Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2011
Naar aanleiding van de brief van 3 november jl. van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer
met het verzoek om een toezegging over klantenraden uit 2009 gestand te doen, merk ik het volgende op.
Op 15 oktober 2009 zond de toenmalige minister van OCW een brief naar uw Kamer met een voorstel voor een nieuw model van consumenteninvloed
op het analoge en digitale programma-aanbod van kabelexploitanten1. Deze brief beschrijft het zogenoemde waarborgmodel dat moest dienen ter vervanging van het programmaradenmodel dat nu in
de Mediawet 2008 is opgenomen. Daarbij komt ook de rol van de klantenraden bij het waarborgmodel aan de orde. De brief met
het voorstel werd besproken op 30 november 2009 tijdens het overleg van de vaste commissie voor OCW met de toenmalige minister
van OCW over de begroting OCW, onderdeel Mediabeleid2.
Tijdens voornoemd overleg sprak het lid Jasper van Dijk (SP) onder meer zijn zorg uit over de onafhankelijkheid van de klantenraden.
De toenmalige minister van OCW zegde daarop toe de onafhankelijkheid van de klantenraden met het Commissariaat voor de Media te zullen
bespreken en uw Kamer daarover schriftelijk te zullen informeren.
Nadien heeft mijn departement verschillende malen met het Commissariaat voor de Media overleg gevoerd over uitwerking van
het waarborgmodel in wetgeving (inclusief de onafhankelijkheid van klantenraden). Over de uitwerking is ook gesproken met
de andere betrokken partijen. Dit overleg heeft geleid tot nieuwe inzichten. Bovendien is ondertussen de markt voor televisiedistributie
gewijzigd. Alles overziend wil ik uw Kamer een nieuw voorstel doen tot wijziging van de Mediawet 2008.
Het voorstel voor de nieuwe wettelijke regeling beschrijf ik in de brief die ik u eerder heb toegezegd3. Ik streef ernaar u deze brief toe te zenden voor het overleg met uw Kamer in december van dit jaar over de begroting OCW,
onderdeel Mediabeleid. Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart