waarbij regelmatig moet worden gecontroleerd of de inhoud nog aansluit bij de omstandigheden. Bij sterk veranderde omstandigheden kan het statuut aanpassingen vereisen.
In het oprichtingsreglement van het waterschap legt de provincie voor het waterschap het gebied, de taken, de inrichting, de omvang en samenstelling van het bestuur vast. De algemene missie van Waterschap Drents Overijsselse Delta is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning bieden voor het uitvoeren van deze missie. Meer specifiek zal de financiële continuïteit op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.
Het treasurybeleid is erop gericht toegang te verkrijgen en te behouden tot de geld- en kapitaalmarkt om zo, binnen de financiële mogelijkheden van het waterschap, een optimaal of voldoende rendement te verkrijgen dan wel de lasten zo veel mogelijk te reduceren. Hierbij moeten de risico's zo goed mogelijk worden beheerst.
Meer gedetailleerd zijn de doelstellingen van het treasurybeleid:
De attitude van het Waterschap Drents Overijsselse Delta ten aanzien van financieel risico is risicomijdend.
Risicomijdend houdt in ieder geval in:
Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico's te bevorderen opdat ook in de toekomst kan worden ingespeeld op ontwikkelingen op het gebied van het aantrekken en uitzetten van financieringen zodat voldaan wordt aan de renterisiconorm conform de eisen uit de wet FIDO en er geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt;
3. DE ORGANISATIE VAN DE TREASURYFUNCTIE
3.1 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
De plaats van treasury binnen het Waterschap Drents Overijsselse Delta is als volgt aan te geven:
Na vaststelling van het Statuut delegeert het algemeen bestuur middels een delegatiebesluit het dagelijks bestuur voor de uitvoering van het treasurybeleid, c.q. concrete treasury-activiteiten zoals financieringen en uitzetten van gelden. Via het mandaatbesluit draagt het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot het uitvoeren van het treasurybeleid over aan de secretaris-directeur. De financiële bevoegdheid van de secretaris-directeur is via het Mandaatbesluit beperkt; alle financiële bevoegdheden zijn vastgelegd in de mandateringstabel.
In de uitvoering van het treasurybeleid wordt de secretaris-directeur ondersteund door de manager Financiën en Juridische zaken. De secretaris-directeur en de manager Financiën en Juridische zaken vormen tezamen de treasurycommissie; de treasurycommissie wordt verder ondersteund door de afdeling Financiën en Juridische zaken.
3.2 Bestuurlijke informatievoorziening
De secretaris-directeur informeert het dagelijks bestuur over aangegane leningen en uitgezette middelen (< 12 mnd.) via een schriftelijke mededeling van de treasurycommissie. Ten behoeve van het inzicht vermelden deze mededelingen ook het totaal van de aangegane leningen, het totaal van de uitgezette middelen (< 12 mnd.), het saldo van de overtollige middelen in ’s Rijks schatkist, de liquiditeitspositie en een liquiditeitsprognose.
Het algemeen bestuur ontvangt sturings- en verantwoordingsinformatie over het treasurybeleid via de treasuryparagraaf in de begroting, via de “bestuursrapportage” en de jaarrekening. Paragraaf 5.2 werkt de financiële beleidscyclus nader uit.
3.3 Administratieve organisatie (AO)
In het kader van dit treasurystatuut zijn drie procedures opgesteld, welke als bijlagen bij dit statuut zijn opgenomen. In deze procedures worden verantwoordelijkheden, activiteiten, bevoegdheden en functiescheidingen tussen besluitvormende, uitvoerende, registrerende en controlerende functies vastgelegd. De procedures zijn:
Door functiescheiding te creëren tussen besluitvormende, registrerende en controlerende functies wordt misbruik zoveel mogelijk voorkomen. Naast de externe controle aan het einde van het proces vindt ook tijdens de processen controle plaats naar de juistheid en legitimiteit. Het belangrijkste deel van de controle vindt dan ook intern plaats, bijvoorbeeld met de interne controle op rechtmatigheid. De controle van de accountant vindt plaats in het kader van de controle op de jaarrekening. Hiermee strekt de controle van de accountant zich uit over het gehele uitvoeringstraject. De invulling hiervan is in de verordeningen en artikel 109 Waterschapswet (“controle op het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie”) neergelegd.
