Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur
 
Kenmerk: B2014/u183 
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
 
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen;
gezien het advies d.d. 27 mei 2014, kenmerk B2014/u183;
gelet op artikel 8 van het Reglement voor het Waterschap Vechtstromen;
 
BESLUIT
 
vast te stellen het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
  • a.
    voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur of diens plaatsvervanger;
  • b.
    secretaris: de secretaris-directeur of diens plaatsvervanger;
  • c.
    fractievertegenwoordiger: persoon die bij de laatste verkiezingen op de kandidatenlijst voorkwam danwel als reservekandidaat is benoemd door de Kamer van Koophandel, de Vereniging van Bos- en natuureigenaren danwel LTO-Noord;
  • d.
    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;
  • e.
    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;
  • f.
    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;
  • g.
    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;
  • h.
    initiatiefvoorstel: een voorstel tot het nemen van een beslissingen zonder dat daaraan een ontwerpbesluit van het dagelijks bestuur ten grondslag ligt;
  • i.
    interpellatie: vraag om inlichtingen of verantwoording in een vergadering van het algemeen bestuur over enig punt van algemeen waterschapsbelang;
  • j.
    interruptie: korte directe onderbreking van een spreker voor het plaatsen van een opmerking of het stellen van een vraag.
Artikel 2 De voorzitter
De voorzitter is belast met:
  • a.
    het leiden van de vergadering;
  • b.
    het handhaven van de orde;
  • c.
    het doen naleven van het reglement van orde;
  • d.
    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt.
Artikel 3 De secretaris
  • 1.
    De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.
  • 2.
    De secretaris kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.
Artikel 4 Fractievoorzittersoverleg
  • 1.
    Het algemeen bestuur heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit de voorzitter en de voorzitters van de fracties.
  • 2.
    Het fractievoorzittersoverleg kan gevraagd of ongevraagd bij gevoelige en vertrouwelijke zaken dienen als klankbord voor de voorzitter .
Artikel 5 Commissies
  • 1.
    Het algemeen bestuur besluit tot de instelling van een of meer vaste commissies voor advies.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.
  • 3.
    Bij het besluit tot instelling van een commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.
  • 4.
    Het algemeen bestuur stelt voor de vergaderingen van de commissies een reglement van orde vast.
Artikel 6 Gedragscode
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt een gedragscode vast voor de leden van het algemeen bestuur en de fractievertegenwoordigers.
  • 2.
    Na het afleggen van de eed of belofte ondertekenen de leden en fractievertegenwoordigers een verklaring dat zij de gedragscode zullen naleven.
Hoofdstuk II Toelating van nieuwe leden; benoeming leden dagelijks bestuur; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
  • 1.
    Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur op voordracht van de voorzitter een commissie in, bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, die de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau onderzoekt. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door deze aan te wijzen ambtenaar.
  • 2.
    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.
  • 3.
    Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.
  • 4.
    Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 4 van de Waterschapswet roept de voorzitter de toegelaten leden van het algemeen bestuur op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
  • 5.
    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin zijn geloofsbrieven worden onderzocht, en over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.
Artikel 8 Verkiezing en benoeming leden dagelijks bestuur
  • 1.
    De verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt direct plaats na het afleggen van de eed of verklaring en belofte, bedoeld in artikel 6, vierde lid.
  • 2.
    Het algemeen bestuur stelt - op een daartoe strekkend voorstel van het dagelijks bestuur - vast met in achtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat.
  • 3.
    De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan het algemeen bestuur.
  • 4.
    Bij de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vinden eerst de stemmingen plaats voor het aantal zetels voor de categorie ingezetenen en vervolgens voor de zetel of zetels voor de categorieën landbouw, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk. Indien er evenveel kandidaten zijn als door de desbetreffende categorieën te vervullen plaatsen, worden alle kandidaten als benoemd door het algemeen bestuur verklaard.
  • 5.
    Bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig artikel 7, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 7, tweede lid.
Artikel 9 Fracties
  • 1.
    De leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van het algemeen bestuur die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen respectievelijk voor een categorie van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.
  • 2.
    De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam “Landbouw”, ”Natuurterreinen” of “Bedrijven”.
  • 3.
