Nota van Toelichting behorende bij de Vaarverordening Delfland
Delfland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de afvalwaterzuivering en de waterstaatkundige veiligheid in het gebied dat globaal is gelegen tussen Den Haag, Berkel en Rodenrijs, Rotterdam en Hoek van Holland. Naast de verantwoordelijkheid voor het waterbeheer heeft Delfland ook taken op het gebied van het nautisch beheer. De nautisch beheerder ziet toe op de regels uit landelijke wetgeving (zoals de Scheepvaartverkeerswet) en lokale wetgeving (zoals deze verordening) met de intentie om vlot en veilig verloop van het scheepvaartverkeer te regelen.
In 1992 is Delfland door de Provincie Zuid-Holland aangewezen als nautisch beheerder voor de vaarwateren die niet vallen onder het nautisch toezicht van een andere beheerder. In de praktijk zijn dit de vaarwateren die niet in het beheersgebied vallen van de zes grote steden in Delfland (Den Haag, Rotterdam, Schiedam, Delft, Maassluis en Vlaardingen, zie ook bijlage 1 van de Vaarverordening voor een overzicht van bevoegde gezagen). Waarschijnlijk zal de provincie Zuid-Holland haar vaarwegenverordening aanpassen, waardoor er een verschuiving in de aanwijzing van
vaarwegbeheerders zal plaatsvinden. In deze verordening wordt alleen gesproken over het nautisch beheer. Op het gebied van nautische bevoegdheden zijn voorlopig geen veranderingen in de bevoegdheden gepland.
In het belang van een vlot en veilig verloop van het scheepvaartverkeer maar ook ter in stand houding van de wateren waarover gevaren mag worden én ter voorkoming of beperking van schade door de scheepvaart aan waterstaatkundig gezien de kwetsbare wateren, heeft Delfland op grond van artikel 3 lid 4 van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Delfland en de aanwijzingsbesluiten van de provincie Zuid-Holland, alsmede op grond van artikel 42 van Scheepvaartverkeerswet in voorliggende Vaarverordening regels gesteld voor de onder het nautisch beheer van Delfland vallende wateren.
Ten opzichte van de eerder door de provincie aangewezen vaarwegen is een aantal veranderingen doorgevoerd. In overleg met verschillende belanghebbenden zijn wateren aangewezen die draagkrachtig genoeg zijn om naast het functioneren als deel van het Delflandse watersysteem als nevenfunctie de functie vaarweg te dragen.
De vaarverordening Delfland is ter vervanging van een aantal oude verkeersbesluiten, welke worden ingetrokken met het van kracht worden van deze verordening. Aanleiding voor het opstellen van deze vaarverordening is het actualiseren van de nautische regelgeving van Delfland, evenals het herzien van het nut en de noodzaak van het oude vaarvergunningstelsel. In het kader van deregulering is deze nieuwe verordening een compleet en compact overzicht van de actuele nautische kaders en regels van Delfland.
Toelichting artikel
1, begripsomschrijvingen:
Waar van toepassing zijn definities overgenomen uit hogere wetgeving zoals het binnenvaart politiereglement of de Scheepvaartverkeerswet.
Toelichting artikel 2, reikwijdte vaarverordening:
Er zijn verschillende nautische toezichthouders voor de vaarwateren in het gebied van Delfland. In 1992 heeft de provincie Zuid-Holland in een aanwijsbesluit nautische bevoegdheden toegewezen aan verschillende instanties (besluit Provinciale Staten van Zuid-Holland, registratienummer 921353). In bijlage 1 is een kaart opgenomen met de wateren waarover Delfland nautisch beheerder is. Met verschillende kleuren is aangegeven welke andere bevoegde gezagen nautisch beheerder zijn over de overige wateren in het gebied van Delfland.
