Bekendmaking van nieuwe regels voor beregenen uit grondwater - Besluit beregenen uit grondwater 2014

De secretaris-directeur van waterschap Brabantse Delta maakt bekend dat het dagelijks bestuur van Waterschap Brabantse Delta in de vergadering van 17 juni 2014 het 'Besluit beregenen uit grondwater 2014' heeft vastgesteld.

Daarnaast hebben het algemeen bestuur van Waterschap Brabantse Delta in de vergadering van 11 juni 2014 de ‘Partiële herziening Keur 2014’ en het dagelijks bestuur van Waterschap Brabantse Delta in de vergadering van 17 juni 2014 ook de 'Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste' en de 'Beleidsregel actualiseren grondwatervergunningen' vastgesteld. Deze besluiten worden ieder afzonderlijk bekendgemaakt.

Achtergrond

Het waterschap is sinds 2009 bevoegd gezag voor de meeste grondwateronttrekkingen. In juni 2013 heeft het waterschap al veel regels voor grondwateronttrekking aangepast. De invoering van nieuwe regels voor beregening uit grondwater is toen uitgesteld in afwachting van een nader onderzoek naar mogelijke effecten van het beleid op Natura 2000-gebieden. Nu dit onderzoek is afgerond is het waterschap van plan de nieuwe regels voor beregening uit grondwater alsnog in te voeren. Deze nieuwe regels worden nu in ontwerp ter inzage gelegd.

De nieuwe regels voor beregening uit grondwater zijn eenvoudiger maken en bieden meer flexibiliteit. Daarnaast sluit het grondwaterbeheer beter aan op de lokale omstandigheden. Alleen binnen de zogeheten Volledig Beschermde Gebieden, attentiegebieden en in zones rondom Natura 2000-gebieden (invloedsgebieden Natura 2000) verandert er niets.

De nieuwe regels voor beregening uit grondwater bestaan uit vier onderdelen:

  • 1.Partiële herziening Keur 2014;

  • 2.Besluit beregenen uit grondwater 2014;

  • 3.Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste;

  • 4.Beleidsregel actualiseren grondwatervergunningen.

Besluit beregenen uit grondwater 2014

Dit besluit regelt:

  • 1.Het aanpassen van de Algemene regels grondwater. Voor veel vormen van beregenen uit grondwater gelden nu algemene regels. Dit betekent dat als men voldoet aan de voorwaarden uit de algemene regels, geen vergunning meer nodig is. In dat geval volstaat een melding. Gevallen die niet onder de algemene regels vallen blijven vergunningplichtig.

  • 2.Het aanpassen van het hoofdstuk ‘Grondwater’ in de ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en Keur’. Deze beleidsregel bevat richtlijnen voor die grondwateronttrekkingen die vergunningplichtig blijven. In het vergunningenbeleid zijn mogelijkheden voor beregenen van gewassen met grondwater versoepeld.

Voor de nieuwe regels is een passende beoordeling conform de Natuurbeschermingswet opgesteld. Op basis daarvan gaan de nieuwe regels voor beregenen niet gelden in gebieden rondom de Natura 2000-gebieden, omdat daar negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden niet uitgesloten kunnen worden. Daar blijven de bestaande regels nog van kracht. Deze gebieden staan als ‘invloedsgebieden Natura 2000’ op de kaart bij de Algemene regels grondwater aangegeven. Het waterschap gaat de komende maanden nog nader onderzoek verrichten naar een verfijning van deze gebieden. Het waterschap heeft er voor gekozen om de gebieden die volgens de passende beoordeling al wel vrijgegeven kunnen worden, niet op die verfijning te laten wachten.

Terinzagelegging

De besluiten liggen met ingang van dinsdag 24 juni gedurende 6 weken ter inzage op het kantoor van het waterschap aan de Bouvignelaan 5 te Breda. De stukken zijn in te zien op werkdagen van 9.00 uur tot 16.00 uur. Verder zijn de stukken gedurende dezelfde periode te lezen op en te downloaden van de website van het waterschap: www.brabantsedelta.nl.

Inwerkingtreding

Deze besluiten ter in werking op de dag na de bekendmaking in het waterschapsblad.

