Waterschapsblad van Waterschap Vechtstromen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Vechtstromen | Waterschapsblad 2014, 1023 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waterschap Vechtstromen | Waterschapsblad 2014, 1023 | Verordeningen |
Kenmerk: WVS - 26
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen;
gezien het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 25 juni 2013;
gelet op artikel artikelen 56, 77 en 78 van de Waterschapswet en artikel 7.14 van de Waterwet;
BESLUIT
vast te stellen de Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Vechtstromen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.bestuur: het dagelijks bestuur van waterschap Vechtstromen;
b.verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 2;
c.schade: schade als bedoeld in artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht;
d.commissie: de adviescommissie, bedoeld in artikel 5 van deze verordening.
Een verzoek om vergoeding van schade wordt schriftelijk ingediend bij het bestuur.
Het verzoek wordt ondertekend en bevat naast de vereisten genoemd in de Algemene wet bestuursrecht:
a.de datum of het tijdstip dat de schade zich aan de verzoeker voor het eerst heeft geopenbaard en een onderbouwing daarvan;
b.een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van de verzoeker dient te worden vergoed.
De verzoeker verschaft de gegevens en bescheiden die voor het nemen van een besluit op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen;
Het bestuur bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van het verzoek en stelt de verzoeker daarbij in kennis van de te volgen procedure op grond van deze verordening.
Indien naar het oordeel van het bestuur niet of niet voldoende is voldaan aan het gestelde in het tweede of derde lid, stelt deze de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het bestuur te stellen termijn.
Het bestuur kan overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht besluiten de aanvraag niet te behandelen indien het verzoek niet overeenkomstig artikel 2 is ingediend.
Het bestuur kan het verzoek zonder nader onderzoek of advies van de commissie afdoen indien:
a.het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is;
b.het naar zijn oordeel kennelijk gegrond is;
c.het voor de betreffende specifieke categorieën van schadeveroorzakende gebeurtenissen beleidsregels heeft vastgesteld ten aanzien van de berekening van de hoogte van de te vergoeden schade.
Een besluit om het verzoek overeenkomstig het eerste lid af te doen, wordt aan de verzoeker per aangetekende brief meegedeeld binnen acht weken na ontvangst van het verzoek dan wel binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de verzoeker het verzuim kon herstellen.
Het bestuur kan de in het vorige lid bedoelde termijn éénmaal met een redelijke termijn verlengen. Het bestuur stelt de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.
Het bestuur stelt een commissie in die tot taak heeft het bestuur te adviseren ten aanzien van de besluiten op verzoeken om schadevergoeding.
De commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden, die door het bestuur voor een periode van vier jaren worden benoemd. Herbenoeming is mogelijk. Het bestuur benoemt tevens een plaatsvervangend voorzitter en twee plaatsvervangende leden.
Het bestuur verleent ontslag na een schriftelijke kennisgeving van het betreffende lid. Het bestuur kan tevens op eigen initiatief de leden van de commissie schorsen of ontslag verlenen, indien naar het oordeel van het bestuur daartoe gegronde reden bestaat.
De leden van de commissie maken geen deel uit van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van het waterschap. De leden maken tevens geen deel uit van de bezwaarschriftencommissie van het betreffende waterschap.
De voorzitter en de overige leden van de commissie ontvangen door het bestuur vast te stellen bezoldigingen.
De leden van de commissie hebben een geheimhoudingsplicht.
De commissie is adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het bestuur voorziet in het secretariaat van de commissie.
Het secretariaat heeft een geheimhoudingsplicht.
Indien geen toepassing wordt gegeven aan de artikelen 3 en 4, stelt het bestuur het verzoek om schadevergoeding na ontvangst van de informatie als bedoeld in artikel 2 in handen van de commissie.
Het bestuur en de verzoeker verschaffen de commissie op verzoek aanvullende gegevens en bescheiden die voor het geven van het advies nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
De commissie doet in elk geval onderzoek naar:
a.de vraag of de verzoeker schade heeft geleden, dan wel schade zal lijden;
b.de vraag of de door de verzoeker gestelde schade een gevolg is van een rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer;
c.de omvang van de schade als bedoeld onder a.;
d.de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven;
e.de vraag of de vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
De commissie kan inlichtingen en adviezen van deskundigen inwinnen en een plaatsopneming houden. De kosten die hier redelijkerwijs uit voortvloeien komen ten laste van het waterschap.
