35 040 Initiatiefnota van het lid Bruins over ondernemen met een maatschappelijke missie

Nr. 2 INITIATIEFNOTA

Inleiding

Maatschappelijke uitdagingen hebben innovatieve oplossingen nodig. Ondernemers durven te zoeken naar deze oplossingen. Van MKB tot multinational. Van startup tot eeuwenoud familiebedrijf.

Besloten vennootschappen (BV’s), naamloze vennootschappen (NV’s), vennootschappen onder firma (VOF’s), coöperaties en eenmansbedrijven zorgen voor een maatschappelijke bijdrage, bijvoorbeeld op het gebied van werkgelegenheid, arbeidsplaatsen voor mensen met een beperking, duurzame ontwikkeling, aandacht voor de omgeving en het sponsoren van maatschappelijke activiteiten of sport. Maatschappelijke impact genereren is geen exclusieve activiteit voor sociale ondernemingen.

Toch onderscheiden sociaal ondernemers zich van andere ondernemers. Niet omdat zij innovatiever of beter zijn, maar omdat zij de maatschappelijke missie expliciet voorop stellen. Deze ondernemers zijn koplopers in het bereiken van deze missie. De missie kan zijn om mensen met een beperking een baan te geven, om internationale productieketens eerlijker te maken of om afval een tweede leven te geven. Een sociaal ondernemer is en blijft een ondernemer, omdat hij of zij een product of dienst levert en een verdienmodel heeft. Geld is echter een middel om de maatschappelijke missie te bereiken en geen primair doel: «impact first». Door een verdienmodel te hanteren en een product of dienst te verkopen onderscheiden sociaal ondernemers zich bovendien van goede doelen en stichtingen. Stichtingen kennen geen eigenaarschap, waardoor deze minder geschikt zijn voor ondernemers en zeer moeilijk risicodragend kapitaal kunnen aantrekken.

En daar is ook meteen het probleem: een sociale onderneming is geen pure BV, die financiële waarde als belangrijkste drijfveer heeft. Maar het is ook geen goed doel dat drijft op donaties of subsidies. Een sociale onderneming haalt op basis van het verdienmodel inkomsten uit de markt, maar herinvesteert het grootste deel in de maatschappelijke missie. Een beperkt deel van de winst wordt uitgekeerd.

Het Burgerlijk Wetboek houdt geen rekening met deze tussenvorm. Sociale ondernemingen kiezen daarom in de praktijk vaak voor de BV (46%) of de stichting (21%). 11% kiest voor een constructie van een BV met een gelieerde stichting, om het maatschappelijk doel te borgen of naast marktinkomsten geefgeld te kunnen ontvangen. Verder is 10% een eenmanszaak, 4% een coöperatie, 3% een VOF en 5% kiest voor een andere vorm.1

Er is extra erkenning nodig van sociale ondernemingen, via een juridische afbakening van transparantie over maatschappelijke doelen, het borgen van de maatschappelijke missie, de inzet van kapitaal en de rol van aandeelhouders en stakeholders. In veel lidstaten van de Europese Unie is al een specifieke rechtsvorm vastgelegd in de wet.

De initiatiefnemer stelt daarom voor om sociale ondernemingen herkenbaar te maken door een modaliteit op bestaande rechtsvormen. Daarvoor is het nodig om een modaliteit in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vast te leggen: de Besloten Vennootschap maatschappelijk (BVm). Deze modaliteit is van toepassing op de bestaande besloten vennootschap (BV), maar kan ook als modaliteit op andere rechtsvormen worden gebruikt, zoals de coöperatie.

Deze initiatiefnota brengt het probleem in kaart en laat bovendien zien hoe in het buitenland de juridische verankering van sociale ondernemingen is geregeld. Ook worden voorstellen gedaan om andere belemmeringen weg te nemen, bijvoorbeeld bij de toegang tot kapitaal en tot overheidsaanbestedingen. Tot slot worden beslispunten en aanbevelingen op een rij gezet.

Fairphone

Iedereen heeft er een in zijn broekzak zitten: een smartphone. Per jaar worden er meer dan een miljard verkocht. De productie van onze mobieltjes kent echter nog tal van problemen als vervuiling, uitbuiting en slechte werkomstandigheden. De missie van Fairphone is de smartphone industrie eerlijker en duurzamer maken. De bedrijfsvoering is daarom volledig ingericht op het verduurzamen van de productieketen. Mineralen komen zoveel mogelijk uit «conflictvrije» mijnen, met fabrieken in China worden afspraken gemaakt over de arbeidsomstandigheden en de telefoon is zo ontworpen dat deze gemakkelijk te repareren is. Op hetzelfde moment is Fairphone een telefoonbedrijf dat een gezonde omzet moet draaien. Daarvoor moeten soms keuzes worden gemaakt. Dit leidt tot de vraag van klanten, financiers en medewerkers: hoe weten we zeker dat de maatschappelijke missie voorop staat? Fairphone CEO Bas van Abel: «Wij verankeren onze maatschappelijke missie op verschillende manieren en de juridische bedrijfsvorm BVm. zou een zeer welkome aanvulling zijn. Iedereen mag weten wat onze drijfveren zijn en ons daarop ter verantwoording roepen.»

Definitie sociale onderneming

Een sociale onderneming levert een product of dienst en heeft een verdienmodel, net zoals iedere onderneming. Geld verdienen is echter niet het hoofddoel, maar een middel om de werkelijke missie te bereiken, namelijk het creëren van maatschappelijke impact.

De Europese Unie heeft de volgende definitie2, waarbij een «social enterprise» een onderneming is:

  • whose primary objective is to achieve social impact rather than generating profit for owners and shareholders;

  • which uses its surpluses mainly to achieve these social goals;

  • which is managed by social entrepreneurs in an accountable, transparent and innovative way, in particular by involving workers, customers and stakeholders affected by its business activity.

Uit onderzoek van de Europese Commissie blijken de volgende maatschappelijke doelstellingen bij sociale ondernemingen te passen.3 De lijst met activiteiten moet volgens de SER overigens niet worden gezien als een alomvattende of afgebakende lijst.

