Waterschapsblad van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden | Waterschapsblad 2016, 10209 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden | Waterschapsblad 2016, 10209 | Verordeningen |
Besluit wijziging belastingverordeningen 2017
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,
gelet op het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 8 november 2016 met nr. DM 1132822;
gelet op de begroting 2017, vastgesteld in zijn vergadering van 9 november 2016;
gelet op de artikelen 110, 113, 117 en hoofdstuk XVIIb van de Waterschapswet, hoofdstuk 6.2 van het Waterschapsbesluit en hoofdstuk 7 van de Waterwet;
De verordening watersysteemheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 als volgt te wijzigen:
Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen € 70,23 per woonruimte.
Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 5,47 per hectare.
Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0262% van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c van deze verordening.
De verordening verontreinigingsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2010 als volgt te wijzigen:
In artikel 11 tweede lid wordt ‘berekeningsvoorschrift IV’ vervangen door: ‘berekeningsvoorschrift III’
De Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009, vastgesteld bij besluit van 12 november 2008 en laatstelijk gewijzigd op 16 december 2015, in te trekken.
Vast te stellen de navolgende verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017:
Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017
Deze verordening verstaat onder:
Bij deze verordening behoren de volgende bijlagen:
Belastbaar feit en heffingsplicht
in geval van gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven: degene die dat deel in gebruik heeft gegeven met dien verstande dat degene die
het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
in geval van het voor volgtijdig gebruik ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte: degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsevenredigheid
Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand.
Indien ter zake van woonruimten de heffingsplicht bedoeld in het eerste lid in de loop van het
heffingsjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00. Indien de heffingsplicht eindigt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand.
Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar
Het doen van aangifte geschiedt door:
Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot zuurstofbindende stoffen een verbruik in het heffingsjaar van 54,8 kilogram zuurstof.
Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zink, arseen, kwik en cadmium wordt bepaald op basis van de afgevoerde gewichtshoeveelheden, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt een in het heffingsjaar afgevoerde gewichtshoeveelheid van:
Meting, bemonstering en analyse
De heffingplichtige brengt de wijze van meting en bemonstering met een beschrijving van de daarvoor te gebruiken apparatuur voor aanvang van het heffingsjaar ter kennis van de ambtenaar belast met de heffing. Indien het gebruik van de apparatuur in de loop van het heffingsjaar aanvangt of wijzigt, dan wordt dit vóór de ingebruikname of de wijziging ter kennis van de ambtenaar belast met de heffing gebracht.
beslist op aanvraag van de heffingplichtige, dat meting en bemonstering kunnen geschieden in afwijking van een of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien de heffingplichtige aannemelijk maakt dat daarbij wordt voldaan aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b;
De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikkingen, bedoeld in het vijfde lid, ambtshalve wijzigen of intrekken in verband met het bepaalde in het eerste lid en het derde lid.
Beperkte meting, bemonstering en analyse
Op aanvraag van de heffingplichtige, die aannemelijk maakt dat voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden kan worden volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen zijn verkregen, besluit de ambtenaar belast met de heffing dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van het bepaalde in artikel 9, tweede lid. Het besluit op aanvraag wordt genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval:
De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikking, bedoeld in het eerste lid, ambtshalve wijzigen of intrekken, indien toepassing van berekeningsvoorschrift C.2 van onderdeel C van Bijlage I leidt tot een ander aantal etmalen dan in die beschikking is opgenomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, kan het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan worden vastgesteld met behulp van de in Bijlage II van deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar 1.000 of minder bedraagt en dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water kan worden bepaald.
Het aantal vervuilingseenheden als bedoeld in het eerste lid wordt berekend volgens de formule A x B, waarbij
A = het aantal m³ in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water;
B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in Bijlage II opgenomen tabel met de klassengrenzen waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ ten behoeve van de bedrijfsruimte of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen.
Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan meer dan 1.000 bedraagt en de heffingplichtige aannemelijk maakt dat de berekening van het aantal vervuilingseenheden met toepassing van de in het eerste lid, aanhef, bedoelde tabel tot geen lagere uitkomst leidt dan die welke wordt verkregen bij berekening op de voet van artikel 9, eerste lid, beslist de ambtenaar belast met de heffing bij voor bezwaar vatbare beschikking op aanvraag van heffingplichtige dat het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met toepassing van de tabel.
Vervuilingswaarde van tuinbouwkassen
In afwijking van artikel 9, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die worden afgevoerd vanuit een bedrijfsruimte of een onderdeel van een bedrijfsruimte bestemd om in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf onder een permanente opstand van glas of kunststof gewassen te telen, bepaald op basis van het tweede lid.