De commissie stelt de verzoeker en het bestuur in de gelegenheid om te worden gehoord.
Indien de verzoeker of het bestuur wenst af te zien van de mogelijkheid te worden gehoord, stellen zij de commissie daarvan schriftelijk in kennis.
Van het horen wordt een verslag opgemaakt.
De commissie geeft tijdens of zo spoedig mogelijk na de hoorzitting aan hoeveel tijd zij nodig heeft voor het opstellen van een advies.
De commissie brengt advies uit op basis van haar bevindingen.
Het advies gaat in ieder geval in op:
a.de in artikel 7, derde lid genoemde onderwerpen;
b.de hoogte van de uit te keren schadevergoeding;
c.indien het verzoek daartoe aanleiding geeft, dan wel indien het bestuur een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.
De commissie brengt advies uit binnen de door de commissie aangegeven termijn. Zij kan deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen.
De commissie zendt het advies terstond toe aan de verzoeker en het bestuur, en voegt hierbij het verslag van het horen.
Het besluit wordt de verzoeker binnen twee weken na de vaststelling toegezonden.
Het bestuur draagt binnen zes weken na het onherroepelijk worden van het in artikel 4:130 Awb bedoelde besluit zorg voor betaling van het vastgestelde bedrag.
De betaling vindt plaats onder verrekening van eventueel met toepassing van verleende voorschotten als bedoeld in artikel 4: 95, eerste lid Algemene wet bestuursrecht en artikel 12 van deze verordening.
Indien de schade in een andere vorm dan geld wordt vergoed, wordt daarmee een aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van het in artikel 10 bedoelde besluit.
Bij het verlenen van een voorschot op de schadevergoeding informeert het bestuur informeert de commissie over het besluit.
Indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onbillijk moet worden aangemerkt, kan het bestuur van het gestelde in deze verordening afwijken.
De Schadecompensatieregeling, vastgesteld bij besluit van 9 december 1993, blijft van toepassing op verzoeken om vergoeding van schade als gevolg van rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer, van vóór 22 december 2009.
De Verordening nadeelcompensatie 2006 blijft van toepassing op verzoeken om schadevergoeding die zijn ingediend voor 23 november 2010.
Met de inwerkingtreding van de Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Vechtstromen wordt de Procedureverordeningen nadeelcompensatie 2010 van waterschap Regge en Dinkel ingetrokken.
1.Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2014.
2.Deze verordening wordt aangehaald als Procedureverordening nadeelcompensatie waterschap Vechtstromen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 januari 2014 te Almelo.
Het algemeen bestuur van het waterschap Vechtstromen,
dr. S.M.M. Kuks, interim-watergraaf drs. O. Dijkstra, secretaris
Het vergoeden van schade die is ontstaan door een rechtmatig handelen door een bestuursorgaan wordt ‘nadeelcompensatie’ genoemd. Artikel 7.14 van de Waterwet (Wtw) bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer.
Artikel 7.14 Wtw heeft niet alleen betrekking op schade die uit de toepassing van de Waterwet voortvloeit maar ook op de uitoefening van taken en bevoegdheden die zowel op de Waterschapswet als op een verordening zoals de keur berusten.
Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen die onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw vallen zijn onder meer de uitvoering van waterstaatkundige werkzaamheden, de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, het verlenen, aanscherpen en intrekken van vergunningen of het opleggen van gedoogplichten.
Artikel 7.15 Wtw is een specifieke schadevergoedingsregeling voor schade bij waterberging. Het artikel is geen zelfstandige grondslag voor vergoeding van schade in verband met wateroverlast en overstroming, maar is een nadere uitwerking van artikel 7.14 Wtw. In artikel 7.15 Wtw is uitdrukkelijk geregeld dat ook schade door wateroverlast of overstroming in aanmerking komt voor vergoeding krachtens artikel 7.14 Wtw. Dit betekent echter niet dat elke vorm van wateroverlast of overstroming onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw valt. Uit de samenhang tussen de artikelen 7.14 en 7.15 Wtw volgt dat de wateroverlast of overstroming het gevolg moet zijn van een maatregel die door het waterschap is genomen met het oog op het vergroten van de afvoer- en en bergingscapaciteit van watersystemen.