    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang deze namen nog niet zijn doorgegeven worden voor de categorie Ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor respectievelijk de categorieën “Landbouw”, “Natuurterreinen” en “Bedrijven” de oudste in leeftijd.
  • 4.
    a. Indien:
    • -
      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;
    • -
      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;
    • -
      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;
wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, onder vermelding van de naam waarmee de nieuwe fractie wil worden aangeduid.
  • b.
    Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.
    • 1.
      Het algemeen bestuur beslist of en zo ja op welke wijze de fracties door het waterschap worden ondersteund.
Hoofdstuk III Vergaderingen
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 10 Vergaderplanning
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt voor de aanvang van het nieuwe kalenderjaar een vergaderplanning voor dat jaar vast, waarin ook dag, plaats en uur van de vergaderingen zijn opgenomen.
  • 2.
    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen, en deelt dit onverwijld mee aan de leden van het algemeen bestuur.
  • 3.
    Ingeval de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordelen of één vijfde van het aantal zitting hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze vergadering binnen veertien dagen belegd.
Artikel 11 Oproep
  • 1.
    De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden van het algemeen bestuur een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
  • 2.
    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tenminste zeven dagen voor de vergadering aan de leden van het algemeen bestuur verzonden.
  • 3.
    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden, en op de website van het waterschap geplaatst.
Artikel 12 Openbaar maken van stukken
  • 1.
    De oproep, de voorlopige agenda en de stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden aan de leden van het algemeen bestuur op de website van het waterschap geplaatst.
    Indien na het verzenden van de oproep stukken op de website worden geplaatst, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur.
  • 2.
    Het eerste lid is niet van toepassing op de vertrouwelijke agenda en de stukken die ter toelichting dienen van onderwerpen of voorstellen op de agenda van een besloten vergadering.
  • 3.
    Indien omtrent stukken op grond van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en verleent deze de leden van het algemeen bestuur inzage.
 
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 13 Presentielijst
  • 1.
    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst.
  • 2.
    Indien een lid van het algemeen bestuur later ter vergadering komt dan wel voortijdig de vergadering verlaat, meldt deze dit aan de secretaris, die hiervan aantekening maakt op de presentielijst onder vermelding van het tijdstip.
  • 3.
    Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de secretaris door ondertekening vastgesteld.
Artikel 14 Zitplaatsen
  • 1.
    De voorzitter, de leden en de secretaris hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur aangewezen.
  • 2.
    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien.
Artikel 15 Opening vergadering; quorum
  • 1.
    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.
  • 2.
    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, een nieuwe datum en uur voor vergadering op een termijn van minstens zeven dagen.
Artikel 16 Agenda
  • 1.
    Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of de voorzitter kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
  • 2.
    Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan het het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het dagelijks bestuur nadere inlichtingen of advies vragen.
  • 3.
    Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 17 Verslag en besluitenlijst
  • 1.
    De secretaris draagt zorg voor een woordelijk verslag en de besluitenlijst van de vergadering.
  • 2.
    Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden gelijktijdig met de oproep. Het conceptverslag wordt gelijktijdig toegezonden aan de overige personen die het woord gevoerd hebben.
  • 3.
    De voorzitter en de leden van het algemeen bestuur hebben het recht een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.
  • 4.
    Het verslag bevat ten minste:
    • a.
      de namen van de voorzitter, de secretaris, de leden van het algemeen- en dagelijks bestuur alsmede -indien van toepassing- de aantekening dat zij afwezig waren, en van overige personen die het woord gevoerd hebben;
    • b.
      een woordelijke weergave van hetgeen ter vergadering gezegd is;
    • c.
      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen.
  • 5.
    Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.
  • 6.
    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst openbaar gemaakt door plaatsing op de website van het waterschap.
Artikel 18 Ingekomen stukken
  • 1.
    Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en op de website geplaatst.
  • 2.
    Ter vergadering stelt het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 19 Hamerstukken
Stukken die zijn geagendeerd als hamerstukken worden zonder beraadslaging en stemming vastgesteld, tenzij minimaal een fractie verzoekt om beraadslaging. In dat geval wordt in dezelfde vergadering over het stuk beraadslaagd.
Artikel 20 Beraadslaging
  • 1.
