Bekendmaking vaststelling Verordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

In zijn vergadering van 16 december 2015 heeft het college van hoofdingelanden de Verordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016 vastgesteld.

 

Toelichting

De verordening bevat de regels voor de heffing en invordering van de wegenheffing 2016. De verordening vermeldt de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief en het tijdstip van ingang van de heffing.

 

De verordening geldt met ingang van 1 januari 2016.

 

Inzage

De tekst van de verordening treft u hieronder aan. De bij de verordening behorende bijlagen en toelichting treft u als bijlagen bij deze bekendmaking aan. Daarnaast zijn de stukken in te zien op www.hhnk.nl.

 

Informatie

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met de heer D.J. Sijm of de heer P.J.W. Minneboo, telefoon (072)-582 82 82.

 

 

Verordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

 

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: : degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het hoogheemraadschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aangewezen door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar van het hoogheemraadschap;

  • b.

    heffingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het hoogheemraadschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare;

  • g.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • h.

    reglement: het reglement van bestuur van het hoogheemraadschap;

  • i.

    gebied van het hoogheemraadschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het reglement behorende kaart waarin de zorg voor de wegen aan het hoogheemraadschap is opgedragen;

  • j.

    de heffing: de wegenheffing als genoemd in artikel 122a, eerste lid, van de Waterschapswet;

  • k.

    dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen

  • 1.

    Ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de zorg voor de wegen wordt onder de naam wegenheffing een directe belasting geheven.

  • 2.

    De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het hoogheemraadschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het hoogheemraadschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het hoogheemraadschap.

  • 3.

    Heffingplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingplichtig:

    • a.

      de beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan een recht van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    • b.

      de eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5.

    Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige lid, heeft voor de heffingplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstalhouder als de erfpachter;

    • b.

      de opstalhouder voorrang boven de erfpachter.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:

  • a.

    ter zake van ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak, uitgedrukt in een aantal hectaren of in een deel daarvan;

  • c.

    ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk II Wegenheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor de categorie ingezetenen € 39,08 per woonruimte.

Hoofdstuk III Wegenheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening wordt als één ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      een natuurterrein.

  • 2.

    Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke personen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken € 25,34 per hectare.

Hoofdstuk IV Wegenheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van deze verordening wordt als één natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 0,87 per hectare.

Hoofdstuk V Wegenheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid, onderdeel d, derde lid, van deze verordening wordt als één gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde eigendommen of van de in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoeld eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het gebied van het hoogheemraadschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoeld eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte, van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief gebouwde onroerende zaken

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,01245 % van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van deze verordening.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen

  • 1.

    Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen

  • 1.

    Een aanslag die een bedrag van € 7,00 niet te boven gaat, wordt niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 14 Vrijstellingen

  • 1.

    De wegenheffing ongebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het hoogheemraadschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 2.

    De wegenheffing natuurterreinen wordt niet geheven ter zake van natuurterreinen waarvan het hoogheemraadschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    De wegenheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen, niet zijnde gebouwen, worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het gebied van het hoogheemraadschap gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, abri’s, hekken en palen;

    • b.

      gebouwde onroerende zaken waarvan het hoogheemraadschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 15 Betaaltermijnen

  • 1.

    Een belastingaanslag is invorderbaar in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is, op verzoek van de belastingplichtige en indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven, de aanslag invorderbaar in tien gelijke maandelijkse termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die van de dagtekening.

  • 3.

    Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt gedaan binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 16 Nadere regels

Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de heffing.

Artikel 17 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1.

    De Verordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2015, reg.nr. 14.48873, vastgesteld bij besluit van 10 december 2014, reg.nr. 14.48883, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening wegenheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016 of Verordening wegenheffing HHNK 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van hoofdingelanden van 16 december 2015

Naar boven