Voor waterscooters geldt een algeheel vaarverbod. In het verleden zijn door meerdere toezichthoudende instanties algehele vaarverboden ingesteld voor waterscooters ter voorkoming van ongewenste situaties. Zie ook Wijzigingsbesluit verkeersbesluit AGV2, Besluit “tot instellen waterscooterverbod voor bepaalde vaargebieden en tot instellen vaargebieden voor het snelvaren met waterscooters” van RWS etc. Delfland heeft in de hier voorgaande beleidsregel Scheepvaartverkeersmaatregelen besloten, ter voorkoming van overlast en gezien het beperkte vaarwegprofiel van de wateren waarover gemotoriseerd gevaren mag worden en de kwetsbaarheid van oevers en ecologische waarden, een algeheel vaarverbod in te stellen voor waterscooters. Dit verbod is overgenomen in deze verordening.
Net zoals in de oude nautische besluiten van Delfland is een maximum gesteld aan de afmetingen van schepen die mogen varen over de wateren die onder het nautische beheer vallen van Delfland. De afmetingen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de oude situatie en er is wederom een mogelijkheid om – onder voorwaarden – een ontheffing te verkrijgen voor boten met grotere afmetingen.
De door middel van wind- en/of spierkracht voortgedreven vaartuigen mogen volgens het Binnenvaartpolitiereglement op elk voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water varen. In de praktijk betekent dit dat deze vaartuigen mogen varen op alle wateren waarop het fysiek mogelijk is om te varen. Om meer duidelijkheid te creëren in waar
gemotoriseerd gevaren mag worden, is een vaarkaart opgesteld in samenspraak met de verschillende belanghebbenden in het beheersgebied van Delfland.
Gemotoriseerd vaarverkeer kan schade veroorzaken aan de flora en fauna en kan het functioneren van het watersysteem belemmeren. Daarom is bij het vaststellen van de vaarkaarten in bijlage 2 en 3 rekening gehouden met de draagkracht van iedere individuele watergang. Voor de wateren die draagkrachtig genoeg zijn en waarbij een belang is om er gemotoriseerd op te kunnen varen, is in overleg met de verschillende belanghebbende partijen bepaald dat deze wateren geschikt zijn om vaarwater als nevenfunctie te krijgen. In bijlage 2 is de kaart met vaarwateren weergegeven waarover een ieder gemotoriseerd mag varen. In bijlage 3 is de kaart weergegeven met vaarwateren waarop met ontheffing gemotoriseerd gevaren mag worden.
De wateren in bijlage 2 zijn wateren die draagkrachtig genoeg zijn om doorgaande gemotoriseerde recreatievaart aan te kunnen. De wateren in bijlage 3 zijn dit niet. Dit kan komen omdat er veel ecologische waarden in het water zijn aangetroffen die schade ondervinden van teveel gemotoriseerd vaarverkeer. Maar er kan ook bepaald zijn dat de draagkracht beperkt is omdat de watergang bijvoorbeeld niet breed genoeg is voor doorgaande gemotoriseerde recreatievaart. Er kan door het college een ontheffing worden verleend voor het gemotoriseerd mogen varen op de wateren die genoemd zijn in bijlage 3.
Iedereen die in aanmerking wil komen voor een ontheffing zal zelf de informatie aan moeten leveren waaruit blijkt dat er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1.
particulieren kunnen een ontheffing aanvragen wanneer zij kunnen aantonen dat zij aan het water genoemd in bijlage 3 wonen of een perceel in eigendom of in huur hebben.
- 2.
Ondernemers kunnen een ontheffing aanvragen wanneer zij kunnen aantonen dat zij commerciële belangen hebben bij het bevaren van een watergang genoemd in bijlage 3.
- 3.
Verder kan voor scholing, onderzoek en voor evenementen een ontheffing verleend worden om te mogen varen op de wateren genoemd in bijlage 3.
- 4.
Particulieren en ondernemers kunnen een ontheffing aanvragen wanneer zij kunnen aantonen dat vóór het van kracht worden van deze verordening een ontheffing werd verkregen voor één van de wateren genoemd in bijlage 3. Met ingang van deze verordening kan hiervoor ook een ontheffing verleend worden.