    In de beraadslagingen treedt per onderwerp steeds één woordvoerder per fractie op.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur beslissen om over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
  • 3.
    Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het dagelijks bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging door derden
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur deelnemen aan de beraadslaging.
  • 2.
    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van het algemeen bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 22 Spreektermijnen
  • 1.
    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
  • 2.
    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
  • 3.
    Een lid van het algemeen bestuur mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
  • 4.
    Het derde lid is niet van toepassing op:
    • a.
      de rapporteur van een commissie;
    • b.
      het lid van het algemeen bestuur dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel;
    • c.
      het lid van het dagelijks bestuur, dat in het bijzonder belast is met het in behandeling zijnde onderwerp:
    • d.
      het spreken over een voorstel van orde.
Artikel 23 Spreektijd
Op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur kan het algemeen bestuur voor daarbij te bepalen onderwerpen de spreektijd per fractie vaststellen.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
  • 1.
    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij
    • a.
      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;
    • b.
      een lid van het algemeen bestuur een interruptie plaatst. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.
  • 1.
    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.
    Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
  • 2.
    De voorzitter kan voorstellen om een aanwezige bij de vergadering die door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. Voor de eerste maal voor de vergadering waarin het besluit wordt genomen, en bij herhaling voor een bepaalde tijd, doch niet langer dan drie opeenvolgende vergaderingen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanvaarding van het voorstel moet de betreffende persoon de vergadering onmiddellijk verlaten. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen.
  • 3.
    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.
Artikel 25 Einde beraadslaging
  • 1.
    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
  • 2.
    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid van het algemeen bestuur het recht zijn stemgedrag te motiveren.
  • 3.
    Voordat de stemming over een voorstel, amendement of subamendement plaatsvindt, formuleert de voorzitter de te nemen beslissing.
     
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming
  • 1.
    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.
  • 2.
    In de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.
  • 3.
    Indien door een of meer leden van het algemeen bestuur stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.
Artikel 27 Besluitvorming
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.
  • 2.
    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.
  • 3.
    Het tweede lid is niet van toepassing:
    • a.
      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling waarover in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.
    • b.
      voor zover het betreft onderwerpen die voor een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering waren geagendeerd.
  • 4.
    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.
  • 5.
    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, zover niet anders bepaald.
  • 6.
    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal onthoudingen op grond van artikel 38a van de Waterschapswet, het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en, in geval van schriftelijke stemming, het aantal niet behoorlijk ingevulde stembriefjes. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
Artikel 28 Stakende stemmen
  • 1.
    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, is het voorstel verworpen.
  • 2.
    Indien de stemmen staken in een niet-voltallige vergadering, wordt het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering waarin de beraadslagingen worden heropend.
  • 3.
    Onder een voltallige vergadering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan een vergadering waarin alle zitting hebbende leden van het algemeen bestuur, voor zover zij zich niet van stemmen moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Artikel 29 Stemming over zaken, bij handopsteken
  • 1.
    Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of één der leden van het algemeen bestuur hoofdelijke stemming verlangt.
  • 2.
    De voorzitter verzoekt eerst de leden van het algemeen bestuur die zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet moeten onthouden van stemming een hand op te steken, en dit toe te lichten; vervolgens verzoekt hij de leden van het algemeen bestuur die voor zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden van het algemeen bestuur die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of slechts één lid van het algemeen bestuur niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.
  • 3.
    In afwijking van het tweede lid kan stemming bij handopsteking ook plaatsvinden met gebruik van stemkastjes.
Artikel 30 Hoofdelijke stemming over zaken
  • 1.
    Alvorens tot hoofdelijke stemming over te gaan, deelt de voorzitter mede bij welk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt door de voorzitter bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid van het algemeen bestuur begint de hoofdelijke stemming
  • 2.
    De voorzitter of de secretaris roept de leden van het algemeen bestuur naar de volgorde van de presentielijst bij naam op hun stem uit te brengen.
  • 3.
    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid van het algemeen bestuur dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a van de Waterschapswet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.
  • 4.
    De leden van het algemeen bestuur brengen hun stem uit door het woord „voor” of „tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.
  • 5.
    Heeft een lid van het algemeen bestuur zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid van het algemeen bestuur gestemd heeft. Bemerkt het lid van het algemeen bestuur zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 31 Stemming over amendementen en moties
  • 1.
