34 604 EU-voorstellen: Pakket vennootschapsbelasting COM (2016) 683, 685, 686 en 6871

B BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Voorzitter van de Europese Commissie, de heer J.C. Juncker

Den Haag, 21 december 2016

De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde procedure, de volgende voorstellen getoetst aan het beginsel van subsidiariteit:

  • Voorstel voor een richtlijn voor een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base – CCCTB) (COM(2016)683)2;

  • Voorstel voor een richtlijn voor een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting (Common Corporate Tax Base – CCTB) (COM(2016)685)3;

  • Voorstel voor een richtlijn inzake hybride mismatches met derde landen (COM(2016)687)4

Daarmee is toepassing gegeven aan artikel 5 EU-Verdrag en Protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.

Met deze brief stel ik u in kennis van het oordeel van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Identieke brieven zijn gezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering.

De meerderheid van de Eerste Kamer is van oordeel dat de voorstellen voor een richtlijn: voor een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base – CCCTB) (COM(2016)683)5, voor een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting (Common Corporate Tax Base – CCTB) (COM(2016)685)6 en inzake hybride mismatches met derde landen (COM(2016)687)7 niet voldoen aan het beginsel van subsidiariteit.

De fracties die in meerderheid tot dit oordeel gekomen zijn, motiveren hun zienswijze ten aanzien van subsidiariteit en proportionaliteit van de onderhavige voorstellen luiden als volgt:

Common Consolidated Tax Base – CCCTB (COM(2016)683)

Het richtlijnvoorstel dat de voorganger vormt van de twee Richtlijnvoorstellen inzake de Common (Consolidated) Corporate Tax Base is eerder in 2011 door de Nederlandse regering kritisch beoordeeld. Die beoordeling heeft toentertijd geleid tot een negatief subsidiariteitsoordeel. De voorliggende voorstellen verdienen nadere bestudering tijdens het parcours dat deze Richtlijnvoorstellen nog moeten afleggen. De problematiek is omvangrijk en de gevolgen voor de schatkist zijn niet voldoende duidelijk. Een meerderheid van de Eerste Kamer volgt het negatieve subsidiariteitsoordeel van de regering over het voorstel, dat luidt als volgt:

«Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit negatief. Het kabinet ziet de noodzaak om op Europees niveau over te gaan tot consolidatie en herverdeling van de winst niet goed in. Er bestaan in OESO-verband al – van deze verdeelsleutel afwijkende – afspraken over onderlinge verrekenprijzen op basis waarvan de winst internationaal wordt gealloceerd.»8

Daarnaast beoordeelt een meerderheid van de Eerste Kamer de subsidiariteit van het voorstel om de volgende redenen negatief:

  • Er is geen reden om binnen de EU consolidatie bij bedrijven met een omzet van meer dan € 750 miljoen verplicht te stellen;

  • Er zijn geen aangetoonde voordelen voor de interne markt, in OESO-verband gelden al afspraken over onderlinge verrekenprijzen;

  • De impact-assessment van de Europese Commissie is gebaseerd op onrealistische aannames (namelijk dat 16 landen waaronder Nederland hun Vpb-tarief gaan verhogen);

  • Het risico is te groot dat dit leidt tot uiteindelijk minder Vpb-opbrengst in Nederland;

  • Het verband met het tegengaan van belastingontwijking is ver te zoeken;

  • Het voorstel bevat geen minimumtarief van bijvoorbeeld 20% in de Vpb.

Voorts beoordeelt een meerderheid van de Eerste Kamer de proportionaliteit van het voorstel om de volgende redenen negatief:

  • Het voorstel is te complex en leidt tot ingewikkelde uitvoering (drie systemen naast elkaar);

  • De verdeelsleutel pakt slecht uit voor een handels- en dienstenland als Nederland (omzet, vaste activa, combinatie van een loonsom en aantal werknemers);

  • Er bestaan in OESO verband al afspraken over onderlinge verrekenprijzen op basis waarvan de winst wordt toegerekend.

Common Corporate Tax Base – CCTB (COM(2016)685)

Een meerderheid van de Eerste Kamer volgt het negatieve subsidiariteitsoordeel van de regering over het voorstel, dat luidt als volgt:

«Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit negatief. Het kabinet kan de doelen – versterking van de interne markt en het klimaat voor het bedrijfsleven binnen de EU en het aanpakken van belastingontwijking – die met dit voorstel worden beoogd onderschrijven. De voorstellen dragen echter niet of nauwelijks bij aan deze doelstelling.