Artikel 4, aanwijzingsbevoegdheid college
Delfland kan watergangen toevoegen aan of verwijderen uit bijlage 2 of 3, wanneer zij dit nodig acht. Hierbij worden de verschillende belangen afgewogen zoals het functioneren van het watersysteem, de veiligheid en de vrijheid van het scheepvaartverkeer, de instandhouding en bruikbaarheid van vaarwateren voor het vaarverkeer, etc.
Toelichting artikel 5, afmeren, aanleggen en/of ligplaats innemen:
Delfland is nautisch beheerder en heeft vanuit dat oogpunt een aantal voorwaarden gesteld aan het afmeren, aanleggen en ligplaats innemen. De voorwaarden zijn bedoeld ter bescherming van het watersysteem en de ecologische waarden in dit watersysteem en ter voorkoming van gevaarlijke situaties. Naast de voorwaarden die Delfland stelt, kan een gemeente vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening en planologie bepalen waar zij aangemeerde schepen toestaat. Per gemeente verschilt of hier invulling is, bijvoorbeeld in de vorm van een ligplaatsenbeleid.
De minimale vaarstrook is dat deel van het vaarwater dat op de waterspiegel vrijgehouden moet worden om veilig en vlot scheepvaartverkeer mogelijk te maken. Dit is in het gebied van Delfland 8 meter, conform de Beleidsvisie kleine waterrecreatie Nederland 2001-2020. Afmeren, aanleggen en ligplaats innemen op plaatsen waar niet kan worden voldaan aan deze minimale vaarstrook, kan onder voorwaarden worden toegestaan met behulp van ene ontheffing.
In het oude verkeersbesluit van Delfland was opgenomen dat de bepaling van een minimale vaarstrook niet van toepassing was indien betreffende gemeente een andere vrij te houden doorvaartbreedte formeel heeft bepaald. Deze bepaling is komen te vervallen aangezien Delfland verantwoordelijk is voor een veilige en vlotte doorvaart op wateren waar zij nautisch beheerder is.
Toelichting artikel 6, maximale vaarsnelheid:
Door het limiteren van de vaarsnelheid wordt voorkomen dat onnodige opwerveling van slib (negatieve invloed op waterkwaliteit) en schade aan waterstaatswerken ontstaat.
Toelichting artikel 7, tijdelijk belemmeren of stremmen scheepvaart:
De meeste administratieve handelingen en de uitwerking van een verkeersbesluit tot stremmen van de doorvaart zijn geregeld in het Besluit administratieve bepalingen scheepvaart (Babs). Aanvullend op het bepaalde in het Babs worden in deze verordening eisen gesteld aan de manier van melden van een stremming bij het bevoegde gezag. Aangezien de wateren waarover gemotoriseerd gevaren mag worden vaak wateren zijn die in de zomerperiode intensief gebruikt worden, heeft het de voorkeur om stremmingen zoveel mogelijk te laten plaatsvinden buiten het vaarseizoen. Na 1 oktober en voor 1 april vindt vrijwel geen vaarverkeer plaats en is een stremming relatief eenvoudig af te stemmen met belanghebbenden.
Artikel 8, uitzonderingen:
Voor motorschepen waarmee waterstaatkundig onderhoud en/of onderzoek moet worden verricht en voor motorschepen ten behoeve van toezicht en handhaving (of om een andere reden een blauw licht voeren) gelden de artikelen in deze verordening niet, voor deze motorschepen gelden de regels uit het Binnenvaart politiereglement en de Scheepvaartverkeerswet.
Anticiperend op een eventuele wijziging van de Legesverordening Delfland kan in de toekomst besloten worden om leges te heffen op het verlenen van ontheffingen en het nemen van besluiten op basis van deze verordening.
Artikel 10, intrekkingen, inwerkingtreding en citeertitel:
Overige toelichtingsonderwerpen:
Het college kan volgens het Besluit administratieve bepalingen Scheepvaartverkeer (Babs) bij verkeersbesluit bepalen om verkeerstekens te plaatsen, zoals verkeersborden uit het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).