Indien in de loop van het kalenderjaar het gebruik van een in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte, dan wel van een deel daarvan, door de gebruiker aanvangt of eindigt, wordt hij in dat kalenderjaar voor die bedrijfsruimte, voor dat onderdeel of voor dat deel voor een evenredig gedeelte van het op basis van het tweede lid bepaald aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen.
Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden in het heffingsjaar voor de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel en zink wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op nihil kan worden gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen, als berekend op grond van de artikelen 9 tot en met 12, te vermenigvuldigen met 0,0162.
Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden in het heffingsjaar voor de groep van stoffen arseen, cadmium en kwik wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op nihil kan worden gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen, als berekend op grond van de artikelen 9 tot en met 12, te vermenigvuldigen met 0,0027.
Totale vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte
De vervuilingswaarde van een bedrijfsruimte, wordt bepaald op de som van de aantallen vervuilingseenheden als berekend overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 15, voorzover deze van toepassing zijn.
Vervuilingswaarde van kleine bedrijfsruimten
In afwijking van artikel 9, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een zuiveringtechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden afgevoerd gesteld op drie vervuilingseenheden indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt en op één vervuilingseenheid indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat die één vervuilingseenheid of minder bedraagt.
Vervuilingswaarde van woonruimten
In afwijking van artikel 9, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd, gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden afgevoerd, bedraagt één vervuilingseenheid.
Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd.
De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte dan wel als onderdeel van een bedrijfsruimte.
De ambtenaar belast met de heffing kan het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk door middel van schatting vaststellen, indien door de heffingplichtige:
Het tarief bedraagt € 64,08 per vervuilingseenheid.
Wijze van heffing en termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
Een met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete als genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, die gelijktijdig en in verband met de vaststelling van de belastingaanslag is opgelegd, is invorderbaar overeenkomstig de termijnen die gelden voor de belastingaanslag.
Het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht en het dagelijks bestuur van het waterschap kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft.
Inwerkingtreding en citeertitel
Bijlage I behorende bij de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017
Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening
A Wijze van meting, bemonstering en monsterbehandeling
A.3.1 Algemeen, instelling en uitvoering apparatuur
Paragraaf A.4 Monsterbehandeling
A.4.2 Conservering en maximale bewaartermijn
C.1 Berekeningswijze van het aantal vervuilingseenheden
In deze bijlage wordt verstaan onder:
A Wijze van meting, bemonstering en monsterbehandeling
De meet- en bemonsteringsvoorzieningen verkeren in een goede staat, worden regelmatig schoongemaakt en zijn altijd goed en veilig toegankelijk. De meet- en bemonsteringsvoorzieningen worden overeenkomstig onderstaande bepalingen respectievelijk NEN 6600-1 (Water-Monsterneming-Deel 1: Afvalwater 2009) geïnstalleerd en onderhouden. Een afvalwaterstroom kan zowel in een open als in een gesloten meetsysteem worden gemeten en bemonsterd.
In paragraaf A.2 wordt nader ingegaan op de meting en in paragraaf A.3 op de bemonstering.
In paragraaf A.4 wordt nader ingegaan op de behandeling van het samengestelde etmaalverzamelmonster.
De meting betreft het debiet. Het debiet wordt in de afvalwaterstroom gemeten.
In de plaats van de meting in de afvalwaterstroom kan het debiet worden bepaald op basis van meting van de hoeveelheid water in het watertoevoersysteem van het bedrijf of van de bedrijfsonderdelen. In het laatstbedoelde geval mag de per etmaal afgevoerde hoeveelheid afvalwater niet groter zijn dan de in dezelfde periode toegevoerde hoeveelheid water.
Bij open meetsystemen wordt een meetput of een meetgoot toegepast. Bij toepassing van een meetput gelden de volgende eisen:
Bij toepassing van een meetgoot bedragen de momentane debieten in het etmaal, van minder dan 16,4% van het maximaal mogelijk momentane debiet, gesommeerd, minder dan 10% van het gemeten debiet.
De apparatuur voor de hoogtemeting wordt minimaal éénmaal per jaar bij overstorthoogten van 5, 10, 15, 20 en 25 centimeter droog gekalibreerd. In het kalibratierapport wordt voor elke overstorthoogte een vergelijking gemaakt tussen de gemeten hoeveelheid afvalwater gedurende de periode van het kalibreren, en de bij de desbetreffende overstorthoogte met behulp van de afvoerrelatie van de meetvoorziening berekende hoeveelheid afvalwater over de periode van het kalibreren. Zowel het absolute als het procentuele verschil wordt hierbij aangegeven. Bij ultrasone hoogtemeting wordt ook de temperatuurmeting en de temperatuurcorrectie gecontroleerd en gecorrigeerd bij afwijking.