  • sociale en economische integratie van achtergestelde en buitengesloten personen/doelgroepen (zoals re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt);

  • sociale diensten van algemeen belang (zoals langdurige zorg voor ouderen en gehandicapten, onderwijs en kinderopvang, scholing, sociale huisvesting, gezondheidszorg);

  • overige publieke diensten zoals openbaar vervoer of onderhoud van de openbare ruimte;

  • milieuactiviteiten zoals reductie van emissies en afval of hernieuwbare energie;

  • solidariteit met ontwikkelingslanden;

  • versterking van democratie, burgerrechten en digitale participatie.

In de Verordening (EU) Nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen [Regulation No. 346/2013 on European social entrepreneurship funds], Overweging nr. 12, artikel 3d, staat de sociale onderneming als volgt omschreven:

«Een sociale onderneming dient te worden gedefinieerd als een ondernemer in de sociale economie wiens hoofddoelstelling vooral het hebben van een sociaal effect is, en niet zozeer het maken van winst voor zijn eigenaars of aandeelhouders. De onderneming is actief op de markt en levert goederen en diensten en wendt zijn winsten hoofdzakelijk aan voor het verwezenlijken van sociale doelstellingen. Zij wordt op een verantwoorde en transparante wijze bestuurd, in het bijzonder door werknemers, consumenten en belanghebbenden die door haar commerciële activiteiten worden getroffen, te betrekken.»4

De SER heeft de EU-definitie van «social enterprises» overgenomen en vertaald als:

«Sociale ondernemingen zijn volgens de raad zelfstandige ondernemingen die een product of dienst leveren en primair en expliciet een maatschappelijk doel nastreven.»5

De initiatiefnemer heeft gekozen voor het toevoegen van de term «maatschappelijk» in BVm, omdat het gaat om ondernemingen met een maatschappelijke missie. De term «sociale onderneming» is echter meer ingeburgerd geraakt, vanuit de vertaling van «social enterprise». «Sociale» dekt echter niet de lading van ondernemingen met een maatschappelijke missie, omdat deze missie bijvoorbeeld ook op het vlak van duurzaamheid kan liggen. De begrippen «sociale onderneming» en «maatschappelijke vennootschap» kunnen beide worden gebruikt, zij hebben dezelfde definitie en betekenis.

Aanleiding

De belangrijkste motivatie om een sociale onderneming te starten is het oplossen van een specifiek maatschappelijk probleem. Ondernemers willen een voorbeeld in de maatschappij zijn en laten zien dat het kan: als bedrijf maatschappelijke impact hebben in de samenleving en anderen aanzetten tot actie.6 Het is een beweging van onderop, vanuit de samenleving. Ondernemers dragen bij aan het behalen van maatschappelijke doelen, in plaats van of samen met de overheid. Dit past uitstekend bij het in het Regeerakkoord opgenomen «Right to challenge», waarbij burgers en lokale verenigingen het eerste recht krijgen om maatschappelijke voorzieningen over te nemen. Juist sociaal ondernemers zouden dit recht ook moeten krijgen.

In 2012 werd Social Enterprise NL opgericht, een stichting die aanjager is van de groeiende beweging van sociaal ondernemers. In januari 2014 kwam Social Enterprise NL met de publicatie «Iedereen Winst, Samen met de overheid naar een bloeiende social enterprise sector», geschreven door Mark Hillen, Stefan Panhuijsen en Willemijn Verloop. Het is een beleidsagenda voor sociale ondernemingen die maatschappelijke waarde creëren.

SER-advies (2015)

De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft in 2015 advies uitgebracht, genaamd «Sociale ondernemingen: een verkennend advies». De SER adviseerde onder meer een stimulerende rol van de overheid, bijvoorbeeld door het wegnemen van belemmeringen en meer aandacht voor maatschappelijke meerwaarde bij aanbestedingen. Ook staat in het advies dat een Kenniscentrum voor impactmeting wenselijk is. De SER vindt ook dat gebrek aan erkenning en herkenning van de sociale onderneming een belangrijke barrière is voor verdere groei. De SER pleit voor een publiek label of Bijzonder Statuut voor sociale ondernemingen, in de vorm van een statutaire vastlegging door de notaris.

In reactie op het SER-advies heeft het toenmalig kabinet een aantal acties ondernomen.7 Zo heeft het kabinet ingezet op een gezamenlijke investering in impactmeting en vergroting van kennis bij (decentrale) overheden en sociale ondernemingen. Een belangrijke uitkomst is Het Impactpad, dat in juni 2018 gelanceerd is. Het Impactpad verlaagt de drempel tot impactmeten en maakt het toegankelijk en betaalbaar voor sociaal ondernemers. Het Impactpad focust vooralsnog op drie thema’s: arbeidsparticipatie, duurzame waardeketens en circulaire economie.8

Op dit moment werkt de SER aan een vervolgadvies, dat zich richt op verdere visievorming op sociaal ondernemen en op de wijze waarop de doelen van de overheid op het gebied van re-integratie en die van sociaal ondernemers elkaar kunnen versterken.9

Regeerakkoord 2017–2021: passende regels en meer ruimte

In het Regeerakkoord van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie wordt aandacht besteed aan sociale ondernemingen: «Er komen passende regels en meer ruimte voor ondernemingen met sociale of maatschappelijke doelen met behoud van een gelijk speelveld.» Ook is er aandacht voor de inkoopkracht van overheden: «De overheid gaat zijn inkoopkracht beter benutten voor het versnellen van duurzame transities, inschakelen van kwetsbare groepen en om innovatief in te kopen.»