Bewaar en beroep

Tegen het vaststellen van deze besluiten is geen bezwaar of beroep mogelijk.

Namens het dagelijks bestuur,

De secretaris-directeur,

ir. H.T.C. van Stokkom

Breda, maandag 23 juni 2014

Waterschap Brabantse Delta

Postbus 5520, 4801 DZ BREDA

Bouvignelaan 5, 4836 AA BREDA

T 076 564 10 00

F 076 564 10 11

E info@brabantsedelta.nl

I www.brabantsedelta.nl

Besluit beregenen uit grondwater 2014

Het dagelijks bestuur van Waterschap Brabantse Delta;

gelezen het ambtelijk advies over vaststelling algemene regels en beleidsregels voor nieuw grondwaterbeleid (2e tranche) van 3 juni 2014, nummer 14IT014906;

overwegende dat het dagelijks bestuur op 15 december 2009 de ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en keur’ heeft vastgesteld en deze laatst gewijzigd heeft op 18 juni 2013;

overwegende dat het dagelijks bestuur op 18 juni 2013 de ‘Algemene regels grondwater’ heeft vastgesteld;

overwegende dat de aanpassingen in de algemene regels en beleidsregel met betrekking tot grondwater toen ten doel hadden nieuwe regels ten aanzien van grondwater in te voeren, maar dat het invoeren van nieuwe regels voor de beregening van gewassen met grondwater zijn uitgesteld, hangende nader onderzoek naar mogelijke significante effecten van die nieuwe regels op Natura 2000-gebieden. Naar aanleiding van het sindsdien uitgevoerde nader onderzoek en een passende beoordeling ‘Passende Beoordeling beregeningsbeleid Noord-Brabant’ worden is het voorstel voor nieuwe regels op onderdelen aangepast;

gezien het voornemen uit het Waterbeheerplan 2010-2015 om de regelgeving ten aanzien van grondwater te heroverwegen. Dit voornemen hebben de waterschappen Aa en Maas en De Dommel eveneens in hun waterbeheerplannen opgenomen;

gezien de drie waterschappen gezamenlijk de heroverweging van het grondwaterbeleid hebben voorbereid in overleg met belangenorganisaties en de provincie. Hiertoe is op 31 januari 2014 te ’s-Hertogenbosch de ‘Intentieovereenkomst beregenen uit grondwater’ ondertekent door de waterschappen, ZLTO, Staatsbosbeheer, Brabants Landschap, Natuurmonumenten en de Brabantse Milieufederatie. Dit heeft geleid tot een gelijkluidend voorstel voor nieuw beleid, welke in de algemene regels en beleidsregels verankerd worden;

gezien artikel 7 van de algemene regels in de praktijk niet goed van toepassing bleek op tijdelijke bouwputten ten behoeve van inspectie en reparatie van ondergrondse leidingen of andere installaties. Dit is met het oog op deregulering wenselijk, zodat dit in het aangepaste ontwerp besluit is aangepast;

gezien de ‘Beleidsregel voor het verlenen van ontheffing op het verbod voor beregenen van grasland met grondwater bij grote droogte (5%-regeling)’ die het dagelijks bestuur op 4 mei 2010 heeft vastgesteld wordt geïntegreerd in een nieuwe beleidsregel voor het omgaan met agrarische grondwateronttrekkingen bij schaarste, zodat deze niet langer apart nodig is;

gezien aanpassingen in landelijke regelgeving en beleid waardoor het beleid voor omgekeerde osmose kan komen te vervallen aangezien landelijke regels daarin thans voorzien;

gezien de aangepaste ontwerp besluiten opnieuw de inspraakprocedure doorlopen hebben;

gezien het algemeen bestuur hiertoe in haar vergadering van 11 juni 2014 de ‘Keur waterschap Brabantse Delta’ heeft herzien;

gelet op de Waterwet –in het bijzonder artikel 6.4-, het Waterbesluit –in het bijzonder artikel 6.11-, Waterregeling, het Besluit bodemkwaliteit de Verordening Water Noord-Brabant, de Algemene wet bestuursrecht en de Keur waterschap Brabantse Delta;