4. INSTRUMENTEN EN LIMIETEN VAN DE TREASURYFUNCTIE
4.1 Uitoefening treasuryfunctie
Dit hoofdstuk zet de kaders uiteen waarbinnen de uitoefening van de treasuryfunctie dient plaats te vinden. Het geeft daarmee de (uiterste) grenzen aangeeft van handelingen, verantwoordelijkheden en/of bevoegdheden. Eerst worden echter de beschikbare instrumenten benoemd.
Voor het uitvoeren van transacties zijn in het kader van de treasury de volgende instrumenten ter beschikking:
Bij het gebruik van de bovenstaande instrumenten moet men in ieder geval voldoen aan de onderstaande richtlijnen:
4.3.3 Uitzetten van gelden voor een korte periode (deposito's) bij andere openbare lichamen
Op basis van paragraaf 2.5 vallen deelnemingen en beleggingen en het uitzetten van overtollige middelen voor een langere tijd (< 12 mnd.) bij andere openbare lichamen buiten de kaders van dit statuut.
Voor het overige houden waterschappen hun overtollige liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan. In afwijking op deze wettelijke eis kunnen waterschappen hun overtollige middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. De treasuryfunctie beperkt zich tot uitzettingen van overtollige middelen voor een kortere periode (< 12 mnd.) bij andere openbare lichamen.
5. VOORBEREIDING EN VASTSTELLING VAN HET TREASURYBELEID
5.1 Financiële beleidscyclus / rapportages
Waterschap Drent Overijsselse Delta gebruikt de jaarlijkse financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een aantal sturings- en rapportagedocumenten, die gedurende het jaar geformuleerd worden door de afdeling Financiën en Juridische zaken.
Perspectiefnota: voorafgaand aan de vaststelling van de begroting behandelt het algemeen bestuur de voorjaarsnota in het voorjaar die betrekking heeft op het begrotingsjaar alsmede minimaal de 3 daarop volgende jaren. De voorjaarsnota is een meerjarenraming, waarin de lange termijn ontwikkelingen worden geanalyseerd en doorgerekend. Dit analyseren en doorrekenen dient ook te gebeuren voor de liquiditeitsprognose en de risicoanalyse. De voorjaarsnota vormt de basis voor de verdere begrotingsprocedure.
Programmabegrotinq inclusief meerjarenbegroting: in het najaar wordt de programmabegroting opgesteld waarin de treasuryparagraaf wordt opgenomen. Het treasurybeleid zoals dit in de programmabegroting wordt opgenomen, wordt voorbereid door de afdeling Financiën en Juridische zaken en na behandeling door het management en het dagelijks bestuur, vastgesteld door het algemeen bestuur. In, of op basis van, de treasuryparagraaf kunnen mandaten worden vastgesteld om de daadwerkelijke transacties te laten uitvoeren. Naast de treasuryparagraaf kent de begroting een liquiditeitsprognose en een rentevisie.
Jaarrekening: in de jaarrekening, die gezien moet worden als de verantwoording van de uitvoering van het beleid, wordt wederom een treasuryparagraaf opgenomen. Hierin wordt het beleid zoals het voorgenomen was in de treasuryparagraaf in de begroting getoetst aan het werkelijk uitgevoerde beleid. Verschillen dienen daarbij verklaard te worden.
De treasuryparagraaf in de Begroting worden gebruikt om het treasurybeleid te formuleren en de treasuryparagraaf van de Jaarrekening wordt gebruikt om het treasurybeleid te toetsen. In de treasuryparagrafen worden de volgende onderwerpen meegenomen:
De genoemde documenten worden als onderdeel van de begroting of jaarrekening vastgesteld door het algemeen bestuur.