Naast de schadevergoedingsregeling van artikel 7.14 kent de Waterwet enkele specifieke schaderegelingen: een regeling voor schade toegebracht aan waterstaatswerken (artikelen 7.21 WTw) en een schadevergoedingsregeling in verband met grondwateronttrekkingen (artikel 7.18 Wtw e.v).
De schadevergoedingsregelingen in de wet zijn bedoeld als uitputtende regelingen zodat aanvullende regeling van het recht op schadevergoeding bij verordening zoals een keur of een provinciale verordening niet mogelijk is.
Het vergoeden van schade die is ontstaan door een rechtmatig handelen door een bestuursorgaan wordt ‘nadeelcompensatie’ genoemd. Artikel 7.14 van de Waterwet (Wtw) bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer.
Artikel 7.14 Wtw heeft niet alleen betrekking op schade die uit de toepassing van de Waterwet voortvloeit maar ook op de uitoefening van taken en bevoegdheden die zowel op de Waterschapswet als op een verordening zoals de keur berusten.
Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen die onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw vallen zijn onder meer de uitvoering van waterstaatkundige werkzaamheden, de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, het verlenen, aanscherpen en intrekken van vergunningen of het opleggen van gedoogplichten.
Artikel 7.15 Wtw is een specifieke schadevergoedingsregeling voor schade bij waterberging. Het artikel is geen zelfstandige grondslag voor vergoeding van schade in verband met wateroverlast en overstroming, maar is een nadere uitwerking van artikel 7.14 Wtw. In artikel 7.15 Wtw is uitdrukkelijk geregeld dat ook schade door wateroverlast of overstroming in aanmerking komt voor vergoeding krachtens artikel 7.14 Wtw. Dit betekent echter niet dat elke vorm van wateroverlast of overstroming onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw valt. Uit de samenhang tussen de artikelen 7.14 en 7.15 Wtw volgt dat de wateroverlast of overstroming het gevolg moet zijn van een maatregel die door het waterschap is genomen met het oog op het vergroten van de afvoer- en en bergingscapaciteit van watersystemen.
Naast de schadevergoedingsregeling van artikel 7.14 kent de Waterwet enkele specifieke schaderegelingen: een regeling voor schade toegebracht aan waterstaatswerken (artikelen 7.21 WTw) en een schadevergoedingsregeling in verband met grondwateronttrekkingen (artikel 7.18 Wtw e.v).
De schadevergoedingsregelingen in de wet zijn bedoeld als uitputtende regelingen zodat aanvullende regeling van het recht op schadevergoeding bij verordening zoals een keur of een provinciale verordening niet mogelijk is.
Omdat het waterschap aan de lat staat om de wateropgave het hoofd te bieden door (onder andere) bergingsgebieden te realiseren– en een bestemmingsplanwijziging in het verlengde daarvan ligt – is het onwenselijk dat er voor de gemeente een primaire schadevergoedingsplicht ontstaat (ook al kan zij de hogere kosten verhalen op het waterschap).
De wetgever heeft dat in de Invoeringswet bij de Waterwet onderkend en heeft daarom een ‘voorrangsregeling’ in het leven geroepen (artikel 7.16 Wtw). Deze regeling houdt in dat als er een beroep op de wettelijke nadeelcompensatieregeling uit de Waterwet mogelijk is (artikel 7.14 Wtw), de wettelijke regels ten aanzien van planschade in de Wet ruimtelijke ordening buiten toepassing blijven. Dat betekent dat als een benadeelde kan vragen om nadeelcompensatie (en dat zal bij het aanleggen van bergingsgebieden altijd zo zijn als de wettelijke procedures gevolgd worden) het waterschap ook een oordeel moet geven over het al dan niet aanwezig zijn van planologisch nadeel door een eventuele wijziging van het bestemmingsplan.
Hoe het waterschap tot een oordeel over de ruimtelijke aspecten moet komen, zegt de wetgever niet, anders dan de regeling die voor de nadeelcompensatieverzoeken geldt.
Omdat het waterschap aan de lat staat om de wateropgave het hoofd te bieden door (onder andere) bergingsgebieden te realiseren– en een bestemmingsplanwijziging in het verlengde daarvan ligt – is het onwenselijk dat er voor de gemeente een primaire schadevergoedingsplicht ontstaat (ook al kan zij de hogere kosten verhalen op het waterschap).