De momentane debieten in het etmaal, van minder dan 10% van het maximaal mogelijk momentaan debiet, bedragen gesommeerd minder dan 5% van het gemeten debiet. Het gesloten meetsysteem is voorzien van een niet–resetbare mechanische pulsteller. Registratie van momentane meetgegevens vindt plaats door middel van een printer of datalogger of andere vorm van geautomatiseerd registratiesysteem.
Bij de inbouw van een nieuwe debietmeter in een gesloten meetsysteem wordt een ‘af fabriek’ kalibratierapport meegeleverd, waarop naast de meterspecifieke kalibratiefactor, óók de correctiefactor, of meterconstante staat aangegeven. Natte kalibratie in ingebouwde toestand vindt direct plaats na inwerkingstelling van de debietmeter.
Voorts worden aan de inbouw de volgende eisen gesteld:
De meetapparatuur wordt ten minste éénmaal per drie jaar in ingebouwde toestand nat gekalibreerd. In het jaar van natte kalibratie hoeft niet tevens een droge kalibratie te worden uitgevoerd.
Voor debietmeters in mobiele meetapparatuur vindt de natte kalibratie jaarlijks plaats in ingebouwde toestand bij minimaal de volgende vijf meetpunten: 10%, 25%, 50%, 75% en 100% van het maximaal meetbereik op een ijkbevoegde- of NKO-geaccrediteerde instelling, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut (NMi).
Voorts worden aan de natte kalibratie de volgende eisen gesteld:
Minimaal éénmaal per drie jaar worden gesloten meetsystemen in ingebouwde toestand nat gekalibreerd. Onder natte kalibratie wordt verstaan dat een vooraf nauwkeurig bepaalde hoeveelheid water door de te kalibreren meter wordt geleid (waarbij deze hoeveelheid is vastgesteld bij een onder b genoemde instelling), dan wel dat tijdelijk een tweede, bij voorkeur op hetzelfde meetprincipe gebaseerd meetsysteem in serie wordt geplaatst en fungeert als moedermeter, dan wel op een andere, door de ambtenaar belast met de heffing goedgekeurde methode.
Indien bij de natte kalibratie gebruik gemaakt wordt van een moedermeter, wordt deze in ingebouwde toestand nat gekalibreerd bij minimaal de volgende vijf meetpunten: 10%, 25%, 50%, 75% en 100% van het maximaal meetbereik. De natte kalibratie vindt plaats op een ijkinstallatie van een ijkbevoegde- of NKO-geaccrediteerde instelling, waarvan de installatie kan worden herleid naar de nationale volumestandaard van het Nederlands Meetinstituut (NMi). Ook wanneer de moedermeter nieuw is, wordt deze gekalibreerd op één van de genoemde installaties, waarbij de meter is ingebouwd in de meetset of meetwagen waarin deze in de praktijk zal worden ingezet.
Tijdens de natte kalibratie wordt zoveel water door het te kalibreren meetsysteem geleid, dat minimaal 2.000 waarnemingen worden bereikt. Bij gebruik van een moedermeter vindt de natte kalibratie plaats in het meetbereik waarin de te kalibreren meter onder normale bedrijfsomstandigheden functioneert.
Tijdens de natte kalibratie worden de gemeten hoeveelheden water van de te kalibreren flowmeter (én van de moedermeter, wanneer daarvan sprake is) door middel van printers of dataloggers met een frequentie van minimaal éénmaal per uur geregistreerd. In geval van het toepassen van dataloggers worden ook de ruwe, onbewerkte data bij het kalibratierapport gevoegd.
Meetapparatuur voor debietmetingen wordt ten minste éénmaal per jaar droog gekalibreerd, tenzij in dat jaar een natte kalibratie plaatsvindt.
Voorts worden aan de droge kalibratie de volgende eisen gesteld:
Van een debietmeter moet het meest recente kalibratierapport bij de aangifte overgelegd worden. Bij een natte kalibratie in ingebouwde toestand (dat wil zeggen: ter plekke op het bedrijf, of als complete mobiele meetset op een ijkbank van een daartoe bevoegde instantie), worden de volgende aspecten vastgesteld én gerapporteerd op het kalibratierapport:
A.3.1 Algemeen, instelling en uitvoering van apparatuur
De bemonstering dient plaats te vinden met behulp van automatische monsternameapparatuur. De bemonstering geschiedt in overeenstemming met NEN 6600-1 (Water-Monsterneming Deel 1: Afvalwater 2009), met dien verstande dat bemonstering door steekbemonstering niet is toegestaan, tenzij anders is bepaald door de ambtenaar belast met de heffing.