B E S L U I T :

  • 1.De ‘Algemene regels grondwater’ zoals deze op 18 juni 2013 door het dagelijks bestuur is vastgesteld als volgt te wijzigen:

    • a.Artikel 4 komt te luiden:

      Artikel 4 Beregening van grasland

      • 1.Een vergunning tot het onttrekken van grondwater is niet vereist voor beregening van grasland:

        • a.voor zover de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten de volledig beschermde gebieden en attentiegebieden zoals die zijn aangegeven op de bij de Keur behorende Keurkaart beschermde gebieden en buiten de invloedsgebieden Natura 2000 die zijn aangewezen op de kaart behorende bij deze algemene regels;

        • b.de onttrekkingsinrichting een maximale pompcapaciteit heeft van 70 m3 per uur;

        • c.er niet meer dan 1 put per 5 hectare aanwezig is;

        • d.de putten zijn niet dieper dan in artikel 1 is bepaald;

        • e.de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

      • 2.Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende voorschriften:

        • a.het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor graslandberegening;

        • b.er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor het beoogde gebruik;

        • c.de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

      • 3.Vergunningen verleend voor activiteiten als bedoeld in dit artikel vervallen met ingang van 1 januari 2018.

      • 4.Het bepaalde in het eerste lid, onder e, vervalt per 1 januari 2018.

      • 5.Het bepaalde in het tweede lid, onder c, treedt eerst in werking per 1 januari 2018.

       

    • b.Artikel 5 komt te luiden:

      Artikel 5 Beregening van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt

      • 1.Een vergunning tot het onttrekken van grondwater is niet vereist voor gebruik ten behoeve van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt:

        • a.voor zover de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten de volledig beschermde gebieden en attentiegebieden zoals die zijn aangegeven op de bij de Keurkaart beschermde gebieden en buiten de invloedsgebieden Natura 2000 die zijn aangewezen op de kaart behorende bij deze algemene regels;

        • b.de onttrekkingsinrichting een maximale pompcapaciteit heeft van 100 m3 per uur;

        • c.er niet meer dan 1 put per 5 hectare aanwezig is;

        • d.de putten zijn niet dieper dan in artikel 1 is bepaald;

        • e.de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

      • 2.Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende voorschriften:

        • a.het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor beregening van gewassen voor de akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt;

        • b.er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor het boogde gebruik;

        • c.de houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd.

      • 3.Vergunningen verleend voor activiteiten als bedoeld in dit artikel vervallen met ingang van 1 januari 2018.

      • 4.Het bepaalde in het eerste lid, onder e, vervalt per 1 januari 2018.

      • 5.Het bepaalde in het tweede lid, onder c, treedt eerst in werking per 1 januari 2018.

    • c.Aan artikel 7, het eerste lid wordt een sub c toegevoegd dat luidt:

      Bronbemaling van korte duur ten behoeve van reparatie of inspectie van ondergrondse leidingen en installaties die:

      • i.uitsluitend gebruikt wordt voor het droog houden van een bouwput ten behoeve van het inspectie- en reparatiewerk;

      • ii.de pompcapaciteit ten hoogste 70 m3 per uur bedraagt;

      • iii.de onttrekking niet langer dan 5 dagen op één locatie plaatsvindt.

    • d.Aan artikel 9 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt:

      Bij een melding voor een onttrekking conform artikel 4 of 5 wordt tevens het bedrijfswaterplan ingediend.

    • e.Aan artikel 10 wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd:

      Bedrijfswaterplan: plan van waterconserverende en/of waterbesparende maatregelen welke worden genomen door of namens de houder van een onttrekkingsinrichting, door de houder van de onttrekkingsinrichting opgesteld conform een door het bestuur vastgesteld model;

    • f.De kaart behorende de Algemene regels grondwater te vervangen door de kaart ‘Kaart grondwaterdeelgebieden’ met nummer 14IT014959 die behoort bij dit besluit;

    • g.De toelichting bij de algemene regels wordt gewijzigd conform bijlage 1 bij dit besluit;