De wetgever heeft dat in de Invoeringswet bij de Waterwet onderkend en heeft daarom een ‘voorrangsregeling’ in het leven geroepen (artikel 7.16 Wtw). Deze regeling houdt in dat als er een beroep op de wettelijke nadeelcompensatieregeling uit de Waterwet mogelijk is (artikel 7.14 Wtw), de wettelijke regels ten aanzien van planschade in de Wet ruimtelijke ordening buiten toepassing blijven. Dat betekent dat als een benadeelde kan vragen om nadeelcompensatie (en dat zal bij het aanleggen van bergingsgebieden altijd zo zijn als de wettelijke procedures gevolgd worden) het waterschap ook een oordeel moet geven over het al dan niet aanwezig zijn van planologisch nadeel door een eventuele wijziging van het bestemmingsplan.
Hoe het waterschap tot een oordeel over de ruimtelijke aspecten moet komen, zegt de wetgever niet, anders dan de regeling die voor de nadeelcompensatieverzoeken geldt.
De waterschappen zijn bevoegd om ter uitvoering van artikel 7.14 Wtw een verordening op te stellen met regels van procedurele aard. De onderhavige verordening is een verordening als bedoeld in artikel 7.14, lid 2, tweede volzin en lid 3, derde volzin Wtw. Het is een procedurele regeling die van toepassing is op alle verzoeken om schadevergoeding die (na inwerkingtreding van de verordening) bij het waterschap op grond van artikel 7.14 of artikel 7.15 Wtw worden ingediend. De regels van deze verordening hebben geen betrekking op de toepassing van de in de inleiding genoemde specifieke schaderegelingen voor schade aan waterstaatswerken en schade wegens onttrekken van grondwater .
De waterschappen zijn bevoegd om ter uitvoering van artikel 7.14 Wtw een verordening op te stellen met regels van procedurele aard. De onderhavige verordening is een verordening als bedoeld in artikel 7.14, lid 2, tweede volzin en lid 3, derde volzin Wtw. Het is een procedurele regeling die van toepassing is op alle verzoeken om schadevergoeding die (na inwerkingtreding van de verordening) bij het waterschap op grond van artikel 7.14 of artikel 7.15 Wtw worden ingediend. De regels van deze verordening hebben geen betrekking op de toepassing van de in de inleiding genoemde specifieke schaderegelingen voor schade aan waterstaatswerken en schade wegens onttrekken van grondwater .
In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), handelend over het aanvragen van een beschikking.
Lid 1
Het artikellid schrijft voor dat een aanvraag van een beschikking schriftelijk moet worden gedaan. Aan de eis van schriftelijkheid is ook voldaan indien een aanvraag langs elektronische weg wordt gedaan.
Leden 2 en 3
Deze artikelleden bepalen aan welke eisen een aanvraag moet voldoen naast de eisen de zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.
Volgens de Awb dient de verzoeker de volgende gegevens te verstrekken:
a.de naam en het adres van de verzoeker;
b.de dagtekening;
c.een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis;
d.een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan.
Het gaat om formele en materiële eisen. Bij de materiële eisen gaat het om gegevens die het verzoek met argumenten onderbouwen en om gegevens die het bestuur en de commissie nodig hebben om zich een beeld van de betrokken belangen te vormen.
Uit artikel 3:2 Awb vloeit voort dat op het bestuursorgaan de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen, maar het bestuursorgaan kan binnen redelijke grenzen daarvoor een beroep doen op de aanvrager.
Van een verzoeker wordt verlangd dat hij alle gegevens, van welke aard dan ook, verschaft die het dagelijks bestuur nodig heeft voor het beoordelen van de gegrondheid van zijn verzoek.
Met het tweede lid, onder b, wordt bedoeld de benadeelde in de gelegenheid te stellen suggesties te doen over de wijze van schadevergoeding. Denkbaar is immers dat het nemen van feitelijke maatregelen adequater is dan het verlenen van een schadevergoeding in geld.
Lid 5
In dit lid wordt bepaald welke de gevolgen zijn van het in strijd met de voorschriften van deze regeling indienen van een verzoek tot schadevergoeding. Het bestuur is verplicht de verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn gebrekkige verzoek te herstellen. Hier wordt aangesloten bij het regime van artikel 4:5 van de Awb.
In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), handelend over het aanvragen van een beschikking.
Dit artikel bepaalt de gevallen waarin het dagelijks bestuur het verzoek niet in behandeling hoeft te nemen. In voorliggende gevallen worden de verzoeken niet aan de commissie voorgelegd.
