Algemene regel voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening en/of bevloeiing Keur waterschap Vechtstromen

Kenmerk: WVS - 33

Het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen;

gezien het voorstel van de Voorbereidingscommissie d.d. 20 augustus 2013;

gelet op artikel 3.5 van de Keur waterschap Vechtstromen;

BESLUIT

vast te stellen de Algemene regel voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening en/of bevloeiing Keur waterschap Vechtstromen

Artikel 1

Het is verboden grondwater te onttrekken ten behoeve van beregening en/of bevloeiing binnen de, op de bij deze algemene regel behorende kaart aangegeven gebieden.

Artikel 2 Overgangsbepaling

Deze algemene regel is niet van toepassing op grondwateronttrekkingen die vóór de inwerkingtreding van deze algemene regel rechtmatig tot stand zijn gekomen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 januari 2014 te Almelo.

Het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen,

dr. S.M.M. Kuks, interim-watergraaf drs. O. Dijkstra, secretaris

Toelichting

Kader

In artikel 3.5, eerste lid onder a van de Keur van waterschap Vechtstromen (Keur) is opgenomen dat het verboden is zonder vergunning van het bestuur grondwater te onttrekken. In de algemene regel vrijstelling vergunningplicht voor het onttrekken van grondwater is opgenomen dat geen vergunning is vereist voor onttrekkingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor beregenings- of bevloeiingsdoeleinden, waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 60 m3 per uur met een maximum van 25.000 m3 per aaneengesloten periode van 3 maanden.

In artikel 3.8 van de hiervoor genoemde Keur is opgenomen dat het dagelijks bestuur voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 3.5 van de Keur algemene regels kan geven, welke o.a. kunnen inhouden een algeheel verbod voor het verrichten van die handelingen.

Motivering

Artikel 1

Beregening uit grondwater is in beginsel toegestaan (binnen het vigerende meldings- en vergunningenbeleid uit de Keur), tenzij sprake is van gebieden die een aanvullende bescherming vergen. Sommige gebieden zijn dusdanig afhankelijk van een goede vochtvoorziening, dat een grondwateronttrekking of het cumulatieve effect van meerdere grondwateronttrekkingen direct negatieve invloed heeft op de kwaliteit van deze (ecologische) functies. Het behoud en ontwikkeling van deze gebieden vergt een specifieke bescherming, in de vorm van een jaarrond verbod op grondwateronttrekking binnen deze gebieden en een zone hierom heen. Welke gebieden zo’n aanvullende bescherming nodig hebben, is gebaseerd op de provinciale natuurdoeltypenkaarten.

Uit het onderzoek volgt dat het effect van onttrekking voor beregening uit grondwater tot een afstand van 200 meter merkbaar is. Deze afstand van maximaal 200 meter is de uitkomst van berekeningen waarbij rekening gehouden is met cumulatieve effecten van meerdere onttrekkingen op korte afstand, de diversiteit in bodemopbouw in de beheersgebieden van de Rijn-Oost waterschappen en met een periode van extremere droogte. Uit het onderzoek is gebleken dat vooral ook de cumulatie van effecten van onttrekkingen op korte afstand van elkaar zorgt voor significante effecten op grondwaterafhankelijke natuurgebieden. Een vergunningstelsel waarin een individuele onttrekking op zijn effecten beoordeeld wordt, volstaat daarmee niet om deze gebieden afdoende te beschermen.

Artikel 2 Overgangsbepaling

De overgangsbepaling beoogt grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening of bevloeiing die voor de inwerkingtreding van deze algemene regel tot stand gekomen zijn buiten de werkingssfeer van de algemene regel te houden.

Naar boven