Een waterschap is een lichaam van functionele decentralisatie. Het waterschap onderscheidt zich daarmee van andere territoriale overheden. Het Rijk, de provincies en gemeenten kunnen zich in beginsel iedere taak aantrekken die zij in het algemeen belang achten. Hun aandachtsgebied is het algemeen belang in al zijn facetten. Een waterschap dient als functioneel lichaam slechts één facet van het algemeen belang, namelijk het waterbeheer.
Het waterschap is belast met het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer. Om deze wettelijke taken te kunnen bekostigen mag het waterschap een aantal belastingen heffen. Dit zijn de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing. Deze belastingen mogen worden geheven ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de genoemde waterschapstaken. De belastinginkomsten mogen dus niet worden gebruikt voor andere doeleinden.
In tegenstelling tot het Rijk, de provincies en gemeenten beschikt het waterschap niet over belastinginkomsten die door het waterschapsbestuur kunnen worden ingezet voor andere doeleinden dan de in de Waterschapswet genoemde taken.
Deze verordening ziet op de situatie dat een andere overheid dan het waterschap het initiatief neemt tot de aanleg of wijziging van een waterstaatwerk in beheer bij het waterschap. De ingreep dient een algemeen belang, maar niet dat van de waterschapstaken. De overheid die de ingreep initieert, doet dat in het kader van de eigen takenuitoefening. De ingreep dient dan ook te worden bekostigd met het belastinggeld dat ten behoeve van die taken is betaald.
Het waterschap is in beginsel bereid medewerking te verlenen. Deze medewerking mag echter niet worden bekostigd met belastinggeld dat ten behoeve van de waterschapstaken is betaald. Deze verordening heeft als doel dat de kosten worden gedragen door de initiërende overheid.
De verordening zorgt ook voor een eerlijke allocatie van de belastingdruk. Als een ingreep in het watersysteem het belang dient van het Rijk of een provincie, zullen de baten van de ingreep ten goede komen aan een veel grotere doelgroep dan alleen de belastingplichtigen van het waterschap. De baten van een lokale ingreep op initiatief van een gemeente komen juist ten goede aan een veel kleinere doelgroep dan de belastingplichtigen van het waterschap.
Indien de initiërende overheid de ingreep zelf wenst uit te voeren, is daarvoor een watervergunning nodig als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet.
Het begrip watervergunning is in de Waterwet geïntroduceerd voor bepaalde handelingen in het watersysteem en in de keur geconcretiseerd voor het beheergebied van het waterschap. Niet iedere watervergunning valt onder de legesplicht. Deze verordening ziet alleen op watervergunningen die strekken tot een fysieke ingreep in het watersysteem.
De voorbereiding van een ingrijpende wijziging van het watersysteem vergt onderzoek door het waterschap en overleg met de initiatiefnemer en eventuele andere belanghebbenden. De kosten van het waterschap kunnen hoog oplopen en variëren sterk, afhankelijk van het project. Deze kosten kunnen niet standaard worden gefixeerd op een vast bedrag.
De Waterwet (Wtw) verplicht het waterschap als waterbeheerder om voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk een projectplan vast te stellen (art. 5.4 e.v. Wtw). De verplichting tot het vaststellen van een projectplan heeft betrekking op dié voorgenomen werken of werkzaamheden in of bij een waterstaatswerk die tot gevolg hebben dat wijziging wordt gebracht in de normatieve toestand ervan (richting, vorm, afmeting of constructie).
De verplichting van artikel 5.4 Wtw ziet op de aanleg of wijziging van een waterstaatwerk door of vanwege de beheerder. Dat neemt niet weg dat een derde aan de beheerder het verzoek kan doen tot aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Als het waterschap als beheerder een dergelijk verzoek wil honoreren, is het verplicht een projectplan op te stellen.
Een projectplan is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek tot aanleg of wijziging van een waterschapswerk wordt voor de afhandeling gesplitst in de aanvraag van een besluit tot het vaststellen van een projectplan en een verzoek tot het uitvoeren van het vastgestelde projectplan.
3.
De uitvoering van het projectplan
Na de vaststelling van een projectplan volgt de uitvoering. De uitvoering van een projectplan gebeurt per definitie door of vanwege het waterschap als beheerder (artikel 5.4 Wtw). De kosten dienen te worden gedragen door de initiatiefnemer.
Artikel 115 van de Waterschapswet geeft het waterschap de mogelijkheid rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten. De bedoelde diensten kunnen zowel het nemen van een besluit betreffen als het uitvoeren van feitelijke werkzaamheden. Voor het kunnen heffen van leges is een legesverordening vereist.
De legesverordening is een belastingverordening. Ingevolge artikel 111 van de Waterschapswet vermeldt een belastingverordening de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is, alsmede het tijdstip van inwerkingtreding.
5.
Uitvoering van de verordening
De bevoegdheid tot heffen en invordering van alle door de algemeen besturen van de deelnemende waterschappen ingestelde waterschapsbelastingen is overgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn 2014. De heffing en invordering van de leges is dus overgedragen aan de gemeenschappelijke regeling. De daartoe benodigde gegevens zullen door het dagelijks bestuur van het waterschap aan de gemeenschappelijke regeling moeten worden verstrekt.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
artikel 1.
Voorwerp van de belasting
Leges worden geheven ter dekking van de kosten van de voorbereiding en vaststelling van een watervergunning of een projectplan en voor de uitvoering van een projectplan op verzoek van derden.