    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.
  • 2.
    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
  • 3.
    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd.
  • 4.
    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie en vervolgens over het voorstel gestemd.
Artikel 32 Stemming over personen
  • 1.
    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden van het algemeen bestuur tot stemcommissie voor de betreffende vergadering.
  • 2.
    Ieder ter vergadering aanwezig lid van het algemeen bestuur dat zich niet op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.
  • 3.
    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
  • 4.
    De stemcommissie onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden van het algemeen bestuur dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
  • 5.
    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
    • a.
      een blanco ingevuld stembriefje;
    • b.
      een ondertekend stembriefje;
    • c.
      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;
    • d.
      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
  • 6.
    De stemcommissie beoordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de stemcommissie.
  • 7.
    De stemcommissie telt de correct uitgebrachte voor- en tegenstemmen, en bepaalt de uitslag van de stemming.
  • 8.
    Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na de vergadering vernietigd.
Artikel 33 Herstemming over personen
  • 1.
    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
  • 2.
    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
  • 3.
    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist het lot.
Artikel 34 Beslissing door het lot
  • 1.
    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
  • 2.
    Deze briefjes worden, nadat zij door de stemcommissie zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.
  • 3.
    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.
Hoofdstuk IV Rechten van leden
Artikel 35 Amendementen
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
  • 2.
    Ieder lid van het algemeen bestuur dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid van het algemeen bestuur is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).
  • 3.
    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.
  • 4.
    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.
Artikel 36 Moties
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.
  • 2.
    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
  • 3.
    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.
  • 4.
    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.
  • 5.
    Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.
Artikel 37 Voorstellen van orde
  • 1.
    De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.
  • 2.
    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.
  • 3.
    Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.
Artikel 38 Initiatiefvoorstellen
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan een initiatiefvoorstel indienen. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.
  • 2.
    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.
  • 3.
    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:
    • a.
      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;
    • b.
      het voorstel eerst dient te worden behandeld in één van de vaste adviescommissies;
    • c.
      het voorstel voor advies naar het dagelijks bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
  • 4.
    Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.
  • 5.
    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel wordt terstond aan de agenda toegevoegd.
Artikel 39 Interpellatie
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan een verzoek tot het houden van een interpellatie indienen. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. In naar zijn oordeel spoedeisende gevallen kan de voorzitter toestaan dat van deze termijn wordt afgeweken. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
  • 2.
    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen- en dagelijks bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
  • 3.
    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van het algemeen bestuur en de leden van het dagelijks bestuur niet meer dan eenmaal, tenzij het algemeen bestuur hen hiervoor toestemming geeft.
Artikel 40 Schriftelijke vragen
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan schriftelijke vragen stellen. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.
  • 2.
    De vragen worden bij de secretaris ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en de voorzitter worden gebracht.
  • 3.
    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het dagelijks bestuur of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
  • 4.
    De vragen, en de antwoorden van het verantwoordelijke lid van het dagelijks bestuur worden door tussenkomst van de secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.
  • 5.
    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde algemeen bestuursvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het dagelijks bestuur gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
Artikel 41 Vragenhalfuur
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan vragen stellen tijdens het vragenhalfuur. Het lid van het algemeen bestuur dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de bestuursvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
  • 2.
    De voorzitter plaatst het vragenhalfuur op de agenda en bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.
  • 3.
    De voorzitter kan per onderwerp de spreektijd bepalen voor de vragensteller, voor de leden van het dagelijks bestuur, voor de voorzitter, en voor de overige leden van het algemeen bestuur.
  • 4.
    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter te stellen en een toelichting daarop te geven.
  • 5.
    Na de beantwoording door het dagelijks bestuur of de voorzitter krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.
  • 6.
    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van het algemeen bestuur het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het dagelijks bestuur vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.
  • 7.
    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegestaan.
Hoofdstuk V Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 42 Verslag en verantwoording
  • 1.
    Een lid van het algemeen bestuur, de voorzitter of de secretaris, die in opdracht van het algemeen bestuur zitting heeft in het bestuur van een andere rechtspersoon, heeft de plicht om in elke vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door het algemeen bestuur gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende vaste adviescommissie.
  • 2.
    Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid vragen stellen.
  • 3.
    Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan.
Hoofdstuk VI Besloten vergadering
Artikel 43 Algemeen
  • 1.
    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
  • 2.
    Fractievertegenwoordigers hebben als toehoorder toegang tot een besloten vergadering.
Artikel 44 Verslag
  • 1.
    Het verslag van een besloten vergadering wordt niet openbaar gemaakt, maar uitsluitend ter beschikking gesteld aan de leden van het algemeen bestuur .
  • 2.
    Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
Artikel 45 Geheimhouding
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.
Artikel 46 Opheffing geheimhouding
Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Indien het algemeen bestuur voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk VII Toehoorders en pers
Artikel 47 Toehoorders en pers
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
Artikel 48 Spreekrecht toehoorders
  • 1.
    De voorzitter stelt toehoorders bij de aanvang van een openbare vergadering gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten in de gelegenheid het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen.
  • 2.
    Het woord kan niet gevoerd worden:
  • 3.
    over een besluit van het bestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;
  • 4.
    over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.
  • 5.
    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk een half uur voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.
  • 6.
    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.
  • 7.
    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
  • 8.
    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.
Artikel 49 Mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, dient het geluid van mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen te zijn uitgeschakeld.
Hoofdstuk VIII Slotbepalingen
Artikel 50 Uitleg reglement
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de voorzitter.
Artikel 51 Intrekking
Het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het waterschap Velt en Vecht 2009 en het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur 2009 van waterschap Regge en Dinkel worden ingetrokken.
Artikel 52 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.
Artikel 53 Citeertitel
Dit reglement wordt aangehaald als het Reglement van orde algemeen bestuur Vechtstromen 2014.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 juli 2014 te Almelo.
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen,
dr. S.M.M. Kuks, watergraaf drs. O. Dijkstra, secretaris
 
TOELICHTING
 
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 2 De voorzitter
De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur (artikel 94 Waterschapswet). De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet (het Reglement voor het Waterschap Vechtstromen voorziet niet in de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter). De voorzitter heeft het recht op grond van artikel 94, tweede lid, van de Waterschapswet in de vergaderingen van het algemeen bestuur aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Artikel 3 De secretaris
Het algemeen bestuur benoemt een secretaris (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Hij is in principe in elke vergadering van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig. De Waterschapswet bepaalt dat het dagelijks bestuur de vervanging van de secretaris regelt (artikel 55a Waterschapswet).
Artikel 4 Fractievoorzittersoverleg
Ter voorbereiding van de behandeling van gevoelige of vertrouwelijke kwesties kan de voorzitter zijn oor te luister leggen bij de fractievoorzitters. Zij zullen hem gevraagd of ongevraagd hun mening geven over de meest wenselijke aanpak.
De voorzitter beslist vervolgens naar eigen inzicht. Het fractievoorzittersoverleg is derhalve geen instituut op zichzelf, maar veeleer een gelegenheidsgezelschap met een beperkte taakstelling.
Artikel 5 Commissies
Dit artikel biedt de kapstok voor het instellen van commissies. Het is aan het algemeen bestuur te besluiten of en zo ja op welke wijze de besluitvorming over voorstellen aan het algemeen bestuur wordt voorbereid. Onderscheid wordt gemaakt tussen het instellingsbesluit en het besluit tot vaststelling van een reglement van orde voor de vergaderingen van de commissies.
 
Artikel6 Gedragscode
Op grond van artikel 33, derde lid van de Waterschapswet stelt het algemeen bestuur een gedragscode vast voor de leden van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. In de gedragscode kan het algemeen bestuur afspraken vastleggen over het optreden als bestuurder. Integriteit maakt hiervan een belangrijk onderdeel uit. Ondertekening van een verklaring benadrukt het belang dat aan correct gedrag van openbaar bestuurders wordt gehecht, al is de gedragscode juridisch niet bindend.
Hoofdstuk II Toelating van nieuwe leden; benoeming lid van het dagelijks bestuur; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel 2.95 Waterschapsbesluit). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel 2.96 Waterschapsbesluit). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan het algemeen bestuur stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van het algemeen bestuur toegelaten te worden.