Paragraaf A.4 Monsterbehandeling
De monsterbehandeling geschiedt in overeenstemming met NEN 6600-1 (Water-Monsterneming Deel 1: Afvalwater 2009) en conform paragraaf 9 van NEN 6600-1 (2009) wordt na monsterneming geconserveerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3 (2012). De monsters worden gekoeld en in het donker bewaard tussen 1° en 5° C. Van elk verzameld monster wordt een representatief deel van drie liter gedurende 24 uur in een goed gesloten vat/fles bij maximaal 5° C in het donker bewaard ten behoeve van contra-analyse door de ambtenaar belast met de heffing. De monsterflessen bestemd voor analyse door de heffingplichtige en voor contra-analyse door de ambtenaar belast met de heffing worden om en om gevuld. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat het monster voor de analyse op een heffingsparameter door de heffingplichtige en voor de desbetreffende contra-analyse door de ambtenaar belast met de heffing zoveel mogelijk identiek zijn.
A.4.2 Conservering en maximale bewaartermijn
De monsters uit het etmaalverzamelmonster worden tot en met het einde van de bewaartermijn geconserveerd op de wijze zoals is aangegeven in tabel A. Als een monster uit het etmaalverzamelmonster wordt ingevroren of chemisch geconserveerd, geschiedt dit binnen twaalf uur na afloop van het etmaal. De eventuele voorschriften met betrekking tot chemische conservering gelden in aanvulling op de voorschriften met betrekking tot de conserveringstemperatuur gedurende de bewaartermijn.
In tabel A zijn tevens de maximale bewaartermijnen opgenomen die gelden voor de onderscheidenlijk uit te voeren analyses. De voorbehandeling ten behoeve van een analyse vangt na het einde van het etmaal aan, binnen de maximale bewaartermijn die bij de desbetreffende analyse in tabel A is vermeld. De voorbehandeling van het monster ten behoeve van de analyse, waaronder onder meer wordt begrepen het ontdooien van bevroren monsters, wordt uitgevoerd op een wijze en binnen een zodanige termijn dat daardoor de representativiteit van het monster niet wordt verstoord. Een monster dat op één van de in tabel A aangegeven wijzen chemisch is geconserveerd wordt niet gebruikt voor één van de in tabel A opgenomen wijzen van analyse, waarvoor op basis van tabel A geen of andere voorschriften op het vlak van de chemische conservering gelden.
Het biochemisch zuurstofverbruik is weliswaar geen heffingsparameter voor de zuiveringsheffing, maar kan worden aangewend bij toepassing van de in artikel 11 van de verordening bedoelde hoedanigheidscorrectie.
De analyses worden uitgevoerd in het representatieve monster, dat is verkregen op de in onderdeel A van deze bijlage vermelde wijze. Het onderzoek wordt in het water als zodanig uitgevoerd, dus zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd.
Er is in dit onderdeel verwezen naar normbladen, uitgegeven door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut. De publicatie van de normbladen wordt aangekondigd in de Nederlandse Staatscourant. Bij wijziging in/van een normblad gedurende het kalenderjaar wordt voor de toepassing van deze verordening deze wijziging eerst van kracht op 1 januari van het jaar volgende op de wijziging.
De in tabel B vermelde aantoonbaarheidsgrenzen zijn de concentraties van de desbetreffende stoffen die bij de analyse ten minste aangetoond moeten kunnen worden.
De analyse van het monster geschiedt op de wijze zoals die is aangegeven in tabel B.
1 ) De aantoonbaarheidsgrenzen voor zware metalen zijn gebaseerd op een afvalwatermonster met een soortelijke geleiding tot 1500 μS/cm en een zwevend stof gehalte tot 100 mg/l. Bij afvalwatermonsters met een matrix die groter is dan genoemde waarden voor geleiding en zwevende stof kan een hogere aantoonbaarheidsgrens gelden.
2 ) De analyse volgens normblad NEN-ISO 15705 is toepasbaar voor onverdunde monsters met een gehalte aan zuurstofverbruik tot aan 1.000 mg/l en chlorideconcentratie die lager zijn dan 1.000 mg/l. De ambtenaar belast met de heffing kan voorts de methode niet toepasbaar verklaren indien naar zijn oordeel andere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3 ) De analyse volgens normblad NEN-ISO 15705 heeft een aantoonbaarheidsgrens van 6 mg/l voor fotometrische detectie bij 600nm en 15 mg/l voor titrimetrische detectie (gebaseerd op één enkelvoudige meting van één laboratorium) wanneer cuvetten worden gebruikt met een bereik van maximaal 1.000 mg/l.
4 ) NEN 6953, hoofdstuk 5.3.3.3 mag alleen worden toegepast op afvalmonsters met een soortelijke geleiding tot 1500 μS/cm en een zwevend stof gehalte tot 100 mg/l.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2016-10209.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.