  • 2.vast te stellen het model bedrijfswaterplan zoals bedoeld in de Algemene regels grondwater en Beleidsregel toepassing Waterwet en keur;

  • 3.De ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en keur’ zoals deze op 18 juni 2013 door het dagelijks bestuur laatst is gewijzigd als volgt te wijzigen:

    • a.in hoofdstuk 10 van de ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en keur’ wordt de paragraaf ‘Vergunningenbeleid voor agrarische beregening’ in het geheel vervangen door een nieuwe paragraaf waarvan de tekst is opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit;

    • b.in hoofdstuk 10 van de ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en keur’ wordt de paragraaf ‘Vergunningenbeleid voor omgekeerde osmose’ in het geheel verwijderd;

    • c.in hoofdstuk 10 van de ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en keur’ wordt aan het einde van de derde zin van paragraaf ‘Vergunningenbeleid voor parken en openbaar groen, golfbanen/recreatie en sportvelden’ tussen de woorden “(…) en dient het gebruik van grondwater” en “te worden gecompenseerd” de woorden ‘ter plaatse’ toegevoegd.

    • d.in hoofdstuk 10 van de ‘Beleidsregel toepassing Waterwet en keur’ wordt aan het einde van paragraaf ‘Vergunningenbeleid voor parken en openbaar groen, golfbanen/recreatie en sportvelden’ de volgende alinea toegevoegd:

      ‘Voor parken en openbaar groen, golfbanen/recreatie en sportvelden die liggen in volledige beschermde gebieden, attentiegebieden of invloedsgebieden Natura 2000 geldt echter dat in die gevallen het vergunningenbeleid voor agrarische beregening gevolgd wordt.’

  • 4.in te trekken de ‘Beleidsregel voor het verlenen van ontheffing op het verbod voor beregenen van grasland met grondwater bij grote droogte (5%-regeling)’;

  • 5.vast te stellen de ‘Beleidsregel agrarische beregening uit grondwater bij schaarste’;

  • 6.vast te stellen de ‘Beleidsregel actualiseren grondwatervergunningen’;

  • 7.vast te stellen de ‘Nota van inspraak Ontwerp nieuwe algemene regels en beleidsregels voor beregenen uit grondwater’;

  • 8.dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking;

  • 9.dit besluit wordt aangehaald als ‘besluit beregenen uit grondwater 2014’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 17 juni 2014,

De dijkgraaf

De secretaris-directeur

Mw ir. ing. C.P.M. Moonen

ir. H.T.C. van Stokkom

Bijlage 1 Toelichting bij algemene regels

Aanpassingen in de artikelsgewijze toelichting

Artikel 4

De toelichting bij artikel 4 komt te luiden:

Met graslandberegening wordt bedoeld het beregenen van percelen met gras die bedoeld zijn voor het houden of weiden van vee en daarmee vergelijkbaar agrarische gebruik. Graslandberegening is in die bedrijfsvoering bedoeld als een manier om voldoende ruwvoer voor vee te produceren.

Een bijzondere gebruiksvorm voor gras is het telen van graszoden. Deze teelt wordt vanwege zijn bijzondere aard niet als grasland beschouwd, maar wordt benaderd als een bijzondere vorm van akkerbouw. Het gaat daar immers niet om de productie voldoende gras voor ruwvoer (waar overigens ook alternatieven voor beschikbaar zijn), of voor het weiden van vee, maar om de teelt van een meer ‘hoogwaardig gewas’.

Voorheen gold voor graslandberegening een vergunningplicht met een zeer terughoudend vergunningenbeleid. Met deze algemene regel wordt nieuw beleid voor beregening uit grondwater ingevoerd. De pompcapaciteit en het gebied waarin wordt onttrokken zijn bepalend of een onttrekking wel of niet is vrijgesteld van de vergunningplicht. Voor de beschermde gebieden, attentiegebieden en zones rondom N2000-gebieden blijft het bestaande regime onverkort van kracht, dit betekent dat de bestaande vergunningen en de bestaande vergunningplicht met het bestaande vergunningenbeleid daar ongewijzigd blijven. Voor de overige gebieden wordt nieuw beleid ingevoerd waarbij meer flexibiliteit en meer gebruik van algemene regels centraal staat. De pompcapaciteit is medebepalend voor de vrijstelling van vergunningplicht en is zodanig gekozen dat deze nog steeds uitnodigt tot verantwoord grondwatergebruik. Immers, een agrariër zal een pomp niet langer in werking laten dan nodig is gezien de (brandstof)kosten en men zal dus naar verwachting niet langer beregenen dan noodzakelijk is.

