Artikel 1
Artikel 1 Begripsbepalingen
a. ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aangewezen door de in artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar;
h. gebied van het waterschap: het taakgebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het hoogheemraadschap bevoegd is het wegenbeheer uit te oefenen;
Artikel 4 komt te luiden:
Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de wegenheffing voor de categorie ingezetenen € 47,15 per woonruimte.
Artikel 6 komt te luiden:
Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken € 35,22 per hectare.
Artikel 8 komt te luiden:
Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 3,58 per hectare.
Artikel 10 komt te luiden:
Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0308 % van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van deze verordening.
1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 26 november 2014.
De verenigde vergadering voornoemd,
De dijkgraaf, mr. J.H. Oosters
Secretaris-directeur, mevr. M.J.H. van Kuijk
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel zijn omwille van de duidelijkheid omschrijvingen opgenomen van in de verordening vaker voorkomende begrippen.
De omschrijving van het begrip ingezetene is ontleend aan artikel 116, onder a, van de Waterschapswet. Om als ingezetene aangemerkt te kunnen worden, moet sprake zijn van het hebben van woonplaats en het gebruik van woonruimte in het gebied van het waterschap. Of sprake is van het hebben van woonplaats, wordt aan de hand van gegevens uit de basisadministratie personen bepaald. De situatie bij het begin van het kalenderjaar is bepalend.
Woonruimte is iedere ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid. Dit betekent dat de gebruiker van de woonruimte niet anders dan bijkomstig afhankelijk mag zijn van voorzieningen elders in het gebouw. In het geval van woonruimten moet worden gedacht aan voorzieningen als keuken, douche en toilet. Deze moeten de gebruiker van de woonruimte, met uitsluiting van anderen die niet tot zijn of haar huishouden behoren, exclusief ter beschikking staan. Bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen kunnen om deze reden veelal niet als ingezetenen in de zin van artikel 116, onder a, van de Waterschapswet worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor bewoners van studentenhuizen.