Dit omvat de volgende stukken:
  • -
    een ondertekende verklaring met een opgave van de andere functies dan het lidmaatschap van het algemeen bestuur die hij bekleedt, en
  • -
    een uittreksel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en –datum (indien voor het eerst gekozen).
Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Dit onderzoek wordt voorbereid door een door het algemeen bestuur te benoemen commissie onderzoek geloofsbrieven. Bij het onderzoek zal ook de vraag worden betrokken of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie onderzoek geloofsbrieven brengt verslag uit aan het algemeen bestuur; dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Ingevolge artikel 24 van de Waterschapswet beslist het algemeen bestuur over de toelating van zijn leden. De formulering van het eerste lid benadrukt derhalve dat het algemeen bestuur en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het stembureau nieuwe leden kennis heeft gegeven van hun benoeming. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt in de eerste samenkomst van het nieuwe algemeen bestuur na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
Er is een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe algemeen bestuur of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing dienen de algemeen bestuursleden in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte af te leggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van het algemeen bestuur over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van het algemeen bestuur bij het aanvaarden van het lidmaatschap van het algemeen bestuur moet afleggen, is in artikel 50 van de Waterschapswet vastgelegd.
Artikel 8 Verkiezing en benoeming leden dagelijks bestuur
In artikel 10 van het Reglement voor het Waterschap Vechtstromen is bepaald dat na de verkiezingen de leden van het dagelijks bestuur worden benoemd in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling. Uiteraard moet eerst een besluit worden genomen over de omvang van het dagelijks bestuur met inachtneming van het bepaalde in het waterschapsreglement. Vervolgens vinden verkiezingen plaats tussen door de fracties voorgedragen kandidaten. Vanuit de gedachte dat de meerderheid van het algemeen bestuur bestaat uit gekozen vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen, is er voor gekozen eerst de dagelijks bestuursleden uit die categorie te doen benoemen. Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Waterschapswet. De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het dagelijks bestuur, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor een lid van het dagelijks bestuur zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (artikelen 31 en 45 Waterschapswet).Het ligt voor de hand om voor het benoemen van lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.
Artikel 9 Fracties
De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in het algemeen bestuur vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. En voor de categorie ingezetenen hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde belangengroeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van algemeen bestuur ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties. Bij de aanvang van de eerste zitting van het nieuwe algemeen bestuur na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van het algemeen bestuur de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in het algemeen bestuur en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Ook de door de koepels aangewezen leden worden als fracties beschouwd.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden het algemeen bestuur verlaten. Het beëindigen van de zitting in het algemeen bestuur kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Het is ook mogelijk dat een lid van het algemeen bestuur zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie van de categorie ingezetenen. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Waterschapswet/ Waterschapsbesluit kent bij de verkiezingen deelnemende belangengroeperingen, maar een zetel “hoort” niet bij een belangengroepering, maar is verbonden aan de “volksvertegenwoordiger” die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Het algemeen bestuur heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de voorzitter van het algemeen bestuur is voldoende. Het algemeen bestuur is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Het provinciaal reglement bepaalt het aantal vertegenwoordigers van de geborgde belangen; het is dus formeel niet mogelijk dat een gekozen vertegenwoordiger van de categorie ingezetenen lid wordt van een fractie samengesteld uit benoemde vertegenwoordigers en omgekeerd dat benoemde vertegenwoordigers lid worden van een fractie uit de categorie ingezetenen.
Hoofdstuk III Vergaderingen
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 11 Oproep
De voorzitter nodigt de leden van het algemeen bestuur uit voor de vergadering. Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste zeven dagen vóór een vergadering de leden een oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Deze aankondiging vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, eveneens ten minste zeven dagen voor de vergadering worden toegezonden. Dat in beide leden dezelfde uiterste termijn wordt genoemd, betekent niet dat alle genoemde stukken dan ook tegelijkertijd moeten worden verzonden. Het is mogelijk dat de oproep eerder wordt verzonden dan de stukken (andersom ligt niet voor de hand, maar is in beginsel wel mogelijk). De in artikel 37, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. De stukken en oproep worden bij voorkeur (maar niet verplicht) per e-mail verstuurd.
Artikel 12 Openbaar maken van stukken
In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde “achterliggende” stukken waarvan vaak in het algemeen bestuursvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Uiteraard dienen alle geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om deze stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de oproep op de website van het waterschap geplaatst. De stukken met betrekking tot voorstellen aan het algemeen bestuur die worden behandeld in een besloten vergadering van het algemeen bestuur, worden bij de secretaris ter inzage gelegd voor de leden van het algemeen bestuur.
 
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 13 Presentielijst
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit artikel 38b en 38c Waterschapswet. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen (het stemquorum dient steeds voorafgaand aan een stemming te worden gecontroleerd). De ondertekening door voorzitter en secretaris dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het vergaderquorum steeds aanwezig was.
Artikel 14 Zitplaatsen
Voor ordentelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder zijn vaste zitplaats heeft. De voorzitter kan de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.
Artikel 15 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende algemeen bestuursleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Ingeval een vergadering niet kan worden geopend, kan ingevolge artikel 38b, tweede lid, onder b, van de Waterschapswet in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum.
Artikel 16 Agenda
De agenda wordt opgesteld door het dagelijks bestuur.
Artikel 17 Verslag en besluitenlijst
Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de secretaris en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het conceptverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. Het is aan het algemeen bestuur om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep. Dit artikel verplicht tevens tot het zo spoedig mogelijk opstellen van een besluitenlijst, om zo spoedig mogelijk bekendheid te kunnen geven aan de door het algemeen bestuur genomen besluiten.
Artikel 18 Ingekomen stukken
Omtrent de ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een commissie, ter afdoening in handen stellen van het dagelijks bestuur etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur zijn ook een ingekomen stuk. De wijze van afdoening wordt ter vergadering aan de orde gesteld. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 19 Hamerstukken
Bij het opstellen van de agenda voor de vergadering van het algemeen bestuur bepaalt het dagelijks tevens welke voorstellen als hamerstuk worden geagendeerd.
Als een fractie het niet eens is met deze inschatting, wordt over het betreffende voorstel in de vergadering beraadslaagd.
 
Artikel20 Beraadslaging
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid de vergadering te schorsen voor nader onderling beraad.
Artikel 21 Deelname aan beraadslaging door derden
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 39 Waterschapswet geregelde verschoningsrecht van leden van het algemeen bestuur en anderen die deelnemen aan de vergadering (zij kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken op hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd). De voorzitter heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 94 de Waterschapswet. In het tweede lid wordt het begrip “beslissing” gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 22 Spreektermijnen
Indien het algemeen bestuur van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de algemeen bestuursleden in de eerste en tweede termijn. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Artikel 23 Spreektijd
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat het algemeen bestuur ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat leden van het algemeen bestuur vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van het algemeen bestuur zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.
Indien een lid van het algemeen bestuur door zijn optreden de orde verstoort, kan de voorzitter hem op grond van het tweede lid van dit artikel tot de orde roepen en eventueel het woord ontzeggen voor de verdere behandeling van het betreffende onderwerp.
Indien nodig kan de voorzitter erop aansturen dat het betreffende lid van het algemeen bestuur uit de vergadering wordt verwijderd. Hij doet dit door een voorstel van die strekking aan het algemeen bestuur voor te leggen.
Artikel 25 Einde beraadslaging
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij het algemeen bestuur anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen. Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de voorzitter de wijze van stemming aan de orde stelt.
 
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Als regel zal stemmen bij handopsteking toereikend zijn. Maar een lid kan ook vragen om hoofdelijke stemming. Het algemeen bestuur heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het tweede lid kan enkel toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van het algemeen bestuur kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van het algemeen bestuur verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een lid van het algemeen bestuur als gekozen of benoemde vertegenwoordiger van zijn categorie van belanghebbenden dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers of benoemende koepels) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Uit de Winsum-uitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet (overeenkomend met artikel 38a Waterschapswet) afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in vertegenwoordigende lichamen. In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel, neergelegd in artikel 2:4 Awb, voorrang boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Voorop dient te staan dat de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele lid van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan slechts waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging (artikel 156 Waterschapswet) als individuele leden van het algemeen bestuur door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken.
Het is mogelijk in de gedragscode als bedoeld in artikel 33, derde lid, Waterschapswet hierover iets op te nemen, ook al is de gedragscode in juridische zin niet bindend.