Met het ‘niet in behandeling nemen’ eindigt het besluitvormingstraject. Het is niet toegestaan om buiten de in de wet aangewezen gevallen een aanvraag – daaronder valt ook een verzoek om nadeelcompensatie – buiten behandeling te laten. Daarom is het hier het meest zuiver om te verwijzen naar dit artikel.
Deze verordening gaat ervan uit dat het onnodig is om voor eenvoudige gevallen de zware procedure van advisering op het verzoek om schadevergoeding door een commissie te volgen.
Lid 1
a. Kennelijk ongegrond
Indien een verzoek naar het oordeel van het dagelijks bestuur kennelijk ongegrond is, wordt het verzoek zonder behandeling door het bestuur afgewezen.
Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer aanstonds, dat wil zeggen bij een summier onderzoek, duidelijk is dat de schade niet door het bestuursorgaan veroorzaakt is of zal worden. Ook in gevallen waarin verzoeker onvoldoende aannemelijk weet te maken dat de schade redelijkerwijs niet te zijnen laste behoort te blijven, kan er aanleiding bestaan het verzoek als kennelijk ongegrond af te wijzen. Kennelijk ongegrond is voorts het verzoek betreffende een schade waarvan de vergoeding anderszins is verzekerd.
Dit artikellid strekt er ook toe duidelijk te maken dat een verzoek om schadevergoeding dat niet steunt op een rechtmatige overheidsdaad als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. De artikelen 7.14 en 7.15 Wtw hebben immers uitsluitend betrekking op schade die het gevolg is van een rechtmatige schadeoorzaak. Deze verordening voorziet niet in vergoeding van schade waaraan een onrechtmatige daad of wanprestatie ten grondslag ligt.
Bijzondere aandacht verdient het geval waarin nog niet vaststaat dat de schadeoorzaak voor
rechtmatig moet worden gehouden, omdat nog niet onherroepelijk is beslist op een aanhangig gemaakt beroep tegen het schadeveroorzakende besluit. Ook dan kan het verzoek om schadevergoeding wegens kennelijke ongegrondheid afgewezen worden. Er is immers niet voldaan aan het vereiste van de rechtmatigheid van de schadeoorzaak. Overigens laat dit onverlet dat de verzoeker een herhaald verzoek kan indienen wanneer wel aan dit vereiste is voldaan. Hetzelfde geldt overigens zolang nog een bestuursrechtelijk rechtsmiddel kan worden aangewend tegen de schadeoorzaak.
Ook wanneer de verjaringstermijn overschreden is overeenkomstig artikel 7.14, derde lid, eerste volzin, Awb is sprake van een kennelijk ongegrond verzoek.
b.Kennelijk gegrond
Indien reeds na summier onderzoek blijkt dat het verzoek kan worden gehonoreerd, is sprake van kennelijke gegrondheid van het verzoek. De kennelijke gegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak wordt ingegaan.
c.Beleidsregels
Het dagelijks bestuur kan beleid formuleren omtrent de vraag hoe moet worden omgegaan met de toekenning van nadeelcompensatie bij specifieke van schadeveroorzakende gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij het nemen van peilbesluiten of bij verlegging van kabels en leidingen als gevolg van aanpassing van waterstaatswerken. In de beleidsregels kan worden aangegeven welke schadesoorten voor vergoeding in aanmerking komen en hoe de berekening van de schadevergoeding op hoofdlijnen plaatsvindt. De beleidsregels zijn dan de basis voor de beoordeling van verzoeken om toekenning van nadeelcompensatie.
Lid 2 en 3
Deze artikelleden regelen de beslistermijnen van een vereenvoudigd afgehandeld verzoek. Hier is wederom aansluiting gezocht bij de wettelijke Awb-termijnen. Het tweede lid geeft aan dat het bestuur binnen acht weken na de ontvangst van het verzoek zijn beslissing tot vereenvoudigde behandeling van het verzoek aan verzoeker bij aangetekende brief kenbaar dient te maken. Deze bepaling geldt uitsluitend voor het geval dat beslist wordt zonder raadpleging van een commissie. Dit is in overeenstemming met het bepaalde in afdeling 4.1.3 van de Awb. Artikel 4:13 Awb bepaalt de beslistermijn in algemene zin op acht weken na de ontvangst van de aanvraag met dien verstande dat op grond van artikel 4:15 Awb de termijn wordt opgeschort gedurende de termijn die een verzoeker wordt gelaten voor het alsnog verschaffen van de benodigde gegevens dan wel de binnen die termijn gelegen feitelijk gebruikte termijn om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Artikel 4:14 Awb maakt het mogelijk de termijn met een redelijke termijn te verlengen indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven.