Platform31 (2018)

In juni 2018 constateerde kennis- en netwerkorganisatie Platform31 in reactie op de motie Van der Graaf/Kuiken10 dat burgerinitiatieven bij de overheid allereerst herkenning en erkenning zoeken. Bij het wegnemen van belemmeringen voor burgerinitiatieven met een coöperatieve structuur, lijkt onder meer de behoefte te bestaan om met een speciale juridische rechtsvorm aan de slag te gaan. Het is belangrijk dat gemeenten en andere financiers de initiatieven in beeld krijgen en belemmeringen in verschillende domeinen wegnemen, zoals zorg, wonen en energie.11

The Colour Kitchen

Geen diploma, geen werk. Een grote groep mensen in Nederland zit in deze situatie en heeft een somber toekomstperspectief. Soms vanwege verkeerde keuzes, soms omdat het reguliere systeem niet past. The Colour Kitchen biedt mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een nieuwe kans door hen op te leiden en te begeleiden in een commercieel volwaardige horeca/cateringomgeving. Een schone lei en persoonlijke aandacht zijn hierbij het uitgangspunt. The Colour Kitchen werkt op meer dan 20 locaties door het hele land. In 2017 volgden 311 leerlingen een opleiding, behaalde 70% een diploma en is 58% doorgestroomd naar een betaalde baan. The Colour Kitchen is gestart vanuit een combinatie van BV en Stichting en is deze constructie momenteel aan het herzien. Voormalig directeur en nu bestuurslid TCK Foundation Joske Paumen: «Bij onze bedrijfsactiviteiten past een BV en bij ons maatschappelijk profiel een stichting. Wij kiezen nu voor de combinatie. Dat is flink puzzelen: hoe verankeren we onze maatschappelijke missie, welke plek geef je stakeholders? Idealiter kiezen wij voor de BVm. Transparanter en minder administratieve lasten.»

Code Sociaal Ondernemen

In 2017 heeft een onafhankelijke Commissie in opdracht van Social Enterprise NL de Code Sociale Ondernemingen gepresenteerd.12 Deze Code bevat principes, die door ondernemingen kunnen worden vormgegeven in hun bedrijfsvoering. De Code is echter niet vrijblijvend. Zo wordt jaarlijks getoetst of een onderneming ingeschreven kan blijven in het Register Sociale Ondernemingen. Daarbij wordt uitgegaan van uitleg en dialoog met stakeholders en het zoeken naar breed maatschappelijk draagvlak. Via een systeem van peer-review door twee collega-ondernemers moeten ondernemingen aantonen dat zij voldoen aan de principes.13

De toepassing van de Code is het afgelopen jaar getest met een groep sociale ondernemingen. Binnenkort wordt de Code opengesteld voor alle sociale ondernemingen.14

Een bekend voorbeeld van een governance code is de Corporate Governance Code uit 2004. Deze is ook bekend onder de namen code-Tabaksblat, vanaf 2009 de code-Frijns en vanaf 2017 de code-Van Manen. In december 2016 is de herziene Corporate Governance Code gepubliceerd, die maatschappelijk verantwoord ondernemen bij beursgenoteerde bedrijven stimuleert. In 2017 heeft het kabinet aangekondigd om de herziene Corporate Governance Code wettelijk te verankeren.15 Per 1 januari 2018 is de wettelijke verankering van kracht.16 De naleving wordt vervolgens gemonitord door een ingestelde overheidscommissie en bedrijven moeten in hun bestuursverslag rapporteren over de wijze waarop ze de Corporate Governance Code naleven. Het verdient aanbeveling om te onderzoeken of wettelijke verankering van de Code Sociale Ondernemingen op vergelijkbare wijze kan plaatsvinden.

De Code Sociale Ondernemingen is gebaseerd op de volgende grondslag en principes:

  • Grondslag: «Impact first»

    De sociale onderneming is gedreven om aantoonbare maatschappelijke impact te realiseren. Dat staat voorop. Deze intrinsieke motivatie van de sociale onderneming komt in al haar handelen en nalaten tot uitdrukking. De onderneming neemt verantwoordelijkheid voor haar impact in de keten: een sociale onderneming van het begin tot het einde. Goed en eerlijk zakendoen is vanzelfsprekend.

  • Principe 1: Missie: geborgd en inzichtelijk

    De onderneming legt haar missie statutair vast, concretiseert haar doelen en maakt de realisatie ervan inzichtelijk.

  • Principe 2 Relevante stakeholders: bepaling en dialoog

    De onderneming bepaalt wie de relevante stakeholders zijn in het licht van de missie. De onderneming organiseert de dialoog met deze stakeholders over de strategie waarmee invulling wordt gegeven aan de missie.

  • Principe 3. Financiën: in overleg en zorgvuldig afgewogen

    Ter bescherming van de Impact overweegt de onderneming een statutair geborgd beleid dat beperkingen stelt aan de uitkeringen aan de aandeelhouder(s). Tevens overweegt de onderneming een statutair geborgd beleid ten aanzien van de opbrengst bij verkoop en liquidatie van de onderneming. De onderneming voert een gematigd beloningsbeleid.

  • Principe 4. Implementatie: registreren en reflecteren

    De onderneming die de Code onderschrijft, kan zich als sociale onderneming laten registreren. De onderneming participeert actief in de gemeenschap van sociale ondernemingen. De onderneming stelt zich aanspreekbaar op voor personen of instellingen die constructieve suggesties voor verbetering hebben.

  • Principe 5. Transparantie: actief en toegankelijk

    De onderneming voert een actief informatiebeleid waarbij maximale openheid het uitgangspunt is. De onderneming verstrekt inzicht in de wijze waarop zij invulling geeft aan de missie, de gerealiseerde impact, de financiering van de onderneming, de betrokkenheid van relevante stakeholders en de resultaten van de collegiale toetsing. Alle informatie is eenvoudig vindbaar, toegankelijk geschreven en wordt desgevraagd nader toegelicht.

Wetgeving in EU-lidstaten en de Verenigde Staten

Zeven (van de 29) Europese landen die zijn onderzocht, hebben beleid ontwikkeld om de verdere ontwikkeling van de sociale sector te ondersteunen. Het gaat onder meer om juridische erkenning, belastingfaciliteiten, sociale vereisten in aanbestedingscontracten en ondersteuning bij het verkrijgen van financiering en investeringen.17

In 16 Europese landen is inmiddels sprake van een bijzondere rechtsvorm voor «social enterprises».18 Daarbij komen drie rechtsvormen het vaakst voor19:

  • de coöperatieve rechtsvorm (bijv. Griekenland, Italië, Spanje, Portugal). De Griekse «Koinsep» is een coöperatie met een maatschappelijk doel en een statutair commercieel doel.