Artikel 28 Stakende stemmen
Indien bij het staken van stemmen de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 32 Stemming over personen
Over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dient de stemming schriftelijk te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze is geheimhouding gewaarborgd. Het reglement van orde gaat uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje. In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Bij twijfel beoordeelt het algemeen bestuur uiteindelijk of een stembriefje behoorlijk is ingevuld.
Bij een benoeming stelt het algemeen bestuur een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (lid van het dagelijks bestuur, secretaris, ombudsman etc). Op het stembiljet kan de naam van de te benoemen persoon met daarachter de opties “voor” en “tegen” worden vermeld. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor het algemeen bestuur bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties “voor” en “tegen”. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, het algemeen bestuur mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming. Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen te worden vermeld met daarachter de opties “voor” en “tegen” én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.
Hoofdstuk IV Rechten van leden
Artikel 35 Amendementen
De definitie van amendement is opgenomen in artikel 1. Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van het algemeen bestuur reëel inhoud krijgen. Ook kleine fracties en individuele leden van het algemeen bestuur moeten in staat gesteld worden (sub)amendementen in te dienen. Daarom is niet bepaald dat een amendement door een aantal andere leden inhoudelijk moet worden ondersteund. Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel PM.
Artikel 36 Moties
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politiek-bestuurlijke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politiek-bestuurlijke betekenis. Daarom is het dagelijks bestuur formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het dagelijks bestuur leiden tot een vertrouwensbreuk tussen algemeen en dagelijks bestuur en uiteindelijk leiden tot ontslagbesluiten van één of meer leden van het dagelijks bestuur (m.u.v. de voorzitter), indien deze niet uit eigen beweging ontslag nemen. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Anders dan bij amendementen is hier bepaald dat de motie door drie andere leden moet worden ondersteund.
Artikel 37 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan het algemeen bestuur ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door het algemeen bestuur. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen.
Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel PM).
Artikel 38 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de nodige voorstellen te doen. Maar leden van het algemeen bestuur moeten ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij het algemeen bestuur kunnen indienen als het dagelijks bestuur niet of naar het oordeel van één of meer leden niet tijdig zelf met voorstellen komt. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Het algemeen bestuur beslist bij de vaststelling van de agenda of een initiatiefvoorstel op de agenda blijft staan. Het vierde lid biedt de mogelijkheid nadere regels te stellen.
Artikel 39 Interpellatie
Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een lid van het algemeen bestuur om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter te vragen. Daarvoor is verlof van het algemeen bestuur nodig.
Artikel 40 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van het algemeen bestuur het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een lid van het algemeen bestuur schriftelijke vragen stellen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient voor schriftelijke beantwoording zorg te dragen.
Artikel 41 Vragenhalfuur
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van een vragenhalfuur. Een rondvraag is minder gangbaar.
Hoofdstuk V Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 42 Verslag en verantwoording
Leden van het algemeen bestuur (of in voorkomende gevallen de voorzitter, een lid van het dagelijks bestuur of de secretaris), die in opdracht van het algemeen bestuur zitting hebben in het bestuur van een andere rechtspersoon, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de andere rechtspersoon functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur, die hen heeft aangewezen. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in een commissie kan plaatsvinden.
Hoofdstuk VI Besloten vergadering
Artikel 43 Algemeen
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing voor zover dit strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal het algemeen bestuur moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 37 van de Waterschapswet wordt opgelegd dan wel opgeheven. In artikel 35 van de Waterschapswet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor “het sluiten van de deuren”, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Artikel 44 Verslag
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 35, vierde lid, van de Waterschapswet. In overeenstemming met artikel 18 is de secretaris verantwoordelijk voor het verslag van het algemeen bestuursvergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt bij hem ter inzage.
 
Artikelen 45 en 46 Geheimhouding en opheffing daarvan
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 37 van de Waterschapswet noodzakelijk. Het dagelijks bestuur, de voorzitter of een commissie kunnen ook geheimhouding opleggen. Deze vervalt indien het algemeen bestuur deze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt in een vergadering waar een quorum aanwezig was. Het algemeen bestuur kan de geheimhouding niet onverhoeds opheffen, maar eerst nadat daarover in een besloten vergadering is beraadslaagd.
Naar boven