Dit artikel regelt de benoeming van de adviescommissie.
Het bestuur benoemt een commissie die tot taak heeft het bestuur te adviseren over verzoeken om schadevergoeding. De commissie bestaat uit drie leden. Het bestuur benoemt tevens een plaatsvervangend voorzitter en 2 plaatsvervangende leden. Op deze wijze wordt bij absentie van de reguliere voorzitter of leden de continuïteit van de procedure gewaarborgd.
De leden zijn onafhankelijk, dat wil zeggen dat zij niet onder het gezag van het waterschap staan en niet anderszins een functie vervullen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de vervulling van de functie van commissielid. Omdat tegen het besluit op het verzoek bezwaar open staat bij het waterschap, is het ook onwenselijk dat de leden van de adviescommissie deel uitmaken van de bezwaarschiftencommissie. Ook mag er geen sprake zijn van belangenverstrengeling.
Meer in algemene zin valt op te merken dat het inschakelen van een adviescommissie bij de behandeling van zaken als deze bijdraagt aan een zorgvuldige voorbereiding van de te nemen beslissingen en daarmee aan de legitimiteit daarvan voor de betrokken burgers.
Hoewel dat niet uitdrukkelijk bepaald is, zal het voorzitterschap van de commissie in verband met de aard van de materie in de regel worden opgedragen aan een jurist. De overige leden zullen doorgaans een andere deskundigheid inbrengen, bijvoorbeeld die van accountant, boekhoudkundige of makelaar.
De leden ontvangen een bezoldiging ten laste van het waterschap dat op het verzoek om schadevergoeding moet beslissen. Als op 1 dag verzoeken van meerdere waterschappen aan de orde komen, ontvangen de leden de bezoldiging van die waterschappen cumulatief. De reden daarvoor is dat de vergoeding niet alleen presentie dekt, maar ook de tijd die de leden nodig hebben om de specifieke zaak voor te bereiden.
De commissie is adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Awb. De regels die voor wettelijke adviseurs gelden zijn dus tevens van toepassing op de adviescommissie in de zin van deze verordening.
Omdat de commissie meerdere waterschappen adviseert ligt het voor de hand dat het waterschap dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen in het secretariaat in dat specifieke geval voorziet. De bepaling is als zodanig open gehouden, zodat elk waterschap vrij is zelf vorm te geven aan het secretariaat. Het is denkbaar dat het bestuur een ambtenaar aan wil wijzen, maar ook dat het een extern bureau het secretariaat van de commissie wil laten voeren. Op deze manier wordt de administratieve druk van het secretariaat tevens verdeeld over de deelnemende waterschappen.
Op het secretariaat rust dezelfde geheimhoudingsplicht als op de commissie zelf. Het gaat hier niet alleen om geheimhouding voor de buitenwereld, maar evenzeer om geheimhouding voor de eigen organisatie. Dit is in het bijzonder van belang als het secretariaat wordt gevoerd door het betreffende waterschap. De geheimhoudingslicht verzekert volledige onafhankelijkheid van de adviescommissie.
Dit artikel regelt in algemene zin de werkwijze van de commissie.
Lid 2
In het tweede lid wordt geregeld dat - naast de verzoeker - ook het bestuur aan de commissie de gegevens verschaft die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende, eventueel later toegevoegde, bescheiden, maar ook de zich onder het bestuur bevindende gegevens over de schadeoorzaak.
Lid 3
De commissie heeft tot taak het bestuur te adviseren over de op het verzoek te nemen beslissing en stelt daartoe een onderzoek in naar de vraag of de verzoeker schade heeft geleden of zal lijden. Tevens doet zij onderzoek naar de schadeoorzaak, de schadeomvang, de aansprakelijkheid en de vraag of de vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Wanneer blijkt dat de schade niet het gevolg is van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer behoeven uiteraard niet de andere vragen beantwoord te worden. Het behoort immers niet tot de bevoegdheid van de adviescommissie om te adviseren omtrent vergoeding van schade als gevolg van onrechtmatig handelen.