Ingrepen waarvoor geen watervergunning of projectplan nodig is, vallen niet onder de legesverordening. Een voorbeeld van een dergelijke ingreep is het op verzoek van derden verleggen van persleidingen die het waterschap gebruikt ten behoeve van de zuiveringstaak. De daarmee gemoeide kosten worden in praktijk op basis van privaatrechtelijke afspraken aan het waterschap vergoed.
artikel 2.
Belastbare feit
Leges worden ook geheven van nutsbedrijven en andere bedrijven die zijn belast met een taak in het algemeen belang. Te denken valt aan drinkwaterbedrijven, energiebedrijven, telecombedrijven, netbeheerders en openbaar vervoerbedrijven, maar ook aan een spoorinfrastructuurbeheerders zoals Prorail of Keyrail en andere bedrijven die in opdracht van een overheid bepaalde activiteiten uitvoeren.
artikel 3.
Belastingplichtige
Het gebruik van de woorden ‘dan wel’ is bedoeld om te voorkomen dat voor dezelfde dienst leges zullen worden geheven van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst wordt verricht. Als het niet mogelijk is een aanvrager als belastingplichtige aan te wijzen, bijvoorbeeld als de aanvrager duidelijk niet de belanghebbende is, kan degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend als belastingplichtige worden aangemerkt.
artikel 4.
Heffingsmaatstaf en tarief
De initiatiefnemer moet vooraf kunnen weten wat de hoogte is van de leges die hem in rekening zullen worden gebracht. Het tarief moet transparant zijn. Volgens een uitspraak van de Hoge Raad, HR 22 juli 1985 nr. 22 780, na conclusie van A-G Moltmaker, BNB 1985/259 met noot van A.L.C. Simons, Belastingblad 1985 blz. 493 met noot van PdB, betekent dit:
“dat de verordening niet (…) het bedrag van de belasting behoeft te vermelden, maar dat ook op andere wijze kan worden aangegeven tot welke belastingverplichtingen het belastbare feit leidt, mits daarbij op voldoende duidelijke wijze aan de belastingplichtige inzicht wordt gegeven in het beloop van het van hem te heffen bedrag”.
Als de kosten per verzoek sterk verschillend zijn, hoeft het tarief dus niet in de verordening te worden gefixeerd op een vast bedrag voor alle verzoeken. Voor dergelijke situaties kan een zogenaamde begrotingsconstructie uitkomst bieden.
Een begrotingsconstructie houdt in dat het dagelijks bestuur op basis van het verzoek een begroting opstelt van de kosten die het waterschap moet maken. Deze kosten zullen als leges in rekening worden gebracht. Het verzoek wordt pas in behandeling genomen, als de aanvrager de begroting voor akkoord heeft getekend. De initiatiefnemer is dus bekend met de hoogte van de leges voordat hij beslist of hij zijn verzoek gestand doet.
Indien de begrote kosten een het in het tweede lid genoemde bedrag niet te boven gaan, worden geen leges geheven. De opbrengst van de legesheffing weegt dan niet op tegen de administratieve lasten van de heffing.
artikel 5.
Inbehandelingname
In de begrotingsconstructie zoals die door gemeenten veel wordt toegepast, krijgt de aanvrager na de mededeling van de begroting een termijn van vijf dagen om zijn aanvraag desgewenst in te trekken. Als de aanvrager niet tijdig reageert op de begroting, wordt de aanvraag in behandeling genomen en is hij de leges verschuldigd.
In deze verordening is ervoor gekozen de initiatiefnemer niet te binden aan een vaste termijn waarbinnen hij zijn verzoek moet intrekken of bevestigen. Het is denkbaar dat de initiatiefnemer met het waterschap in overleg wil over een aanpassing van het project, resulterend in een gewijzigde begroting. Pas als de initiatiefnemer de begroting voor akkoord heeft getekend, wordt het verzoek in behandeling genomen.
Mocht de initiatiefnemer de begroting niet ondertekenen, zonder in overleg te treden met het waterschap en zonder het verzoek formeel in te trekken, dan biedt de Algemene wet bestuursrecht voldoende mogelijkheden aan het bestuur om het verzoek juridisch af te doen.
artikel 6.
Wijze van heffing
De leges worden geheven door middel van een aanslag. De aanslag wordt uitgebracht door de heffingsambtenaar van de gemeenschappelijke regeling Lococensus-Tricijn. Deze is daarvoor afhankelijk van de gegevens die hem worden verstrekt door het dagelijks bestuur van het waterschap.
artikel 7.
Termijnen van betaling
De leges moeten worden betaald binnen een termijn van 30 dagen. Dit is een toegestane afwijking van de invorderingstermijn van zes weken van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 2009.
artikel 8.
Gespreide betaling
Op het moment dat een verzoek tot uitvoering van het projectplan in behandeling wordt genomen, is zeker dat het waterschap bereid is tot de uitvoering van het volledige projectplan. Het waterschap heeft immers al het projectplan vastgesteld en een begroting voor de uitvoering afgegeven. De uitvoeringskosten kunnen worden betaald in twee gelijke termijnen, te weten een termijn vooraf en een termijn achteraf.
De vervaldatum van de tweede betalingstermijn is afhankelijk van de datum van de schriftelijke gereedmelding door het waterschap. De gereedmelding is een eenzijdige rechtshandeling van het waterschap. Er is geen sprake van een aanvaarding van de gereedmelding door de initiatiefnemer.
artikel 9.
Tijdstip van ingang van de heffing
De belastingschuld ontstaat op het moment dat het waterschap de door de aanvrager voor akkoord ondertekende begroting ontvangt. Op die datum neemt het waterschap het verzoek formeel in behandeling.
artikel 10.
Tijdstip van inwerkingtreding
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.