  • het juridische label (bijv. België, Finland, Slowakije). Bestaande rechtsvormen worden geschikt gemaakt voor sociale ondernemingen door een juridisch label. In België bestaat dit juridische label sinds 1995. Het mag worden gebruikt wanneer een rechtspersoon de statuten aanpast in overeenstemming met de VSO-wetgeving20. In deze wetgeving staat dat de statuten het sociale doel moeten beschrijven. Het label kan richting klanten, werknemers en andere stakeholders worden gebruikt om als sociale onderneming herkend te worden.

  • de vennootschapsvorm (Verenigd Koninkrijk). De Community Interest Company (CIC) heeft in 2005 een wettelijke basis gekregen in het Verenigd Koninkrijk. Gekozen is voor een modaliteit op bestaande commerciële rechtsvormen. Voorwaarden voor deze rechtsvorm zijn onder meer dat er een «community interest statement» is en een «asset lock», die garandeert dat kapitaal alleen wordt ingezet voor maatschappelijke doeleinden.

Europese Unie: Social Business Initiative

De Europese Unie heeft een «Social Business Initiative» gestart. Dit initiatief stimuleert sociaal ondernemerschap en ontwikkelt kennis over de impact van «social enterprises». Zo is een «Social Impact Measurement Subgroup» opgericht die een methode ontwikkelt om de social impact van sociale ondernemingen te meten.21 Voor alle drie bovenstaande rechtsvormen geldt dat deze de wezenlijke elementen bevatten van de Europese SBI-definitie.22 Recent is een motie aangenomen in het Europees Parlement voor een label voor social enterprises.23

Verenigde Staten: BCorp

In diverse Amerikaanse staten is de Benefit Corporation (BCorp) ontwikkeld. In het vennootschapsrecht in veel staten is sprake van een dominant aandeelhoudersbelang boven andere belangen. De BCorp biedt de mogelijkheid voor een evenwichtige benadering van belangen. In 2010 is deze rechtsvorm ingevoerd in 22 staten.24 Inmiddels is BCorp in 34 staten ingevoerd.25

Juridische verankering door middel van een modaliteit

Gebrek aan een passende rechtsvorm

Uit onderzoek blijkt dat sociale ondernemingen positieve maatschappelijke resultaten boeken, zoals sterke werkgelegenheidsgroei, goede betrokkenheid van «stakeholders» en het succesvol vinden van financiering.26 De belangrijkste belemmeringen zijn regels en beleid vanuit de overheid en het gebrek aan een heldere juridische positie. 79% van de ondernemingen zegt een eigen rechtspositie voor de sociale onderneming aan te nemen indien deze zou bestaan. 69% geeft aan dat hun maatschappelijke missie niet goed zichtbaar is en 40% ondervindt praktische problemen met het werken vanuit hun huidige juridische constructie.

Op dit moment staan veel sociale ondernemingen voor de lastige keuze tussen rechtsvormen: een besloten vennootschap (BV) of een stichting. Geen van deze rechtsvormen past goed. De BV geeft te weinig ruimte om de maatschappelijke missie te borgen en legt sterk de nadruk op financiële aandeelhouderswaarde. De stichting kent geen eigenaarschap en kan geen of nauwelijks risicodragend kapitaal aantrekken.27

Helder28 schrijft: «Uit juridisch oogpunt is het zonder meer mogelijk een NV of BV op te richten met een maatschappelijk doel, waarbij eventueel de stemgerechtigden zich committeren om niet te besluiten tot uitkering van winst. Maar tegen het beeld een commerciële organisatie te zijn valt niet op te boksen.» Omgekeerd is de uitstraling van de rechtsvorm stichting volgens Helder ontastbaar ideëel.

Hybride businessmodellen

Een deel van de sociale ondernemingen ontvangt naast inkomsten uit de verkoop van een product of dienst ook geefgelden, met name in de opstartfase, en sommige werken met vrijwilligers. In bepaalde situaties eist de (lokale) overheid de vorm van een stichting om een relatie aan te gaan. In de managementliteratuur wordt dit geduid als een hybride businessmodel. Dergelijke ondernemingen zien zichzelf vaak gedwongen tot het opzetten van een stichting naast de BV om te voldoen aan de eisen van dergelijke stakeholders of om fiscale redenen. De onderneming heeft dan een complexe en minder transparante structuur, en hogere administratieve lasten. De BVm kan deze onwenselijke situatie oplossen.

Wetsvoorstel «Maatschappelijke onderneming» uit 2009

Het kabinet Balkenende IV diende een wetsvoorstel in om een rechtsvorm voor «maatschappelijke ondernemingen» (MO) te introduceren.29 Dit wetsvoorstel werd later weer ingetrokken. De rechtsvorm uit de wet in 2009 beoogde (voormalige) publieke instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren, vanuit het privaatrecht door te laten ontwikkelen tot professioneel geleide organisaties in de samenleving. Tegelijkertijd wilde het toenmalige kabinet maatschappelijke en publieke belangen blijven borgen, aangezien het om belangrijke maatschappelijke taken als zorg, huisvesting en onderwijs ging. Belangrijk verschil met het voorstel in deze nota is dat de BVm een modaliteit is op de BV, terwijl de maatschappelijke onderneming (MO) als modaliteit op de vereniging of stichting is voorgesteld.

Mogelijkheid voor een rechtsvorm in Nederland

In het Burgerlijk Wetboek zijn in Boek 2 de rechtspersonen naar civiel recht omschreven. Wenselijk en praktisch is om de sociale onderneming door middel van een «modaliteit» op een bestaande rechtsvorm vast te leggen. Dit is in lijn met de juridische oplossing in het eerder genoemde wetsvoorstel «maatschappelijke ondernemingen». Ook in andere landen is voor de sociale onderneming veelvuldig voor een modaliteit of een label op bestaande rechtsvormen gekozen. Op deze manier kan de BVm worden toegevoegd aan het gesloten stelsel van rechtspersonen met rechtspersoonlijkheid. Wanneer elders in het Burgerlijk Wetboek sprake is van een BV, dan hebben die bepalingen tevens betrekking op de BVm die een sociale onderneming in stand houdt, tenzij anders is vermeld.