Controle op de uitvoering van het beleid vindt plaats middels de procedures van de administratieve organisatie (onderdeel van de Verordening financieel beleid en beheer zoals bedoeld in artikel 108 lid 1 en 2 van de Waterschapswet) en de jaarlijkse financiële beleidscyclus zoals beschreven in paragraaf 5.1 van het statuut.
De afdeling Financiën en Juridische zaken zal van alle plannen, nota's en besluiten dossiers aanleggen. Dit dossier staat op verzoek ter beschikking voor interne controle door de concerncontroller. Om een correcte wijze van interne controle zeker te stellen, zullen de medewerkers van de afdeling Financiën en Juridische zaken, welke belast zijn met de treasury-activiteiten, niet betrokken zijn bij het feitelijk administratief vastleggen van transacties en posities.
Het Waterschap Drents Overijsselse Delta zal alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een effectieve externe controle, door een registeraccountant (artikel 109 lid 2 van de Waterschapswet). De toetsing van de rechtmatigheid van de uitvoering van het treasurybeleid is object van de reguliere controle van de accountant. Opdrachtgever voor de externe controle is het algemeen bestuur.
Jaarlijks de jaarrekening waarin opgenomen:
Jaarlijks de begroting waarin opgenomen:
6.2.2 Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een voor het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze, zodat zij de informatie aan het Ministerie van Financiën kan presenteren. Deze informatie wordt door de afdeling Financiën en Juridische zaken verzorgd.
Artikel 108 en artikel 109 van de Waterschapswet bepalen dat het algemene bestuur bij verordening regels vaststelt met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden en de controle. Met de vaststelling van dit statuut wordt voldaan aan de verplichting dat het algemeen bestuur (minimaal) regels vaststelt inzake de algemene doelstellingen, de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie zoals die is opgenomen in artikel 108 van de Waterschapswet.
Uiterlijk 14 dagen na vaststelling dient het statuut toegezonden te worden aan de Gedeputeerde Staten van de provincies Overijssel en Drenthe.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Drents Overijsselse Delta in de openbare vergadering van 4 januari 2016.
ir. H.H.G. Dijk,
Interim-dijkgraaf,
ir. E. de Kruijk,
secretaris-directeur
BIJLAGE 1: PROCEDURE 'AANGAAN VAN LENINGEN’ [1]
Algemeen geldt dat binnen het Waterschap Drent Overijsselse Delta er naar gestreefd wordt om bij het aangaan van geldleningen het 4-ogen principe te hanteren.
[1] Deze procedure heeft ook betrekking op het aanpassen van de looptijd van een bestaande lening.
BIJLAGE 2: PROCEDURE ‘UITZETTEN VAN GELDEN VOOR EEN KORTERE PERIODE BIJ ANDERE OPENBARE LICHAMEN’
Als we spreken over een procedure voor het uitzetten van gelden, dient gemeld te worden dat deze procedure slechts van toepassing is op het uitzetten van gelden voor een korte periode (< 12 mnd.) bij andere openbare lichamen.
BIJLAGE 3: PROCEDURE “SCHATKISTBANKIEREN”
BIJLAGE 4: BELANGRIJKE BEPALINGEN UIT DE WET FIDO
Van de wet FIDO, te beschouwen als kaderwet, volgen onderstaand de belangrijkste bepalingen:
Art. 2, lid 1: Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.
Art. 2A, lid 1: Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
Art. 2A, lid 2: Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of de ingevolge artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Bij regeling van Onze Ministers worden ter zake van de uitvoering van dit lid nadere regels gesteld.
Art 4, lid 1: De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet.
Art 4, lid 2: Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.
Art. 6, lid 1: Het renterisico op de vaste schuld van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet.
Art. 6, lid 2: De toezichthouder geeft, indien door een openbaar lichaam niet wordt voldaan aan het eerste lid, het openbare lichaam een aanwijzing om maatregelen te nemen ten einde het renterisico op het begrotingstotaal te verminderen.
