Hoogheemraadschap van Delfland - Verordening Watersysteemheffing Delfland 2016

De Verenigde Vergadering van Delfland,

 

op voordracht van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van 13 oktober 2015, voorstel/zaaknummer 44825;

gelezen het positieve advies van de commissie Bestuur, Organisatie en Bedrijfsvoering;

overwegende dat :

een verordening watersysteemheffing moet worden vastgesteld met de tarieven voor 2016;

gelet op:

de artikelen 110 tot en met 122 van de Waterschapswet;

besluit:

vast te stellen de navolgende Verordening watersysteemheffing Delfland 2016, onder gelijktijdige buitenwerkingstelling van de Verordening watersysteemheffing Delfland 2015 voor de periode vanaf de datum dat de nieuwe verordening van kracht zal zijn.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin de zorg voor het watersysteem aan het waterschap is opgedragen;

  • b.

    ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het Hoogheemraadschap van Delfland en die aldaar gebruik heeft van woonruimte , met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aangewezen door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar van het waterschap;

  • c.

    ambtenaar belast met de heffing: de krachtens de Gemeenschappelijke regeling Regionale Belasting Groep aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

  • d.

    ambtenaar belast met de invordering: de krachtens de Gemeenschappelijke regeling Regionale Belasting Groep aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • e.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • f.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare;

  • g.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • h.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • i.

    de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117, aanhef, Waterschapswet.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen

  • 1.

    Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam ‘watersysteemheffing’ een directe belasting geheven.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde watersysteemheffing wordt geheven van hen die:

    a. ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    b. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

    c. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;

    d. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

  • 3.

    Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is;

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingsplichtig:

    a. de beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    b. de eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen;

  • 5.

    Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

    a. de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    b. de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

  • a.

    ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Delfland 2016 bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen per woonruimte: € 117,90.

Hoofdstuk III Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, lid 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    a. hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    b. een natuurterrein.

  • 2.

    Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

  • 1.

    Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Delfland 2016, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken per hectare: € 89,64.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4 van de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Delfland 2016, bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen per hectare:

€ 448,20.

Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Delfland 2016, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen per hectare: € 3,69.

Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel d van deze verordening, wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    a. een gebouwd eigendom;

    b. een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    c. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    d. het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    e. het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak;

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Delfland 2016, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0274% van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c van deze verordening.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 12 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 13 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen

  • 1.

    Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 14 Niet opleggen van aanslagen

  • 1.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 15 Vrijstellingen

  • 1.

    De heffing wordt niet geheven ter zake van:

    a. ongebouwde onroerende zaken of natuurterreinen waarvan het Hoogheemraadschap van Delfland genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is;

    b. ongebouwde gronden behorende tot het strand en de buitenduinen als bedoeld in de legger van de zeewering;

    c. ongebouwde gronden behorende tot de Delflandsedijk als bedoeld in de legger van de Delflandsedijk en de binnenwaterkering als bedoeld in de legger Binnenwaterkering, landscheidingen, boezem- en polderkaden en waterscheidingen.

    d. wateren als zodanig in de basisregistratie kadaster vermeld en behorende tot Delflands boezem;

  • 2.

    De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van:

    a. straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

    b. gebouwde onroerende zaken waarvan het Hoogheemraadschap van Delfland

    genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 16 Betaaltermijnen

  • 1.

    De aanslag bedoeld in artikel 2 het tweede lid, onderdelen a, b, c en d is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de aanslag, indien deze het bedrag van € 5.000,00 niet te boven gaat, op verzoek van de belastingschuldige door middel van automatische incasso worden ingevorderd in maximaal 10 gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

Artikel 17 Kwijtschelding

Van de watersysteemheffing natuurterreinen, de watersysteemheffing ongebouwd en de watersysteemheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 18 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.

Artikel 19Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening watersysteemheffing Delfland 2016.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na bekendmaking, doch niet eerder dan 1 januari 2016.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 19 november 2015.

De Verenigde Vergadering voornoemd,

de Secretaris, de Voorzitter,

mr. drs. P.I.M. van den Wijngaart mr. M.A.P. van Haersma Buma

Naar boven