Om de BVm als modaliteit op te kunnen nemen in het Burgerlijk Wetboek, is het noodzakelijk om heldere criteria in de wet vast te leggen. Hieronder volgt een lijst met mogelijke criteria:

  • Statuten bepalen dat de onderneming de maatschappelijke missie vooropstelt. Inhoudelijke vastlegging van de missie.

  • Betrokkenheid van stakeholders wordt benoemd in de statuten, plus keuze door de bestuurders van een «code of governance».

  • Dialoog met de stakeholders en maatschappelijke acceptatie zijn transparant en voldoen aan wettelijk vastgelegde minimumeisen.

  • De maatschappelijke vennootschap herinvesteert het grootste deel van haar winst in de missie.

Een kenmerk van de BVm is dat terughoudend wordt omgegaan met winstuitkering. Onbeperkte winstuitkering zou niet stroken met het maatschappelijke doel van de onderneming. Het is op zijn minst belangrijk dat de maatschappelijke vennootschap transparant is over winst en winstbesteding. Bovendien moeten stakeholders betrokken zijn bij keuzes over de besteding van de winst. Zij zien er op toe dat de eventuele winst hoofdzakelijk voor het maatschappelijke doel wordt ingezet.

In het buitenland zijn aan de rechtsvorm of het label ook kwantitatieve criteria verbonden, zoals:

  • Dividendklem: een plafond op de winstuitkering aan aandeelhouders. Voorbeeld: de CIC in het Verenigd Koninkrijk kent een plafond van 35%. In België geldt dat de winstuitkering maximaal 6% van het gestorte kapitaal mag zijn.

  • Kapitaal- en/of vermogensklem: bij verkoop van de onderneming komt maximaal 35% (nog bepalen) van de opbrengst ten goede aan de aandeelhouders, de rest moet geïnvesteerd worden in de maatschappelijke missie. Het dividend per aandeel mag niet meer bedragen dan een percentage van het op dat aandeel gestorte kapitaal. En de niet-benutte uitkeringsruimte mag slechts in de vijf volgende jaren alsnog worden gebruikt. (eisen volgens de CIC)

  • Maximering van het inkomen, bijvoorbeeld de Wet normering topinkomens van toepassing verklaren.

Het voordeel van harde criteria in de wet is dat de modaliteit aan duidelijke grenzen is gebonden. Het slechts stellen van criteria aan de statuten, het benoemen van stakeholders en het belang van dialoog zorgen voor «zachte» wettelijke criteria die de invulling van het maatschappelijk belang niet stevig inkadert. Het risico op ongewenste effecten of misbruik wordt hiermee groter.

Een harde norm in de wet kent echter ook nadelen. De SER zegt daarover: «Om investeringen en continuïteit als zelfstandige onderneming mogelijk te maken is een voldoende mate van winstgevendheid noodzakelijk.»30 Ook kunnen ondernemers afhankelijk zijn van het bedrijf voor hun pensioenvoorziening. Winstuitkering moet daarom niet onmogelijk worden gemaakt, maar moet op zijn minst verantwoord worden in het kader van het maatschappelijk belang. Helder stelt een aanvullende voorwaarde aan de maatschappelijke modaliteit voor, waarbij het bestuur van de onderneming moet verwantwoorden dat de dividenduitkering niet in strijd is met het nagestreefde maatschappelijk belang.31

Code Sociaal Ondernemen in combinatie met juridisch label

Het wettelijk vastleggen van de Code Sociaal Ondernemen zou in ieder geval een belangrijke stap zijn. Naar het voorbeeld van België kan hierbij ook worden gekozen voor de combinatie met een juridisch label. Daarbij is het van groot belang dat sociale ondernemingen werk maken van het meten van de impact van hun onderneming en peer-review toepassen, zoals is vastgelegd in de Code.

Reikwijdte: modaliteit ook bij andere rechtsvormen, zoals de coöperatie

In bovenstaande paragrafen is de modaliteit toegepast op de besloten vennootschap (BV). Overwogen kan worden om de modaliteit breder toepasbaar te maken, zoals de coöperatie. Bij een coöperatie wordt bijvoorbeeld het knelpunt ervaren dat de doelstelling primair ingericht is op de direct belanghebbenden (de leden) in de coöperatie, en niet zozeer het maatschappelijk doel.

Inschrijving en toezicht

De inschrijving kan worden verricht door de Kamer van Koophandel of de notaris, inclusief het vastleggen van de missie en de stakeholders.

Toezicht vindt allereerst intern plaats: door het meten van «maatschappelijke impact», de betrokkenheid van stakeholders en peer-reviews formeel te borgen. Ook kunnen de Ondernemingskamer, de notaris of de registeraccountant een rol krijgen. Bijvoorbeeld door het eisen van vastlegging en openbaarmaking van de missie en het handelen van de BVm, inclusief de ultieme stap voor stakeholders om naar de Ondernemingskamer of de rechter te gaan.

In het Verenigd Koninkrijk rapporteert de Community Interest Company (CIC) jaarlijks aan de Regulator, de extern toezichthouder. Ingrijpen door de Regulator gebeurt op grond van de rapportages – of het ontbreken daarvan –, wanneer sprake is van onbehoorlijk bestuur of indien de CIC niet handelt in het maatschappelijk belang.32 Ook de modelwet voor de Amerikaanse BCorp kent een verplichte jaarlijkse rapportage. Volgens Helder is deze regeling «betrekkelijk eenvoudig te implementeren in de Nederlandse wetgeving, indien gekozen zou worden voor een rechtsvorm als modaliteit van de NV en/of BV». De jaarlijkse publicatie van jaarstukken in het handelsregister kan volgens Helder «voor een maatschappelijke modaliteit aangevuld kunnen worden met de plicht tot publieke verantwoording van de wijze waarop het maatschappelijk belang het acteren van de rechtspersoon en haar organen heeft bepaald.»33

Maatschappelijke winst: belemmeringen en kansen

Het toevoegen van de modaliteit BVm aan het Burgerlijk Wetboek is in de eerste plaats bedoeld als herkenning en erkenning van sociale ondernemingen. Ook lost het een praktisch probleem op voor sociaal ondernemers die gedwongen zijn te kiezen tussen de stichtingsvorm of de BV. Vanuit de overheid kan de modaliteit benut worden om sociale ondernemingen gericht te kunnen bereiken.