Daarnaast zijn in de algemene regels enkele voorschriften opgenomen waaraan moet worden voldaan om ongewilde excessen of andere ongewenste effecten (zie ook artikel 7.18 Waterwet) te voorkomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een beperking van het aantal putten, gelet op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater via de bescherming van de scheidende lagen in de bodem. De hier gestelde grenswaarden zijn enerzijds afgestemd op wat in de praktijk bij een goede landbouwpraktijk past qua waterbehoefte. Er is gekeken naar de hoeveelheid water die men normaal gesproken voor een teelt zou onttrekken, met een marge voor verschillen in bedrijfsvoering. Omdat een onttrekkingsinrichting nooit een rendement van 100% kan hebben, is dit vervolgens verhoogd naar een pompcapaciteit die in de praktijk, gegeven de voorgeschreven grondwaterpakketten, in verreweg de meeste gevallen dat debiet kan leveren. Een agrariër met een normale en verantwoorde bedrijfsvoering kan hiermee uit de voeten. Aan de andere kant is de gestelde grens voor de pompcapaciteit wel zodanig gekozen dat deze nog steeds uitnodigt tot verantwoord grondwatergebruik. Immers, een agrariër zal een pomp niet langer in werking laten dan nodig is gezien de (brandstof)kosten en men zal dus naar verwachting niet langer beregenen dan noodzakelijk is. Afwijkingen van de algemene regel blijven zoals voorheen vergunningplichtig. Hierdoor blijft toetsing (en dus maatwerk) in afwijkende gevallen mogelijk.

Op de kaart bij de algemene regels als bedoeld in artikel 1 van de algemene regels zijn tevens invloedsgebieden Natura 2000 aangewezen waarvoor de algemene regels niet gelden (en die dus vergunningplichtig blijven op grond van de keur). Dit zijn gebieden rond Natura 2000-gebieden waar significante effecten van de verruiming van agrarische grondwateronttrekking niet kan worden uitgesloten. In deze gebieden kan een agrariër die grondwater wil gaan onttrekken naast een watervergunning, tevens een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig hebben. Hiervoor is het waterschap echter geen bevoegd gezag.

Voor de overige gebieden word nieuw beleid ingevoerd waarbij meer flexibiliteit en meer gebruik van algemene regels centraal staat. Een overgangsregeling stimuleert vergunninghouders (grasland maar ook akker- en tuinbouw en boomteelt) om op termijn een keuze te maken over hoe zij omgaan met water op hun bedrijf.

Bij het van toepassing worden van de algemene regel blijven de rechtsgevolgen van de vergunning gewoon bestaan en houdt de vergunning voor de houder daarvan betekenis. Dit is alleen anders als dat bij wettelijk voorschrift wordt geregeld/bepaald. Dit pleit voor het opnemen van een overgangsregeling waarin een termijn is opgenomen waarna een vergunning van rechtswege komt te vervallen. De leden 3, 4 en 5 voorzien in een dergelijke overgangsregeling.

Artikel 5

De toelichting bij artikel 4 komt te luiden:

Gelijk aan het nieuwe beleid voor graslandberegening wordt ook meer flexibiliteit per algemene regel ingevoerd voor de akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt. Dit artikel volgt dezelfde opbouw en redenatie, maar is aangepast aan de landbouwpraktijk behorende bij akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt. Onder akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt wordt niet verstaan glastuinbouw, substraatteelten (zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer), en dergelijke. Onder onttrekkingen voor beregening wordt in dit artikel ook verstaan onttrekking ten behoeve van nachtvorstbestrijding.

Artikel 7

Aan de toelichting van dit artikel wordt achteraan toegevoegd:

De algemene regels uit lid 1 onder a en b, bleken in de praktijk niet goed van toepassing op tijdelijke bouwputten ten behoeve van inspectie en reparatie van ondergrondse leidingen en andere installaties. Deze vallen immers niet goed onder de beschrijvingen van sub a, maar het is ook niet altijd een sleufbemaling als bedoeld in sub b. Daarom is aan lid 1 een extra regel toegevoegd in de vorm van sub c, waarbij qua regels aansluiting is gezocht bij sub a en b.

Bijlage 2 Vergunningenbeleid voor agrarische beregening

Gebiedspecifiek beleid voor agrarische beregening

Het nieuwe beleid voor beregenen uit grondwater voorziet in meer flexibiliteit in agrarische gebieden, maar niet in de volledig beschermde gebieden en attentiegebieden (zie keurkaart) en ook niet in zones rondom de Natura 2000-gebieden, de invloedsgebieden Natura 2000 (zie de kaart bij de algemene regels grondwater). Daar blijft het bestaande standstillbeleid van kracht. Deze beleidsregel bevat dan ook twee sporen voor het vergunningenbeleid. Eén spoor conform het bestaande standstillbeleid voor de volledig beschermde gebieden, attentiegebieden en invloedsgebieden Natura 2000, en één spoor met flexibeler beleid voor de overige gebieden.

Vergunningenbeleid voor de volledig beschermde gebieden, attentiegebieden en invloedsgebieden Natura 2000

In beginsel verlenen we in deze gebieden geen nieuwe vergunningen voor beregening. Bedrijven zullen bij het opstellen van bedrijfsplannen uit moeten gaan van de bestaande situatie en het al dan niet beschikbaar zijn van een bestaande vergunning. We stimuleren vermindering van het gebruik van grondwater voor beregening via projecten en afspraken met de sector. Indien een besparing wordt bereikt binnen het bestaande gebruik, achten we een verruiming van de onttrekkingen voor (nieuwe) kapitaalintensieve teelten mogelijk.

Om het grondwatergebruik voor beregening te beheersen geldt dat:

  • Geen nieuwe vergunningen meer worden verleend voor beregening;

  • Bestaande grondwateronttrekkingen niet mogen worden verplaatst. Alleen bij de realisatie van overheidsplannen kan een grondgebruiker die het bestaand gebruik moet beëindigen, een put verplaatsen naar een nieuw perceel. De nieuwe put mag hierbij niet zijn gelegen in een Volledig beschermd gebied of Attentiegebied.

  • Grasland niet mag worden beregend voor 1 juni en in juni en juli niet tussen 11:00 en 17:00 uur. (Dit is opgenomen in de vergunning, hierbij is tevens voorzien in een ontheffingsregeling)

  • Voor intensieve grondgebonden teelten, waarbij vruchtwisseling belangrijk is, kan een raamvergunning voor worden verleend, waarin de totale pompcapaciteit per uur is aangegeven en de maximale diepte van de put. Bij wijzigingen moet de locatie van de te gebruiken put(ten) worden opgegeven. De nieuwe put mag niet zijn gelegen in Volledig beschermd gebied of Attentiegebied. In raamvergunningen wordt de voorwaarde opgenomen dat de vergunning nooit meer kan worden gebruikt voor de beregening van grasland.

  • Bestaande putten mogen worden vervangen binnen 50 meter van de bestaande ingemeten locatie, waarbij de nieuwe put dezelfde diepte dient te hebben als de bestaande of ondieper dient te zijn, maar deze niet dieper mag zijn dan 80 meter. Deze voorwaarde is eveneens in de vergunningen opgenomen.

  • Bij overdracht van eigendommen en/of bodemgebruik kan een vergunning overgaan op een rechtsopvolger. Dit kan ook betrekking hebben op een deel van de vergunning, waarbij echter elk deel van de vergunning minimaal dient te bestaan uit een put en 11 m3 per uur pompcapaciteit. Waarbij de totale pompcapaciteit en het aantal putten in de beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden en invloedsgebieden Natura 2000 niet toeneemt.