De Commissie geeft aan dat het alleen op EU-niveau mogelijk is een gemeenschappelijke belastinggrondslag vast te stellen ter versterking van de interne markt. Uit de voorstellen blijkt naar de mening van het kabinet niet dat een Europese oplossing toegevoegde waarde heeft voor alle actoren die bij dit vraagstuk zijn betrokken. Het hebben van een gedeeltelijk optioneel systeem betekent dat de overheid twee verschillende belastingsystemen met betrekking tot de vennootschapsbelasting moet hanteren in plaats van één heeft duidelijke nadelen met betrekking tot de uitvoeringseffectiviteit. Verder heeft de onder het Nederlands EU-voorzitterschap aangenomen Richtlijn anti-belastingontwijking al grotendeels tot harmonisatie van de belastinggrondslag in de lidstaten geleid met als doel misbruik te voorkomen. De met de maatregelen uit de Richtlijn anti-belastingontwijking vergelijkbare maatregelen tegen misbruik komen terug in het CCTB-voorstel. De overige maatregelen uit het CCTB-voorstel dragen niet of nauwelijks aan dit doel bij. Het is dus maar de vraag of en in hoeverre met dit voorstel situaties van misbruik aanvullend kunnen worden bestreden.»9

Een meerderheid van de Eerste Kamer heeft de volgende aanvullende redenen om de subsidiariteit van het voorstel negatief te beoordelen:

  • De doelen van versterking van het klimaat van het bedrijfsleven binnen EU en belastingontwijking worden niet bereikt;

  • De EU ATAD-Richtlijn zal al tot de gewenste harmonisering in grondslag leiden (grotendeels implementatie deel BEPS-pakket);

  • Het voorstel tast het Nederlandse fiscale winstbegrip aan en beperkt deelnemingsvrijstelling en beëindigt de innovatie box;

  • Het voorstel gaat onnodig verder dan het OESO (BEPS)-pakket.

Een meerderheid van de Eerste Kamer beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel om de volgende redenen negatief:

  • Het voorstel is veel te complex en leidt tot ingewikkelde uitvoering (drie systemen naast elkaar);

  • De tijdelijke en beperkte mogelijkheid van verliesoverdracht zal tot kunstmatige import van verliezen uit andere EU-lidstaten aanleiding kunnen geven.

Richtlijnvoorstel hybride mismatches met derde landen (COM(2016)687)

Het Richtlijnvoorstel hybride mismatches met derde landen is in de kern gericht tegen agressieve belastingontwijking maar kan mogelijk ook structuren raken die van belang zijn voor de werkgelegenheid in Nederland en de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsland voor in het bijzonder Amerikaanse ondernemingen. Een meerderheid van de Eerste Kamer beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel negatief en noemt daarbij de volgende specifieke redenen:

  • Het voorstel vormt een aantasting van het Nederlandse systeem van belasting heffen;

  • Het voorstel gaat verder dan OESO heeft bedoeld;

  • Het voorstel leidt tot heffing (of niet-aftrekbaarheid), terwijl de waarde in een derde land wordt toegevoegd. Daar moet de heffing plaats hebben. Dat is een concurrentienadeel voor non EU-bedrijven die actief willen zijn op de interne markt.

Een meerderheid van de Eerste Kamer beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel ten slotte om de volgende redenen negatief:

  • Een mondiale aanpak (OESO-BEPS-actiepunt 2) heeft de voorkeur;

  • Het voorstel pakt bijzonder slecht uit voor Nederland (in het bijzonder investeringen Amerikaanse bedrijven plus bijbehorende werkgelegenheid);

  • Het is beter om eerst te wachten op het fiscale beleid van nieuwe Amerikaanse regering, de kans is groot dat hybrids in de toekomst minder aantrekkelijk zijn vanuit Amerikaanse optiek.

Om bovengenoemde redenen komt de Eerste Kamer der Staten-Generaal in meerderheid tot het oordeel dat de voorstellen voor een richtlijn voor een gemeenschappelijke geconsolideerde vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base – CCCTB) (COM(2016)683), voor een richtlijn voor een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting (Common Corporate Tax Base – CCTB) (COM(2016)685) en voor een richtlijn inzake hybride mismatches met derde landen (COM(2016)687) strijdig zijn met het beginsel van subsidiariteit en proportionaliteit.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Zie dossier E160043, E160044, E160045 en E160046 op www.europapoort.nl.

X Noot
2

Zie dossier E160043 op www.europapoort.nl.

X Noot
3

Zie dossier E160044 op www.europapoort.nl.

X Noot
4

Zie dossier E160046 op www.europapoort.nl.

X Noot
5

Het betreft de volgende fracties: de VVD (13 zetels), CDA (12 zetels), PVV (9 zetels), SP (9 zetels), ChristenUnie (3 zetels), PvdD (2 zetels), SGP (2 zetels) en 50Plus (2 zetels).

X Noot
6

Het betreft de volgende fracties: de VVD (13 zetels), CDA (12 zetels), PVV (9 zetels), SP (9 zetels), ChristenUnie (3 zetels), PvdD (2 zetels), SGP (2 zetels) en 50Plus (2 zetels).

X Noot
7

Het betreft de volgende fracties: de VVD (13 zetels), CDA (12 zetels), PVV (9 zetels), ChristenUnie (3 zetels), SGP (2 zetels) en 50Plus (2 zetels).

X Noot
8

Kamerstukken II 2016–2017, 34 604, nr. 4, blz. 11.

X Noot
9

Kamerstukken II 2016–2017, 34 604, nr. 4, blz. 11.

Naar boven