In de Social Enterprise Monitor 201634 staat dat sociale ondernemingen moeite hebben om de overheid als klant te bereiken, ondanks de doelen van de overheid voor maatschappelijk verantwoord inkopen. Ook blijkt dat lokaal overheidsbeleid als belangrijk obstakel wordt gezien. Positieve uitzonderingen zijn er ook, waaronder de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Den Haag.

Hieronder staan aanbevelingen om de kracht van sociale ondernemingen verder te benutten.

Aanbestedingen

Overheden kunnen bij specifieke aanbestedingen voorkeur geven aan een sociale onderneming, bijvoorbeeld op sociaal terrein. Dit kunnen zij doen door bij het opstellen van criteria van aanbestedingen rekening te houden met sociale ondernemingen en extra punten toe te kennen in deze criteria. Op dit moment lopen sociaal ondernemers overheidsopdrachten mis, omdat zij relatief klein zijn en omdat vaak op de laagste prijs wordt gegund. Hierdoor wordt een grote kans gemist om via de besteding van publiek geld extra maatschappelijke waarde te creëren.

Kapitaalverlening en overheidsgaranties

Veel sociaal ondernemers hebben, zeker in de beginfase, moeite om kapitaal te verkrijgen. Banken vinden de investering vaak te gering, waardoor startende ondernemers vaker gebruikmaken van crowdfunding. Een aantal grote banken, zoals Triodos Bank, ABN AMRO Social Impact Fund en de Rabobank Foundation, hebben faciliteiten voor sociale ondernemingen gecreëerd.

Nieuwe businessmodellen vragen volgens de banken ook om nieuwe manieren van financieren. De Rabobank Foundation wijst op het ontbreken van overheidsgaranties voor investeringen specifiek voor sociale ondernemingen, terwijl deze garanties er wel zijn voor reguliere ondernemingen. Er is wel interesse vanuit regionale ontwikkelingsbedrijven, maar hun mandaat reikt veelal niet verder dan technologische startups, waardoor sociale innovatie buiten beeld blijft.35 Het verdient daarom aanbeveling om garantieregelingen vanuit de overheid beter in te richten op sociale ondernemingen en sociale innovaties en om het mandaat van regionale ontwikkelingsmaatschappijen te verruimen voor een betere toegang tot kapitaal. Met de maatschappelijke modaliteit (BVm) kunnen investeringen beter worden verantwoord, omdat het maatschappelijk belang is geborgd en het maatschappelijk rendement kan worden aangetoond.

Overheidsfondsen

De rijksoverheid werkt aan de oprichting van de ontwikkelings- en financieringsinstelling Invest-NL. De rijksoverheid meldt hierbij: «Nu kunnen veel bedrijven en projecten met maatschappelijke impact moeilijk aan financiering komen vanwege onzekerheid over de verhouding tussen risico en rendement of door lange, onzekere terugverdientijden op investeringen.» Bovendien worden bij Invest-NL doelen benoemd op verschillende transitiegebieden en de domeinen zorg, veiligheid en onderwijs.36 Juist sociale ondernemingen werken aan maatschappelijke impact, maar hebben moeite om aan financiering te komen. Het is belangrijk dat Invest-NL ook sociale ondernemingen in het vizier heeft en dat wordt nagegaan of de voorwaarden en procedures bij Invest-NL zich hierop richten.

De initiatiefnemer stelt ook voor om (onderdelen van) fondsen van de overheid specifiek te bestemmen voor sociale ondernemingen. Bijvoorbeeld op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Zo kan een BVm in het Dutch Good Growth Fund (DGGF) worden bevoordeeld bij leningen, garanties en participaties. Een andere optie is om binnen het DGGF geld te reserveren voor BVm’s. Op dit moment wordt binnen het DGGF al geëxperimenteerd in de vorm van een pilot voor startups.

Koplopersloket

Vanaf 2004 heeft een Koplopersloket bij de rijksoverheid bestaan, waarbij duurzame en innovatieve ondernemers geholpen werden met het verwerven van subsidie voor technologische ontwikkeling en het doorbreken van verkokering tussen overheidsinstanties. Het loket was een interdepartementaal netwerk van ambtenaren van de toenmalige ministeries die bij het transitiebeleid betrokken waren (VROM, V&W, EZ en LNV).37

Omdat de overheid sociaal ondernemers als bondgenoten moet zien in het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, is ook nu behoefte aan één loket. Niet alleen voor het geven van informatie, maar ook om gezamenlijk naar oplossingen te zorgen en belemmerende regels weg te nemen. Het is belangrijk om dit zowel op nationaal als decentraal niveau goed te regelen.

Right to challenge

In het Regeerakkoord is een «Right to challenge» opgenomen, waarbij burgers en lokale verenigingen het eerste recht krijgen om maatschappelijke voorzieningen over te nemen. Juist sociaal ondernemers zouden dit recht ook moeten krijgen. Zij kunnen de overheid uitdagen om maatschappelijke voorzieningen vanuit de markt beter in te richten, vanuit hun maatschappelijke missie. Door middel van «maatschappelijk aanbesteden» kan de overheid de innovatieve en creatieve oplossingen van sociaal ondernemers benutten en samen zoeken naar maatschappelijke meerwaarde.38

Werknemers uit de «kaartenbak», Social Impact Bonds

Werkgevers hebben met de overheid afgesproken extra banen te scheppen voor mensen met een arbeidsbeperking. Dat gaat zowel om beschutte banen als om niet-beschutte banen. Er zijn veel voorbeelden van (sociaal) ondernemers die mensen met afstand tot de arbeidsmarkt uit de «kaartenbak» halen en aan het werk helpen. Dat is niet vanzelfsprekend. Zo loopt een bedrijf als The Colour Kitchen nog tegen veel belemmeringen aan. Ook veel andere sociale ondernemingen ervaren problemen bij toeleiding van mensen. Aanbevolen wordt om gemeenten en het Ministerie van SZW te koppelen aan sociaal ondernemers die succesvol zijn in het aannemen van mensen uit de «kaartenbak». Succesvol hierbij zijn ook de Social Impact Bonds, waardoor mensen naar werk worden begeleid door een sociaal ondernemer. Voorfinanciering vindt plaats door een investeerder of een bank, de gemeente betaalt de lening terug op basis van behaalde resultaten.39