Om een verruiming van de onttrekkingen t.b.v. de agrarische sector (met name intensieve, grondgebonden teelten) mogelijk te maken zijn bij de georganiseerde landbouw plannen in voorbereiding om extra besparingen te realiseren door het introduceren van technieken op gebied van precisie landbouw en toepassing van satellietbeelden. Indien door deze besparingen bereikt wordt dat de gemiddelde onttrekking in Noord-Brabant kleiner wordt dan 40 miljoen m3 per jaar, geldt in aanvulling op het bestaande vergunningenbeleid voor beregening:

  • Verplaatsing van grondwateronttrekkingen zal worden toegestaan, onder de voorwaarde dat de te verplaatsen put niet meer gebruikt mag worden voor graslandberegening. De nieuwe put mag niet zijn gelegen in Volledig beschermd gebied of een Attentiegebied en niet dieper zijn dan 80 meter;

  • Nieuwe vergunningen kunnen worden verleend tot een maximum van de hoeveelheid onttrokken grondwater als in het voorgaande jaar zijn ingetrokken. Waterschappen kunnen besluiten om het beschikbare aantal te herverdelen tussen de waterschapsgebieden.

Vergunningenbeleid voor de overige gebieden

Voor agrarische beregening wordt onderscheid gemaakt tussen graslandberegening, akkerbouw- en tuinbouwberegening en overige beregeningen voor glastuinbouw, boomteelt en dergelijke.

Voor agrarisch gebruik geldt dat de onttrekkingsinrichting veelal bestaat uit een pomp met meerdere putten. Er wordt niet uit alle putten tegelijkertijd onttrokken, maar meerdere putten zijn nodig vanwege de omvang van agrarische bedrijven en teeltwisselingen. Bij agrarische onttrekkingen zijn twee doelstellingen van belang. Enerzijds het onder controle houden van de hoeveelheden onttrokken grondwater, anderzijds de bescherming van de kwaliteit van het diepere grondwater door middel van het beschermen van de slechtdoorlatende lagen tegen onnodige doorboringen. Voor beregening van grasland, akkerbouw en vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt geldt dat dit primair via algemene regels gereguleerd wordt. Vergunningverlening is nog aan de orde bij een voorgenomen afwijking van de algemene regels, zoals een groter aantal putten of een groter pompcapaciteit dan in de algemene regels is toegestaan. Aangezien de algemene regels afgestemd zijn op de draagkracht van het grondwatersysteem, een normale bedrijfsvoering, en gezien de algemene uitgangspunten ten aanzien van grondwatergebruik, zal getoetst worden of het aangevraagde redelijk en noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en wat er aan waterbesparing en/of waterconservering gedaan kan worden ten einde zuinig grondwatergebruik te realiseren. Zoals ook bij de algemene regels wordt ook hier een bedrijfswaterplan vereist, conform hetzelfde model. Er kunnen met het oog op zuinig grondwatergebruik in de vergunning waterconserverende of waterbesparende maatregelen voorgeschreven worden. Voor de maximale diepten worden in beginsel de algemene regels gevolgd.

Voor overige teelten zoals glastuinbouw en container- en substraatteelten zijn geen algemene regels vastgesteld, omdat deze bedrijven wat betreft de watervoorziening complexer en meer divers zijn. Bovendien gelden voor dergelijke bedrijven ook tal van andere regels op grond van de Waterwet waarvoor vergunning nodig is of voorschriften op basis van landelijke regelgeving gelden. Een voorbeeld hiervan is de gesloten waterhuishouding bij substraatteelt. Deze is primair ingegeven vanuit waterkwaliteitsoogpunt, maar heeft als neveneffect ook een zuiniger gietwatergebruik. Een ander voorbeeld is het gebruik van een retentiebassin met overcapaciteit als gietwatervoorziening in de glastuinbouw. Voor deze teelten geldt dat conform de algemene lijn voor grondwatergebruik getoetst wordt in hoeverre andere alternatieven beschikbaar zijn, waarbij getracht wordt het gebruik van grondwater en de voorwaarde die daaraan gesteld worden, zo veel mogelijk af te stemmen met andere regels en voorschriften uit andere hoofde.

Naar boven