Het zal voorts niet altijd nodig zijn de omvang van de schade nauwkeurig vast te stellen, bijvoorbeeld wanneer duidelijk is dat de schade vanwege voorzienbaarheid of maatschappelijk risico redelijkerwijs ten laste van de verzoeker behoort te blijven.
Lid 4
Het vierde lid stelt de commissie in de gelegenheid inlichtingen in te winnen bij derden. Indien daarmee kosten zijn gemoeid, bijvoorbeeld omdat een deskundigenadvies wordt gevraagd, komen deze ten laste van het waterschap.
Dit artikel regelt in algemene zin de werkwijze van de commissie.
Dit artikel regelt het horen van de betrokkenen. Op deze wijze wordt voorzien in hoor en wederhoor.
Van de commissie wordt verwacht dat zij aangeeft hoeveel tijd zij nodig heeft voor het opstellen van een advies. Op deze wijze wordt de rechtszekerheid ten aanzien van de afhandelingstermijn van het verzoek bevorderd. De complexiteit van het verzoek brengt met zich mee dat de termijn van advisering van verzoek tot verzoek kan variëren. Daarom is ervoor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 3:6 Awb biedt om bij verordening een termijn stellen. Wel blijft het op basis van dit artikel mogelijk dat het bestuur in een individueel geval de adviescommissie een termijn stelt voor het uitbrengen van zijn advies. Dit zal per verzoek bekeken moeten worden.
Indien het advies van de commissie niet voldoet aan de gestelde eisen, kan het bestuur het advies terugleggen bij de commissie en de besluitvormingstermijn verdagen.
Het advies van de commissie, zo aansprakelijkheid moet worden aangenomen, betreft mede de hoogte van de schadevergoeding. De commissie kan desgevraagd ook maatregelen (in natura) voorstellen die geschikt zijn om de schade te beperken of ongedaan te maken.
Het besluit wordt de verzoeker zo spoedig mogelijk toegezonden. Uit artikel 4:87 Awb volgt dat betaling plaatsvindt binnen zes weken na het bekend worden van de beslissing, tenzij de beschikking (eerste lid) of een wettelijk voorschrift (tweede lid) een ander tijdstip vermeldt. In deze verordening wordt de betaling(stermijn), in afwijking van de algemene regel van de Awb, gekoppeld aan het moment van onherroepelijk worden van het besluit inzake de schadevergoeding.
In het belang van de voortvarende uitvoering van het besluit tot schadevergoeding zal in veel gevallen in het schrijven waarmee de beslissing wordt toegezonden een bankrekeningnummer worden gevraagd.
Op basis van de Awb kan het bestuursorgaan vooruitlopend op de vaststelling van een verplichting tot betaling van een geldsom een voorschot verlenen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. De bepalingen m.b.t. het verlenen van een voorschot zijn opgenomen in de Awb.
In dit artikel wordt bepaald dat het bestuursorgaan de commissie op de hoogte stel op het moment dat een voorschot wordt verleend.
Met het verlenen van een voorschot wordt geen recht op schadevergoeding erkent.
Via de hardheidsclausule is aan het bestuur de mogelijkheid gelaten om in incidentele gevallen, bijvoorbeeld in het geval dat een bedrijf vanwege de strikte toepassing van het in deze verordening gestelde in continuïteitsproblemen geraakt dan wel dreigt te geraken, van het bepaalde in deze verordening af te wijken en een afwijkende procedure te volgen voor behandeling van het verzoek om schadevergoeding.
Uit artikel 2.34 van de Invoeringswet Waterwet volgt dat de artikelen 7.14 tot en met 7.17 Wtw niet van toepassing zijn op schade die is veroorzaakt voor 22 december 2009.
De huidige Schadecompensatieregeling blijft derhalve bestaan voor het be- en afhandelen van verzoeken om nadeelcompensatie als gevolg van uitoefening van een taak of bevoegdheid van het waterschap van vóór 22 december 2009.
De onderhavige Procedureverordening nadeelcompensatie geldt alleen voor verzoeken om compensatie van nadeel als gevolg van uitoefening van een taak of bevoegdheid van het waterschap Regge en Dinkel van nà 22 december 2009 en van waterschap Velt en Vecht van nà 23 november 2010.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2014-1023.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.