Fiscaal voordeel

Overwogen kan worden om fiscale voordelen te geven, maar dan wel op een indirecte manier. Een optie is om het investeren in sociale ondernemingen fiscaal te stimuleren. Kanttekeningen zijn er ook. Helder40 waarschuwt dat voorkomen moet worden dat fiscale faciliteiten een oneigenlijk argument worden voor een organisatie om voor de specifieke rechtsvorm te kiezen. Fiscale faciliteiten dienen alleen te worden verleend indien daarmee een algemeen belang wordt gediend dat zwaarder weegt dan het algemene belang van de financiering van overheidsuitgaven, aldus Helder.

Sectoren van groot maatschappelijk belang

De modaliteit kan ook een optie zijn voor organisaties in sectoren van groot maatschappelijk belang. Bijvoorbeeld in de zorg of het onderwijs. De modaliteit kan als voorwaarde gesteld voor ondernemingen die werken in sectoren die van publiek belang zijn.

Een voorbeeld is de kinderopvangsector. In 2010 was ongeveer één derde van de locaties in handen van een stichting, de overige locaties vielen onder de rechtsvorm BV, NV, VOF of eenmanszaak.41 Eerder dit jaar is de KidsFoundation Group verkocht door het Amerikaanse HIG Capital aan het Canadese Onex. Kinderopvangorganisatie Smallsteps, «marktleider op het gebied van kinderopvang in Nederland», is in handen van deze groep42. HIG meldde: «KidsFoundation has delivered an outstanding return for H.I.G. and its investors».43 Waarom is een belangrijke maatschappelijke sector als de kinderopvang deels in handen van private-equityfondsen, die hoge rendementen eisen uit hun investeringen? Worden de belangrijkste stakeholders, zoals ouders en personeelsleden, voldoende betrokken? Hoe wordt winstuitkering aan aandeelhouders verantwoord in het licht van de maatschappelijke missie? Hoe staat winstuitkering in verhouding tot stijgende publieke uitgaven aan kinderopvangtoeslag en de bijdragen van ouders die aan kinderopvang worden besteed? De kinderopvangsector is daarom bij uitstek geschikt om toepassing van de maatschappelijke modaliteit te vereisen bij ondernemingen. Bij stichtingen is van maatschappelijke borging immers al sprake.

Ook kunnen universiteiten en academische ziekenhuizen de maatschappelijke missie van spin-off-bedrijven blijven borgen. Op die manier kan de publieke instelling een product met maatschappelijke waarde naar de markt brengen (valorisatie) en de financieringsrisico’s (deels) afstoten.

Assembly Partner / De Meewerkers

De arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking is in Nederland heel laag en komt door de afbouw van SW-bedrijven verder onder druk te staan. Peter Hobbelen van De Meewerkers heeft als missie de «sociale werkgelegenheid» in stand te houden en waar mogelijk vergroten. Dit doet hij door (onderdelen van) SW-bedrijven die dreigen te sluiten over te nemen en in privaat beheer te brengen. Een aantal jaren geleden nam De Meewerkers al producent van veiligheidsschoenen Emma (200 fte) in Limburg over en recentelijk heeft De Meewerkers elektronicabedrijf Assembly Partner (95 fte, onderdeel van het SW-bedrijf Drechtstreden) overgenomen. Een win-win situatie, alle medewerkers behouden hun baan en het bedrijf staat op eigen benen. Peter Hobbelen: «Voor mij staat de sociale werkgelegenheid van Assembly Partner voorop. Ook als het commercieel gezien interessanter is om andere keuzes te maken. Het gaat om de combinatie van sociaal en financieel rendement. De BVm is voor mij een uitkomst, dan ligt er een wettelijk geaccepteerd kader. Nu moet ik alles apart vastleggen om de werkgelegenheid ook voor de toekomst veilig te stellen.»

Financiële consequenties

De initiatiefnemer verwacht een lichte toename van de administratieve lasten voor sociale ondernemingen die de modaliteit willen toepassen. Over het algemeen verwacht de initiatiefnemer beperkte budgettaire gevolgen naar aanleiding van hetgeen is voorgesteld in deze initiatiefnota.

Beslispunten

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende acties te ondernemen:

Wettelijk vastleggen Code Sociaal Ondernemen

  • De regering maakt werk van de wettelijke verankering van de Code Sociaal Ondernemen, vergelijkbaar met de verankering van de Corporate Governance Code.

  • De bestaande Code moet zodanig worden vormgegeven dat deze wettelijk verankerd kan worden en voorwaardelijk kan zijn voor het hanteren van de modaliteit. De regering, sociaal ondernemers en de Commissie Code Sociaal Ondernemen gaan in overleg over de criteria die de grondslag vormen van een wettelijke modaliteit.

Rechtsvorm: modaliteit in het Burgerlijk Wetboek

  • De regering doet een voorstel om de maatschappelijke modaliteit juridisch vast te leggen in het Burgerlijk Wetboek. De regering werkt dit verder uit en benut daarbij voorbeelden uit het buitenland.

  • De regering legt voor toepassing van de modaliteit in ieder geval de volgende eisen vast:

    • o inhoudelijke vastlegging van de maatschappelijke missie en de betrokkenheid van de stakeholders in de statuten;

    • o de plicht tot publieke verantwoording over het maatschappelijk belang, via jaarlijkse publicatie van jaarstukken in het handelsregister;

    • o verantwoording van winstuitkering in het licht van de maatschappelijke missie.

  • De regering onderzoekt de noodzaak van een bredere reikwijdte van de modaliteit, zoals de optie van een modaliteit voor coöperaties.