Ten behoeve van de leesbaarheid is zoveel mogelijk het aantal technische termen in dit statuut beperkt. Om misverstanden te voorkomen over de gehanteerde begrippen is het gebruik van vakjargon echter onafwendbaar. Daarom worden specifieke begrippen in de onderstaande begrippenlijst verklaard.
Begrotingstotaal: de totale lasten op de begroting.
Financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
Drempelbedrag: Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar. Dit percentage is in de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden voor de waterschappen gesteld op 0,75%, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.
EU/EER lidstaat: Een lidstaat is een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Dit zijn dus de EU-landen plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
Financier en : Het aantrekken van vermogen (eigen vermogen en vreemd vermogen) om de beschikking te krijgen over kapitaalgoederen en/of werkkapitaal benodigd voor de uitoefening van de publieke taak.
Gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal: het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal.
Kasgeldlimiet: Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar. Dit percentage is in de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo) voor de waterschappen vastgesteld op 23%.
Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.
Liquiditeitenplanning: Een korte termijn overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven ter bepaling van het moment van aantrekken van een lening.
Liquiditeitenprognose: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.
Marktrisico: Het gevaar van schommelingen in de waarde van financiële activa door marktbewegingen. Dit risico dient geminimaliseerd te worden. Voorwaarde hierbij is in beginsel dat de hoofdsom van de lening/uitzetting in tact blijft.
Netto-vlottende schuld: Het gezamenlijk bedrag van:
Renterisico: Renterisico houdt in dat door veranderingen in de rentestanden de financiële resultaten van het waterschap veranderen. Het renterisico kan worden onderverdeeld in primair en secundair risico. Primair risico is het ondervinden van nadeel door een rentestijging en het secundair risico is het niet profiteren van rentedalingen.
Renterisico op de vaste schuld: mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer.
Renterisiconorm: Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar. In de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo) is dit percentage voor de waterschappen vastgesteld op 30%.
Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding (rentevaste periode).
Rentevisie: De rentevisie heeft als doel het renterisico te beheersen. Een rentevisie is gebaseerd op het interpreteren van een aantal economische variabelen. De belangrijkste variabele is de inflatieverwachting.
Risicoprofiel: Het bepalen van het risico waaraan een organisatie is blootgesteld. Voor het opstellen van dit profiel wordt bepaald hoe waarschijnlijk het is dat de risico’s optreden en welk effect deze risico’s dan hebben.
Schatkistbankieren: Het aanhouden van middelen bij het ministerie van Financiën (“de schatkist”). Het Agentschap van de Generale Thesaurie voert binnen het ministerie van Financiën het schatkistbankieren uit. Alle deelnemers aan het schatkistbankieren hebben een privaatrechtelijke rekening-courantovereenkomst met de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Agentschap.
Toezichthouder: De provincies Drenthe en Overijssel (interprovinciale waterschap) zijn op grond van de Waterschapswet belast met het financieel toezicht op het waterschap.
Treasurybeleid: Dit beleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.
Treasuryfunctie: Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.
Treasuryparagraaf: Deze is in de begroting, in de bestuursrapportages en in de jaarrekening opgenomen waarbij het geplande c.q. gerealiseerde treasurybeheer weergegeven wordt.
Tussenpersonen : Tussenpersonen in het kader van treasury hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties. Aan tussenpersonen waarmee wij zaken doen stellen wij de eis dat zij beschikken over een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB) of de Autoriteit Financiële Markten (AFM) beschikken om de betreffende activiteiten te mogen verrichten in Nederland. De ondernemingen met een vergunning staan onder doorlopend toezicht van DNB of de AFM.
Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van een jaar of langer.
Vaste schuld: Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van de geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van 1 jaar of langer, en de voor een termijn van 1 jaar of langer ontvangen waarborgsommen.
Vermogenswaarde: Het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen (activa en passiva).
Vermogensbehoefte: Een overzicht van de behoefte aan middelen op lange termijn ter financiering van de investeringen. Ook wel kapitaalbehoefte genoemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2016-170.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.