Overheidsbeleid (Rijk, provincies, gemeenten)

  • De regering neemt belemmeringen weg voor sociale ondernemingen in overheidsbeleid en regelgeving en bevordert dat provincies en gemeenten eveneens dergelijke belemmeringen wegnemen. Het Ministerie van EZK heeft een regierol.

  • De regering zorgt voor één loket voor sociaal ondernemers, in lijn met het eerdere «Koplopersloket», waarbij meerdere ministeries samenwerken. De regering bevordert dat ook gemeenten één loket inrichten voor sociaal ondernemen. Via dit loket kunnen drempels voor koploperbedrijven worden weggenomen.

  • De regering stimuleert sociaal ondernemen bij aanbestedingen, door maatschappelijke waarde zwaarder mee te wegen in de criteria en door middel van social return. De regering bevordert dat provincies en gemeenten die kansen ook geven.

  • De regering zorgt voor uitbreiding van «Right to challenge» naar sociale ondernemingen, zodat zij maatschappelijke uitdagingen over kunnen nemen of samen kunnen oppakken met de overheid. De regering bevordert bovendien dat Rijk, provincies en gemeenten sociaal ondernemers opzoeken om gezamenlijk innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor maatschappelijke uitdagingen (maatschappelijk aanbesteden).

  • De regering zorgt voor gerichte toekenning van (een deel van) overheidsfondsen aan sociale ondernemingen, bijvoorbeeld binnen het Dutch Good Growth Fund (DGGF).

  • De regering zorgt dat het Ministerie van SZW samenwerkt met sociaal ondernemers die succesvol zijn in het aannemen van werkzoekenden uit de «kaartenbak» en bevordert dat gemeenten die samenwerking eveneens aangaan met sociaal ondernemers.

  • De regering zet in op uitbreiding van de kennisbasis over sociaal ondernemen en het meten van impact, in samenwerking met onder meer Social Enterprise NL en de SER. Het Impactpad wordt voortgezet en er wordt gewerkt aan doorgroei naar een basis voor landelijke standaarden en methodieken.

  • De regering stelt de maatschappelijke modaliteit als eis aan ondernemingen in bepaalde sectoren van groot maatschappelijk belang, zoals de kinderopvang.

Verwerven van kapitaal

  • De regering richt garantieregelingen vanuit de overheid beter in op sociale ondernemingen in samenspraak met onder meer Triodos Bank, Rabobank Foundation en ABN AMRO Social Impact Fund.

  • De regering verruimt samen met de provincies het mandaat van regionale ontwikkelingsmaatschappijen naar sociale innovaties, voor een betere toegang tot kapitaal.

  • De regering stimuleert de uitbreiding van de succesvolle Social Impact Bonds naar meer gemeenten, waardoor mensen naar werk worden begeleid door een sociaal ondernemer. Voorfinanciering vindt plaats door een investeerder of een bank, de gemeente betaalt de lening terug op basis van behaalde resultaten.

Bruins


X Noot
1

De Social Enterprise Monitor 2018.

X Noot
3

«Sociale ondernemingen: een verkennend advies» (SER), mei 2015 (p. 30).

X Noot
5

«Sociale ondernemingen: een verkennend advies» (SER), mei 2015.

X Noot
11

Platform31, Aan de slag met de coöperatieve samenleving, juni 2018, p.41 https://www.platform31.nl/publicaties/aan-de-slag-met-de-cooperatieve-samenleving.

X Noot
13

Prof. Mr. Dr. Tineke Lambooy, Juridisch up to Date, 25 augustus 2017.

X Noot
17

Presentatie Prof. Mr. Dr. Tineke Lambooy, Nyenrode Business Universiteit, 2016.

X Noot
18

«A map of social enterprises and their eco-systems in Europe» (2015).

X Noot
19

Prof. Mr. Dr. Tineke Lambooy, Juridisch up to Date, 25 augustus 2017 en Aikaterini Argyrou: Social enterprises in the EU: Law promoting stakeholder participation in social enterprises: https://www.narcis.nl/publication/RecordID/oai%3Adspace.library.uu.nl%3A1874%2F362304.

X Noot
20

VSO: Vennootschap met Sociaal Oogmerk, https://www.vzwstart.be/nl/voorschriften/vennootschap-met-sociaal-oogmerk.

X Noot
22

Prof. Mr. Dr. Tineke Lambooy, Juridisch up to Date, 25 augustus 2017.

X Noot
24

Mr. dr. E.R. Helder, Maatschappelijke onderneming en social enterprise, Tijdschrift voor vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2014–3, https://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/307280/artikel_TvOB_2014_3.pdf?sequence=1.

X Noot
27

B.V.m. De sociale onderneming op weg naar het Burgerlijk Wetboek, 17 februari 2016 https://www.social-enterprise.nl/files/6914/5735/5318/Op_Weg_Naar_Het_Burgerlijk_Wetboek.pdf.

X Noot
28

Mr. dr. E.R. Helder, Een rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming: hoever zijn we?, Onderneming en Financiering 2017 (25) 1, p. 86.

X Noot
29

Robert Helder, De juridische infrastructuur van de maatschappelijke onderneming, 2013.

X Noot
30

«Sociale ondernemingen: een verkennend advies» (SER), mei 2015 (p. 31).

X Noot
31

Mr. dr. E.R. Helder, Maatschappelijke onderneming en social enterprise, Tijdschrift voor vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2014–3, p. 99.

X Noot
32

Mr. dr. E.R. Helder, Maatschappelijke onderneming en social enterprise, Tijdschrift voor vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2014–3, p. 96.

X Noot
33

Mr. dr. E.R. Helder, Maatschappelijke onderneming en social enterprise, Tijdschrift voor vennootschaps- en rechtspersonenrecht 2014–3, p. 97.

X Noot
35

Rondetafelgesprek Sociale ondernemingen, Tweede Kamer, 25 april 2018.

X Noot
39

Rabobank Foundation, Rondetafelgesprek Sociale ondernemingen, Tweede Kamer, 25 april 2018.

X Noot
40

Robert Helder, De juridische infrastructuur van de maatschappelijke onderneming, 2013, p. 186.

Naar boven